Regeling vervallen per 14-12-2022

Beleidsregels begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening gemeente Losser

Geldend van 01-01-2009 t/m 13-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2008

Intitulé

Beleidsregels begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening gemeente Losser

Het college van burgemeester en wethouders van Losser

gelet op artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening en artikel 4.81 Algemene wet bestuurs-recht

gelet op de Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet Sociale Werkvoor-ziening

besluit vast te stellen  de volgende beleidsregels

Beleidsregels begeleid werken Wet Sociale Werkvoorziening gemeente Losser 2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW);

b. geïndiceerd : blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de wet tot de doelgroep behoren;

c. dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 , eerste lid van Boek 7 van het burgerlijk wetboek;

d. periodieke subsidie: een loonkostensubsidie ter tegemoetkoming in de loonkosten in ver-band met de geringere arbeidsproductiviteit en/of als een vergoeding voor structurele kos-ten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een geïndiceerde;

e. werknemer: degene die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de wet;

f. begeleid werken: de arbeid, bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet;

g. structurele kosten: kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een WSW-geindiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan extra reiskosten ( in verband met lichamelijke beperkingen) en/of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap;

h. aanpassingen: aanpassingen met behulp waarvan door de geïndiceerde arbeid kan worden verricht, die betrekking hebben op technische aanpassingen in de werkplek en werkomge-ving;

i. loonkosten: brutoinkomen inclusief vakantiegeld en inclusief een opslag voor werkgevers-lasten.

Artikel 2 Opdracht college

1. Indien een werkgever met een geïndiceerde ingezetene een dienstbetrekking aangaat voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden en de inpassing in de arbeid van betrokkene adequaat wordt verzorgd kan het college:

- een periodieke subsidie verstrekken aan de werkgever

- aan de begeleidingsorganisatie een vergoeding verstrekken voor de noodzakelijke kos-ten van arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding van de geïndiceerde op de werkplek

- een vergoeding verstrekken aan de werkgever voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht.

2. De in het eerste lid bedoelde periodieke subsidie of vergoeding wordt alleen verstrekt indien de geïndiceerde een werknemer is of met inachtneming van artikel 12 van de wet en de daarop berustende regels recht heeft op aanbieding van een dienstbetrekking door het col-lege.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde subsidie en vergoeding worden alleen verstrekt aan de werkgever indien de werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

a. De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de geïndiceerde, als passend aan te merken;

b. De duur van de dienstbetrekking bedraagt tenminste 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

c. In de arbeidsovereenkomst dient de arbeidsduur opgenomen te zijn, welke minimaal 16 uur per week bedraagt;

d. De werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de Arbonormen.

2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde vergoeding wordt alleen verstrekt aan de begeleidings-organisatie indien de begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

a. De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

b. De begeleidingsorganisatie bevindt zich niet in surseance van betaling dan wel in een faillissement;

c. De begeleidingsorganisatie of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begelei-den van de WSW. De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld.

3. Het college kan op gemotiveerd verzoek van de WSW-geïndiceerde van het bepaalde in het eerste lid,onder c, en van het bepaalde in het tweede lid afwijken. Indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de geïndiceerde een gemotiveerd verzoek indient;

b. het belang van de plaatsing, na oordeel van het college, van belang is voor de ontwik-keling van de SW-er en stringente toepassing van bovengenoemde bepalingen hier strijdig mee is.

Hoofdstuk 2 De periodieke subsidie

Artikel 4 De hoogte van de periodieke subsidie en vergoeding voor begeleid werken

1. Het college stelt jaarlijks vóór 31 december voor het daarop volgende kalenderjaar het maximale bedrag, omgerekend op jaarbasis, vast van de periodieke subsidie en vergoedin-gen als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

2. In daarvoor naar het college in aanmerking komende gevallen wordt een periodieke subsi-die en vergoeding voor twee jaar verstrekt waarbij de middelen van het tweede jaar geheel of gedeeltelijk ingezet worden in het eerste jaar.

Artikel 5 Wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

1. Het college bepaalt de hoogte van de loonkostensubsidie aan de werkgever.

2. Het college stelt de loonwaarde van de geïndiceerde zijnde de arbeidsprestatie van een voor begeleid werken geïndiceerde werknemer ten opzichte van een niet geïndiceerde werknemer, vast op basis van een individuele afweging ten aanzien van de geïndiceerde waarbij rekening wordt gehouden met medische en psychische factoren.

3. Het college stelt de te verstrekken loonkostensubsidie vast aan de hand van de loonwaarde van de geïndiceerde. Indien de loonwaarde bepaling tot discussie leidt tussen de werkgever en gemeente kan het college de loonwaarde vaststellen aan de hand van een loonwaarde-onderzoek. Daarbij kan door het college een externe deskundige worden ingeschakeld.

4. De minimale loonwaarde van een geïndiceerde om geplaatst te worden in begeleid werken bedraagt 30%. Het college beoordeelt jaarlijks voor het daarop volgende kalenderjaar of dit percentage aanpassing behoeft.

Artikel 6 Berekening van periodieke subsidie

1 De loonkostensubsidie wordt berekend door de voor de werknemer vastgestelde loonwaar-de ( LW) in mindering te brengen op de voor de werknemer gemaakte loonkosten ( LK ). Het percentage voor de werkgeverslasten wordt gesteld op 25% van het bruto inkomen inclusief 8% vakantiegeld.

2 De loonkostensubsidie wordt verstrekt naar rato van een voltijdsdienstverband; de parttime factor ( PF), wordt berekend door het aantal contracturen te delen door het aantal uren dat in de branche gebruikelijk is bij een fulltime dienstverband.

3 De loonkostensubsidie wordt als volgt berekend: LKS= ( 1-LW) x LK x PF.

4 Het college kan in incidentele gevallen een opslag op de loonkostensubsidie verstrekken ten behoeve van de structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een geïndiceerde.

5 De in het vierde lid bedoelde opslag op de loonkostensubsidie bedraagt maximaal 5%, en wordt berekend over de loonkosten exclusief de opslag voor de werkgeverslasten.

Artikel 7 Herziening van de hoogte van de loonkostensubsidie

1. Op verzoek van de werkgever dan wel ambtshalve kan het college een loonkostensubsidie herzien als hier gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer aanleiding voor is.

2. Elke twee jaar en zonodig naar aanleiding van een herindicatie van een geïndiceerde wordt de hoogte van de loonkostensubsidie opnieuw door het college vastgesteld.

Artikel 8 Duur van de periodieke subsidie

1. De periodieke subsidie wordt verstrekt voor de geldigheidsduur van de indicatie of herindi-catie van de geïndiceerde, doch ten hoogste voor een termijn van vijf jaar.

2. Met inachtneming van het eerste lid wordt de periodieke subsidie maximaal verstrekt voor de duur van de arbeidsovereenkomst met een geïndiceerde.

3. Na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn kan de werkgever, zolang de werknemer is geïndiceerd voor de duur van de indicatie of herindicatie telkens opnieuw een periodieke subsidie aanvragen. Het eerste en tweede lid zijn van toepassing.

Artikel 9 Aanvraag van de periodieke subsidie

1. De periodieke subsidie wordt door de werkgever te worden aangevraagd door het overleg-gen van een volledig ingevuld aanvraagformulier en een afschrift van de arbeidsovereen-komst voor aanvang van het dienstverband.

2. In bijzondere omstandigheden, te beoordelen door het college, kan de subsidie op een later tijdsstip als bedoeld in het eerste lid worden aangevraagd, doch niet later dan 3 maanden na aanvang van het dienstverband.

3. Door aanvang van het dienstverband na de datum van aanvraag, maar voor de datum van toekenning ontstaat geen automatisch recht op een loonkostensubsidie.

4. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het aanvraagformulier.

Artikel 10 Verplichtingen van de periodieke subsidie

1. De werkgever overlegt bij aanvraag voor de subsidie een afschrift van de arbeidsovereen-komst.

2. De werkgever brengt het college terstond schriftelijk op de hoogte van wijzigingen in de dienstbetrekking, zoals een beëindiging, een verlenging of wijziging van het aantal uren.

3. De werkgever verklaart schriftelijk dat deze voor de arbeidskosten van werknemer geen subsidie op grond van een andere regeling heeft aangevraagd, zal aanvragen of ontvangen.

4. De werkgever overlegt binnen vier weken na afloop van ieder kwartaal een verklaring dat de persoon ten behoeve waarvan de loonkostensubsidie is verleend, in het afgelopen kwartaal heeft gewerkt.

5. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor verstrekking en de hoogte van de subsi-die.

Artikel 11 Voorschotten

1. Het college verstrekt voorschotten als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, als bedoeld in artikel 10 is voldaan.

2. Voorschotten worden per kwartaal achteraf verstrekt en bedragen 100% van het overeen-gekomen subsidiebedrag voor het betreffende kwartaal.

3. Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde subsidie of met voor-schotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere subsi-dies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde an-dere subsidie op grond van deze regeling worden verrekend.

Artikel 12 Definitieve vaststelling

1. Het college stelt de definitieve periodieke subsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door het college te bepa-len en door de werkgever aan te leveren documenten

2. Het college kan de subsidie lager vaststellen dan wel intrekken, indien blijkt dat de werkge-ver niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

3. Het recht op subsidie vervalt indien de werkgever zijn verplichtingen binnen 3 maanden na het verstrijken van het subsidietijdvak niet nakomt.

Hoofdstuk 3 Begeleiding en aanpassingen op de werkplek

Artikel 13 Begeleiding op de werkplek

1 Het aantal uren voor de begeleiding wordt op basis van een trajectplan vastgesteld door het college.

2 Het college stelt jaarlijks, het uurtarief vast aan de hand waarvan deze vergoeding wordt verstrekt voor het daarop volgende kalenderjaar.

3 Het trajectplan vermeldt minimaal

a. Doelstelling van begeleiding;

b. Inhoud en duur van begeleiding;

c. Aantal uren per week aan.

4 Het aantal uren aan begeleiding dat door het college vergoedt bedraagt maximaal:

a. 15% van de werktijd bij de WSW geïndiceerde die is ingedeeld in de arbeidscategorie ernstig

b. 10% van de werktijd bij de WSW geïndiceerde die is ingedeeld in de arbeidscategorie matig.

Artikel 14 ergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de om-standigheden waaronder arbeid wordt verricht.

1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht als blijkt dat aanpassingen op de werk-plek noodzakelijk zijn en direct voortvloeien uit de beperkingen van de geïndiceerde, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

2. Onder een vergoeding voor eenmalige kosten als bedoeld in het eerste lid wordt niet ver-staan kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloei-ende uit Arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken.

3. Een aanvraag voor een vergoeding voor noodzakelijke werkplekaanpassingen als bedoeld in het eerste lid dient door de werkgever vooraf bij het college te worden aangevraagd en de aanvraag dient te zijn voorzien van een deugdelijke motivering, evenals een gespecificeerde prijsopgave.

4. Indien de kosten voor de werkplekaanpassing hoger zijn dan € 2500,-- worden de kosten enkel vergoed indien uit een rapport geschreven door een door het college aan te wijze deskundige blijkt dat de werkplekaanpassingen noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de geïndiceerde afwijken van de bepalin-gen in deze beleidsregels, indien toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van over-wegende aard lijdt.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2009 en werken terug tot en met 1 juli 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 2008

Nota-toelichting

Artikel 4

Artikel 4 regelt de hoogte van de periodieke subsidie en vergoeding voor begeleid werken. Voor het verstrekken van een subsidie begeleid werken worden uitvoeringskosten gemaakt o.a. voor administratieve afhandeling, het vinden van een werkplek, verantwoordingsadministratie en wachtlijstbeheer. Het maximale beschikbare bedrag voor de periodieke subsidie en vergoeding is het beschikbare bedrag per Se-er op jaarbasis gebaseerd op de rijksbijdrage Wsw minus de uitvoeringskosten. Jaarlijks zal het college vaststellen welk maximaal bedrag gehanteerd wordt.

Artikel 5 en Artikel 7

In artikel 5 lid 4 wordt de minimale loonwaarde bepaald van Sw- geïndiceerde bij plaatsing in begeleid werken. Wanneer de loonwaarde van een Sw geïndiceerde lager is zal naar alle waar-schijnlijkheid een andere werkvorm binnen de Wsw geschikter zijn voor deze persoon.

In artikel 7 wordt geregeld dat op het moment dat een Sw-er geplaatst is en de loonwaarde na verloop van tijd verslechterd ( lager wordt dan de minimale vereiste loonwaarde bij plaatsing) de geïndiceerde zijn plaatsing kan behouden

Het college besluit jaarlijks ingevolge de Verordening persoonsgebonden budget begeleid wer-ken Wet sociale werkvoorziening Losser 2008 over dezelfde drie punten.