Regeling vervallen per 29-12-2017

Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011

Geldend van 04-05-2012 t/m 28-12-2017

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 maart 2012,  ADV-12-00707, betreffende de wijzigingen van de artikelen 7 eerste lid en 16 sub b van de Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011;

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

 

 Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis;

b. raad: raad van de gemeente Maassluis;

c. eenmalige subsidie: subsidie voor eenmalige projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal twee jaar subsidie wil verstrekken;

d. jaarlijkse subsidie: subsidie voor de reguliere activiteiten die per (boek)jaar dan wel voor een bepaald aantal boekjaren ineens aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

e. (boek)jaar: aaneengesloten periode van twaalf maanden.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op alle door het college te verstrekken subsidies, tenzij op de betreffende subsidie een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheden college

1. Het college is bevoegd te besluiten over het verlenen van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond per beleidsdoelstelling.

2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

3. Het college kan voor de verschillende beleidsterreinen nadere regels vaststellen over de verstrekking van subsidies. In deze nadere regels worden vermeld: de gemeentelijke doelstelling waaraan de activiteiten een bijdrage moeten leveren, de soort subsidie, de subsidiecriteria, de wijze waarop de hoogte van de subsidie wordt bepaald en de verdeelregels.

Hoofdstuk 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. Het college kan jaarlijks besluiten tot het instellen van subsidieplafonds binnen de door de raad vastgestelde kaders van de gemeentebegroting. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2. Een subsidie ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen binnen die begroting beschikbaar zullen zijn.

Hoofdstuk 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

Subsidies worden uitsluitend verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 6 In te dienen gegevens

1. Een aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Aanvragen dienen met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier plaats te vinden.

2. Bij een aanvraag voor een subsidie tot € 5.000,= overlegt de aanvrager daarnaast de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Daarbij wordt aangegeven in welke mate de activiteiten zijn gericht op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen en maatschappelijke effecten die de gemeente voor haar inwoners heeft gesteld;

b. de begroting van de uitgaven en inkomsten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

c. indien de aanvrager in het voorafgaande boekjaar geen subsidie heeft aangevraagd, informatie over de organisatie die de activiteiten gaat uitvoeren, zoals een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten en een opgave van de samenstelling van het bestuur.

3. Bij een aanvraag voor een subsidie vanaf € 5.000,= overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een activiteitenplan dat een beschrijving bevat van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en de wijze waarop de activiteiten aan dat doel bijdragen.

b. Daarbij wordt aangegeven in welke mate de activiteiten zijn gericht op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen en maatschappelijke effecten die de gemeente voor haar inwoners heeft gesteld;

c. de begroting van uitgaven en inkomsten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

d. indien een aanvrager in het voorafgaande boekjaar geen subsidie heeft aangevraagd, overlegt hij tevens:

- het jaarverslag en de jaarrekening van het voorafgaande boekjaar;

- een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten;

- een opgave van de samenstelling van het bestuur.

4. Het college kan nadere regels stellen waarin voor een aanvraag ook andere dan, of slechts enkele van de in het tweede en derde lid genoemde gegevens worden verlangd, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk dan wel voldoende zijn.

Artikel 7 Aanvraagtermijnen

 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt gedaan uiterlijk 13 weken voordat met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, wordt gestart.

3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8 Beslistermijnen

1. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

2. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, acht weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie. Het college kan deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Het college brengt de subsidieaanvrager hiervan uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de beslistermijn op de hoogte.

 

Hoofdstuk 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Weigeringsgronden

Het college kan naast de in artikelen 4:35 en 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen een subsidie weigeren te verstrekken, indien:

a. de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

b. de activiteiten van de aanvrager niet bijdragen aan de realisering van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

d. de aanvrager de activiteiten uit eigen middelen kan bekostigen of over voldoende middelen van derden kan beschikken;

e. de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

f. de aanvrager met de activiteiten winst beoogt;

g. de subsidieaanvrager niet aan de specifieke subsidiecriteria zoals genoemd in de nadere regels voldoet.

 

Artikel 10 Wet Bibob

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bevordering IntegriteitBeoordelingen door het Openbaar Bestuur

Hoofdstuk 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11 Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 12 Betaling en bevoorschotting

1. Indien een subsidie direct wordt vastgesteld, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

2. Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, kan het college voorschotten verlenen. In deze beschikking worden de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 13 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies vanaf € 5.000,= kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 14 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, gedeeltelijk of geheel niet zullen worden verricht of dat gedeeltelijk of geheel niet aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 15 Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

2. De ontvanger van een subsidie die € 5.000,= of meer bedraagt behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht

Hoofdstuk 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot € 5.000,=

De subsidieontvanger dient bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verslag in bij het college waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht overeenkomstig de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden:

a. bij een eenmalige subsidie: uiterlijk zes weken na uitvoering/afronding van de activiteiten;

b. bij een jaarlijkse subsidie: uiterlijk op 1 september in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verstrekt, respectievelijk vijf maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,= tot € 50.000,=

1. Indien de verleende subsidie € 5.000,= of meer bedraagt maar minder dan € 50.000,=, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college. Deze dient met behulp van een door het college vastgesteld formulier plaats te vinden:

a. bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een jaarlijkse subsidie: uiterlijk op 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling dient met behulp van een door het college vastgesteld formulier plaats te vinden en bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een jaarrekening die in ieder geval bevat een overzicht van alle uitgaven en inkomsten over het afgelopen boekjaar en de balans op de laatste dag van het afgelopen boekjaar, beide voorzien van een toelichting.

3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens, bescheiden en termijnen die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,=

1. Indien de verleende subsidie meer bedraagt dan € 50.000,=, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie: uiterlijk op 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling dient met behulp van een door het college vastgesteld formulier plaats te vinden en bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een jaarrekening die in ieder geval bevat een overzicht van alle uitgaven en inkomsten over het afgelopen boekjaar en de balans op de laatste dag van het afgelopen boekjaar, beide voorzien van een toelichting;

c. een goedkeurende accountantsverklaring als bedoeld in artikel 4:78 van de Awb.

3. Het college kan aanvullende eisen stellen met betrekking tot de accountantscontrole, conform artikel 4:79 Awb.

4. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden en termijnen die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19 Vaststelling subsidie

1. Subsidies tot € 5.000,= kunnen door het college direct bij de verlening worden vastgesteld.

2. Subsidies waaraan een beschikking tot subsidieverlening vooraf is gegaan, worden door het college binnen zes maanden na ontvangst van de verantwoording vastgesteld.

3. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het tweede lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikel 17, eerste lid, of artikel 18, eerste lid, genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 20 Reservevorming

1. De omvang van de gezamenlijke reserves (algemene reserve, egalisatiereserve en bestemmingsreserve(s)), die zijn gevormd uit de subsidies van de gemeente Maassluis, mogen niet hoger zijn dan 5% van de subsidie die voor het betreffende boekjaar aan de subsidieontvanger is verleend.

2. Het vormen van een algemene reserve, egalisatiereserve en bestemmingsreserve(s) en toevoegingen aan deze reserves, die zijn gevormd uit de subsidies van de gemeente Maassluis, behoeven de toestemming van het college indien deze reserves gezamenlijk hoger zijn dan 5% van de subsidie die voor het betreffende boekjaar aan de subsidieontvanger is verleend.

3. Lid 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing voor subsidies tot € 5.000, =.

Hoofdstuk 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21 Liquidatiesaldo

a. De bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo bij ontbinding van een subsidieontvanger behoeft de voorafgaande goedkeuring van het college. Het college houdt daarbij rekening met de herkomst en samenstelling van het liquidatiesaldo.

b. Het college neemt een besluit binnen 13 weken na ontvangst van het voorstel uit lid 1 van de subsidieontvanger.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 23 Intrekking

 De Algemene Subsidieverordening Maassluis 2003 wordt ingetrokken

Artikel 24 Overgangsbepalingen

 1. Subsidieaanvragen voor activiteiten die plaatsvinden na de inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011.

2. Voor de maximalisering van de reservevorming van instellingen, die zijn gevormd uit subsidies van de gemeente Maassluis, is een overgangsperiode van drie jaar vastgesteld.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met ingang van de achtste dag volgend op haar bekendmaking in werking.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 19 april 2011,

de griffier, de voorzitter,

mr. R. van der Hoek drs. J.A. Karssen

Hoofdstuk 1 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het begrip ‘subsidie’ wordt gedefinieerd in artikel 4:21, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder een subsidie wordt verstaan:

- een aanspraak op financiële middelen;

- die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

- met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

- anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

In deze verordening worden twee soorten subsidies onderscheiden:

1. Eenmalige subsidies: dit zijn subsidies die worden verstrekt voor eenmalige, niet reguliere, activiteiten van de subsidieontvanger. Eenmalige subsidies hebben de looptijd van de duur van de activiteit tot een maximum van vier jaar. Ook investeringssubsidies vallen onder deze subsidiesoort.

2. Jaarlijkse subsidies: dit zijn subsidies die voor één jaar of voor meerdere jaren (met een maximum van vier jaar) aan een instelling worden verstrekt ten behoeve van de reguliere activiteiten. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken (indien subsidie wordt aangevraagd).

Daarnaast wordt in deze verordening ook een onderscheid gemaakt naar de hoogte van het subsidiebedrag. Op basis hiervan wordt de volgende categorisering gemaakt:

- subsidies tot € 5.000,=;

- subsidies vanaf € 5.000,= tot € 50.000,=;

- subsidies vanaf € 50.000,=.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

De Algemene Subsidieverordening Maassluis 2011 geldt in beginsel voor alle subsidies die door de gemeente Maassluis worden verstrekt. Uitzondering hierop vormen de subsidies die op grond van een bijzondere regeling (dat wil zeggen een aparte subsidieverordening) worden verstrekt. Op deze subsidies is de betreffende subsidieverordening van toepassing.

Artikel 3 Bevoegdheden college

 In het eerste lid geeft de raad het college de bevoegdheid om besluiten te nemen over het verstrekken van subsidies. De bevoegdheid van het college heeft betrekking op het gehele subsidieproces. Het gaat dus om besluiten over het verlenen, vaststellen, betalen, bevoorschotten en terugvorderen van subsidies.

Ook het nemen van besluiten over het intrekken, wijzigen en beëindigen van subsidies behoort op grond van deze bepaling tot de bevoegdheid van het college.

In het derde lid draagt de raad aan het college de bevoegdheid over om nadere regels te stellen. De mogelijkheid om deze bevoegdheid over te dragen is geregeld in artikel 156 van de Gemeentewet. Deze nadere regels zijn deelsubsidieverordeningen en zijn algemeen verbindend.

Deze nadere regels kunnen worden vastgesteld voor de verschillende beleidsterreinen waarop subsidies worden verstrekt.

In deze nadere regels worden de volgende onderwerpen geregeld: de doelstelling waaraan de activiteiten een bijdrage moet leveren, de soort subsidie, de subsidiecriteria, de wijze waarop de hoogte van de subsidie wordt bepaald en de verdeelregels.

Daarnaast kunnen, indien de Algemene Subsidieverordening Maassluis daartoe de bevoegdheid geeft, eventuele afwijkingen van of aanvullingen op de Algemene Subsidieverordening Maassluis worden geregeld. Het gaat om de volgende onderwerpen:

bij de aanvraag in te dienen gegevens (artikel 6, derde lid);

aanvraagtermijn (artikel 7, derde lid);

afwijkende beslistermijn (artikel 8, tweede lid);

gegevens en bescheiden bij verantwoording subsidie (artikel 17, derde lid en artikel 18, derde en vierde lid).

Het college heeft ook de bevoegdheid om met de subsidieontvanger een uitvoeringsovereen-komst te sluiten ter uitvoering van de beschikking tot verlening van de subsidie. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 4:36 Awb.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In artikel 4:25, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift kunnen worden vastgesteld.

Op grond van het eerste lid kan het college subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen binnen de door de raad vastgestelde kaders. De bevoegdheid om subsidieplafonds vast te stellen wordt overgedragen aan het college. De mogelijkheid om deze bevoegdheid over te dragen is geregeld in artikel 156 van de Gemeentewet.

Het vaststellen van de subsidieplafonds zal direct na het vaststellen van de begroting (door de raad) moeten plaatsvinden. Het vaststellen van subsidieplafonds betekent dat een subsidieaanvraag moet worden geweigerd als toekenning van de subsidie leidt tot overschrijding van het plafond. Bij het vaststellen van het subsidieplafond moet worden aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Er zijn verschillende verdeelregels mogelijk:

- ‘Wie het eerst komt, het eerst maalt’: verstrekking van subsidie op volgorde van binnenkomst van de aanvragen totdat het subsidieplafond is bereikt.

- Tendersysteem: de aanvragen moeten voor een bepaalde datum zijn ingediend. De aanvragen worden op grond van kwalitatieve criteria in een rangorde geplaatst. Bij overschrijding van het subsidieplafond worden de laagst gerangschikte aanvragen geweigerd.

- Naar rato-systeem: aanvragen moeten voor een bepaalde datum worden ingediend. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie voor alle daarvoor in aanmerking komende instellingen naar rato gekort.

Het subsidieplafond moet vóór het begin van het tijdvak waarvoor het geldt worden bekendgemaakt (artikel 4:27, eerste lid, Awb). De bekendmaking ervan vindt plaats door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huis-blad, dan wel op andere geschikte wijze (artikel 3:42 Awb).

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

Om te bereiken dat een aanvraag voor subsidie voor een bepaalde activiteit voldoende draagvlak heeft én er ook een rechtsvorm is waaraan verantwoordelijkheid kan worden opgedragen, wordt alleen subsidie verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Zoals in de Handelsregisterwet 2007 is opgenomen dienen rechtspersonen ingeschreven te staan in het handelsregister (Kamer van Koophandel).

Artikel 6 In te dienen gegevens

 In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor een subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

Wat betreft de gegevens die een aanvrager moet overleggen, wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidieaanvragen tot € 5.000,= en aanvragen boven dat subsidiebedrag. Bij aanvragen voor een subsidie vanaf € 5.000,= moet de aanvrager uitgebreidere informatie verschaffen over de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Als de aanvrager in het voorafgaande jaar geen subsidie heeft aangevraagd, dient hij bij een aanvraag voor een subsidie tot € 5.000,= informatie over de eigen organisatie te verstrekken. Daarbij kan worden gedacht aan een jaarverslag en jaarrekening van het voorgaande jaar, de samenstelling van het bestuur en de statuten van of reglementen van de organisatie.

Als de aanvrager in het voorafgaande (boek)jaar geen subsidie heeft aangevraagd, dient hij bij een aanvraag voor een subsidie vanaf € 5.000,= het jaarverslag en de jaarrekening van het voorafgaande boekjaar, de oprichtingsakte en de statuten en een opgaven van de samenstelling van het bestuur te verstrekken.

De jaarrekening bevat in ieder geval:

1. de balans op de laatste dag van het afgelopen boekjaar (overzicht van bezittingen, schulden en eigen vermogen);

2. de staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar. Het saldo van de staat van baten en lasten is de winst of het verlies;

3. een toelichting op de balans en de staat van baten en lasten.

Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid te bepalen dat voor bepaalde categorieën subsidies kan worden volstaan met minder dan de standaard te overleggen gegevens. Ook kan het college bepalen dat er bij een aanvraag meer gegevens dan de standaardgegevens moeten worden overgelegd. Het college kan dit vastleggen in de nadere regels.

Artikel 7 Aanvraagtermijnen

Dit artikel onderscheidt twee termijnen voor het aanvragen van subsidies:

- Vóór 1 september: dit geldt voor aanvragen voor jaarlijkse subsidies en voor aanvragen voor eenmalige subsidies die € 5.000,= of meer bedragen.

- Dertien weken voor aanvang van de activiteiten: dit geldt voor aanvragen voor eenmalige subsidies

Het vierde lid geeft de bevoegdheid aan het college om voor bepaalde soorten subsidies andere aanvraagtermijnen te hanteren. Het college kan een afwijkende aanvraagtermijn vastleggen in nadere regels.

Artikel 8 Beslistermijnen

 In dit artikel worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. Op aanvragen voor een jaarlijkse subsidie of aanvragen voor een eenmalige subsidie kan pas worden beslist als de gemeentebegroting is vastgesteld. Voor deze subsidieaanvragen geldt dat het college voor het einde van het jaar een besluit moet hebben genomen.

Aanvragen voor eenmalige subsidies kunnen gedurende het gehele jaar worden gedaan. Voor deze subsidies geldt dat het college de aanvragen binnen dertien weken moet hebben afgehandeld. Het college kan deze termijn met maximaal acht weken verlengen. De subsidieaanvrager moet uiterlijk twee weken voordat de beslistermijn van acht weken verstrijkt van de verlenging op de hoogte worden gesteld.

Subsidies tot € 5.000,= kunnen direct worden vastgesteld (artikel 19, eerste lid). Indien besloten wordt tot directe vaststelling, dan moet die vaststelling binnen de geldende beslistermijn op de aanvraag plaatsvinden.

Subsidies vanaf € 5.000,= worden op basis van twee besluiten verstrekt. Het eerste besluit is de beschikking tot verlening van de subsidie en het tweede besluit wordt genomen nadat de vaststelling van de subsidie is aangevraagd. Bij subsidies vanaf € 5.000,- dient binnen de beslistermijn van artikel 8 een besluit tot verlening van de subsidie te worden genomen.

Artikel 9 Weigeringsgronden

 In dit artikel worden de weigeringsgronden die in de artikelen 4:35 en 4:25, tweede lid, Awb zijn opgenomen, aangevuld. Artikel 4:35, eerste lid, Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd, indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd, indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:25, tweede lid, Awb bevat een weigeringsgrond als een subsidieplafond is vastgesteld. Op grond van deze bepaling moet een subsidie worden geweigerd als verstrekking daarvan leidt tot overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 10 Wet Bibob

 In dit artikel is een bijzondere weigeringsgrond opgenomen. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager. De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college reeds ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen.

Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen. De bepaling strekt ertoe inzichtelijk te maken voor zowel bestuur als aanvrager van een subsidie in welke gevallen en voor welke (onderdelen van) beleidsdoelen een toetsing aan de Wet Bibob kan plaatsvinden.

Artikel 11 Verlening subsidie

In het eerste lid wordt geregeld dat het college in de beschikking tot verlening van de subsidie aangeeft op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidie dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat de subsidieontvanger van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij moet voldoen.

Bij de verplichtingen, die op grond van het tweede lid kunnen worden gesteld, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verzekeren van de zaken die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders en de inrichting van de administratie.

Artikel 12 Betaling en bevoorschotting

De voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de subsidieregels of verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme.

Subsidies die direct worden vastgesteld worden volledig en in één keer uitbetaald.

De subsidies vanaf € 5.000,= worden in twee stappen verstrekt: op basis van een beschikking tot verlening van de subsidie, gevolgd door een beschikking tot vaststelling van de subsidie. Voor deze subsidies geldt dat het college voorschotten kan verlenen. In de beschikking tot het verlenen van de subsidie legt het college het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten vast. Op deze wijze kan het college bij het bevoorschotten maatwerk leveren en daarbij rekening houden met de aard van de te subsidiëren activiteiten en kenmerken van de subsidieontvanger.

Artikel 13 Tussentijdse rapportage

Het college kan de verplichting om tussentijds rekening en verantwoording af te leggen aan de gemeente opnemen in de beschikking tot het verlenen van de subsidie.

Artikel 14 Meldingsplicht

 De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

De meldingsplicht geldt niet na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

 In het eerste lid zijn in aanvulling op de meldingsplicht in artikel 14 de overige verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen. Het gaat om mededelingen over ontwikkelingen bij de subsidieontvanger die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

Daarnaast kan het college de subsidieontvanger allerlei andere verplichtingen opleggen: de standaardverplichtingen die in artikel 4:37 Awb worden genoemd. Deze verplichtingen kunnen in nadere regels worden vastgelegd of in de beschikking tot subsidieverlening.

Het tweede lid verplicht instellingen die meer dan € 5.000,= subsidie van de gemeente ontvangen het college vooraf toestemming te vragen voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb. Het gaat onder andere om: het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon, het wijzigen van de statuten, het vormen van fondsen en reserveringen, het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties, het ontbinden van de rechtspersoon en het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot € 5.000,=

 Jaarlijkse en eenmalige subsidies tot € 5.000,= kunnen direct worden vastgesteld (op grond van artikel 19, eerste lid) en in één keer uitbetaald (artikel 12, eerste lid). Dit betekent dat de ontvangers van deze subsidies na voltooiing van de activiteiten of na afloop van de subsidieperiode geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) bij het college hoeven in te dienen.

Hierdoor worden de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de gemeente bespaard. Wel moeten de subsidieontvangers een verslag bij de gemeente indienen waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt hebben plaatsgevonden. In dit artikel worden geen eisen gesteld aan de wijze waarop de verslaglegging plaatsvindt. Het gaat er om dat de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt hebben plaatsgevonden. Dit kan op allerlei manieren, bijvoorbeeld door het overleggen van een jaarverslag, een lijst met deelnemers, foto’s of een krantenartikel. De subsidieontvanger hoeft geen overzicht van inkomsten en uitgaven aan de gemeente te overleggen.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,= tot € 50.000,=

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de ontvangers van subsidies vanaf € 5.000,= tot € 50.000,= verantwoording moeten afleggen aan het college. Op grond van artikel 11, eerste lid, wordt de wijze van verantwoording bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvangers bekend gemaakt. De subsidie wordt vastgesteld op basis van toetsing of de activiteiten overeenkomstig de subsidieverlening hebben plaatsgevonden en een beoordeling van de uitgaven en inkomsten die aan deze activiteiten zijn verbonden.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,=

Voor het verantwoorden van subsidies die meer dan € 50.000,= bedragen dient naast de gegevens die zijn vereist bij subsidies vanaf € 5.000,= tot € 50.000,= ook een goedkeurende accountantsverklaring te worden overgelegd.

Indien geen goedkeurende verklaring kan worden overlegd, maar een verklaring met beperking, een afkeurende verklaring of een verklaring van oordeelonthouding, dan kan dit er toe leiden dat het college overgaat tot lagere vaststelling van de subsidie (of nihil) zoals bedoeld in artikel 9 (weigeringsgronden).

Het college stelt een controleprotocol vast, waarin nadere regels over de verantwoording van en de controle op eenmalige en jaarlijkse subsidies zijn opgenomen. Dit controleprotocol kan bij de beschikking tot subsidieverlening van toepassing worden verklaard. De accountantscontrole richt zich dan, naast getrouwheid, ook op rechtmatigheid.

Artikel 19 Vaststelling subsidie

Het eerste lid bepaalt dat (jaarlijkse en eenmalige) subsidies tot € 5.000,= direct kunnen worden vastgesteld. Het direct vaststellen van de subsidie houdt in dat aan de vaststelling geen besluit tot verlening voorafgaat. De subsidieontvanger ontvangt slechts één beschikking: de beschikking tot vaststelling van de subsidie. Deze beschikking wordt voorafgaande aan het boekjaar of de activiteit gegeven.

De subsidieontvanger hoeft dus achteraf geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen. In artikel 16 is geregeld op welke wijze de ontvanger van een subsidie die direct is vastgesteld verantwoording moet afleggen over de besteding van de subsidie.

In het tweede lid is geregeld binnen welke termijn het college een besluit neemt over het vaststellen van subsidies indien hier een beschikking tot subsidieverlening aan vooraf is gegaan. Deze termijn is in beginsel maximaal zes maanden na de aanvraag tot vaststelling, waarbij de mogelijkheid voor het college bestaat om deze termijn te verlengen (derde lid). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om de subsidie op eigen initiatief vast te stellen, indien de subsidieontvanger, ook na een rappel, geen aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 20 Reservevorming

 De reserves van een organisatie kunnen worden onderscheiden naar algemene reserve, egalisatiereserve en bestemmingsreserves. De algemene reserve is vrij besteedbaar en wordt niet gevoed met Maassluise subsidiegelden.

Met een egalisatiereserve worden verschillen tussen werkelijk gemaakte kosten en begrote uitgaven opgevangen. De egalisatiereserve werkt als een buffer, waarmee de tekorten of overschotten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten uit de vorige jaren. Als de subsidieontvanger geldt overhoudt op de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, terwijl hij wel alle activiteiten heeft uitgevoerd, dan moeten deze middelen aan de egalisatie- en/of bestemmingsreserve worden toegevoegd.

Als de subsidieontvanger minder activiteiten heeft uitgevoerd dan waarvoor de subsidie is verleend, wordt de subsidie (naar evenredigheid) lager vastgesteld.

Als een instelling, behalve van de gemeente Maassluis, ook van een of meer andere gemeenten of organisaties subsidie ontvangt, zal ze een egalisatiereserve ten name van de gemeente Maassluis expliciet in de jaarrekening moeten opnemen.

Een bestemmingsreserve is een specifieke reserve voor een te voren benoemd doel. Dit doel dient nauw omschreven te zijn en onttrekkingen uit een bestemmingsreserve moeten passen binnen deze doelstelling. Reserves die als ‘voorziening’ worden aangeduid, vallen ook onder deze bepaling.

De reserves worden zowel bij de aanvraag tot subsidieverlening als bij de vaststelling van de subsidieverlening beoordeeld. In dit artikel gaat het om de beoordeling van de reserves bij de vaststelling van de subsidie. (Bij de aanvraag geldt dat de subsidie wordt geweigerd indien sprake is van bovenmatige reservevorming (artikel 9, onderdeel d).

Het eerste lid van artikel 20 beperkt de omvang van de gevormde reserves tot 5% van het subsidiebedrag dat in het betreffende boekjaar door de gemeente aan de instelling is verleend.

Het gaat hier alleen om reserves die gevormd zijn uit de subsidies van de gemeente Maassluis, niet om reserves die een andere herkomst hebben.

Het tweede lid regelt dat voor het vormen van reserves die samen hoger zijn dan 5% van de verleende subsidie de toestemming van het college nodig is. Indien deze toestemming niet wordt verleend wordt een deel van de subsidie teruggevorderd.

Dit artikel is niet van toepassing op subsidies tot € 5.000,= omdat voor het beoordelen van subsidieaanvragen tot dit bedrag niet meer wordt gevraagd om de jaarrekening/jaarverslag van de subsidieaanvrager. Er dient slechts een beschrijving van de activiteit, de inkomsten en uitgaven van deze activiteit te worden aangeleverd. Daarnaast worden subsidies tot € 5.000,= in principe gelijktijdig verleend en vastgesteld. Voor de verantwoording van deze subsidie dient slechts een verslag te worden aangeleverd waaruit moet blijken dat de activiteiten hebben plaatsgevonden.

 

Artikel 24 Overgangsbepalingen

Door de maximalisering van de reservevorming van instellingen zal de afbouw in de overgangsperiode tot de maximale reservevorming trapsgewijs plaatsvinden op basis van de volgende percentages: voor 2012: 10%, 2013: 7,5% en 2014: 5%.