Regeling vervallen per 11-06-2012

Financiële verordening gemeente Maassluis 2007

Geldend van 17-01-2007 t/m 10-06-2012

Intitulé

Financiële verordening gemeente Maassluis 2007

De raad van de gemeente Maassluis;

Gelezen het voorstel van de griffier d.d. 4 december 2006 tot het vaststellen van de ‘Financiële verordening gemeente Maassluis’ 2007

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten

besluit

vast te stellen de volgende ‘Financiële verordening gemeente Maassluis 2007’

Titeldeel 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:a. afdeling:iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.b. administratie:het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatieten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelenvan) de organisatie van de gemeente Maassluis en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Titeldeel 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 3 Planning en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar stelt het college een planning op van de data waarop de jaarstukken, de kadernota, de tussenrapportages en de begroting met de meerjarenraming worden aangeboden aan de gemeenteraad.

Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenramingen ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2 Nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. De raad kan voor bepaalde nieuwe investeringen aangeven dat op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie moet worden voorgelegd. Nieuwe investeringen groter dan € 250.000,- worden altijd met een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet aan de raad voorgelegd.

  • 3 Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet met meer dan € 250.000,- wordt overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen en groter zijn dan € 50.000,-, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5 Voor onttrekkingen aan reserves die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf een voorstel voor het autoriseren van deze onttrekking aan de raad voor. Een onttrekking beneden de € 50.000,- kan achteraf in een bestuursrapportage worden gemeld, mits de aanwending van de onttrekking voldoet aan de doelstelling van de reserve.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1 Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden, de eerste zes en de eerste negen maanden van het begrotingsjaar.

  • 2 De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van: a. de baten en lasten per programma; b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen; c. het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b; d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; e. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede een realisatie en raming van de productenrealisatie en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3 In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting toegelicht.

Artikel 7 Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van: a. aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 1.000.000,-; b. het verstrekken van waarborgen en garanties groter dan € 1.000.000,-.

Titeldeel 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1 Waardering en afschrijving van vaste activa geschiedt volgens de regels van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

  • 2 De materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 BBV, worden afgeschreven, overeenkomstig bijlage 1 bij deze verordening.Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 3.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

Artikel 9 Reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen

  • 1 Het college biedt jaarlijks, gelijktijdig met het aanbieden van de begroting, de nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen aan.

  • 2 De nota behandelt:a. de vorming en besteding van reserves;b. de vorming en besteding voorzieningen;c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;d. het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. e. de gewenste weerstandscapaciteit.

Artikel 10 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3 De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijketarieven voor belastingen, rioolrechten, reinigingsrechten, leges en overige lokaleheffingen.

Artikel 12 Financieringsfunctie

  • 1 Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor: a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;c. het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 Het college stelt regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit financieringsstatuut. Het college zendt het besluit financieringsstatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 13 Lokale heffingen

  • 1 Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota lokale heffingen aan. Deze nota behandelt in ieder geval:- de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;- de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;- de kostendekkendheid van de heffingen;- de druk van de lokale belastingen en heffingen;- het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2 De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

Artikel 14 Verbonden partijen

  • 1 Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen aan de raad aan.

  • 2 Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 3 De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

Artikel 15 Grondbeleid

Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:a. de relatie met de programma’s van de begroting;b. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;c. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;d. de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;e. de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

Artikel 16 Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten en brengt deze ter kennis van de gemeenteraad.

Titeldeel 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2007. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Maassluis” vastgesteld op 11 november 2003, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 13 september 2005.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Maassluis 2007”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 januari 2007de griffier, de voorzitter,mr. R. van der Hoek J.A. Karssen
Datum bekendmaking: 17 januari 2007
Deze verordening treedt in werking per 17 januari 2007

Financiële verordening gemeente Maassluis 2007 1

Onderstaand wordt aangegeven welke afschrijvingsduur in jaren voor de te onderscheiden activa wordttoegepast. Deze opsomming is niet limitatief. Indien wordt geïnvesteerd in activa die niet c.q. niet geheel aansluitbij één van genoemde onderwerpen, geldt de afschrijvingsperiode die van toepassing is voor (nagenoeg)gelijksoortige activa. Activa worden lineair afgeschreven, met uitzondering van oude activa (voor 01-01-2004) die reeds annuïtair worden afgeschreven.A. IMMATERIËLE EN FINANCIELE VASTE ACTIVAOnderzoek- en ontwikkelingskosten 5Saldo van agio en disagio 5Bijdragen aan activa in eigendom van derden 5

B. MATERIËLE VASTE ACTIVAGrond 0Terreinen; aanleg en inrichting 25Sportterreinen; aanleg/inrichting 12

Gebouwen:permanent 40semi-permanent 20noodgebouwen 10scholen gesticht voor 1996 60renovaties/aanpassingen/groot onderhoud 25mechanische/elektrische installaties gebouwen 15buitenschilderwerk 6binnenschilderwerk 10

Meubilair:kasten/bureaus 20stoelen werkplekken 10overige 20Onderwijsleermiddelen 10Telefooninstallaties 10

ICT:hardware 4software kantoorautomatisering 4software gemeentelijke applicaties 7bekabeling 10bekabeling actieve componenten 5Mechanische installaties en machines 10Schuilwagens 15

Vervoermiddelen:vrachtauto’s 8reinigingsauto’s 8transportauto’s 6tractoren 8veegmachines 5overige vervoermiddelen 5Gereedschappen e.d. 5Bruggen 40Renovatie bruggen 25Oeververdediging 15Kademuren 50Verkeersregelingsinstallaties 15Rioleringstelsel (leidingen c.a.) 50

Toelichting 1 Toelichting op de Financiële verordening gemeente Maassluis 2007

Toelichting Artikel 1. DefinitiesVoor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd. Toelichting Artikel 2. Programma-indelingDit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In artikel 2 van deze verordening is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de programma-indeling moet worden gewijzigd. Als de indeling goed is bevallen, kan deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld.

Toelichting Artikel 3. Planning en controlcyclusArtikel 3 bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken aan de gemeenteraad worden aangeboden. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning. Op basis van deze jaarplanning kan ook de bespreking van de betreffende financiële stukken in de commissies en/of raad worden ingepland.

Toelichting Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukkenIn dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. In de praktijk zal het er op neer komen dat de productramingen gelijktijdig met het aanbieden van de begroting digitaal worden verstrekt (bijvoorbeeld CD-ROM of USB-stick). En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Wel moet worden opgelet dat de productrealisatie bij het jaarverslag wordt gevoegd en niet bij de jaarrekening. Anders gaat deze onderdeel uitmaken van de accountantscontrole.

Voorts wordt in artikel 4 de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Toelichting Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen Artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college voorstellen aan de raad bij de behandeling van de tussenrapportages (kwartaalrapportages). Echter, indien sprake is van budgetoverschrijdingen groter dan € 250.000,-, dan moeten deze direct, d.w.z. in de eerstvolgende vergadering, aan de raad worden gemeld.

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten wordt er in artikel 5 in principe voor gekozen om deze mee te nemen bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling. Investeringskredieten groter dan € 250.000,- dienen echter apart aan de gemeenteraad te worden voorgelegd.

Bovendien kan de gemeenteraad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten onder de € 250.000,- op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie relatief kleine investeringen die wel politiek belangrijk zijn combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Dit heeft als consequentie dat het bedrag voor een dergelijke investering wel op de begroting staat als voorziene uitgaaf, maar dat het college pas bevoegd is verplichtingen aan te gaan, nadat de raad hiermee heeft ingestemd.

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van artikel 5 regelt de autorisatie van investeringskredieten voor deze investeringen. Hierbij is het uitgangspunt dat investeringen die groter zijn dan € 50.000,- vooraf aan de raad worden voorgelegd.

Toelichting Artikel 6. Tussentijdse rapportageEen belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van de tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Op grond van artikel 6 dienen jaarlijks drie tussenrapportages te verschijnen. Het tijdstip waarop de betreffende rapportages worden aangeboden aan de raad zal worden vermeld in het overzicht zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening.Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de tussenrapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen t.o.v. de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.

Toelichting Artikel 7. InformatieplichtIn dit artikel wordt nadere invulling gegeven aan de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In het artikel verzoekt de raad het college om vooraf informatie te verstrekken als de daar genoemde rechtshandelingen met een financieel gevolg worden aangegaan, voorzover deze rechtshandelingen het bedrag van 1 miljoen euro te boven gaan.

Toelichting Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activaDe verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten “regels voor waardering en afschrijving activa”. Dit artikel bevat deze regels, met dien verstande dat lid 1 verwijst naar de regels die hieromtrent in het BBV zijn opgenomen. Wat betreft de exacte afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieen materiele vaste activa met economisch nut is er voor gekozen om deze vast te leggen in een aparte bijlage bij de verordening. Dit maakt het eenvoudiger om eventuele wijzigingen door te voeren. Uiteraard dienen deze ook aan de raad te worden voorgelegd.

Toelichting Artikel 9. Reserves, voorzieningen en weerstandsvermogenEen belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en de bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of het interen op het eigen vermogen, zijn vragen die thuishoren bij de raad.

De risico’s die een gemeente loopt zijn divers. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Voor een gemeente is het zaak dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst.

Artikel 9 bepaalt dat het college jaarlijks een nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen aanbiedt aan de raad. In deze nota kan de raad de kaders aangeven voor de omvang van de reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel biedt de nota de mogelijkheid om deze inzichtelijk te maken. Wat betreft het weerstandsvermogen zal het college in de nota moeten uiteenzetten hoe wordt omgegaan met de inventarisatie en beheersing van de risico’s. De risico’s moeten worden gekwantificeerd en aan de hand hiervan dient de gewenste weerstandscapaciteit te worden bepaald.

Toelichting Artikel 10. KostprijsberekeningArtikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 10 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Toelichting Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzenHet vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen e.d. jaarlijks vaststelt.

Toelichting Artikel 12. FinancieringsfunctieDe financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 12 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

Het tweede lid draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betrekking hebben op het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Het college zendt het financieringsstatuut ter kennisname aan de gemeenteraad. Toelichting Artikel 13. Lokale heffingenIn het BBV staat in artikel 10 welke informatie de begrotingsparagraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. In aanvulling hierop regelt het eerste lid van artikel 13 van de verordening dat het college elke vier jaar een nota lokale heffingen aanbiedt aan de gemeenteraad. In lid 1 en lid 2 wordt aangegeven welke informatie de nota in ieder geval dient te bevatten.

Toelichting artikel 14 verbonden partijenIn het BBV staat in artikel 15 welke informatie de begrotingsparagraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten.In aanvulling hierop stelt artikel 14 van de verordening regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Het artikel stelt dat er eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstig beleid kan bepalen. In de leden 2 en 3 wordt nader geconcretiseerd welke onderdelen de nota in ieder geval dient te bevatten.

Toelichting Artikel 15. GrondbeleidIn artikel 16 BBV staat vermeld welke informatie de begrotingsparagraaf grondbeleid moet bevatten. Omdat de uitgangspunten van het grondbeleid bij de raad thuishoren, is er voor gekozen om in deze verordening op te nemen dat het college minimaal één maal in de vier jaar een nota grondbeleid opstelt ten behoeve van behandeling in de gemeenteraad. Met deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstige grondbeleid.

Toelichting Artikel 16. Inkoop en aanbestedingArtikel 16 draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. Bij een inkoopregelement kan men denken aan bijvoorbeeld het uitvaardigen van de regel dat de afdelingen bureau-artikelen moeten inkopen bij de leverancier met wie de gemeente een raamcontract heeft afgesloten. De regels in een dergelijk inkoopreglement moeten uiteraard Europa-proof zijn. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk inkoopreglement moet worden opgesteld. De interne regels voor inkoop en aanbesteding worden ter kennis van de gemeenteraad gebracht.