Regeling vervallen per 01-01-2015

2013-38 Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

2013-38 Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2014

De Raad van de gemeente Maassluis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 december 2013 tot het vaststellen van de tarieven belastingen en heffingen 2014, zaaknummer Z-13-08617, registratienummer ADV-13-01997

gelet op het bepaalde in artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen:

de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014. (Verordening precariobelasting 2014)

Artikel 1 Voorwerp van belasting en belastbaar feit.

Onder de naam "precariobelasting" wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 2 Belastingplicht.

De belasting wordt geheven van degene, die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond dan wel op wiens last die voorwerpen zijn aangebracht.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf en tarief.

De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 en van de in de tabel gegeven aanwijzingen.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen.

  • 1 Voor de toepassing van de tarieventabel wordt verstaan onder:

    a. jaar: een kalenderjaar;

    b. kwartaal: een kalenderkwartaal;

    c. maand: een kalendermaand;

    d. week: een kalenderweek;

    e. dag: een etmaal.

  • 2 Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het

    aanvangstijdstip nog volle maanden van het tijdvak resteren.

Artikel 5 Belastingtijdvak.

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 6 Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven ter zake van:

1. voorwerpen die aan de gemeente in eigendom toebehoren, tenzij die voorwerpen aan derden zijn verhuurd;

2. voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

3. wegwijzers en soortgelijke voorwerpen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en daarmee gelijk te stellen lichamen;

4. rails voor openbare middelen van vervoer;

5. voorwerpen en dergelijke ten behoeve van kerkelijke, liefdadige of daarmede gelijk te stellen doeleinden. Voor het begrip ‘liefdadige of daarmede gelijk te stellen doeleinden’ wordt uitgegaan van voorwerpen van de door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) gehanteerde lijst van instellingen;

6. borden en andere voorwerpen voor het maken van propaganda door politieke partijen ter gelegenheid van wettelijke verkiezingen;

7. bloembakken, voorzover geplaatst bij of aan woningen;

8. het hebben van voorgeveltuintjes;

9. de OK-punten bebording;

10. voorwerpen waarvoor een privaatrechtelijke overeenkomst is overeengekomen.

Artikel 7 Ontheffing.

Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak.

Artikel 8 Wijze van heffing en tijdstip verschuldigdheid.

  • 1 De belasting wordt geheven bij wege van aanslag dan wel bij een gedagtekende nota.

  • 2 De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, op het tijdstip waarop het hebben van voorwerpen een aanvang neemt.

Artikel 9 Betalingstermijn.

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag of nota worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet of de nota is gedagtekend.

  • 2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 10 Kwijtschelding.

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van precariobelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1 De ’Verordening precariobelasting 2013’ van 18 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2014’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 17 december 2013,
de griffier, de voorzitter,
mr. R. van der Hoek, drs. J.A. Karssen

Gemeenteblad 2013-38

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2014

Tarieventabel 2014