Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Maastricht 2013

Geldend van 04-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Maastricht 2013

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Perceel/eigendom: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan als bedoeld in de Wet WOZ;

  • b.

    Gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    Verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    Water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan

  • 1.

    De inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • 2.

    De inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een eigenarendeel;

  • b.

    een gebruikersdeel;

Hoofdstuk II. EIGENARENRECHT

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam 'eigenarendeel' wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt, degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 5. Vrijstellingen

Het eigenarendeel wordt niet geheven:

  • a.

    van eigendommen waarvan de gemeente of één van haar instellingen het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

  • b.

    van eigendommen, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige eigendommen die dienen als woning.

Artikel 6. Maatstaf van heffing en belastingtarief

Het eigenarendeel wordt geheven per eigendom en naar het tarief, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens drie maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van

de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van het eigenarendeel wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk III. GEBRUIKERSRECHT

Artikel 12. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam ‘gebruikersdeel’ wordt geheven van de gebruiker van een perceel/eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt degene, die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt. Ingeval een gedeelte van een perceel/eigendom- niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. In geval er sprake is van het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 13. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 12 bedoeld perceel/eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 14. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd en naar de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwaterwater dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel/eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 5.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid niet bekend zijn wordt het waterverbruik door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 15. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 16. Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,--.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel/eigendom in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van € 5,-- of minder worden niet geheven.

Artikel 18. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen ter zake van niet-woningen worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen ter zake van woningen worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens drie maanden later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. Indien het totale bedrag van het aanslagbiljet kleiner dan of gelijk is aan € 50,-- dan dient de aanslag in een keer te worden voldaan in een termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 19. Kwijtschelding

Bij de invordering van het gebruikersdeel ter zake van niet-woningen wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV

AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 20. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening rioolrechten Maastricht 2012' van 20 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolheffing Maastricht 2013'.

2.3. Tarieventabel Verordening rioolheffing Maastricht 2013

Tarieventabel

behorende bij de ‘Verordening rioolheffing Maastricht 2013'.

 

 

Hoofdstuk 1 - Maatstaven en tarieven eigenarenrecht

De heffing als bedoeld in artikel 2, letter a, bedraagt per

perceel/eigendom:                  €  126,53

 

 

Hoofdstuk 2 - Maatstaven en tarieven gebruikersrecht

De heffing als bedoeld in artikel 2, letter b, bedraagt voor de afvoer van afvalwater tot en met 250 kubieke meter per perceel/eigendom per belastingjaar                            €    44,00

welke heffing wordt verhoogd              

a. voor elke volle eenheid van 250 kubieke meter water boven de 250 kubieke meter tot en met 50.000 kubieke meter per belastingjaar met                                         €  349,18

                       

b. voor elke volle eenheid van 250 kubieke meter water boven de 50.000 kubieke meter tot en met 500.000 kubieke meter per belastingjaar met                                       €  231,95

 

c. voor elke volle eenheid van 250 kubieke meter water boven de 500.000 kubieke meter per belastingjaar met                                                                                         €  115,80