Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening handhaving WWB, IOAW en IOAZ 2013

Geldend van 01-02-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening handhaving WWB, IOAW en IOAZ 2013

Hoofdstuk

Artikel 1.

Begrippen.

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      uitvoeringsplan: het in artikel 2 van deze verordening genoemde uitvoeringsplan Hoogwaardig Handhaven;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht;

  • 2.

    Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW en IOAZ.

Artikel 2.

Vaststelling uitvoeringsplan

Het college stelt in het kader van het bestrijden van het ten onrechte ontvangen van bijstand op grond van de WWB en het ten onrechte ontvangen van een uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van WWB, IOAW en IOAZ een uitvoeringsplan Hoogwaardig Handhaven vast.

Artikel 3.

Visie en aandachtsvelden

Het uitvoeringsplan omvat een gemeentelijke visie op Hoogwaardig Handhaven en vanuit die visie een beschrijving van activiteiten, die evenwichtig worden ontwikkeld binnen de volgende vier aandachtsvelden:

  • a.

    Vroegtijdige voorlichting/communicatie richting belanghebbenden omtrent rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand of een inkomensvoorziening verbonden zijn en voorts gerichte controle bij aanvraag;

  • b.

    Optimalisatie van de dienstverlening;

  • c.

    Vroegtijdige opsporing van fraude en constatering van plichtsverzuim door middel van controles tijdens en na beëindiging van de bijstand of tijdens en na beëindiging van de inkomensvoorziening;

  • d.

    Daadwerkelijk sanctioneren in geval van geconstateerde fraude en/of bij schending van overige aan de bijstand of inkomensvoorziening verbonden verplichtingen en/of in situaties waarin de plicht tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie niet dan wel onvoldoende wordt nagekomen.

Artikel 4.

Invulling bevoegdheid tot terugvordering en verhaal

  • 1.

    In het uitvoeringsplan wordt aangegeven op welke wijze het college invulling geeft aan de bevoegdheid tot opschorting, herziening, intrekking en de beperkte bevoegdheid tot terugvordering als vermeld in de artikelen 54 en 58 t/m 60 van de WWB, de artikelen 17, 25, 26 en 28 van de IOAW en IOAZ.

  • 2.

    In het uitvoeringsplan wordt aangegeven op welke wijze het college invulling geeft aan de bevoegdheid tot verhaal als vermeld in de artikelen genoemd in paragraaf 6.5 van de WWB.

Artikel 5.

Titulatuur van de verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening handhaving WWB, IOAW en IOAZ.

Artikel 6.

Datum inwerkingtreding verordening

De Verordening handhaving WWB, IOAW en IOAZ 2013 treedt in werking met ingang van 1 februari 2013. Hiermee komt de Verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ en WWIK 2010, vastgesteld op 1 juni 2010 te vervallen

Algemene toelichting

Op 1 januari 2012 zijn de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) ingetrokken. Daarnaast zal per 1 januari 2013 de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Wet aanscherping handhaving) in werking treden. Deze wet voorziet in een strengere bestraffing van misbruik van verschillende sociale zekerheidswetten. Zo wordt schending van de inlichtingenplicht in het kader van de WWB opnieuw beboet. De boetes zijn nu echter veel hoger dan de boetes in het verleden (thans tot maximaal 100% van het schadebedrag).

Zowel het vervallen van WIJ en WWIK als de komst van de Wet aanscherping handhaving maken het noodzakelijk dat de verordening handhaving wordt geactualiseerd.

Hoewel de Wet aanscherping handhaving een hardere aanpak voorstaat, verandert dit niet het principe van “Hoogwaardig Handhaven”.

Uitgangspunt blijft dat een combinatie van zowel preventieve als repressieve activiteiten in de uitvoering van de diverse wetten moet leiden tot een verbeterde handhaving en wel in die zin dat méér cliënten bereid zijn wet- en regelgeving “spontaan” na te leven.

De op preventie en repressie gerichte activiteiten bestrijken nog steeds de volgende vier aandachtsvelden:

het vroegtijdig informeren en in de aanvraagfase gericht controleren van cliënten;

het optimaliseren van de dienstverlening;

vroegtijdige opsporing van fraude en vaststelling van plichtsverzuim door gerichte controles tijdens en bij beëindiging van de bijstandsverlening

daadwerkelijk sanctioneren in geval van geconstateerde fraude.

Net als voorheen is het oogmerk ook thans weer dat volgens de doelstellingen van Hoogwaardig Handhaven wordt gewerkt; m.a.w. er moet sprake zijn van een zodanige samenhang tussen de vier aandachtsvelden dat deze elkaar versterken waardoor een goede balans ontstaat tussen preventie en repressie.

In het geheel van Hoogwaardig Handhaven past een efficiënt en effectief controle-instrumentarium. Sinds invoering van de WWB is hier mede aan de hand van het uitvoeringsplan Hoogwaardig Handhaven voortdurend aan gewerkt.

Het is de bedoeling dit instrumentarium ook nu weer verder te blijven verfijnen, waarbij zeker ook gekeken wordt naar “best practises” elders in het land.

De verordening moet aan dit gehele proces (het verder werken aan en blijven uitdragen van Hoogwaardig Handhaven) op hoofdlijnen sturing geven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven, die terugkeren in de verordening en/of de daarbij behorende toelichting.

Artikel 2

Met dit artikel wordt in het kader van het bestrijden van het ten onrechte ontvangen van bijstand of uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, IOAW en IOAZ aan het college opdracht gegeven een uitvoeringsplan Hoogwaardig Handhaven vast te stellen.

Hoewel de nieuwe Wet aanscherping handhaving het accent vooral legt op handhaving doormiddel van repressie (het opleggen van boetes en het verplicht terugvorderen van ten onrechte ontvangen uitkering) blijft het binnen Hoogwaardig Handhaven van belang dat er een goede balans is tussen de activiteiten binnen de vier aandachstvelden en tussen preventie en repressie. Alleen zo kan het spontaan naleven van wet- en regelgeving (toch het uiteindelijke doel van Hoogwaardig Handhaven) worden nagestreefd. In het uitvoeringsplan Hoogwaardig Handhaven zal, juist omdat de wetgever het zwaartepunt legt op repressie, extra aandacht uitgaan naar preventie. In de artikelsgewijze toelichting zal hier verder op worden ingegaan. In de algemene toelichting is al aangegeven dat zal worden voortgegaan met het verder verfijnen van het controle-instrumentarium. Daarbij zal ook weer worden gekeken naar succesvolle voorbeelden uit de handhavingspraktijk elders in het land.

Artikel 3.

Omdat wordt vastgehouden aan het principe van Hoogwaardig Handhaven blijven visie en aandachtsvelden ongewijzigd. De toelichting verandert daardoor niet.

Een visie op Hoogwaardig Handhaven

Het uitvoeringsplan dient een visie op Hoogwaardig Handhaven te bevatten. Daarin dient in beknopte vorm tot uitdrukking te komen wat Hoogwaardig Handhaven inhoudt en hoe dit binnen de gemeentelijke organisatie en in de samenwerking met partners als het UWV kan worden verwezenlijkt.

Aandachtsvelden en daarbinnen te ontwikkelen activiteiten.

Wil er sprake zijn van Hoogwaardig Handhaven dan moet telkens van enkele vastomlijnde aandachtsvelden worden uitgegaan. Daarnaast verlangt Hoogwaardig Handhaven dat binnen die velden een evenwichtige ontwikkeling van activiteiten plaatsvindt. Zonder een dergelijke “spreiding” is er een risico dat er onvoldoende samenhang tussen de aandachtsvelden wordt gecreëerd. De kans bestaat dan dat deze elkaar weinig zullen versterken, waardoor er weer minder balans is tussen preventie en repressie. Ook activiteiten die gericht zijn op handhaving van arbeids- en reïntegratieverplichtingen moeten om die reden gelijkelijk verdeeld zijn.

Om aan te geven wat onder een evenwichtige ontwikkeling van activiteiten wordt verstaan en om naar het college toe enigszins richtinggevend te zijn, wordt hierna nader op de aandachtsvelden ingegaan. Daarbij zal per veld zoveel mogelijk worden aangegeven naar welke soorten van activiteiten de gedachten uitgaan als het gaat om activiteiten die in ieder geval in het uitvoeringsplan aan de orde moeten komen.

a.Vroegtijdige voorlichting/communicatie richting belanghebbenden omtrent rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand of inkomensvoorziening verbonden zijn en voorts gerichte controle bij aanvraag.

Een goede voorlichting en communicatie is bij uitstek een preventiemiddel. Belanghebbenden aan wie met name in de aanvraagfase heel duidelijk te verstaan wordt gegeven wat hun rechten maar vooral ook wat hun plichten zijn, zullen eerder geneigd zijn wet- en regelgeving spontaan na te leven.

Zeker wanneer ook nog eens kan worden aangegeven wat in principe allemaal kan worden gecontroleerd. Het ligt dan ook voor de hand dat in het uitvoeringsplan op hoofdlijnen wordt beschreven hoe en in welke vorm die voorlichting en communicatie plaatsvindt.

Bij controles in de aanvraagfase op rechtmatigheid vindt risicosturing plaats, eventueel op basis van risicoprofielen. De verwachting is immers dat het op dezelfde wijze controleren van alle belanghebbenden onvoldoende efficiënt en effectief is.

Daarnaast blijven ook fraudesignalen een belangrijke factor bij het bepalen van de intensiteit van controleren. In het uitvoeringsplan dient e.e.a. verder te worden uitgewerkt. Daarbij zal in ieder geval gemotiveerd moeten worden aangegeven waarom de ene belanghebbende meer of andersoortige controle krijgt dan de ander.

Voorts kan van het aan “de poort” al nauwgezet toezien op de arbeidsplicht en eventuele reïntegratieverplichtingen, een preventie-effect uitgaan. Een belanghebbende weet dan al vroeg wat op dit punt van hem verlangd wordt en zal daardoor minder snel zijn plichten verzaken.

In het uitvoeringsplan moet aandacht worden besteed aan het onmiddellijk handhaven van de naleving van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Door de komst van de Wet aanscherping handhaving zal in het kader van de voorlichting aan “de poort” extra nadruk worden gelegd op het informeren van de cliënt over de gevolgen van het schenden van de inlichtingplicht.

b.Optimalisatie van de dienstverlening.

Met optimalisatie van de dienstverlening wordt bedoeld dat de hier te ontwikkelen activiteiten (aanpassingen) ertoe moeten leiden dat de dienstverlening richting belanghebbenden transparanter wordt en dat onnodige belemmeringen worden weggenomen. Meer concreet kan hierbij worden gedacht aan het niet meer vragen van informatie waarover al wordt beschikt of die via andere, uiteraard legitieme, kanalen kan worden verkregen.

Ook zouden bepaalde controle-onderzoeken kunnen worden geschrapt, omdat er meer gerichter wordt gecontroleerd.

Het optimaliseren van de dienstverlening moet uiteindelijk als doel hebben dat onder belanghebbenden een grotere acceptatie ontstaat van wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende controlepraktijk.

Hoewel sinds invoering van het principe van Hoogwaardig Handhaven onder de WWB al behoorlijke voortgang is gemaakt met het verbeteren van de dienstverlening (bijvoorbeeld door het afschaffen van de periodieke verklaringen voor grote groepen cliënten), blijft een nog verdere optimalisering het streven.

c.Vroegtijdige opsporing van fraude en constatering van plichtsverzuim door middel van controles tijdens en na beëindiging van de bijstand of de inkomensvoorziening.

Binnen dit aandachtsveld zullen de activiteiten vooral gericht moeten zijn op frauderepressie, op handhaving van de naleving van arbeids- en overige reïntegratieverplichtingen en op het nakomen van andere aan bijstand, inkomensvoorziening of uitkering verbonden verplichtingen. Het streven is te komen tot een nog beter functionerende controle-systematiek, hetgeen moet leiden tot het in een zo vroeg mogelijk stadium opsporen van fraude en tot het snel vaststellen van het niet dan wel onvoldoende nakomen door belanghebbenden van arbeids-/reïntegratieplichten en overige verplichtingen (plichtsverzuim).

In het uitvoeringsplan wordt aangegeven of en zo ja wanneer gerichte controles in de reïntegratie-werkprocessen kunnen worden ingepast en zo ja in welke mate en op welke wijze.

Net als bij de controles bij aanvraag is het werken met risicoprofielen in dit veld onontbeerlijk. Sneller opsporen kan alleen als je slim en intensief controleert. Bij vroegtijdige opsporing spelen ook fraudesignalen een grote rol. Ook van daaruit en dan eventueel gekoppeld aan een risicoprofiel, kunnen gerichte controles worden opgestart. Het uitvoeringsplan zal dan ook daar waar het gaat om rechtmatigheidscontroles (zowel tijdens als bij beëindiging van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering maar natuurlijk ook gedurende de aanvraagfase) moeten getuigen van een goed risicomanagement; d.w.z. dat risico- en signaalsturing en de werkprocessen hieromheen zodanig moet zijn dat de controles op basis hiervan ook efficiënt en effectief blijken.

Om tot een nog meer evenwichtig controlesysteem te komen, zal naast risico- en signaalgestuurde controles, in het uitvoeringsplan ook aandacht moeten uitgaan naar jaarlijkse themacontroles. Hier kunnen belanghebbenden onder vallen die voldoen aan een risicoprofiel maar ook andere belanghebbenden (zo kan een thema zijn: belanghebbenden met meer dan één autokenteken op naam). Verder zal in het uitvoeringsplan aandacht moeten worden besteed aan het houden van a-selecte steekproeven. Dit laatste niet alleen om de effecten van de andere controles te meten, maar ook vanuit het oogpunt van verantwoording richting raad en Rijk.

De verwachting is dat, wanneer de activiteiten die binnen dit aandachtsveld worden ontwikkeld een goed repressiemiddel vormen, hier tevens een sterk preventief effect vanuit zal gaan.

d.Daadwerkelijk sanctioneren in geval van geconstateerde fraude en/of bij schending van overige aan de bijstand of inkomensvoorziening verbonden verplichtingen en/of in situaties waarin de plicht tot arbeidsinschakeling en eventuele andere reïntegratieverplichtingen (evt. voortvloeiend uit een werkleeraanbod) niet dan wel onvoldoende worden nagekomen.

Dit aandachtsveld benadrukt dat er alleen sprake kan zijn van Hoogwaardig Handhaven wanneer er ook steeds wordt gesanctioneerd. Meer toegespitst betekent dit dat bij vastgestelde fraude, bij niet nakoming van overige aan de bijstand of inkomensvoorziening verbonden verplichtingen en/of in geval van geconstateerde schending van de plicht tot arbeidsinschakeling of mogelijke andere reïntegratieverplichtingen, de afstemmingsverordening consequent toepassing vindt en dat bij fraude tevens voortvarend wordt teruggevorderd.

Voor de volledigheid dient dit in het uitvoeringsplan nog eens expliciet tot uitdrukking te worden gebracht. Dit sluit dan ook aan bij de aangescherpte WWB, waarin terugvordering weer verplicht is gesteld.

Net als in voorgaand aandachtsveld, gaat het hier dus in hoofdzaak om frauderepressie en strikte handhaving van arbeids- en reïntegratieplichten en andere aan de bijstand of inkomensvoorziening (incl. het werkleeraanbod) verbonden verplichtingen.

Uit consequent terugvorderen vloeit uiteraard voort dat er ook een goede debiteurencontrole moet zijn. Indien bij fraude wel adequaat wordt teruggevorderd, maar vervolgens bij wanbetaling niet snel wordt ingegrepen gaat het repressie-effect grotendeels verloren. Het debiteurenbeleid WWB c.a. moet ertoe bijdragen dat consistent en adequaat wordt teruggevorderd. Met c.a. is al nadrukkelijk aangegeven dat de nota ook het debiteurenbeleid omvat voor de IOAW en IOAZ.

Artikel 4.

Invulling bevoegdheid tot opschorting, herziening, intrekking en beperkte bevoegdheid tot terugvordering en invulling bevoegheid tot verhaal.

1.Met de komst van de Wet aanscherping handhaving wordt terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkering ingevolge de WWB, IOAW en IOAZ weer verplicht gesteld.

Het college blijft echter ook in die gevallen bevoegd tot opschorting, herziening en intrekking. Het zal er in de praktijk op neerkomen dat bij verplichte terugvordering ook consequent gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot opschorting, herziening en intrekking. De mogelijkheid blijft echter bestaan om in bepaalde gevallen gemotiveerd te beslissen dat geen gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid.

Ook daar waar geen verplichte terugvordering speelt, zal in principe consequent gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot opschorting, herziening en intrekking.

In het uitvoeringsplan zal in een aparte beleidsregel nog nader invulling worden gegeven aan de bevoegdheid tot opschorting, herziening, intrekking en terugvordering. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het al of niet hanteren van een drempelbedrag bij niet verplichte terugvordering, het weergegeven van een situatie waarbij van niet verplichte terugvordering wordt afgezien, etc.

2.Uit het oogpunt van Hoogwaardig Handhaven is het van belang dat kosten van bijstand en inkomensvoorziening -indien mogelijk- ook feitelijk worden verhaald. Afgezien van het argument dat er inkomsten kunnen worden gegenereerd, kan verhaal ook een preventieve werking hebben, bijvoorbeeld in geval van zogenoemde schijnverlatingen.

Neemt niet weg dat verhaal in het kader van Hoogwaardig Handhaven toch een veel geringere positie inneemt dan terugvordering.

Net als bij terugvordering zal in het uitvoeringsplan moeten worden vermeld op welke manier invulling wordt gegeven aan de verhaalsbevoegdheid.

Ook hierbij kan worden gedacht aan het al dan niet toepassen van een drempelbedrag, het benoemen van een situatie waarin van verhaal wordt afgezien etc.

Artikel 5.

Dit artikel betreft de titulatuur van de verordening.

Artikel 6.

In dit artikel is aangegeven wanneer de nieuwe verordening in werking treedt. De bestaande Verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ en WWIK 2010, die op 1 juni 2010 door de raad werd vastgesteld, komt hiermee te vervallen.