Regeling vervallen per 27-03-2015

Beleidsregel waarschuwing bij geen benadelingsbedrag/verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

Geldend van 13-04-2013 t/m 26-03-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregel waarschuwing bij geen benadelingsbedrag / verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 1. Begrippen

a.

belanghebbende:

degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

b.

benadelingsbedrag:

bedrag als bedoeld in artikel 18a, tweede lid van de WWB of artikel 20a, tweede lid van de IOAW en IOAZ;

c.

boete:

de maximale of minimale bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a van de WWB of artikel 20a van de IOAW en IOAZ en nader bepaald in artikel 2 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten;

d.

college:

het college van burgemeester en wethouders van Maastricht;

e.

inlichtingenplicht:

de inlichtingenplicht als genoemd in art. 17 eerste lid van de WWB, artikel 13, eerste lid van de IOAW en IOAZ of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

f.

IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

g.

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

h.

WWB:

de Wet werk en bijstand.

Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW en IOAZ

Artikel 2. Waarschuwing bij geen benadelingsbedrag

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, ziet het college af van het opleggen van een boete en volstaat het met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven. In dat geval legt het college een boete op van € 150,-.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, legt het college een boete op van € 150,- indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in het eerste lid het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen betreft.

Aanvraagfase

  • 3.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht in de aanvraagfase van een uitkering ertoe leidt dat het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld en er verder geen sprake is van een benadelingsbedrag, wordt in afwijking van het het eerste lid geen waarschuwing of boete opgelegd maar wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld dan wel afgewezen.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid, legt het college conform het tweede lid een boete op van € 150,- indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht in de aanvraagfase van een uitkering het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen betreft.

    Artikel 3. Verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

    • 1.

      Het college verlaagt de boete met 50% indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder a en b van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

    • 2.

      Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder c van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, stelt het college de boete vast aan de hand van de hoogte van het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding.

    • a.

      Indien het benadelingsbedrag lager dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 75%.

    • b.

      Indien het benadelingsbedrag lager dan € 5.000 is maar de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%.

    • c.

      Indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%.

    • d.

      Indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 25%.

    Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      De Beleidsregel waarschuwing bij geen benadelingsbedrag / verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

    • 2.

      De beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel waarschuwing bij geen benadelingsbedrag / verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid”.

    Toelichting Beleidsregel waarschuwing bij geen benadelingsbedrag / verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

    Algemene toelichting Op 1 januari 2013 is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking getreden. Voor de WWB c.a. introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht.

    In situaties waarbij het schenden van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag heeft het college de bevoegdheid om geen boete op te leggen maar te volstaan met geven van een waarschuwing. Met deze beleidsregel wordt nader invulling gegeven aan deze bevoegdheid.

    Daarnaast bevat deze beleidsregel ook regelgeving voor situaties waarin met betrekking tot het schenden van de inlichtingenplicht aan de zijde van de belanghebbende sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Is de gedraging de belanghebbende in het geheel niet aan te rekenen, dan kan géén boete worden opgelegd (art. 5:41 Algemene wet bestuursrecht). Gaat het om een gedeeltelijke verwijtbaarheid dan kan het college de boete matigen d.w.z. lager vaststellen.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1. Begrippen

    In dit artikel is een aantal gehanteerde begrippen nader uitgewerkt. Zo is bij het begrip boete aangegeven dat hier wordt uitgegaan van de maximale of minimale boete bedoeld in WWB, IOAW en IOAZ. In artikel 2 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten is vervolgens de hoogte van de boete nader bepaald. Is sprake van een benadelingsbedrag dan is de maximale boete 100% en bij recidive 150% van het benadelingsbedrag. Is er geen benadelingsbedrag dan is de minimale boete € 150,-. Die minimale boete geldt ook bij een benadelingsbedrag dat lager is dan € 150,-.

    Tenzij anders is bepaald, hebben de begrippen in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de WWB, de IOAW en de IOAZ.

    Artikel 2. Waarschuwing bij geen benadelingsbedrag

Lid 1.

Op grond van artikel 18a, vierde lid van de WWB, artikel 20a, vierde lid van de IOAW en artikel 20a, vierde lid van de IOAZ is het college bevoegd om bij een eerste overtreding van de inlichtingenplicht waarbij geen sprake is van een benadelingsbedrag af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete en te volstaan met een waarschuwing.

In lid 1 wordt duidelijk gemaakt dat het college in die gevallen van deze bevoegdheid consequent gebruik maakt.

Indien binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven wederom sprake is van een schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag dan is het college wettelijk gehouden tot het opleggen van een boete. Die boete bedraagt dan € 150,-. De boete is conform artikel 2, derde lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Is binnen de genoemde twee jaar in plaats van een waarschuwing al meteen een boete opgelegd dan dient eveneens een boete te volgen. Er is immers geen sprake meer van een eerste overtreding van de inlichtingenplicht. De boete bedraagt dan € 150,-. Omdat er geen benadelingsbedrag is, kan de recidivebepaling van artikel 18a WWB niet worden toegepast.

Lid 2.

Houdt de schending van de inlichtingenplicht bedoeld in het eerste lid in dat belanghebbende opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt maar is er bijvoorbeeld vanwege tijdige ontdekking geen benadelingsbedrag dan volgt geen waarschuwing maar legt het college direct een boete op van € 150,-. Daarmee komt tot uitdrukking dat deze vorm van schending van de inlichtingenplicht zwaarder wordt aangerekend.

Aanvraagfase

Lid 3.

De aanvraagfase van een door de gemeente te verstrekken uitkering vormt hier een specifieke situatie. Leidt het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht in de aanvraagfase van een uitkering ertoe dat het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld en is verder geen sprake van een benadelingsbedrag (er zijn bijvoorbeeld geen voorschotten verstrekt), dan wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de aanvraag buiten behandeling gesteld of in een voorkomend geval afwijzend op de aanvraag beschikt. Er volgt dan noch een waarschuwing noch een boete.

Lid 4.

Met het vierde lid wordt in aanvulling op het derde lid benadrukt dat wanneer een belanghebbende in de aanvraagfase van een door de gemeente te verlenen uitkering opzettelijk onjuiste informatie verstrekt en dit desondanks niet leidt tot een benadelingsbedrag het college conform het bepaalde in het tweede lid een boete oplegt van € 150,-.

Deze boete zal enkel door verrekening worden geïnd. Invordering vindt slechts plaats indien het op basis van de juiste gegevens uiteindelijk toch tot een uitkeringsverlening komt of wanneer belanghebbende wederom een uitkering aanvraagt en vervolgens voor een uitkering in aanmerking komt.

Artikel 3. Verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

Bij de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete wordt de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten beoordeeld naar de omstandigheden waarin betrokkene verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

Gelet op hetgeen vermeld wordt in artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten leiden bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten in ieder geval de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

  • a.

    de betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

  • b.

    de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen, of;

  • c.

    de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenplicht.

N.B. Bij voornoemde criteria gaat het niet om een limitatieve opsomming. Dat volgt uit de woorden “in ieder geval” in artikel 2a, tweede lid van het Boetesluit socialezekerheidswetten. E.e.a. betekent dat het college in concrete situaties nog rekening kan houden met overige omstandigheden in het individuele geval die kunnen leiden tot verminderde verwijtbaarheid en daarmee tot een lagere bestuurlijke boete.

Deze overige omstandigheden worden hier niet benoemd. Het is namelijk de bedoeling dat de verminderde verwijtbaarheid allereerst wordt vastgesteld aan de hand van de drie onder a, b en c vermelde criteria. Mocht in een enkel geval blijken dat toch sprake is van bijzondere omstandigheden die niet precies binnen die criteria vallen maar die in hun gezamenlijkheid toch verminderde verwijtbaarheid rechtvaardigen dan kan in het enkele geval worden beslist dat de boete wordt gematigd. Ook dan geldt in principe een verlaging van 50% van de boete.

Bovendien wordt in analogie van deze beleidsregel daarbij uitgegaan van de maximale of minimale boete.

Lid 1.

In het kader van uniformiteit en rechtsgelijkheid wordt in het eerste lid van dit artikel geregeld dat indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder a en b van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, de boete dan met 50% wordt gematigd.

Lid 2.

Wanneer voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2a, tweede lid 2 onder c van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, is eveneens sprake van verminderde verwijtbaarheid. Het gaat hier om het alsnog spontaan melden of alsnog juist melden door de belanghebbende. De belanghebbende voldoet hiermee weliswaar te laat maar wel uit eigen beweging aan zijn informatieplicht. Om de mate van verwijtbaarheid in die gevallen, waarin er in de regel geen andere omstandigheden zijn die hierop van invloed kunnen zijn, te bepalen, vormen het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding de enige twee criteria. De tijdsduur en daarmee het benadelingsbedrag liggen binnen de invloedssfeer van belanghebbende en kunnen dus afgebakend worden om de mate van verwijtbaarheid te bepalen.

Hoe lager het bedrag en hoe korter de duur van de overtreding, hoe lager de mate van verwijtbaarheid. Het artikel weergegeven in tabelvorm:

Benadelingsbedrag

duur overtreding

verlaging boete in %

< € 5.000

+

≤1 jaar

75

< € 5.000

+

>1 jaar

50

≥ € 5.000

+

≤1 jaar

50

≥ € 5.000

+

>1 jaar

25

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

De inwerkingtreding van deze beleidsregel sluit aan bij de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en santiebeleid SZW-regelgeving en het gewijzigde Boetebesluit socialezekerheidswetten per 1 januari 2013.