Regeling vervallen per 01-07-2010

Verordening toeslagen en verlagingen WIJ 2009

Geldend van 01-10-2009 t/m 30-06-2010

Intitulé

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WIJ 2009

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 augustus 2009

gehoord de commissie "Economische en Sociale Zaken";

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en gezien artikel 12, eerste lid, onderdeel e. en artikel 35 van de Wet investeren in jongeren;

BESLUIT:

vast te stellen: de “Verordening toeslagen en verlagingen WIJ 2009”.

B.Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1a: begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet:de Wet investeren in jongeren.

    • b.

      het college:het college van burgemeester en wethouders.

    • c.

      jongere: de jongere bedoeld in artikel 2 van de wet.

    • d.

      alleenstaande:de ongehuwde van 21 tot 27 jaar bedoeld in artikel 4 van de wet.

    • e.

      alleenstaande ouder: de ongehuwde van 21 tot 27 jaar bedoeld in artikel 4 van de wet.

    • f.

      gezin en (ten laste komend) kind:voor deze begrippen geldt dezelfde omschrijving als weergegeven in artikel 4 van de wet.

    • g.

      gehuwd: een jongere van 21 tot 27 jaar bedoeld in artikel 3 van de wet.

    • h.

      woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of een woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand.

    • i.

      woonkosten:1. indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangs-datum van het lopende huurtoeslag-tijdvak per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag (Huursubsidiewet).

Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerende-zaak-belasting, de brand-opstalverzekering, het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten, erfpachtcanon, kosten van Vereniging van Eigenaren, kosten voor groot onderhoud en ingrijpende reparaties (volgens tabel Ministerie VROM bij vaststelling exploitatie-kosten woningbouwcorporaties). De te ontvangen rijkssubsidie voor premiewoningen dient op de verschuldigde rente in mindering te worden gebracht, naar rato van de verhouding rente/aflossing.

  • j.

    netto minimumloon: voor dit begrip geldt dezelfde omschrijving als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • k.

    marktconformeonderhuurprijs: marktconforme bruto onderhuurprijs bedraagt minimaal 15% van het netto minimumloon.

  • l.

    marktconform kostgeld: marktconform bruto kostgeld bedraagt minimaal 35% van het netto minimumloon.

  • m.

    marktconforme

kamerhuurprijs: marktconforme bruto huurprijs bedraagt minimaal 20% van het netto minimumloon.

  • n.

    onderhuurder:degene die op commerciële basis een deel van de woning bewoont, waarin tevens de hoofdhuurder dan wel de eigenaar van de woning zijn hoofdverblijf heeft.

  • o.

    schoolverlater: de jongere die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

    • 2.

      Voor wat betreft de gelijkstelling niet-gehuwden met gehuwden en voor de invulling van het begrip “gezamenlijke huishouding” wordt verwezen naar de (begrips)bepalingen in artikel 3 van de wet.

    • 3.

      Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 1b. afbakening doelgroep verordening

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.

C.Hoofdstuk 2: Categorieën

Artikel 2

  • 1.

    Voor jongeren aan wie een inkomensvoorziening kan worden verleend, geldt een categorie-aanduiding.

  • 2.

    De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwde.

D. Hoofdstuk 3: Toeslagen norm alleenstaande (ouder)

Artikel 3

  • 1.

    De norm, bedoeld in de artikelen 26, onderdeel b en 27 onderdeel b van de wet wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de landelijke norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De toeslag bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende (stief)-kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 30, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3.

    De toeslag bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is 10 % van het netto minimumloon.

  • 4.

    De toeslag bedoeld in het tweede is in ieder geval van toepassing op de onderhuurder, kostganger en kamerhuurder die krachtens een commerciële overeenkomst een marktconforme onderhuurprijs c.q. marktconform kostgeld c.q. kamerhuurprijs betaalt.

  • 5.

    De toeslag bedoeld in het tweede lid is in ieder geval van toepassing voor de alleenstaande of de alleenstaande ouder gedurende een maximale termijn van 2 maanden indien deze alleenstaande of alleenstaande ouder tengevolge van een tijdelijke onvoorziene noodsituatie het hoofdverblijf met een ander deelt.

  • 6.

    De toeslag bedoeld in het tweede lid is in ieder geval van toepassing voor de alleenstaande of alleenstaande ouder indien deze alleenstaande of alleenstaande ouder het hoofdverblijf deelt met een ander omdat hijzelf of die ander verzorgingsbehoeftig is en anderszins zou zijn aangewezen op intramurale zorg.

Artikel 4

  • 1.

    In afwijking van artikel 3 wordt de toeslag bedoeld in artikel 30 van de wet voor een alleenstaande van 21 jaar, die geen schoolverlater is, vastgesteld op nihil.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3 wordt de toeslag bedoeld in artikel 30 van de wet voor een alleenstaande van 22 jaar, die geen schoolverlater is, vastgesteld op maximaal het verschil tussen de netto rijksnorm voor een 22 jarige en de netto IOAW-uitkering van een 22-jarige alleenstaande, uitgedrukt in een percentage van het wettelijk minimumloon.

Hoofdstuk 4: Verlagingen norm

Verlagingen norm gehuwden

Artikel 5

  • 1.

    De norm, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel d en tweede lid, onderdeel d, van de wet wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de landelijke norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    De verlaging bedoeld in het eerste lid bedraagt 10 % van het netto minimumloon.

  • 3.

    Het eerste lid vindt geen toepassing gedurende een maximale termijn van 2 maanden indien de gehuwden tengevolge van een tijdelijke onvoorziene noodsituatie de woning delen met een ander.

  • 4.

    Het eerste lid vindt geen toepassing indien de gehuwden de woning delen met een ander omdat die ander of een van de echtelieden verzorgingsbehoeftig is en anderszins zou zijn aangewezen op intramurale zorg.

  • 5.

    Het eerste lid vindt geen toepassing indien de gehuwden de woning delen met uitsluitend eigen of stief-kinderen.

  • 6.

    Het eerste lid vindt geen toepassing indien de gehuwden krachtens een commerciële overeenkomst als onderhuurders, kostgangers of kamerhuurders een marktconforme onderhuurprijs, marktconform kostgeld of marktconforme kamerhuurprijs betalen.

Verlagingen norm woonsituatie

Artikel 6

  • 1.

    De norm, bedoeld in artikel 26,27 en 28 van de wet en/of de toeslag bedoeld in artikel 30 van de wet wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

  • 2.

    De verlaging bedoeld in het eerste lid bedraagt 15% van het netto minimumloon.

Verlaging norm schoolverlater

Artikel 7

De norm en/of toeslag bedoeld in artikel 30 van de wet, wordt voor schoolverlaters gedurende zes maanden na beëindiging van het onderwijs of de beroepsopleiding verlaagd met 25% van het netto minimumloon.

F.Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 8

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening toeslagen en verlagingen WIJ 2009.

Artikel 9

De Verordening toeslagen en verlagingen WIJ 2009 treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.