SUBSIDIEREGELING “INNOVATIE NIET VRIJ TOEGANKELIJKE JEUGDHULP 2015 ZUID-LIMBURG”

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

SUBSIDIEREGELING “INNOVATIE NIET VRIJ TOEGANKELIJKE JEUGDHULP 2015 ZUID-LIMBURG”

SUBSIDIEREGELING “INNOVATIE NIET VRIJ TOEGANKELIJKE JEUGDHULP 2015 ZUID-LIMBURG”

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.

Innovatie jeugdhulp: het proces van innoveren (innovatieproces), omvattende het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van de jeugdhulp (van product en diensten, methodiekontwikkeling, attitude, samenwerking, systeemontwikkeling). De vernieuwing moet leiden tot een pedagogische maatschappij die bevorderend is voor het opgroeien en opvoeden van jeugdigen en die de eigen kracht van de jeugdigen en hun begeleiders versterkt. De vernieuwing realiseert daarom een verschuiving van zwaardere naar lichtere vormen van jeugdhulp. Daarmee wordt ook het financieel perspectief (bezuiniging) gerealiseerd.

b.

Integrale jeugdhulp: jeugdhulp die leidt tot maatwerk voor de jeugdige en het gezin.

c.

Niet vrij toegankelijke jeugdhulp: in de verordening Jeugdhulp 2015 ook wel individuele voorzieningen genoemd. Een individuele voorziening heeft betrekking op zwaardere, meer gespecialiseerde jeugdhulp. Voordat aanspraak kan worden gemaakt op niet vrij toegankelijke vormen van jeugdhulp zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Het bevoegde college van burgemeester en wethouders beoordeelt in een voorkomend geval de persoonlijke situatie van de aanvrager en neemt mede op die basis een beslissing over de toegang tot niet vrij toegankelijke voorzieningen. Het gebruik van deze niet vrij toegankelijke voorzieningen kan slechts plaatsvinden op grond van een positieve verleningsbeschikking. Tegen een verleningsbeschikking staat administratief bezwaar en beroep open.

d.

Overige voorzieningen: het aanbod van algemene, vrij toegankelijke voorzieningen waarvan een persoon zonder beschikking gebruik kan maken.

e.

Projectactiviteiten: activiteiten in het kader van een project dat op grond van deze subsidieregeling in aanmerking komt voor subsidiegelden.

f.

Proportionaliteit: relatie tussen twee variabelen. In deze regeling zijn dit de variabelen investering en rendement. De investering behaalt op korte termijn een hoog rendement op zowel financieel als kwalitatief gebied.

g.

SMART: voor het eenvoudig en eenduidig opstellen en controleren van resultaten en doelstellingen. SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden.

h.

Stuurgroep: de stuurgroep Decentralisatie Jeughulp Zuid-Limburg, die bestaat uit een vertegenwoordiging van portefeuillehouders Jeugd van de 18 deelnemende gemeenten.

i.

Subsidiabele kosten: de kosten die redelijkerwijs moeten worden gemaakt om de Projectactiviteiten uit te voeren en daaraan rechtstreeks zijn verbonden.

j.

Transformatie jeugdhulp: het veranderproces gericht op een nieuw samenspel tussen burgers, jeugdhulpaanbieders en de gemeente.

k.

Zuid-Limburg: het gebied omvattende de gemeenten Sittard-Geleen, Beek, Schinnen, Stein, Heerlen, Brunssum, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld, Voerendaal, Meerssen, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Maastricht.

Artikel 2 Doelstelling/doel van de regeling

In het beleidskader Jeugd Zuid-Limburg 2014-2018 “Samenwerking van de 18 gemeenten in Zuid-Limburg op de zware gespecialiseerde jeugdhulp” is opgenomen dat jeugdhulp op een andere manier vorm moet worden gegeven. Daarbij is het bieden van kwalitatief goede jeugdhulp voor jeugdigen en hun ouder(s)/verzorger(s), met behulp van innovatie in zorgvormen en voor minder geld, een belangrijk uitgangspunt. Deze subsidieregeling heeft tot doel om de realisatie van de drieledige doelstelling van de innovatie jeugdhulp te steunen. Deze doelstelling bestaat uit:

a.

een verschuiving naar preventie, inzet van eigen kracht en ontzorging;

b.

efficiëntere en effectievere jeugdhulp;

c.

de realisatie van organisatie-overstijgende innovatie (samenwerking tussen meerdere (jeugdhulp)partners en/of een leereffect voor andere (jeugdhulp)instellingen.

Artikel 3 Doelgroep/aanvrager

Voor subsidie kunnen in aanmerking komen de jeugdhulpaanbieders waarmee Maastricht als centumgemeente voor de gemeenten in Zuid-Limburg in 2015 een dienstverleningsovereenkomst heeft afgesloten voor niet vrij toegankelijke jeugdhulp.

HOOFDSTUK 2 CRITERIA

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria

Om voor een subsidie voor een project in aanmerking te komen, geldt voor het project een aantal algemene eisen:

1.

Het project heeft een looptijd van maximaal één jaar;

2.

Het project sluit aan bij de doelstellingen van de Jeugdwet zoals verwoord in de aanhef van die wet en bij de ambities van de 18 gemeenten in Zuid-Limburg zoals verwoord in het Beleidskader Jeugd 2014-2018 Zuid-Limburg;

3.

Het project dient gericht te zijn op een nieuwe of vernieuwende werkwijze op het gebied van de niet vrij toegankelijke jeugdhulp;

4.

Het project is organisatie-overstijgend en leidt tot duurzame samenwerking tussen meerdere (jeugdhulp)partners) en/of heeft een leereffect voor andere (jeugdhulp)instellingen;

5.

De aanvrager maakt in het projectplan voldoende aannemelijk dat:

a.

de financiering van het project is gestoeld op cofinanciering (50/50) tussen aanvrager en gemeente Maastricht;

b.

er sprake is van proportionaliteit:

-

In financiële zin: de structurele besparing in de kosten staat in verhouding tot het financieel rendement dat deze eenmalige investering in de uitvoering van het innovatieplan oplevert;

-

In kwalitatieve zin: de kwalitatieve voordelen die het plan oplevert ten opzichte van de huidige wijze van werken.

c.

er voldoende organisatiekracht en inhoudelijke kwaliteit bij de subsidieaanvrager beschikbaar is voor de daadwerkelijke uitvoering van het ingediende plan;

d.

het projectplan financieel, organisatorisch en praktisch uitvoerbaar en realistisch is.

Artikel 5 Specifieke eisen

De subsidieaanvrager dient aannemelijk te maken dat het project een bijdrage zal leveren aan minimaal één van de volgende specifieke subsidiecriteria:

1.

het bevorderen en/of stimuleren van het gebruik van overige voorzieningen;

2.

een verminderd gebruik van niet vrij toegankelijke voorzieningen;

3.

een verminderd gebruik van zware gespecialiseerde hulp c.q. tot een structurele reductie van de capaciteit van de (semi-) residentiële jeugdhulp/klinische setting; en/of

4.

effectievere jeugdhulpverlening.

Artikel 6 Verplichtingen subsidieontvanger

1.

Het project uit de eerste tranche moet uiterlijk 1 september 2015 worden gestart. Het project uit de tweede tranche moet uiterlijk 1 december 2015 worden gestart.

2.

De subsidieontvanger dient een zodanig ingerichte administratie te voeren, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde baten en lasten alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

3.

Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidieontvanger te allen tijde verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

4.

Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidieontvanger te allen tijde verplichten om inlichtingen te verstrekken en inzage te verlenen in zijn algehele administratie aan door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren of accountants.

5.

De subsidieontvanger informeert het college van burgemeester en wethouders schriftelijk en onverwijld over:

a.

afwijkingen die in de uitvoering van het project ten opzichte van het oorspronkelijke projectplan optreden;

b.

ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat het projectplan niet kan worden verwezenlijkt;

c.

het geheel of gedeeltelijk tussentijds beëindigen van activiteiten; en/of

d.

besluiten of procedures die het voortbestaan van de dienstverlener bedreigen of kunnen bedreigen.

6.

De resultaten en effecten na afloop van het project dienen door de subsidieontvanger te zijn gewaarborgd.

Artikel 7 Afwijzingsgronden

1

De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders:

a.

het project geen bijdrage levert aan de te behalen doelstelling geformuleerd in artikel 2;

b.

de aanvrager niet tot de doelgroep van de regeling behoort zoals opgenomen in artikel 3;

c.

niet wordt voldaan aan de algemene criteria in artikel 4;

d.

het project geen bijdrage levert aan minimaal één van de criteria, genoemd in artikel 5;

e.

Indien de totaalscore van een subsidieaanvraag onder het minimum blijft van 15 punten,

f.

de subsidieaanvraag niet binnen de in artikel 11 genoemde termijn is ontvangen, voorzien van alle gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag (en met inachtneming van een hersteltermijn van 7 dagen).

2.

De subsidieaanvraag kan worden afgewezen of niet worden toegekend bij vaststelling indien de subsidieaanvrager een andere subsidieaanvraag heeft ingediend met het oog op de innovatie-, transformatie- of transitie in het kader van de Jeugdwet voor vergelijkbare activiteiten als waarvoor op basis van deze regeling subsidie is aangevraagd.

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN

Artikel 8 Subsidieplafond en subsidiebedrag

1.

Het college van burgemeester en wethouders stelt het subsidieplafond van deze regeling vast op € 2.070.000,--. In de eerste tranche is een totaalbedrag van € 452.142,-- toegekend. Voor de tweede tranche is daarmee nog een restantplafond beschikbaar van € 1.605.173,--.

2.

Het maximale subsidiebedrag per aanvrager bedraagt maximaal € 100.000,--.en bedraagt nimmer meer dan vijftig procent van de totale projectkosten (cofinanciering 50/50).

3.

De wijze van verdeling geschiedt conform onderstaande indicatoren en bijbehorende puntenberekening:

a.

Het project bevordert en/of stimuleert het gebruik overige, bij voorkeur algemeen toegankelijke voorzieningen = maximaal 5 punten;

b.

Het project leidt aantoonbaar tot minder gebruik van niet vrij toegankelijke voorzieningen = maximaal 5 punten;

c.

Het project leidt aantoonbaar tot minder gebruik van dure hulpvormen c.q. tot een structurele reductie van de capaciteit van de (semi-) residentiële jeugdhulp / klinische setting = maximaal 5 punten;

d.

Het project leidt aantoonbaar tot effectievere jeugdhulp vanuit het perspectief van de jeugdige en/of zijn ouders = maximaal 5 punten;

e.

Het project bevordert integrale hulp (samenhang) = maximaal 3 punten;

f.

Het project realiseert quick-wins (dit zijn snel te behalen, kleine resultaten die worden ervaren als een verbetering, als een teken dat de innovatie zijn vorm krijgt) = maximaal 3 punten;

g.

De proportionaliteit van het project op financieel gebied wordt berekend door de verhouding tussen de beoogde structurele kostenbesparing en de subsidiabele uitvoeringskosten van de innovatiemaatregelen te nemen (afgerond op hele getallen, indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, dan wordt afgerond naar beneden). Bijvoorbeeld: beoogde structurele kostenbesparing 200.000,00. De totale subsidiabele kosten van de uit te voeren maatregelen bedragen € 60.000,00 ----> berekende proportionaliteit = 3,33; behaalde punten = 3.

h.

Het project heeft betrekking op een aantal gemeenten binnen de regio Zuid-Limburg:

Van 0 tot 9 gemeenten:

1 punt

Van 9 tot 13 gemeenten:

2 punten

Van 13 tot 18 gemeenten:

3 punten

4.

De stuurgroep adviseert burgemeester en wethouders over de rangschikking van de aanvragen en over de op de aanvragen te nemen beslissing. Daarbij wordt de volgende systematiek gehanteerd:

a.

op basis van de ingediende aanvraag worden de punten per criterium toegekend;

b.

de behaalde punten per criterium worden bij elkaar opgeteld tot een totaalscore;

c.

het project dat de meeste punten scoort, komt als eerste in aanmerking voor subsidie, het project dat de op één na de meeste punten scoort, komt als tweede in aanmerking, enzovoort.

5.

Indien meerdere subsidieaanvragen evenveel punten scoren op basis van de in onderhavig artikel genoemde beoordelingssystematiek, dan met de beschikbare middelen binnen deze regeling kunnen worden gehonoreerd, dan zal het binnen het subsidieplafond nog resterende bedrag naar rato over de subsidieaanvragen worden verdeeld. Desbetreffende aanvragers dienen in dat geval wel een bijgesteld projectplan en sluitende begroting aan te leveren.

6.

De stuurgroep stelt ten behoeve van haar eigen werkwijze en besluitvorming een reglement op.

7.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht kent subsidie toe rekeninghoudend met het advies van de stuurgroep.

8.

Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen acht weken na ommekomst van de in artikel 11 genoemde termijn tot het verstrekken van een voorschot aan de subsidieontvanger. De subsidievaststelling vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.

Artikel 9 Niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie op basis van deze regeling in aanmerking:

1.

Alle vormen van exploitatiekosten, die zijn gerelateerd aan gebouwen en systemen;

2.

Kosten van onderhoud of verbouwing van gebouwen en inventaris;

3.

Reguliere overhead, uurvergoeding (onder-)directeuren en/of managers;

4.

Frictiekosten, als gevolg van de transformatie;

5.

Accountantskosten:

6.

Onvoorziene kosten.

HOOFDSTUK 4 AANVRAAG EN VASTSTELLING

Artikel 10 Indienen aanvraag

1.

Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht.

2.

De aanvraag geschiedt aan de hand van een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier zoals als bijlage toegevoegd aan deze regeling met verzending naar het op het formulier aangegeven adres (College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Maastricht, t.a.v. Palmyre Partouns, Postbus 1992, 6201 BZ Maastricht) of door digitale verzending aanvraagformulier + bescheiden aan: palmyre.partouns@maastricht.nl (dat laatste heeft de voorkeur).

3.

De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:

a.

Projectplan, waarin doelstellingen, activiteiten en verwachte resultaten SMART zijn geformuleerd;

b.

Sluitende en gespecificeerde begroting.

Artikel 11 Termijn voor indienen aanvraag

1.

De subsidieaanvraag kan worden ingediend vanaf inwerkingtreding van deze regeling tot 1 augustus 2015. De indiener is zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de aanvraag. De ontvangststempel (met de datum waarop de aanvraag is binnengekomen en geregistreerd) van de gemeente Maastricht is hierbij bepalend.

2.

Subsidieaanvragen die na het verstrijken van de in het eerste lid vermelde termijn zijn ontvangen worden geweigerd wegens het overschrijden van deze termijn.

Artikel 12 Subsidievaststelling, rekening en verantwoording

1.

De subsidieontvanger dient uiterlijk 12 weken nadat de Projectactiviteiten zijn afgerond overeenkomstig het bepaalde in deze subsidieregeling een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.

2.

De aanvraag tot vaststelling dient te bevatten:

a.

een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de Projectactiviteiten waarvoor een subsidievoorschot is verleend, zijn verricht en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de eventuele verschillen;

b.

een overzicht van de uitgevoerde Projectactiviteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). De financiële verantwoording sluit aan op de bij de aanvraag opgegeven begroting waarvoor een subsidievoorschot is verleend. Verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht, tenzij deze van geringe betekenis zijn;

c.

een accountantsverklaring. De financiële verantwoording wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk wetboek, waaruit de getrouwheid van deze verantwoording blijkt en tevens tot uitdrukking komt dat aan de subsidievoorwaarden is voldaan;

d.

het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

3.

Het college van burgemeester en wethouders stelt binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie definitief vast.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALING

Artikel 13 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

1.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

2.

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidieaanvragen die binnen de termijn als bedoeld in artikel 11, eerste lid zijn ingediend en ten aanzien van die aanvragen genomen besluiten.

3.

Deze regeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling “Innovatie niet vrij toegankelijke jeugdhulp 2015 Zuid-Limburg”.

Aldus besloten door het college van Burgemeester en wethouders van Maastricht d.d. 12 mei 2015.

de secretaris,

P.J. Buijtels

de burgemeester,

O. Hoes