Regeling vervallen per 08-12-2021

Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Maastricht 2019

Geldend van 13-01-2020 t/m 07-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Maastricht 2019

De Raad der Gemeente Maastricht,

organisatieonderdeel Raadsgriffie, no.2019-33755;

BESLUIT:

  • 1.

    Intrekken van de huidige verordening Rechtspositie raads- en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018;

  • 2.

    Vaststelling van de verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Maastricht 2019 en de toelichting met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019, met uitzondering van de toelage voor bijzondere commissies. Deze bepaling treedt per 1 januari in werking;

  • 3.

    De begroting 2020 van de raad verhogen met € 31.000 per jaar in verband met de extra kosten.

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Van de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt 20% uitgekeerd op basis van aanwezigheid. Een raadslid wordt als spookraadslid aangeduid als deze 3 maanden (excl. recesperiodes) niet heeft deelgenomen aan stemmingen in de raadsvergadering. Indien men als spookraadslid is aangeduid, ontvangt deze niet de 20% vergoeding als bedoeld in dit artikel.

Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.

    Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van €1711,54 per maand. Met een maximum van €5134,62 per jaar. (De toelage is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers).

  • 2.

    Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van het maximale bedrag dat per circulaire is vastgesteld (peildatum 1-1-2020 124,85 per maand), voor de duur van de activiteiten van de commissie en op basis van aanwezigheid bij de commissie.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewetworden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag (afhankelijk van de ministeriële regeling) dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Niet van toepassing.

Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Niet van toepassing.

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

    • a.

      €1.000,- per jaar per raadslid;

    • b.

      €1.000,- per jaar per commissielid.

  • 4.

    De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 8. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Niet van toepassing.

Artikel 9. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie-en communicatievoorzieningen binnen twee weken in bij de gemeente.

Artikel 10. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 11. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers achteraf per kwartaal plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 12. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      Betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      Betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een daartoe aangereikt (digitaal) declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 60 dagen na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 60 dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 13. Intrekking oude verordening

De volgende verordeningen worden ingetrokken:

  • Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018:

  • Verordening Rechtspositie Burgemeester en Wethouders gemeente Maastricht 2018.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt m.u.v. artikel 3 in werking met ingang van 1 januari 2019. De bepalingen van artikel 3 van deze verordening treden in werking per 1 januari 2020.

Artikel 15. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Maastricht 2019

Aldus besloten door de Raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 17 december 2019.

De Griffier,

J.L.L. Goossens.

De Voorzitter,

J.M. Penn-te Strake.

Toelichting Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Maastricht 2019

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de Rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst. Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding bij de gemeente Maastricht - zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden - is overeenkomstig het maximumbedrag dat jaarlijks bij circulaire door de Minister kenbaar wordt gemaakt (bedrag peildatum 1-1-2019 is €1711,54).

Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. Binnen gemeente Maastricht wordt 20% van de vergoeding uitbetaald als presentiegeld. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookraadsleden. Spookraadsleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad. De griffier beoordeelt of er spookraadsleden zijn. Een raadslid wordt als spookraadslid aangeduid al deze 3 maanden (excl. Reces) niet heeft deelgenomen aan stemmingen in de raadsvergadering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

Dit betreft de toelage voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Binnen gemeente Maastricht ontvangen de leden van de vertrouwenscommissie en fractievoorzitters op basis van het Rechtspositiebesluit al een aangepaste vergoeding en burgerleden van werkgroepen krijgen in de huidige situatie eveneens een vergoeding. De volgende commissies gelden als ‘bijzondere commissies’ binnen gemeente Maastricht:

  • Presidium;

  • Commissie B&V;

  • Werkgeverscommissie.

Aan de hand van de volgende criteria zijn de bijzondere commissies vastgesteld:

  • Tijdsinvestering

  • Verantwoordelijkheid

  • Benodigde expertise

  • Aantal bijeenkomsten per jaar

  • Aantal leden

Zolang een commissie niet actief is, ontvangen de leden geen toe lage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Niet van toepassing.

Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Niet van toepassing.

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, dient gemotiveerd te worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht indien zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven, dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Naast de criteria functiegerichtheid, en niet-partijpolitieke oriëntatie zijn ook de kosten een criterium. Indien er twijfel is over vergoeding van de scholingskosten, kan de griffier de beslissing voorleggen aan de fractievoorzitters. Na een jaar wordt de bepaling geëvalueerd, om de werking van de regeling na te gaan.

Artikel 8. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderin gen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Niet van toepassing.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van de functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Binnen Maastricht valt enkel de IPad onder de noodzakelijke informatie- en communica tievoorzieningen die worden verstrekt.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belas tingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehou den. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een ver strekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 11 Betaling vaste vergoedingen & artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Binnen Maastricht wordt per type commissie een dagvergoeding verstrekt: wanneer een bijzondere commissie en een raadscommissie (zoals een raadsronde of reguliere commissie) op één dag vallen wordt er twee keer vergoed. De vergoeding voor de raadsavond betreft een dagvergoeding.

Het geheel aan stadsrondes, informatierondes, raadsrondes, raadscommissies op een dag wordt voor wat betreft de vergoeding van commissieleden als één vergadering c.q. bijeenkomst aangemerkt. Bijzondere commissies conform art. 82 t/m 84 van de Gemeentewet, die plaatsvinden op dezelfde dag als een raadsavond worden als separate vergadering aangemerkt, en derhalve ontvangen de leden hiervoor een aparte vergoeding. Declaratie van reis- en verblijfkosten verloopt via Youforce. De griffier voert een eerste beoordeling uit voor wat betreft de declaraties.

Ondertekening