Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.

Geldend van 01-08-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASTRICHT,

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van d.d 14-01-2020;

korr.nr. 2020-01009; inzake de Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie,

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en art. 2 ASV Maastricht

BESLUIT:

vast te stellen de volgende bijzondere subsidieverordening:

“Verordening kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.”:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Maastricht;

  • b.

    Bestuur: het bestuur/handelingsbevoegde van een gecertificeerde voorschoolse voorziening;

  • c.

    College: het College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Maastricht

  • d.

    Doelgroep: peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar die een gecertificeerde voorschoolse voorziening bezoeken in de gemeente Maastricht;

  • e.

    Feitelijke deelname: het aantal uren per week dat een peuter daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van een VVE-plaats;

  • f.

    Gecertificeerde voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderopvang, gevestigd in Maastricht, die zowel aan de geldende wettelijke eisen, als aan de overige in Maastricht van toepassing zijnde VVE-keuringseisen voldoet;

  • g.

    Indicatie VVE: een door JGZ (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat deelname aan VVE geïndiceerd is. De JGZ kan voor kinderen vanuit België om indicatiestelling door de gelijkwaardige Belgische organisatie vragen. Kinderen woonachtig in een AZC krijgen gedurende de tijd dat zij in het AZC verblijven automatisch een VVE-indicatie, die wordt afgegeven door de JGZ.

  • Voor peuters met een door de JGZ afgegeven verklaring dat deelname aan VVE geïndiceerd is geldt een geïndiceerde omvang van 16 uur per week.

  • h.

    Ingeschreven uren: het aantal uren per week waarvoor de peuter is ingeschreven voor deelname aan VVE. Dit aantal uren moet overeenkomen met het plaatsingscontract en/of een bijlage bij het plaatsingscontract dat ondertekend is door de ouder(s). Het gaat hier om het aantal uren dat ouder(s) daadwerkelijk gebruik willen maken van VVE.

  • i.

    Inkomensafhankelijke bijdrage: voor de eerste 6 uur per week betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Deze is afhankelijk van de hoogte van het bruto jaarinkomen. Hiervoor volgt het bestuur de ouderbijdragetabel van de kinderopvang die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld. Voor de door het consultatiebureau geïndiceerde peuters zijn de extra 10 uur per week volledig voor rekening van de gemeente Maastricht;

  • j.

    Integraal Kindcentrum (IKC): Een IKC (Integraal en Inclusief Kindcentrum) is een voorziening voor kinderen van 0 tot 13 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, te spelen, te ontwikkelen en anderen te ontmoeten. Het IKC biedt zo thuis nabij mogelijk opvang en onderwijs met voldoende ondersteuning vanuit Jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk. Via intensieve interprofessionele samenwerking wordt een geïntegreerd dienstenpakket geboden op het gebied van: educatie, opvang, ontwikkeling, zorg, welzijn en vrije tijd.

  • k.

    Kindvolgsysteem: een systeem waarin periodiek de voortgang van de ontwikkeling van een kind wordt geregistreerd.

  • l.

    Knooppunt: Aansluiting met ouders en kind(eren) vindt plaats via interprofessionele teams op de locatie van de school/het kindcentrum. In de zogenoemde knooppunten worden diverse zaken aan elkaar ‘geknoopt’: de levensloop van het kind tot dan toe, de vragen en soms al thuis ingezette zorg wordt verbonden met de vragen en mogelijkheden van de schoolse situatie. Zowel de overleggen als het samenwerken in de praktijk leidt ertoe dat ouders en school elkaar beter weten te vinden en dezelfde taal leren spreken. Zonder ouders (en kind(eren)), géén knooppunt. Hierbij is de school/het kindcentrum zowel “vind- als werkplaats” en dus de fysieke plek waar professionals elkaar (lokaal) ontmoeten en (samen)werken.

  • m.

    Landelijk register kinderopvang: een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen in Nederland. Hierin staat tevens vermeld of voorschoolse educatie wordt aangeboden;

  • n.

    Ouder: persoon met het ouderlijk gezag;

  • o.

    Peuter: een kind in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar dat een VVE-plaats heeft op een in het landelijk register kinderopvang opgenomen, gecertificeerde voorschoolse voorziening, geregistreerd als dagopvang;

  • p.

    Primaire partner IKC: In ieder geval het primair onderwijs, de kinderopvang en jeugdgezondheidszorg;

  • q.

    Primaire partner kinderopvang: de basisschool waarmee een kinderopvanglocatie gezamenlijk in een IKC is gevestigd;

  • r.

    Schoolweek: een week waarin kinderen van het basisonderwijs in Maastricht naar school gaan en dus geen vakantie hebben. Weken waarin kinderen 1 of 2 dagen niet naar school gaan in verband met een of meerdere feestdagen, worden tot de schoolweken gerekend;

  • s.

    Secundaire partner kinderopvang: een kinderopvang(locatie) en/of een stand alone basisschool die niet direct is/zijn aangesloten bij een IKC. Secundair partnerschap is echter ook van toepassing wanneer er sprake is van doorstroom naar een ander IKC;

  • t.

    SMI: Sociaal Medische Indicatie.

  • u.

    Subsidie: het bedrag dat het bestuur ontvangt voor VVE-plaatsen aan peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar. Dit bedrag wordt verrekend met eventueel door ouders ontvangen kinderopvangtoeslag (belastingdienst) en hun inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • v.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse educatie;

  • w.

    VVE-plaats: een kindplaats met een omvang van maximaal 6 uur per week op een gecertificeerde voorschoolse voorziening, waar het kind een programma voor VVE krijgt aangeboden. Voor door het consultatiebureau geïndiceerde peuters geldt hier bovenop nog eens een maximaal van 10 uur extra per week. Deze plaats kan op maximaal 2 verschillende locaties ingevuld worden. De uren van beide voorzieningen dienen echter bij elkaar geteld te worden en de ouder dient met het bestuur af te spreken op welke locatie hoeveel uur via de kindgebonden subsidie wordt afgenomen;

  • x.

    Wachtlijst: registratie door het bestuur van een gecertificeerde voorschoolse voorziening van peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar die ingeschreven zijn voor plaatsing op een gecertificeerde voorschoolse voorziening voor wie geen VVE-programma beschikbaar is.

Artikel 2 Doel en toepassingsbereik

Deze verordening heeft tot doel:

  • 1.

    het financieel toegankelijk maken van VVE-plaatsen in Maastricht voor peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar.

  • 2.

    het toekennen van subsidies voor VVE-plaatsen aan gecertificeerde voorschoolse voorzieningen die op basis van een gezamenlijk Pedagogisch Educatief Raamplan voor de primaire voor- en vroegschoolse relaties in de gemeente Maastricht samenwerken met de primaire- en/of secundaire partner(s) van de kinderopvanglocatie.

  • 3.

    ouders stimuleren om hun kinderen een gecertificeerde voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan het VVE-programma.

Artikel 3 Subsidieaanvrager

Voor subsidie komen in aanmerking de gecertificeerde voorschoolse voorzieningen in de gemeente Maastricht.

Artikel 4 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 5 van de ASV kan het College weigeren subsidie te verlenen indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de gecertificeerde voorschoolse voorziening gedurende het subsidiejaar niet voldoet- of zal voldoen aan de aan deze Verordening verbonden verplichtingen en/of de bijbehorende keuringseisen.

Artikel 5 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 7 van de ASV wordt een aanvraag voor subsidie ingediend uiterlijk 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen gecertificeerde voorschoolse voorzieningen, die in het verleden nog geen kindgebonden subsidie hebben ontvangen, eenmalig de subsidieaanvraag indienen op een ander moment. De subsidie wordt dan verstrekt naar rato van het aantal maanden in het kalenderjaar waarvoor wordt aangevraagd, vanaf de datum waarop het College de aanvraag heeft ontvangen.

Artikel 6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie per geplaatste peuter wordt bepaald door twee componenten:

    • a.

      De landelijk vastgestelde maximale uurprijs voor dagopvang (normtarief kinderopvang);

    • b.

      Een opslag van € 2,30 per uur extra voor activiteiten in het kader van VVE zoals vermeld in de Verordening Subsidie VVE-TPO Gemeente Maastricht 2020 e.v.

  • 2.

    Indien voor de eerste 6 uur per week zoals bedoeld in artikel 1 lid u fiscale compensatie mogelijk is, wordt deze van de uurprijs afgetrokken.

  • 3.

    De inkomensafhankelijke bijdrage wordt tevens van de uurprijs afgetrokken.

  • 4.

    Voor de door het consultatiebureau geïndiceerde peuters zijn de extra 10 uur per week volledig voor rekening van de gemeente Maastricht.

Artikel 7 Subsidieduur

  • 1.

    De kindgebonden subsidie wordt betaald aan het bestuur van de gecertificeerde voorschoolse voorziening voor maximaal het aantal schoolweken per kalenderjaar.

  • 2.

    De kindgebonden subsidie gaat in op de eerste dag van de schoolweek waarin de peuter een VVE-plaats bezet.

  • 3.

    De kindgebonden subsidie eindigt de laatste dag van de schoolweek waarin de peuter om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.

  • 4.

    Indien de peuter in juni of juli 4 jaar wordt en nog niet naar school kan voor de zomervakantie, kan de opvang automatisch verlengd worden tot de eerste dag van de zomervakantie.

  • 5.

    Indien een peuter een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) heeft voor speciaal (basis) onderwijs maar nog op een wachtlijst staat, kan de peuter de opvang ook op 4-jarige leeftijd vervolgen totdat er plaats is op school.

  • 6.

    Indien een peuter in een andere maand 4 jaar wordt en om een andere reden dan genoemd onder lid 6.4 of 6.5 niet naar het (speciaal) basisonderwijs kan, dan wordt toestemming gevraagd aan het College voor een verlenging van de VVE-plaats tot een maximum van 10 weken. Hiervoor wordt door de gecertificeerde voorschoolse voorziening minimaal 2 maanden voordat de peuter de leeftijd van 4 jaar bereikt een beveiligd bericht naar de gemeente verstuurd met daarin:

    • a.

      De reden waarom de peuter niet kan starten op het (speciaal) basisonderwijs;

    • b.

      Het plan dat uitgevoerd zal worden door de gecertificeerde voorschoolse voorziening, (speciaal) basisonderwijs en eventueel andere betrokken organisaties;

    • c.

      Tijdsduur van het plan (maximaal 10 weken)

    • d.

      Ondertekend door zowel de gecertificeerde voorschoolse voorziening als de school (incl. naam en functie).

    • e.

      Het besluit vanuit de gemeente volgt maximaal 2 weken na dagtekening en mag ambtelijk en per mail worden afgedaan. Toetsingscriteria zijn: belang van het kind, toelaatbaarheid onderwijs en knelpunten hierbij.

  • 7.

    Het verzoek tot verlenging zoals bedoeld in lid 6 wordt minimaal 2 maanden voordat de peuter 4 jaar wordt verzonden naar de gemeente Maastricht. Indien er redenen zijn waardoor nog niet duidelijk is wat de vervolgleerweg zal zijn wordt de gemeente Maastricht door de gecertificeerde voorschoolse voorziening schriftelijk geïnformeerd over de nog te nemen stappen en redenen van deze vertraging.

Artikel 8 Invulling VVE-plaats van 16 uur

De gecertificeerde voorschoolse voorziening bepaalt jaarlijks en per locatie hoe aan de VVE-plaatsen van 16 uur per week vorm wordt gegeven.

Hierbij dienen de volgende kaders in acht genomen te worden:

  • 40 schoolweken per jaar;

  • Maximaal 6 uur per dag;

  • VVE-plaats beschikbaar van 16 uur per week, per peuter met een VVE-indicatie;

  • Een VVE-plaats van 16 uur per week mag maximaal op twee verschillende locaties worden ingevuld.

Artikel 9 (Inhoud) subsidieaanvraag en monitoringsgegevens

  • 1.

    In aanvulling op artikel 7 van de ASV bevat de aanvraag voor kindgebonden subsidie:

    • a.

      Informatie over het aantal peuters per locatie (peildatum 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor kindgebonden subsidie wordt aangevraagd);

    • b.

      Een onderverdeling naar categorieën (WKO, niet-WKO, VVE-indicatie, geen VVE-indicatie);

De gecertificeerde voorschoolse voorziening bepaalt, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens, voor welke ouders zij in aanmerking wenst te komen voor een kindgebonden subsidie.

  • 1.

    De gecertificeerde voorschoolse voorziening brengt bij ouders, die niet in aanmerking komen voor de Kinderopvangtoeslag (belastingdienst) een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening en brengt deze in mindering op de gevraagde subsidie.

  • 2.

    De gecertificeerde voorschoolse voorziening rapporteert per kwartaal cumulatief per geplaatste peuter de volgende gegevens en maakt hiervoor gebruik van een door de gemeente opgesteld format:

    • a.

      Voor- en achternaam peuter

    • b.

      Geboortedatum peuter

    • c.

      Startdatum

    • d.

      Einddatum, indien relevant

    • e.

      Primaire partner kinderopvang

    • f.

      Secundaire partner(s) kinderopvang

    • g.

      Naam organisatie kinderopvang

    • h.

      VVE-indicatie ja/nee

    • i.

      WKO/niet-WKO

    • j.

      Ouderbijdragen %

    • l.

      Aantal ingeschreven uren

    • m.

      Aantal uren feitelijke deelname

    • n.

      Aantal weken

  • 3.

    Om het aantal ingeschreven uren, zo veel als mogelijk, te laten overeenkomen met de feitelijke deelname dient de gecertificeerde voorschoolse voorzieningen de volgende zaken in acht te nemen:

    • a.

      Indien de feitelijke deelname van een peuter 4 weken aaneengesloten afwijkt van de ingeschreven uren en/of indien blijkt dat de feitelijke deelname structureel afwijkt van de ingeschreven uren, past de gecertificeerde voorschoolse voorziening de ingeschreven uren aan naar de feitelijke deelname.

  • 4.

    Per kwartaal overlegt de gecertificeerde voorschoolse voorziening een overzicht van het verschil tussen het totaal aantal ingeschreven uren van dat kwartaal ten opzichte van het totaal aantal uren feitelijke deelname. Indien het verschil tussen het totaal aantal ingeschreven uren in een kwartaal 10% of meer afwijkt van het totaal aantal uren van feitelijk deelname, levert de gecertificeerde voorziening de onderstaande gegevens aan:

    • a.

      De reden van de afwijking tussen igeschreven uren en feitelijke deelname;

    • b.

      De acties die de gecertificeerde voorschoolse voorziening heeft ondernomen om de ingeschreven uren te laten overeenkomen met de feitelijke deelname conform de bepalingen in lid 3 sub a van dit artikel.

  • 5.

    De gecertificeerde voorschoolse voorziening vermeldt bij deze rapportage op locatieniveau het LRK-nummer en adres van de locatie.

  • 6.

    De gecertificeerde voorschoolse voorziening voegt bij de rapportage een overzichtslijst toe op welke manieren de inkomens van ouders worden getoetst, op voorwaarde dat in de eigen administratie voor de eigen accountant terug te vinden is op welke wijze het inkomen van de ouders is getoetst en dit minimaal steekproefsgewijs door de accountant wordt gecontroleerd. Indien dit niet het geval is, dient per geplaatste peuter ook de soort inkomenstoets te worden vermeld.

  • 7.

    De gecertificeerde voorschoolse voorziening geeft in een aparte rapportage aan welke kinderen ook na hun 4e jaar in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze Verordening evenals de reden ervan conform de bepalingen van artikel 7 lid 4 t/m 7 van deze Verordening.

  • 8.

    Voor het jaar 2020 geldt een uitzondering op de periodebepaling in het tweede en vierde lid van dit artikel.

    • a.

      Kwartaal 1: Januari, februari, maart

    • b.

      Kwartaal 2: april, mei, juni, juli

    • c.

      Kwartaal 3: augustus, september

    • d.

      Kwartaal 4: oktober, november, december

  • 9.

    Het College is bevoegd bij nadere regeling de monitoringsgegevens te wijzigen dan wel uit te breiden.

Artikel 10 Kindvolgsysteem

  • 1.

    Gecertificeerde voorschoolse voorzieningen hanteren een kindvolgsysteem waarmee de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd.

  • 2.

    De volgende gegevens worden jaarlijks- (geanonimiseerd) en per peuter- bij de verantwoording van de subsidie overlegd aan de gemeente:

    • a.

      VVE-indicatie ja/nee;

    • b.

      Startkwalificatie taal peuter;

    • c.

      Kwalificatie taal peuter aan eind van subsidiejaar en/of bij het verlaten van de gecertificeerde voorschoolse voorziening;

    • d.

      Aantal uren feitelijke deelname VVE per week;

    • e.

      Naam kinderopvanglocatie.

  • 3.

    Het College is bevoegd bij nadere regeling aanvullende dan wel andere gegevens vast te stellen of de wijze waarop deze gegevens worden aangeleverd aan te passen.

Artikel 11 Wachtlijsten

  • 1.

    Indien het niet mogelijk is een peuter te plaatsen op een kinderopvanglocatie naar keuze dienen de volgende stappen in acht genomen te worden:

    • a.

      Peuters met een VVE-indicatie en/of kinderen met een SMI-indicatie hebben voorrang;

    • b.

      De (locatie van de) gecertificeerde voorschoolse voorziening bekijkt samen met de ouder(s) of het mogelijk is de peuter (al dan niet tijdelijk of voor een bepaald aantal uur) op een andere locatie te plaatsen. Daarbij wordt rekening gehouden met de wens van de ouder(s) en de mogelijkheden van de kinderopvanglocaties.

    • c.

      Bij het plaatsen van reguliere peuters op een (locatie van de) gecertificeerde voorschoolse voorziening wordt geen rangorde voorgeschreven. De locatie van de gecertificeerde voorschoolse voorziening bepaalt op basis van hun expertise de volgorde waarin peuters worden geplaatst waarbij het belang van de peuter doorslaggevend is.

    • d.

      (locaties van de) gecertificeerde voorschoolse voorzieningen melden direct bij het College, vanaf het moment dat dit bekend is, dat er een (dreigende) wachtlijst is waarbij de volgende gegevens worden aangegeven:

      • i.

        Vanaf wanneer is er een (dreigende) wachtlijst?.

      • ii.

        Hoeveel peuters staan er op de wachtlijst?

      • iii.

        Hoe lang bedraagt de wachttijd voor peuters?

      • iv.

        Hoeveel peuters van de wachtlijst hebben een VVE-indicatie en/of een SMI-indicatie?

      • v.

        Zijn peuters van de wachtlijst doorverwezen naar een andere locatie van de gecertificeerde voorschoolse voorziening en/of een andere gecertificeerde voorschoolse voorziening?

Artikel 12 Betalingsachterstand

  • 1.

    Een ouder komt in aanmerking voor een subsidie van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage indien de ouder een betalingsachterstand heeft en deze achterstand dreigt te leiden tot schorsing van de peuter.

  • 2.

    Voorwaarde hiertoe is dat er een schriftelijke verklaring van het Knooppunt van het IKC meegezonden wordt, dat deelname van de peuter noodzakelijk is.

  • 3.

    De subsidie wordt verstrekt onder de volgende verplichtingen:

  • a.

    De ouder accepteert begeleiding bij het op orde krijgen van de financiële huishouding.

  • b.

    De ouder neemt deel aan die, door de gecertificeerde voorschoolse voorziening georganiseerde activiteiten, die bijdragen aan het vergroten van de actieve ouderbetrokkenheid.

  • c.

    De ouder akkoord gaat met uitbetaling van de subsidie aan de gecertificeerde voorschoolse voorziening.

  • 4.

    Het subsidieplafond voor betalingsachterstanden is vastgesteld op € 30.000,- per jaar.

  • 5.

    De subsidie wordt betaald aan de gecertificeerde voorschoolse voorziening op basis van (openstaande) facturen en een verklaring over de toegepaste acties conform het derde lid van dit artikel.

Artikel 13 Aanvraag tot vaststelling subsidie

  • 1.

    Uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, rapporteert het bestuur over het totaal van de in artikel 9 vermelde kwartaalgegevens. De subsidie wordt vastgesteld op basis van het aantal ingeschreven uren op de gecertificeerde voorschoolse voorziening aan de hand van het afgesproken uurtarief en onderverdeling naar categorieën van artikel 6 van deze Verordening waarbij de volgende zaken in acht genomen dienen te worden:

  • a.

    Indien de feitelijke deelname van een peuter 4 weken aaneengesloten afwijkt van de ingeschreven uren en/of indien blijkt dat de feitelijke deelname structureel afwijkt van de ingeschreven uren, past de gecertificeerde voorschoolse voorziening de ingeschreven uren aan naar de feitelijke deelname;

  • b.

    Indien op jaarbasis het totaal aantal ingeschreven uren 10% of meer afwijkt van het totaal aantal uren feitelijke deelname, levert de gecertificeerde voorschoolse voorziening de onderstaande gegevens aan:

  • i.

    De reden van de afwijking tussen ingeschreven uren en feitelijke deelname;

  • ii.

    De acties die de gecertificeerde voorschoolse voorziening heeft ondernomen om de ingeschreven uren te laten overeenkomen met de feitelijke deelname conform de bepalingen in lid 1 sub a van dit artikel.

  • c.

    De afrekening van de subsidie op grond van lid b van dit artikel vindt plaats naar oordeel van het College waarbij in beginsel wordt afgerekend op feitelijke deelname. In alle gevallen vindt overleg plaats met de gecertificeerde voorschoolse voorziening.

  • d.

    De financiële verantwoording sluit aan bij de rapportage per peuter door ofwel een accountantsverklaring, ofwel door een met bedragen per peuter op basis van het bepaalde in het eerste lid en sub a en b en c van dit artikel.

  • e.

    Ten behoeve van het wel of niet indienen van een accountantsverklaring dienen alle subsidies die in het kader van VVE aan een bestuur worden verstrekt bij elkaar opgeteld te worden. Het gaat dan in ieder geval over de kindgebonden subsidie en de subsidie voorschoolse educatie. Indien bij vaststelling blijkt dat het totaal van deze subsidies boven de € 50.000,00 komt is een accountantsverklaring verplicht. In de accountantsverklaring is met betrekking tot de kindgebonden subsidie minimaal opgenomen:

  • i.

    Het ontvangen voorschot subsidiebedrag;

  • ii.

    Het bedrag waarop men recht heeft op grond van de Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.;

  • iii.

    De parameters die bij de controle zijn gebruikt, waarbij minimaal (al dan niet steekproefsgewijs) is gecontroleerd op:

  • 1.

    Ingeschreven uren en feitelijke deelname per peuter, rekening houdend met het aantal schoolweken;

  • 2.

    De ingeschreven uren moeten overeenkomen met het plaatsingscontract en/of een bijlage bij het plaatsingscontract dat is ondertekend door ouder(s)

  • 3.

    Of ouders in aanmerking komen voor een toeslag kinderopvang van de belastingdienst;

  • 4.

    De inkomensafhankelijke bijdrage van ouders;

  • 5.

    Of er sprake is van een indicatie VVE.

  • iv.

    De monitoringsgegevens conform artikel 9 van deze Verordening.

  • 2.

    Voor de vaststelling van de subsidie over het kalenderjaar 2020 geldt een uitzondering. De genoemde bepalingen in het eerste lid van dit artikel die afwijken van de bepalingen in de Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie gemeente Maastricht zijn van toepassing op de verantwoording van de uren vanaf 1 augustus 2020;

  • 3.

    Indien het College een controleprotocol heeft vastgesteld en dit is meegezonden met de verleningsbeschikking dient het bestuur ervoor zorg te dragen dat dit controleprotocol wordt nageleefd.

  • 4.

    Het College is bevoegd de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld aan te passen.

Artikel 14 Bevoegdheden College

  • 1.

    Het College beslist op aanvragen om subsidie, dit met inachtneming van het bepaalde in de Wet, de Algemene subsidieverordening van de Gemeente Maastricht en deze Verordening.

  • 2.

    Het College kan jaarlijks de normtarieven voor subsidie van VVE-plaatsen vaststellen, evenals de ouderbijdragentabel die voor het bepalen van de hoogte van de subsidie door de gecertificeerde voorschoolse voorziening toegepast moet worden.

  • 3.

    Het College kan de subsidie lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoerings- en kwaliteitseisen voor VVE zoals vermeld in deze Verordening en in de bijbehorende Keuringseisen.

  • 4.

    Het College is bevoegd om de bij deze Verordening behorende Keuringseisen voor gecertificeerde voorschoolse voorzieningen vast te stellen en daar waar nodig aan te passen.

  • 5.

    Het College wijst de directeur publieke gezondheid van de GGD aan als toezichthouder kinderopvang zoals bedoeld in artikel 1.61 van de Wet Kinderopvang voor de controle op de in deze Verordening- en de daarbij behorende gemeentelijke keuringseisen gestelde eisen aan de uitvoering en de kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie.

  • 6.

    Het College is bevoegd om een controleprotocol vast te stellen.

  • 7.

    Het College is bevoegd de monitoringsgegevens, als bedoeld in artikel 9 alsmede de gegevens in verband met het kindvolgsysteem, als bedoeld in artikel 10 aan te passen.

  • 8.

    Het College is bevoegd de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld aan te passen.

Artikel 15 Nadere regels en Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffend, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het College;

  • 2.

    Het College kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze Verordening;

  • 3.

    Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze Verordening, indien toepassing van deze Verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 16 Intrekken oude Verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Kindgebonden Subsidie voorschoolse educatie Gemeente Maastricht wordt ingetrokken met ingang van 1 augustus 2020.

  • 2.

    Bij de verantwoording van de Kindgebonden Subsidie over het jaar 2020 wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in deze Verordening tenzij dit leidt tot onbillijkheden van overwegende aard;

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Kindgebonden Subsidie voorschoolse educatie Gemeente Maastricht, wordt beslist met inachtneming van de Verordening Kindgebonden Subsidie voorschoolse educatie Gemeente Maastricht.

  • 4.

    Een krachtens de Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie gemeente Maastricht toegekende subsidie geldt als subsidie toegekend krachtens deze Verordening.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze Verordening treedt in werking op 1 augustus 2020;

  • 2.

    Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 10 maart 2020

De Griffier, a.i.

D. Jutten

De voorzitter,

J.M. Penn-te Strake

KEURINGSEISEN VOOR GECERTIFICEERDE VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN IN DE GEMEENTE MAASTRICHT 2020 E.V.

De subsidiemogelijkheden conform de Verordening “Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.” en de “Verordening Subsidie VVE-TPO Gemeente Maastricht 2020 e.v.”.

Deze subsidiemogelijkheid volgt een peuter die gebruik maakt van een door de gemeente Maastricht erkende gecertificeerde voorschoolse voorziening uitgevoerd onder de Wet Kinderopvang.

Doel

Bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie in de gemeente Maastricht.

Ingangsdatum

Deze keuringseisen gaan in per 1 augustus 2020.

Toetsing

De directeur publieke gezondheid van de GGD inspecteert jaarlijks de beschreven keuringseisen en informeert en adviseert de gemeente Maastricht over haar constateringen.

keuringseisen voor gecertificeerde voorschoolse voorzieningen zijn gekoppeld aan de

Nr.

Omschrijving

1.

De gecertificeerde voorschoolse voorziening voldoet aan de wettelijke vereisten opgenomen in:

  • de ‘Wet Kinderopvang’

  • het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang’

  • het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ EN

  • de “Regeling Wet Kinderopvang’

2.

De gecertificeerde voorschoolse voorziening verzorgt VVE-plaatsen[1] in een groep van kinderen vanaf minimaal 2 jaar.

De VVE-plaatsen worden in samenhang met de primaire- en secundaire partners van de kinderopvang minimaal 40 schoolweken per jaar aangeboden.

Binnen een VVE-groep worden peuters zonder VVE-geïndiceerde ondersteuningsbehoefte en peuters met VVE-geïndiceerde ondersteuningsbehoefte gemengd.

3.

Kwantiteit gemeentelijk gefinancierd VVE aanbod per week:

Voor alle peuters in de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar is een VVE-plaats tot maximaal 6 uur per week beschikbaar. Voor de door de JGZ (consultatiebureau) geïndiceerde peuters is een VVE-plaats tot maximaal 16 uur per week beschikbaar.

4.

Vaste gezichten op de peutergroep/in de peuteropvang zijn geschoold of zijn in opleiding voor het volledige certificaat “Speelplezier” of een gelijkwaardig alternatief.

Indien er op een moment geen opleidingsmogelijkheid is, staan zij de vaste gezichten ingeschreven/is een startmoment gepland om uiterlijk binnen één jaar na de vaste aanstelling te starten met de opleiding voor het volledige certificaat “Speelplezier” of een gelijkwaardig alternatief.

De desbetreffende medewerkers zijn tot die tijd wel aantoonbaar bezig met het inwerken in de methodiek door bijvoorbeeld coaching op de werkvloer en/of leeropdrachten en werken met de methodiek tijdens de uren kinderopvang, vooruitlopend op het starten van de opleiding.

5.

De gecertificeerde voorschoolse voorziening heeft schriftelijk vastgelegd hoe pedagogisch medewerkers met de voorbereidings- en evaluatietijd (voor- en nawerk), oudercontactmomenten en overlegmomenten met primaire- en secundaire partners dienen om te gaan.

Uit de schriftelijke vastlegging blijkt dat sprake is van planmatig handelen gericht op het verbeteren van de pedagogisch didactische aanpak.

6.

De gecertificeerde voorschoolse voorziening hanteert een kindvolgsysteem en stemt de resultaten af met haar kernpartner(s)

   

[1] Zie voor de definitie van VVE-plaats de Verordening Kindgebonden Subsidie Voorschoolse Educatie Gemeente Maastricht 2020 e.v.

NB de Wet- en regelgeving prevaleert te allen tijde boven de gemeentelijke keuringseisen. Op moment dat een keuringseis strijdig is met de, dan geldende wettelijke regelgeving, geldt de Wet.

  

Ondertekening