Regeling vervallen per 12-04-2013

Bezoldigingsverordening gemeente Maastricht 1986

Geldend van 01-01-1986 t/m 11-04-2013

Intitulé

Bezoldigingsverordening gemeente Maastricht 1986

Bezoldigingsverordening

Bezoldigingsverordening

  • -

    Artikel 1 Begripsbepalingen

  • -

    Artikel 2

  • -

    Artikel 3

  • -

    Artikel 4

  • -

    Artikel 5

  • -

    Artikel 6

  • -

    Artikel 7

  • -

    Artikel 8 Extra salarisverhoging

  • -

    Artikel 9 Achterwege laten periodieke verhoging

  • -

    Artikel 10 Overgang naar hogere salarisschaal

  • -

    Artikel 11 Deeltijdwerkers

  • -

    Artikel 12 Persoonlijke toelage

  • -

    Artikel 13 Toelage/uitkering om redenen van werving of behoud

  • -

    Artikel 14 Minimumloon

  • -

    Artikel 15 Toelage onregelmatige dienst

  • -

    Artikel 16 Aflopende of blijvende toelage a.g.v. wegvallen/ verminderen toelage onregelmatige dienst

  • -

    Artikel 17 Overgangsbepalingen

  • -

    Artikel 18 Slotbepalingen

  • -

    Artikel 19

  • -

    Artikel 20

  • -

    Artikel 21 Garantieschalen

  • -

    Artikel 22

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    ambtenaar

    • 1

      de ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaarden-regeling Gemeente Maastricht;

    • 2

      de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht zoals bedoeld in artikel 2:5:6, lid 3, van de AGM, is gesloten;

  • b

    salaris: het bedrag van de salarisschaal hetwelk aan de ambtenaar is toegekend;

  • c

    salaris per uur: het 1/156 deel van het salaris bij een volledige betrekking;

  • d

    salarisschaal: de opklimmende reeks van bedragen daaronder mede begrepen de bedragen, welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van diensttijduitloop, opgenomen in bijlage II en IIa van de CAR, behorende bij deze verordening;

  • e

    salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

  • f

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal, waarvan het salarisnummer uitsluitend uit een getal bestaat;

  • g

    Bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende toelagen niet zijnde onkostenvergoedingen als omschreven in deze verordening, alsmede het bedrag van de toelagen als bedoeld in de artikelen 3:1:2 en 3:7:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht;

  • h

    functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten;

  • i

    functiewaardering onderzoek: het op methodische wijze en conform de daartoe door Burgemeester en Wethouders vastgestelde procedure bepalen van de functieniveauhoogte, met als criterium de relatieve zwaarte van het werk;

  • j

    conversie: het relateren van de gevonden funktieniveauhoogte aan een salarisschaal;

  • k

    volledige betrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur per jaar ten hoogste 1836 uur per jaar bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt.

Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat.

Het recht op bezoldiging eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen.

Burgemeester en Wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek de voor de ambtenaar geldende salarisschaal. Burgemeester en Wethouders kunnen ter zake nadere regels stellen.

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Bij aanstelling kennen Burgemeester en Wethouders de ambtenaar het salaris toe dat:

  • a

    wanneer hij 21 jaar of ouder is, in de voor hem geldende salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer 0;

  • b

    wanneer hij jonger dan 21 jaar is, in de voor hem geldende salarisschaal behorende bij de salaristabel jeugdsalarissen van bijlage II of IIa van de CAR, is vermeld achter het salarisnummer, bestaande uit de letter J en het getal, dat overeenkomt met zijn leeftijd.

Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daarvoor naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders aanleiding bestaat.

Het salaris van de ambtenaar wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

De periodieke verhogingen worden toegekend:

  • a

    wanneer de ambtenaar 21 jaar of ouder is en hij het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin sinds zijn aanstelling één jaar is verstreken en nadien telkens na één jaar;

  • b

    wanneer de ambtenaar jonger dan 21 jaar is, met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn verjaardag valt.

Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid aan de onder a. bedoelde ambtenaar voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders aanleiding bestaat.

Indien de in het tweede lid onder a. bedoelde ambtenaar reeds voor zijn 21e verjaardag was aangesteld, worden hem de periodieke verhogingen toegekend met ingang van de eerste dag van de maand, waarin zijn verjaardag valt.

Het salaris van de ambtenaar die wordt bezoldigd ingevolge bijlage II van de CAR, wordt indien de salarisschaal dit aangeeft en wanneer het maximumsalaris is bereikt, voor de eerste maal na drie jaar en vervolgens om de twee jaar verhoogd tot het naast hogere bedrag, vermeld achter een salarisnummer beginnende met de letter U.

De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichting als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn, wordt voor de toekenning van het salaris als diensttijd in aanmerking genomen.

Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Burgemeester en Wethouders kunnen aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toekennen op grond van:

  • a

    buiten gewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver;

  • b

    andere door Burgemeester en Wethouders van voldoende belang geachte omstandigheden.

Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij Burgemeester en Wethouders anders bepalen.

Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kunnen Burgemeester en Wethouders bepalen dat ten aanzien van hem salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 7, achterwege worden gelaten.

De beschikking tot toepassing van het eerste lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging van de ambtenaar zou ingaan, gegeven.

Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Wanneer voor de ambtenaar die wordt bezoldigd ingevolge bijlage II van de CAR, een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8.

Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt het salaris van de ambtenaar die wordt bezoldigd ingevolge bijlage II van de CAR, in de nieuwe salarisschaal verhoogd tot een bedrag in die schaal zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.

Bij de overgang naar een hogere schaal wordt de ambtenaar die wordt bezoldigd ingevolge bijlage IIa van de CAR ingeschaald op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal. In geval dat het verschil tussen dit naasthogere bedrag in de nieuwe schaal en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag.

Het salaris van de ambtenaar met een niet volledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris, dat voor hem zou gelden bij een volledige werktijd.

Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt kan door Burgemeester en Wethouders wanneer daartoe naar hun oordeel op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat, een toelage worden toegekend.

De som van de toelage en het salaris dat de ambtenaar ontvangt, dient gelijk te zijn aan een in de naast hogere salarisschaal vermeld bedrag en mag het hoogste bedrag van die naast hogere salarisschaal niet overschrijden. De toelage mag niet meer bedragen dan 10% van het salaris van de ambtenaar.

Een krachtens lid 1 toegekende toelage wordt ingetrokken indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

NB: bij collegebesluit van 1 juli 1997 wordt de persoonlijke toelage op grond van artikel 12 Bezoldigingsverordening van medewerkers die op 1 april 1997 zijn overgegaan naar de nieuwe salarisstructuur of nog moeten overgaan naar de nieuwe salarisstructuur, omgezet in een percentage van het salaris dat genoten werd op 31 maart 1997, respectievelijk de dag vóór overgang naar de nieuwe salarisstructuur.

Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage voor de duur van één jaar worden toegekend.

Indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders sprake is van bijzondere omstandigheden kan de toelage voor bepaalde duur langer dan een jaar worden toegekend.

Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een uitkering worden toegekend.

De in het derde lid bedoelde uitkering wordt toegekend aan het einde van een tijdvak dat tevoren door Burgemeester en Wethouders is vastgesteld, die aan het toekennen nadere voorwaarden kunnen verbinden.

Aan de ambtenaar die niet heeft voldaan aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarden door een naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet aan hemzelf te wijten oorzaak, kan de uitkering geheel of gedeeltelijk worden toegekend.

De in het eerste lid bedoelde toelage en de in het derde lid bedoelde uitkering worden niet toegekend aan de ambtenaar die na 31 december 2003 in dienst is getreden, tenzij de secretaris hiertoe in zeer bijzondere gevallen besluit.

Indien het salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

Voor de ambtenaar met een niet volledige betrekking wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11, en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht, wordt door Burgemeester en Wethouders een toelage onregelmatige dienst toegekend.

De toelage onregelmatige dienst bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur. Dit percentage bedraagt:

20

voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

40

voor de uren op zaterdag tussen 6 en 22 uur;

40

voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

65

voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, lid 3, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht;

met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van schaal 6.

In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wethouders een regeling treffen, welke het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Voor de toepassing van het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Maastricht worden de vergoeding, bedoeld in artikel 3:3 AGM, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomst met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald. Voor zover de ambtenaar op evenbedoelde datum minder dan drie kalendermaanden of dertien kalenderweken zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of per week is toegekend over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst een blijvende verlaging ondergaat, wordt door Burgemeester en Wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

  • a

    die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage als bedoeld in artikel 12en

  • b

    de ambtenaar de toelage onregelmatige dienst direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien de ambtenaar de toelage onregelmatige dienst direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage onregelmatige dienst heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Burgemeester en Wethouders stellen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

Voor de vaststelling van de toelage tot het wettelijk minimumloon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, wordt voor de belanghebbende die op 31 maart 1985 al een dergelijke toelage genoot, het in evengenoemd artikel 13, eerste lid, bedoeld maandbedrag van het wettelijk minimumloon fictief verhoogd met 10%. Het bepaalde in artikel 14, tweede lid, blijft onverkort van toepassing.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de belanghebbende, die tussen 31 december 1983 en 1 april 1985 in dienst trad artikel 14, eerste lid, geacht te luiden: "Indien het salaris, vermeerderd met 7,1%, minder is dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb.1968, 657) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil."

Indien in de salarissen van het gemeentepersoneel een wijziging wordt aangebracht welke een algemeen karakter draagt, wordt door Burgemeester en Wethouders met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de salarissen van de ambtenaren.

Van de wijziging bedoeld in het vorige lid geven Burgemeester en Wethouders kennis aan de raad.

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen Burgemeester en Wethouders een bijzondere regeling.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Bezoldigingsverordening Gemeente Maastricht 1986".

Voor zover en voor zolang aan het bepaalde in artikel 5, lid 1 van deze verordening geen toepassing is gegeven, gelden voor de ambtenaren, die op 31 december 1985 zijn ingedeeld in de salarisklas 13A, 17, 18, 21, 28, 29 en 32 van bijlage A, behorende bij de bezoldigingsregeling 1965 gemeente Maastricht, de salarisbedragen zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Het salaris van de ambtenaar als bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld op het bedrag, dat gelijk is aan het salaris, dat voor hem op 1 januari 1986 in de oude salarisklas zou hebben gegolden. Het tijdstip, waarop het salaris van de ambtenaar periodiek wordt verhoogd, blijft onverlet.

Waar in regelingen betreffende de rechtstoestand van het gemeentepersoneel sprake is van bepalingen van de Bezoldigingsregeling 1965 gemeente Maastricht, vinden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening voor zoveel mogelijk de bepalingen van deze verordening overeenkomstige toepassing.