Regeling vervallen per 10-01-2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 09-01-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Marum;

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat gelet op de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015, waarin aan ons de bevoegdheid is gegeven om nadere regels te stellen;

besluiten vast te stellen het volgende

BESLUIT MAATSCHAPPELIJK ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015.

Artikel 2 Eigen rekening

Indien de belanghebbende een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende voorziening komt het meerdere voor rekening van de belanghebbende.

EIGEN BIJDRAGE

Artikel 3 Opleggen eigen bijdrage

  • 1.

    Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3.

    Voor kosten voor onderhoud, reparatie en/of verzekering van een voorziening kan ook een eigen bijdrage worden opgelegd.

  • 4.

    In uitzondering op de voorgaande leden is geen eigen bijdrage verschuldigd voor jeugdigen (onder 18 jaar), rolstoelvoorzieningen, het collectief vervoer, verhuiskostenvergoeding, woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, tijdelijke huisvesting, huurderving.

    .

Artikel 4 Berekening, vaststelling eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd, vastgesteld en geïnd per periode van vier weken, zoals geregeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    Berekening, oplegging, vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 3.

    Een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening kan, na advies van een instelling voor maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, door het college worden gegeven, wanneer die bijdrage tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kan leiden.

Artikel 5 Maximale periodebijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage over een periode van vier weken is gelijk aan de wettelijke “maximale periodebijdrage” in die periode, tenzij deze bijdrage hoger is dan de “kosten van de voorziening per vier weken” in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de “kosten van de voorziening per vier weken”.

  • 2.

    Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor Wlz-zorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de belanghebbende per vier weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende “maximale periodebijdrage”, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (Wmo en/of Wlz-zorg).

Artikel 6 Berekening maximale periodebijdrage

  • 1.

    Bij de bepaling van de hoogte van de maximale periodebijdrage in een bepaald jaar wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de belanghebbende en dat van zijn eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De gegevens over het verzamelinkomen worden ingewonnen bij de Belastingdienst.

  • 2.

    De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 19,40 per vier weken (norm 2015), met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 22.331,-- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.331,-- per vier weken.

  • 3.

    De wettelijke bepaalde maximale periodebijdrage is voor ongehuwde personen van met de pensioengerechtigde leeftijd of ouder € 19,40 (norm 2015) per vier weken, met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.634,-- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en

  • 4.

    € 16.634,-- per vier weken.

  • 5.

    De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd € 27,60 (norm 2015) per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 27.917,-- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 27.917,-- per vier weken.

  • 6.

    De wettelijk bepaalde maximale periodebijdrage is voor gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt € 27,60 (norm 2015) per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 23.046,-- het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 23.046,-- per vier weken.

  • 7.

    Voor wat betreft de hoogte van de in leden 2 t/m 5 genoemde bedragen wordt aangesloten bij de bedragen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 7 Inhoud besluit

Het college meldt de belanghebbende in een besluit tot verstrekking van een voorziening gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is en hoe hoog het bedrag van de “Kosten van de voorziening per vier weken” is.

Artikel 8 Eigen bijdrage huishoudelijke hulp (Hulp bij het huishouden)

  • 1.

    Voor hulp bij het huishouden in natura (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die vier weken, vermenigvuldigd met het uurtarief dat het college aan de zorgaanbieders betaalt.

  • 2.

    Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH2) wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” wordt als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodiek persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van vier weken.

  • 3.

    Voor hulp bij het huishouden in natura (HH1) die tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid 1.

  • 4.

    Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (HH1) dat tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de berekening in lid 2.

Artikel 9 Eigen bijdrage bij tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1.

    Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een (periodieke) financiële tegemoetkoming wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: hoogte van de (periodieke) financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van vier weken.

  • 2.

    Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing) wordt een eigen bijdrage opgelegd afhankelijk van de soort maatwerkvoorziening gedurende in de tabel genoemde periodes maal de kosten van de voorziening. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door de in de tabel genoemde periodes van vier weken.

Artikel 10 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening in bruikleen en huur

  • 1.

    Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires onderhoud) van de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per vier weken (zie tabel).

  • 2.

    Voor voorzieningen die door de gemeente worden gehuurd, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De hoogte wordt berekend door de huurprijs per maand om te rekenen naar een periode van vier weken.

  • 3.

    Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De “Kosten van de voorziening per vier weken” worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van vier weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is (zie tabel).

  • 4.

    Mocht na de afschrijvingstermijn blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd. Een eigen bijdrage is dan niet meer verschuldigd.

Omschrijving

Kosten voorziening per vier weken maatwerkvoorzieningen

Duur eigen bijdrage

bruikleen

Duur eigen bijdrage PGB

Bouwkundige of woontechnische woningaanpassing

Werkelijke kosten of hoogte PGB / 260

20 jaar

20 jaar

Verhuizen

Werkelijke kosten of hoogte PGB / 91

7 jaar

7 jaar

Woningsanering

Werkelijke kosten of hoogte PGB / 91

7 jaar

7 jaar

Woonunit

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 195

Zolang de voorziening wordt gebruikt

15 jaar

Traplift

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 195

Zolang de voorziening wordt gebruikt

15 jaar

Tillift

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130

Zolang de voorziening wordt gebruikt

10 jaar

Verrijdbare tillift, transferhulpmiddelen, pakpaal, losse papegaai, douche en toilet hulpmiddelen e.d.

Indien verstrekt in bruikleen: Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 / 130

Zolang de voorziening wordt gebruikt

n.v.t.

Indien verstrekt in eigendom: Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 91

7 jaar

7 jaar

Scootmobiel

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130

Zolang voorziening wordt gebruikt

7 jaar

Scootmobielsafe

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 195

Zolang de voorziening wordt gebruikt

15 jaar

Handbike

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130

Zolang de voorziening wordt gebruikt

10 jaar

(Aanpassing) fiets

Werkelijke danwel gemiddelde nieuwprijs 1 of hoogte PGB / 130

10 jaar

10 jaar

Aanpassing auto

Werkelijke of gemiddelde nieuwprijs 1 / 130

10 jaar

n.v.t.

1 Het gaat om de all-in nieuwprijs, inclusief evt. afkoop van accessoires, onderhoud, verzekering en dergelijke

2 Inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald

Artikel 11 Eigen bijdrage bij opvang en beschermd wonen

  • 1.

    Een cliënt is voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    De bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor verblijf in een opvang of beschermd wonen minus zak –en kleedgeld.

  • 3.

    De cliënt mag bij opvang niet minder over houden dan de zak- en kleedgeldnorm, als bedoeld in artikel 23 lid 1 van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaard-premie gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld, overeenkomstig artikel 1 lid 1 sub g van de Wet op de zorgtoeslag.

  • 4.

    Indien de instelling bij voltijdsopvang of crisisopvang aan de cliënt geen voeding verstrekt, dan dient de instelling de cliënt een bedrag per dag beschikbaar te stellen voor het inkopen van voedingsmiddelen. Dit bedrag is gelijk aan dat het NIBUD jaarlijks berekent als gemiddelde kosten voor voeding per dag.

  • 5.

    Afwezigheid van de cliënt uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging voor de opvang of beschermd wonen, wordt de verschuldigdheid van de bijdrage buiten beschouwing gelaten.

  • 6.

    Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij een vergoeding voor huisvesting betaalt aan een instelling.

  • 7.

    Voor dagopvang, nachtopvang en noodopvang voor personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld is voor maximaal drie dagen geen bijdrage verschuldigd.

  • 8.

    Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij tijdens zijn verblijf woonkosten is verschuldigd, wanneer hij als hoofdbewoner voor de woning die hij verlaten heeft in verband met risico’s voor de veiligheid in verband met huiselijk geweld.

  • 9.

    De door het college aangewezen instellingen voor maatschappelijke opvang en opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld zijn verplicht de vastgestelde bijdrage te innen van de cliënten in die gevallen wanneer de bijdrage niet kan worden ingehouden op de bijstandsuitkering of inkomensvoorziening van de cliënt.

  • 10.

    Het college stelt de bijdrage voor de opvang vast.

    PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 12 Vrij besteedbaar bedrag persoonsgebonden budget

Over een persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over een bedrag tot en met € 250,--.

Artikel 13 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    De hulp bij het huishouden wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren.

  • 2.

    Het uurtarief bij het inhuren van een particuliere hulp bedraagt € 19,28 voor HH2.

  • 3.

    Het uurtarief hulp bij het huishouden HH1, dat tot 1 juli 2015 in het kader van het overgangsrecht wordt verstrekt, bedraagt € 13,60 bij het inhuren van een particuliere hulp.

Artikel 14 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening. Dit bedrag wordt, indien nodig, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en, indien nodig, een bedrag voor de verzekering.

  • 2.

    Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van vijf jaar.

  • 3.

    De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedragen:

    • a.

      het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt € 1.083,-- (norm 2015), voor een rolstoelbus € 1.529,-- (norm 2015);

    • b.

      het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een taxi bedraagt

    • c.

      € 1.083,-- (norm 2015);

    • d.

      het normbedrag dat per jaar wordt verstrekt voor het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.529,-- (norm 2015).

Artikel 15 Persoonsgebonden budget rolstoel

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt op basis van een offerte vastgesteld op als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met 25% van de tegenwaarde voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en indien nodig, met de kosten van een verzekering.

  • 2.

    Ingeval het een persoonsgebonden budget voor roerende voorzieningen betreft, die de gemeenten normaal huurt, is de tegenwaarde de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie en aanpassingen zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald gedurende een periode van vijf jaar.

Artikel 16 Tarieven persoonsgebonden budget begeleiding en dagbesteding

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor formele hulp wordt vastgesteld volgens de hierna genoemde tabel:

  • 1.

    Het tarief voor informele hulp bij begeleiding wordt gesteld op € 20,00 per uur.

  • 2.

    Het tarief voor informele hulp begeleiding groep wordt vastgesteld op € 20,00 per dagdeel

Artikel 17 Tarief kortdurend verblijf

  • 1.

    Het tarief voor formele hulp bij kortdurend verblijf wordt vastgesteld op 100,99 per etmaal.

  • 2.

    Het tarief voor informele hulp bij kortdurend verblijf wordt gesteld op € 30,00 per etmaal.

    FINANCIËLE TEGEMOETKOMING

Artikel 18 Hoogte van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.695,39 (norm 2015).

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte (artikel 4.8 Verordening) bedraagt maximaal € 5.437,-- (norm 2015).

  • 3.

    De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (huurderving) bedraagt maximaal € 272,- per maand (norm 2015) tot een maximum van zes maanden en met uitzondering van de eerste maand.

  • 4.

    De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (tijdelijke huisvesting) bedraagt maximaal € 544,-- per maand (norm 2015) met een maximum van zes maanden.

  • 5.

    De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, specifiek voor een woonwagen of woonschip, bedraagt maximaal € 1.189,-- (norm 2015).

  • 6.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt € 2.583,-- (norm 2015) voor de aanschaf van de sportrolstoel zelf en 25% hiervan voor de kosten van onderhoud en reparatie van de voorziening en kan maximaal eens in de drie jaar worden verstrekt(afhankelijk van de technische staat van de voorziening). Het gehele bedrag wordt in één keer voor de periode van drie jaar uitgekeerd.

  • 7.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming die op grond van artikel 10 lid 12 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015 wordt verstrekt voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto bedraagt € 1.083,-- (norm 2015), voor een rolstoelbus € 1.529,-- (norm 2015).

    SLOTBEPALING

Artikel 19 Citeertitel, inwerkingtreding en vervallen

  • 1.

    Dit financieel besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Marum 2015

  • 2.

    Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.

    Marum, 31 maart 2015.

    Burgemeester en wethouders van de gemeente Marum,

    de secretaris, de burgemeester,

    (J.A. Jellema) (H. Kosmeijer)