Regeling vervallen per 24-03-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening Jeugdhulp gemeente Medemblik 2017

Geldend van 24-02-2017 t/m 23-03-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Medemblik 2017

De raad van de gemeente Medemblik,

gelezen het bijbehorende voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Jeugdhulp Medemblik 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • ·

    algemene voorziening: een vrij toegankelijke voorziening of buiten het kader van de wet op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • ·

    gesprek: het gesprek waarmee een onderzoek wordt ingesteld naar de in te zetten voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de wet;

  • ·

    gespreksverslag: een door het college opgesteld verslag van het gesprek;

  • ·

    gezinsplan: een plan samen met de jeugdige en/ of zijn ouders opgesteld waarin het gespreksverslag is opgenomen;

  • ·

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • ·

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening op grond van de Jeugdwet en zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • ·

    jeugdige: als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • ·

    melding: het moment dat een jeugdige en/of zijn ouders en/of een wettelijk vertegenwoordiger zich bij het college meldt met een hulpvraag;

  • ·

    ouder(s): als bedoeld in artikel 1.1 van de jeugdwet;

  • ·

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • ·

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      ondersteuning vanuit het wijkteam

    • b.

      algemeen- en schoolmaatschappelijk werk

    • c.

      jongerenwerk

    • d.

      opvoed- en opgroei ondersteuning

    • e.

      voorlichting, vrij toegankelijke cursussen en trainingen

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Pleegzorg

    • b.

      JeugdzorgPlus

    • c.

      Crisishulp en –opvang

    • d.

      Jeugdbescherming en Jeugdreclassering

    • e.

      Jeugd- en opvoedhulp

    • f.

      Ernstige Enkelvoudige Dyslexie zorg

    • g.

      3 milieusvoorzieningen

    • h.

      GBGGZ 2016

    • i.

      SGGZ 2016

    • j.

      Behandeling, begeleiding, verzorging en kort verblijf

    • l.

      En andere hier niet genoemde landelijk beschikbare jeugdhulp

  • 3. Indien de jeugdige en/of zijn ouders gebruik kunnen maken van een voorziening genoemd in het eerste lid geldt deze als voorliggend op een voorziening uit het tweede lid. Indien blijkt dat een voorziening uit het eerste lid niet toereikend of passend (meer) is, kan een voorziening uit het tweede lid worden toegekend.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts hebben expliciet verwijsrecht naar een jeugdhulpaanbieder. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Zowel de huisarts, medisch specialist en jeugdarts als de jeugdhulpaanbieder stellen het college bij voorkeur in kennis van hun verwijzing dan wel inzet / start van de jeugdhulp / individuele voorziening. Hierover maakt het college afspraken met de desbetreffende partijen.

  • 3. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 7.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de toegang van de jeugdhulp, waarbij het genoemde in artikel 5 in acht wordt genomen.

Artikel 5. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1. Het college neemt het gespreksverslag en/of het gezinsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een hulpvraag die kan leiden tot een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een individuele voorziening toekennen voor zover de jeugdige:

    • a.

      niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met hulp van zijn ouders of andere personen uit het sociaal netwerk een oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik maken van een algemene voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 3. Het college treft dan ten behoeve van de jeugdige voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en het college waarborgt een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

  • 4. Het college stelt bij het treffen van voorzieningen vast in hoeverre het noodzakelijk is om, in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt aan te bieden.

  • 5. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopste adequate voorziening, waarbij geldt dat het criterium 'de goedkoopste' alleen een criterium is bij gelijke kwaliteit van verschillende voorzieningen.

  • 6. Het college kan een externe adviesinstantie om advies vragen als het dit van het belang acht voor de beoordeling van de hulpvraag.

Artikel 6. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat inwoners kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de jeugdige uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouders voor het gesprek op de mogelijkheid hiervan gebruik te maken.

Artikel 7. Inhoud beschikking

Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden, naast de wettelijke vereisten, tevens in de beschikking de met jeugdige of zijn ouder(s) gemaakte afspraken vastgelegd.

Artikel 8. Regels voor persoonsgebonden budget

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de wet.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of het ingekochte noodzakelijk was.

  • 3. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige en/of zijn ouders ingediend plan over de besteding;

    • b.

      is toereikend om effectieve kwalitatief goede zorg in te kopen;

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van een voorziening in natura waarbij er een differentiatie in het tarief wordt aangebracht bij de inzet van professionele hulp en niet professionele hulp

  • 4. Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze en onder welke voorwaarden de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 5. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie het pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon uit het sociaal netwerk.

Artikel 9. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Conform artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouder(s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Conform artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouder(s) niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouder(s) niet meer voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouder(s) de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 10. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college stelt indien nodig bij nadere regeling de aanvullende kwaliteitsregels voor aanbieders van jeugdhulp vast.

Artikel 11. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdige, ouder(s) en pleegouder(s) een beroep kunnen doen op eenonafhankelijke vertrouwenspersoon, die landelijk is aangesteld via het AKJ (Advies- en Klachten Bureau Jeugd).

  • 2. Het college wijst jeugdige en ouder(s) erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 12. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van jeugdige of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van de voorgaande leden.

Artikel 14. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens per jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 15. Intrekking en overgangsrecht

  • 1. De Verordening Jeugdhulp gemeente Medemblik 2015 wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige en/of zijn ouders houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Medemblik 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Medemblik 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Medemblik 2015, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Medemblik 2017.