Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblijk houdende regels omtrent burgerinitiatieven Verordening Burgerinitiatief Medemblik

Geldend van 06-04-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblijk houdende regels omtrent burgerinitiatieven Verordening Burgerinitiatief Medemblik

Artikel 1.

In deze verordening wordt onder Burgerinitiatief verstaan: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de raad te plaatsen.

Artikel 2.

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is een verzoek dat:

    • a.

      een onderwerp bevat als opgenomen in artikel 4

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden als gesteld in artikel 5.

Artikel 3.

Initiatiefgerechtigd zijn alle ingezetenen van de gemeente Medemblik van 14 jaar en ouder, waarbij de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend is.

Initiatiefgerechtigd zijn tevens die personen die werkzaam zijn in de gemeente Medemblik, doch hun woonplaats elders hebben. Er wordt –m.u.v. de leeftijd- aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet.

Artikel 4.

Van een burgerinitiatief is uitgesloten:

  • a.

    een onderwerp dat niet tot de bevoegdheid van de Gemeenteraad behoort,

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid,

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene Wet Bestuursrecht,

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene Wet Bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur,

  • e.

    een onderwerp waarover korter dan 2 jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden,

  • f.

    een onderwerp met betrekking tot privé en/of zakelijke belangen,

  • g.

    een onderwerp betreffende tarieven en belastingen.

Artikel 5.

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, bij voorkeur tijdens een vergadering van de gemeenteraad.

  • 2. Het verzoek bevat tenminste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief

    • c.

      personalia van de initiatiefnemer: achternaam, voornamen, adres, geboortedatum en handtekening

    • d.

      een lijst met achternamen, voornamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van minimaal 29 initiatiefgerechtigden die het voorstel ondersteunen.

  • 3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in de bijlage van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6.

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het voorstel op de agenda van de betrokken vakcommissie voor advies aan de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat tenminste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening en de dag van de vergadering waarin de raad over het verzoek beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijdigheid met artikel 4, kan de raad het voorstel doorsturen naar het College van B&W indien het verzoek wel onder de bevoegdheid van het College valt.

  • 3. De voorzitter van de commissie nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd.

  • 4. De initiatiefnemer heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn voorstel nader toe te lichten.

  • 5. De commissie adviseert de raad voor beraadslaging en besluitvorming van het initiatiefvoorstel in de gemeenteraad.

  • 6. Na besluitvorming in de raad wordt de uitkomst gepubliceerd op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 7. Tegelijkertijd met deze bekendmaking wordt van het besluit schriftelijk mededeling gedaan aan de verzoeker.

Artikel 7.

De voorzitter van de raad vermeldt in het burgerjaarverslag jaarlijks de resultaten van deze verordening.

Artikel 8.

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Burgerinitiatief Medemblik en treedt in werking op 1 maart 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 maart 2012,

De griffier, De voorzitter,

Bijlage.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.

In deze verordening is ervoor gekozen om het begrip “burgerinitiatief” te hanteren voor de aanduiding van een voorstel dat een initiatiefgerechtigde het recht geeft een onderwerp op de raadsagenda te plaatsen. Dit onderwerp kan eventueel vergezeld gaan van een concreet voorstel.

Artikel 2.

Dit artikel verplicht de raad een initiatiefvoorstel te beoordelen op geldigheid en het na goedkeuring te agenderen voor de raadsvergadering.

Normaal gesproken bepaalt de raad zijn eigen agenda, maar een initiatiefvoorstel is gerechtvaardigd als dit ook concreet door een in de verordening omschreven deel van de inwoners wordt gesteund.

Artikel 3.

Normaal gesproken kunnen slechts kiesgerechtigden invloed uitoefenen op de lokale politiek. Wie kiesgerechtigd is, wordt bepaald volgens artikel B3 van de Kieswet.

Deze verordening wijkt in 2 opzichten hiervan af: om de betrokkenheid bij het openbaar bestuur te vergroten is gekozen voor een minimumleeftijd van 14 jaar, maar verder wél voldoen aan de vereisten van de Kieswet.

Tevens is ervoor gekozen om ook burgers die werkzaam zijn in deze gemeente maar elders wonen, initiatiefgerechtigd te laten zijn.

Artikel 4.

De raad beslist over veel, maar niet over alles. Daarom is het zinvol aan te geven welke wettelijke beperkingen er zijn. Daarnaast moet worden voorkomen dat het burgerinitiatief andere bezwaar- cq klachtenprocedures doorkruist. Ook het gemeentelijk beleid an sich wordt uitgesloten: daarvoor zijn andere wegen beschikbaar, zoals inspreken op een commissie- of raadsvergadering, bezoek aan de fracties, of gebruik maken van het spreekuur van collegeleden. Verder zijn zaken die recent (binnen 2 jaar) in de raad zijn behandeld uitgesloten, tenzij aantoonbaar nieuwe ontwikkelingen kunnen worden aangedragen.

Een burgerinitiatief dat wordt doorgestuurd naar het college, of de burgemeester als portefeuillehouder, is geen burgerinitiatief meer volgens de omschrijving in artikel 1 van deze verordening. Lid c is bedoeld om te voorkomen dat het college of de burgemeester een burgerinitiatief om die reden terzijde kan schuiven.

Artikel 5.

Het is aan te bevelen om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Door dit tijdens een raadsvergadering te laten gebeuren krijgt de indiening van het burgerinitiatief een formele en openbare status. De initiatiefnemer wordt in de gelegenheid gesteld het burgerinitiatief toe te lichten.

Indiening vindt plaats via een hiervoor beschikbaar format, via de griffie te verkrijgen, waarin naast het onderhavige voorstel en een toelichting daarop in ieder geval de personalia van de indiener moeten zijn vermeld alsmede de personalia en handtekeningen van minimaal 29 initiatiefgerechtigden van het voorstel.

Artikel 6.

Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat een initiatief getoetst wordt aan de vereisten en er een besluit wordt genomen over de behandeling van het burgerinitiatief .

Als in lid 1de raad het voorstel afwijst dan is er sprake van een formeel raadsbesluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep op de rechter open staan.

Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (art.6:3 Awb)

De leden 3, 4 en 5 zorgen voor transparantie naar de burgers bij de formele afhandeling van het burgerinitiatief

Op grond van lid 6 wordt de initiatiefnemer schriftelijk meegedeeld wat het resultaat is van de beraadslaging in de raad.

Afhankelijk van de inhoud van het raadsbesluit op het initiatiefvoorstel, kan er sprake zijn van een besluit in de zin van de Awb die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Tegen subsidieverlening voor een project (naar aanleiding van het burgerinitiatief) staat bezwaar en beroep open,maar tegen een besluit om bepaalde punten in een verordening aan te passen staat geen bezwaar en beroep open. (art.8:2 Awb)

Artikel 7.

Alhoewel het burgerjaarverslag niet meer verplicht is, is in Medemblik door de raad nog geen beslissing genomen over al dan niet doorgaan met de uitgifte van een Burgerjaarverslag.

De raad verplicht de burgemeester, bij handhaving van het burgerjaarverslag, een overzicht te vervaardigen van de in het betrokken jaar ingediende burgerinitiatieven.