Regeling vervallen per 11-02-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 10-02-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2020)

De raad van de gemeente Medemblik,

gelezen het bijbehorend voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Medemblik d.d. 12 november 2019;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.15, eerste lid, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6, eerste lid van de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid en 5.4 van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

overwegende dat ingezetenen een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van een ingezetene verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat ingezetenen die zelf, dan wel samen met personen uit hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische op psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

b e s l u i t

Vast te stellen de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2020

En in te trekken de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Medemblik 2018

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

    • b.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;

    • d.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • e.

      doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

    • f.

      gebruikelijke hulp of zorg: hulp of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren;

    • g.

      intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteit is gekoppeld aan het ondersteuningsprofiel;

    • h.

      keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

    • i.

      lokale toegang: algemene voorziening die een gemeente heeft ingericht om informatie/hulp/ ondersteuning te bieden aan een inwoner;

    • j.

      maatschappelijke ondersteuning:

      • i.

        bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

      • ii.

        ondersteunen van de zelfredzaamheid en het bevorderen van de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

      • iii.

        bieden van beschermd wonen en opvang;

    • k.

      maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan inwoner toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd.

    • l.

      ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

    • m.

      persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een inwoner van derden ontvangt;

    • n.

      perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken;

    • o.

      resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in een perspectiefplan;

    • p.

      spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt;

    • q.

      toezicht: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren;

    • r.

      toezichthouder: ambtenaar bevoegd tot toezicht op de naleving van de wet zoals gesteld in artikel 6.1 van de wet;

    • s.

      voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar adequaat resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de Wmo;

    • t.

      voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

    • u.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure tot toegang van een maatschappelijke voorziening.

Artikel 3 criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      het persoonlijk plan;

    • b.

      het perspectiefplan;

    • c.

      het gespreksverslag van het keukentafelgesprek waarin de voor beoordeling van de ondersteuningsbehoefte relevante gegevens zijn opgenomen;

    • d.

      andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de inwoner zijn ingebracht;

  • 2. Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • d.

      in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kan bieden;

    • e.

      of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

    • f.

      of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de inwoner vraagt.

  • 3. Indien een maatwerkvoorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

    • c.

      of als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 5. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening voor zover de aanvraag betrekking heeft op een al aangeschafte of ingezette maatwerkvoorziening en waarvan niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was.

  • 6. Als vastgesteld kan worden dat een reeds ingezette of aangeschafte maatwerkvoorziening noodzakelijk is, wordt niet langer dan 3 maanden voorafgaand aan de datum van de melding om ondersteuning vergoed.

Artikel 4. Advisering

  • 1. Het college kan om een extern deskundigenadvies vragen indien zij dat gewenst vindt.

  • 2. Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit en de motivering daarvan.

Artikel 5. Clientondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat inwoners kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt voor het gesprek op de mogelijkheid hiervan gebruik te maken.

Artikel 6. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. De beschikking bevat een vermelding of een eigen bijdrage van toepassing is.

  • 3. Wijzigingen in de persoonlijke situatie dienen te worden doorgegeven aan de lokale toegang.

  • 4. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daar van is;

    • b.

      de motivering voor dit arrangement of deze maatwerkvoorziening;

    • c.

      wat de ingangsdatum en de einddatum van de maatwerkvoorziening is;

    • d.

      indien van toepassing hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • e.

      indien van toepassing welke andere maatwerkvoorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • f.

      dat de beschikking binnen 3 maanden na afgifte beschikking dient te worden ingezet door de inwoner;

    • g.

      dat de maatwerkvoorziening binnen 3 maanden na afgifte beschikking geleverd of aangevangen dient te zijn;

    • h.

      dat een herindicatie zes weken voor de einddatum van de maatwerkvoorziening dient te worden aangevraagd bij de lokale toegang;

    • i.

      dat de termijn van bezwaar start na vaststelling perspectiefplan door college, indien deze deel uitmaakt van de beschikking.

  • 5. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb wordt aangewend;

    • b.

      dat er kwaliteitseisen van toepassing zijn;

    • c.

      indien van toepassing de omvang van de ondersteuning;

    • d.

      wat de hoogte van de pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • e.

      wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening is waarvoor het pgb is bedoeld;

    • f.

      dat de besteding van de pgb verantwoord moet worden;

    • g.

      dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden na afgifte beschikking geleverd of aangevangen dient te zijn;

    • h.

      dat de herindicatie zes weken voor de einddatum van de maatwerkvoorziening dient te worden aangevraagd bij de lokale toegang;

    • i.

      dat de termijn van bezwaar start na vaststelling perspectiefplan door college, indien deze deel uitmaakt van de beschikking.

  • 6. Het perspectiefplan maakt onderdeel uit van de beschikking door middel van een verwijzing daartoe.

Artikel 7. Regels voor een pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Het college kent een pgb toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

    • a.

      de inwoner (en diens eventuele vertegenwoordiger) voldoende vaardig is zoals verwoord in artikel 2.3.6 lid 2 onder a. van de wet;

  • 3. Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende 3 maanden voorafgaand aan de indiening van de melding heeft gemaakt, en/of waarvan niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was;

  • 4. Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • b.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • c.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • d.

      voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen, bemiddelingskosten of belangenbehartigers;

    • e.

      voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het administratieve en regietaken;

    • f.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • g.

      er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de cliënt, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of zorgaanbieder.

  • 5. Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb.

  • Het pgb kan in ieder geval geweigerd worden als:

    • a.

      de aanvrager handelingsonbekwaam is;

    • b.

      de aanvrager geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;

    • c.

      de aanvrager als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft;

    • d.

      de aanvrager als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft;

    • e.

      de aanvrager als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft;

    • f.

      er sprake is van verslavingsproblematiek;

    • g.

      er eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

    • h.

      er sprake is van aangetoonde fraude;

    • i.

      er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht;

    • j.

      het pgb- of zorgplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het zorgplan of pgb plan niet of onvolledig wordt ingeleverd;

    • k.

      de in te kopen zorg onder een andere wet dan de Wmo valt;

    • l.

      een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb;

    • m.

      de zorgaanbieder geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister;

    • n.

      de vertegenwoordiger mag geen banden hebben met de in te zetten zorg.

    Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • 6. Aanvullende regels voor pgb bij:

    • 1.

      een autoaanpassing: een pgb is gebaseerd op basis van de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen;

    • 2.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel: een pgb is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar;

    • 3.

      bezoekbaar maken van een woning: voor maximaal 1 woning pgb voor woonaanpassing. Het pgb voorziet alleen in de kosten van het aanpassen van de toegang tot de woning, de toegang tot de woonkamer en gebruik van de toiletruimte;

    • 4.

      woningaanpassingen en inzet van hulpmiddelen: deze persoon moet op professionele basis soortgelijke werkzaamheden verrichten.

Artikel 8. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan waarin is opgenomen hoe cliënt het budget wenst te gaan besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2. De hoogte van een pgb inclusief vakantie toeslag (v.t) voor een resultaat gericht geïndiceerd arrangement bedraagt:

    • a.

      maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per profiel indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • b.

      maximaal 85 % van het toepasselijk tarief per profiel indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZPer, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • c.

      indien een pgb uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, geldt een maximum tarief van € 20,00 incl. v.t. conform artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

    • d.

      Indien met een pgb hulp of ondersteuning wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van hulp door een professionele hulpverlener en hulp of ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling) levert het college maatwerk met een passend tarief.

    • e.

      indien een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders levert het college maatwerk met een passend tarief.

  • 3. Het uurtarief voor Huishoudelijke Ondersteuning, geleverd door iemand uit het sociaal netwerk is bepaald op € 15,00 per uur incl. v.t.;

  • 4. Taxi- en rolstoelvervoer: stelt het college vast in nadere regels;

  • 5. Het college kan nadere regels stellen omtrent indexering van pgb-tarieven.

Artikel 9. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt kan een bijdrage verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. Bij een koopvoorziening is het totaal van de bijdragen nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

  • 3. Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      welke voorzieningen en doelgroepen zijn uitgezonderd van het bepaalde in het tweede lid;

    • c.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

    • d.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders/verzorgers.

  • 4. De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de wet, of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage verschuldigd is.

  • 5. Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      Op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, en;

    • b.

      Door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.

Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2. Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

    • c.

      beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3. Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke toezicht handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels van lid 2 door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4. Indien een zorgaanbieder diensten aanbiedt via een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 5. Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college het pgb-plan van de cliënt en beoordeelt of de kwaliteit door de gewenste zorgaanbieder geboden kan worden.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 11. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning door een professionele hulpverlener.

  • 2. Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 12. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

    • g.

      de zorgverlener onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

Artikel 13. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste een door het college vastgestelde periode, als er ten aanzien van een cliënt of zorgverlener een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, onder d van deze verordening.

  • 3. Het college stelt inwoner en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 14. Toezichthouder

  • 1. Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 2. Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4. De toezichthouder adviseert aan de colleges WF7, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.

  • 5. De toezichthouder informeert het college via een jaarverslag.

Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 16. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college verstrekt in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, en de nader vastgestelde regeling aan personen met een beperking of chronische psychische of psycho-sociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6. Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 7. Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige maatwerkvoorzieningen, rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening

      • iv.

        verzekering van de voorziening.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 18. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebbenop de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 19. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 20. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de inwoner

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 21. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie is een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2020 is van toepassing op alle aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.

  • 1.

    Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld met inachtneming van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018.

  • 2.

    Beschikkingen van cliënten die doorlopen tot na 31-12-2020, worden herbeoordeeld conform deze verordening en de nadere regels van de gemeente Medemblik. Op grondslag van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.

    • a.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van 1 aanbieder voor enkelvoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel.

    • b.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van 1 aanbieder voor meervoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel / opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

    • c.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van meer dan 1 zorgaanbieder worden in de loop van 2020 opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

  • 3.

    Indien de beschikking na herbeoordeling conform deze verordening, het Besluit en de Beleidsregels van de gemeente Medemblik inbreuk maakt op de beschikking die afgegeven is, wordt een overgangstermijn van minimaal drie maanden gehanteerd binnen welke termijn de beschikkingen doorlopen.

  • 4.

    In aanvulling op lid 2 en 3 van dit artikel ontvangen cliënten aan wie een pgb is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2020 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na een herbeoordeling, een budget conform de afgegeven beschikking.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2020.

  • 3. De verordening eerste wijziging verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 28 november 2019.

De griffier,

De voorzitter,