Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent voorschoolse voorzieningen (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik)

Geldend van 07-02-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent voorschoolse voorzieningen (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Algemene

subsidieverordening gemeente Medemblik;

besluit:

vast te stellen de navolgende nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • Doelgroeppeuters: in de gemeente Medemblik woonachtige kinderen van 2 tot 5 jaar die op indicatie van GGD Hollands Noorden in aanmerking komen voor een VE-plaats.

  • Houder: de rechtspersoon die een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf exploiteert in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

  • Inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar.

  • Exclusieve peutervoorziening: locatie waar alleen peuteropvang wordt gerealiseerd voor kinderen tussen 2-4 jaar, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. In het LRKP geregistreerd als kinderopvang.

  • Kindcentrum: een voorziening als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • LRK: Landelijk Register Kinderopvang: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • Ouderbijdrage: de financiële bijdrage die de ouder(s)/verzorger(s) betaalt/betalen bij afname van een VE- of peuterplaats afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden en op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk”.

  • Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. De plek bevindt zich op een voorschoolse voorziening die in het LRK als kinderdagverblijf staat geregistreerd.

    Bestemd voor peuter van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • Peuterplaats: Een kindplaats voor kinderen van 2 jaar tot de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs gaan, zoals omschreven in de Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik.

  • Uurtarief: het tarief dat door aanbieders in rekening wordt gebracht voor een uur peuter- of kinderopvang;

  • Vaste voet: een vaste bijdrage per locatie van de gemeente aan de houder, bedoeld als tegemoetkoming in de extra kosten die de houder maakt voor de uitvoering van voorschoolse educatie en om de kwaliteit in stand te houden en te verhogen.

  • Voorschoolse educatie: uitvoering van een voorschools programma gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs.

  • VE-plaats: een kindplaats voor kinderen die vallen onder de doelgroep van voorschoolse educatie, zoals omschreven in deze Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik.

  • VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang: door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde adviestabel (jaarlijks geïndexeerd) voor te hanteren inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor een af te nemen peuterplek.

  • Voorschoolse voorziening: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in de gemeente Medemblik in het LRK, waar de houder peuteropvang uitvoert. De locatie is ten minste twee dagdelen per week geopend voor peuteropvang.

  • Verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

  • VVE-programma: een erkend programma voor voor- en vroegschoolse educatie gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze moet opgenomen zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

  • VVE Convenant gemeente Medemblik: het convenant tussen voorschoolse voorzieningen, basisscholen, de gemeente Medemblik en GGD Hollands Noorden waarin afspraken zijn vastgesteld over de uitvoering van VVE in de gemeente Medemblik.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

Subsidie in de vorm van een gemeentelijke toeslag wordt uitsluitend verleend voor opvang in een geregistreerd kindercentrum met of zonder voorschoolse educatie.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 3. Subsidieaanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door de houder.

Artikel 4. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een aanvraagformulier.

  • 2. In afwijking van artikel 5 lid 2 van de ASV verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      Een begroting van de voorschoolse voorziening inclusief dekkingsplan (opgave van bij andere personen of organisaties aangevraagde subsidie of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit).

    • b.

      Een activiteitenplan met daarin opgenomen het aantal peuters waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 5. Doelgroep

Een subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verleend aan houders die peuterplekken bieden aan de volgende doelgroepen: 


  • 1.

    Medemblikse peuters van 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, die een peuterplek regulier bezetten van twee dagdelen voor maximaal 8 uur per week.

  • 2.

    Medemblikse doelgroeppeuters van 2 tot 2,5 jaar die een peuterplek VE bezetten voor maximaal 8 uur per week.

  • 3.

    Medemblikse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, die een peuterplek VE bezetten voor 16 uur per week verdeeld over ten minste drie dagen.

Artikel 6. Hoogte van de subsidie

  • 1. Het college subsidieert per daadwerkelijk bezette reguliere peuterplek met een maximum van maximaal 8 uur per week het verschil tussen het bij “Besluit Kinderopvangtoeslag” (jaarlijks geïndexeerd) vastgestelde maximaal uurtarief en de op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk” vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage, daar waar de ouder aantoonbaar geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag.

  • 2. Het college subsidieert voor de eerste 8 uur per week per daadwerkelijk bezette VE-plaats het verschil tussen het bij “Besluit Kinderopvangtoeslag” (jaarlijks geïndexeerd) vastgestelde maximaal uurtarief en de op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk” vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage, daar waar de ouder aantoonbaar geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag.

  • 3. Het college subsidieert voor de laatste 8 uur per week per daadwerkelijk bezette VE-plaats het vastgestelde maximaal uurtarief kinderopvangtoeslag.

  • 4. Naast de in lid 1, lid 2 en lid 3 genoemde subsidiebedragen stelt het college een vaste voet van € 9.500,- beschikbaar aan voorschoolse voorzieningen.

Artikel 7. Subsidieverlening

De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgende prioriteit;

  • I.

    Aanvragen van houders voor locaties waarvoor deze houder in het kalenderjaar 2017 en daarvoor gemeentelijke subsidie voor peuterspeelzaalwerk heeft ontvangen en in het LRKP geregistreerd stond als “peuterspeelzaal”. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit I) werkelijk bezet was op 1 oktober van het kalenderjaar, voorafgaand aan het jaar waar subsidie voor aangevraagd wordt. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in een tussenrapportage van de houder van de peuteropvang. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VE-plaats in de periode oktober t/m december aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de definitieve vaststelling van de subsidie.

  • II.

    Aanvragen voor het aantal peuterplekken op bestaande, niet eerder gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit II) naar verwachting bezet zal zijn op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in een begroting van de houder van de voorschoolse voorziening. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VE-plaats in het subsidiejaar aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de vaststelling van de subsidie.

  • III.

    Aanvragen voor nieuwe peuterplekken op nieuw (na 1 januari 2020) opgerichte, niet eerder gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit III) naar verwachting bezet zal zijn op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in de begroting van de houder van de peuterspeelzaal. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VE-plaats in het subsidiejaar aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de vaststelling van de subsidie.

Artikel 8. Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

De houder van VE-plaatsen dient zich te conformeren aan het VVE Convenant gemeente Medemblik en de daarin opgenomen afspraken.

Artikel 9. Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

  • 1. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2). Voor ouders die een VE-plaats aanvragen geldt de maximale ouderbijdrage zoals opgenomen in de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang” (zie Bijlage 1).

  • 2. Indien het te verwachte verzamelinkomen over het kalenderjaar waar subsidie voor ontvangen is wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring(en) over het voorafgaande kalenderjaar, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen in het verstrekkingsjaar van de subsidie blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, enz. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.

  • 3. De houder beschikt over onderliggende gegevens en stelt deze op verzoek van het college beschikbaar:

    • -

      de ondertekende plaatsingsovereenkomst tussen de houder en de ouder(s)/verzorger(s), waarin in ieder geval wordt aangegeven: de naam en het adres van de locatie, het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;

    • -

      indien van toepassing: de naam en BSN van de (ex-)partner en, indien deze op een ander adres woont dan het adres van de ouder/verzorger, het adres van de (ex-)partner.

    • -

      naam, BSN en geboortedatum van het kind of de kinderen;

    • -

      de inkomensgegevens van de ouder(s)/verzorger(s), afkomstig van een actuele inkomensverklaring of kopie van de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

    • -

      gegevens waaruit blijkt dat de Tarieventabel correct is toegepast;

    • -

      gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s)/verzorger(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag;

    • -

      bewijs van de indicatiestelling voor voorschoolse educatie.

  • 4. In aanvulling op het vorige lid kan het college overige gegevens opvragen, indien dat noodzakelijk is voor het beoordelen van de subsidie.

  • 5. De instelling die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie in de peuteropvang ontvangt sluit met de ouders een overeenkomst voor de peuterplaats waarin rechten en plichten zijn vastgelegd.

Artikel 10. Ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring of aangifte inkomstenbelasting over het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar en eventueel aangevuld met documenten zoals vermeld in artikel 9 lid 2.

  • 2. Na bepaling van het te verwachte verzamelinkomen stelt de houder op grond van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang” (Bijlage 1) de ouderbijdrage vast.

Artikel 11. Weigering, herziening en intrekking subsidie

  • 1. Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 8 van de Algemene subsidieverordening gemeente Medemblik en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels, kan subsidie in ieder geval worden geweigerd indien bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt van de houder van een vestiging vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening.

  • 2. Indien gedurende de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft voor betreffende voorschoolse voorziening bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening of aanpassing van de vaststelling tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK III DE SUBSIDIEVASTSTELLING EN VERANTWOORDING

Artikel 12. Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van de gegevens van artikel 9. De houder stelt deze informatie op verzoek van het college beschikbaar.

  • 2. De vaststelling vindt plaats op basis van het aantal werkelijk bezette peuterplekken. Daaronder wordt hier begrepen het aantal werkelijk bezette peuterplekken, regulier en VVE.

HOOFDSTUK IV SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze nadere regels af te wijken.

Artikel 14. Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik”.

Artikel 15. Reikwijdte van de nadere regels

Deze nadere regels zijn van toepassing op alle subsidies die het college na 1 januari 2020 verstrekt voor peuteropvang en VVE.

Artikel 16. Duur van de nadere regels

Deze nadere regels treden in werking per 1 januari 2020 en na bekendmaking van het besluit tot vaststelling ervan door het college en blijven geldig voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 7 januari 2020,

Burgemeester en wethouders van Medemblik,

De secretaris,

J. Zwaan

de burgemeester,

F. Streng

Bijlage 1: VNG Adviestabel inkomensafhankelijke ouderbijdrage peuteropvang 2020

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag

De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam:

Burgerservicenummer (BSN):

Staatnaam, huisnummer + toevoeging:

Postcode en woonplaats:

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang

Voorletters en achternaam:

Geboortedatum:

BSN-nummer:

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (zie ook: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvangtoeslag/vraag-en-antwoord/wanneer-heb-ik-recht-op-kinderopvangtoeslag). Dit verklaar ik door de bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier).

Tevens verklaar in hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruizen):

  • o

    in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag.

  • o

    bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking kom voor kinderopvangtoeslag

  • o

    op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen.

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van het formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, over overleggen van bewijsstukken.

Handtekening:

-----------------------------

Plaats en datum:

------------------------------

Toelichting bij verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient door middel van de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een IB60-formulier aan de peuteropvangaanbieder en aan de gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Wat is kinderopvangtoeslag

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt; 


  • een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, 
bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie. 


Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomensbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruik gemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Wat is een inkomensverklaring IB60?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingdienst staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.