Beleidsregels bestuurlijke boete gemeentelijke hondenbelasting gemeente Meerssen

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete gemeentelijke hondenbelasting gemeente Meerssen

BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE GEMEENTELIJKE HONDENBELASTING GEMEENTE MEERSSEN:  

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

§1 Reikwijdte

  • 1

    In deze regeling is het beleid neergelegd voor het opleggen van bestuurlijke boete bij de heffing van gemeentelijke hondenbelastingen waarop Hoofdstuk VELA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) van toepassing is.

  • 2

    Op beboetbare feiten die zijn begaan na de inwerkingtredingsdatum van deze regeling zijn de beleidsregels van deze regeling van toepassing.

  • 3

    Indien ter zake van beboetbare feiten op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog geen boete is opgelegd of de boetebeschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, dan zijn de beleidsregels van deze regeling van toepassing.

  • 4

    Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Omdat in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst daarnaast onderdelen staan die niet relevant zijn voor de heffing van gemeentelijke hondenbelasting, is ervoor gekozen die betreffende onderdelen niet in deze regeling op te nemen.

§ 2 Begrip belanghebbende

  • 1

    Onder belanghebbende wordt voor de toepassing van deze regeling verstaan degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd.

  • 2

    Bestuurlijke boeten worden aan de medepleger, feitelijk leidinggever of opdrachtgever opgelegd, met voorafgaande toestemming van het college.

§ 3 Ambtshalve vermindering

Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering.

§ 4 Pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld

  • 1

    In geval van een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (hierna te noemen: avas) legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van een pleitbaar standpunt of avas, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij avas wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.

  • 2

    Van een pleitbaar standpunt is sprake als een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen. Is er sprake van een pleitbaar standpunt, dan kan de belanghebbende er geen verwijt van worden gemaakt dat er aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Een pleitbaar standpunt sluit het opleggen van een verzuimboete uit.

§5 Vrijwillige verbetering

  • 1

    Van een vrijwillige verbetering is sprake als belanghebbende vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de heffingsambtenaar bekend is of zal worden met dat feit, uitdrukkelijk kenbaar maakt aan de heffingsambtenaar dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald.

  • 2

    Van uitdrukkelijk kenbaar maken is sprake indien belanghebbende alsnog op de voorgeschreven wijze schriftelijk aangifte doet.

  • 3

    Het bewijs dat er geen sprake is van een vrijwillige verbetering dient te worden geleverd door de heffingsambtenaar aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden.

  • 4

    Belanghebbende kan bijvoorbeeld niet meer vrijwillig verbeteren nadat hem is medegedeeld dat een boekenonderzoek zal worden ingesteld.

§ 6 Straftoemeting

  • 1

    Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van de percentages of bedragen vermeld in deze regeling. Het opleggen van een boete is een vorm van straftoemeting. Daarom houdt de heffingsambtenaar rekening met omstandigheden die aanleiding geven tot een hogere of een lagere boete dan op grond van de percentages of bedragen van deze regeling kan worden opgelegd. Deze omstandigheden (zie § 7) vormen het sluitstuk van de behoorlijke straftoemeting bij bestuurlijke boete. Gelet hierop is de heffingsambtenaar bij de uiteindelijke vaststelling van de hoogte van de boete dus niet gebonden aan het vaste percentage. De op grond van hoofdstuk 2, §1, onder 3 bepaalde hoogte van de boete kan zowel met een bepaald bedrag als met een bepaald percentage verlaagd of verhoogd worden. De boete kan echter nooit meer bedragen dan het wettelijk maximum.

  • 2

    Bij het in aanmerking nemen van individuele omstandigheden vindt een afweging plaats tussen zowel strafverminderende feiten en omstandigheden als strafverzwarende feiten en omstandigheden. Het resultaat van de afweging zal moeten leiden tot een boete die passend is te achten bij de geconstateerde beboetbare gedraging.

  • 3

    Bij deze verzuimboete zal, vanwege de wijze van oplegging, individueel getinte straftoemeting eerst in bezwaar aan de orde kunnen komen.

  • 4

    De stelplicht en bewijslast van strafverzwarende factoren rust op de heffingsambtenaar; de stelplicht en bewijslast van strafverminderende factoren op belanghebbende. Indien de heffingsambtenaar op de hoogte is van bijzondere omstandigheden, zal hij bij het opleggen van de boete daarmee rekening houden. De heffingsambtenaar hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of van strafverminderende factoren sprake is.

  • 5

    Gedragingen van belanghebbende na het begaan van het beboetbare feit, kunnen ook bij de straftoemeting worden betrokken.

§ 7 Strafverminderende omstandigheden

  • 1

    Tot de omstandigheden welke aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren:

    • a.

      een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de op grond van deze regeling op te leggen of opgelegde boete;

    • b.

      verzachtende omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit.

  • 2

    Bij wanverhouding gaat het om het antwoord op de vraag hoe ernstig de normschending in het concrete geval moet worden opgevat. De afweging moet leiden tot een sanctie die proportioneel is, dat wil zeggen in evenredigheid staat tot de ernst van het feit. Indien de heffingsambtenaar zelf tot de gevolgtrekking komt dat van een wanverhouding sprake is, vermindert bij de boete op eigen initiatief.

  • 3

    Bij verzachtende omstandigheden ligt de nadruk op buiten de (directe) invloedssfeer van belanghebbende liggende gebeurtenissen. Voor de beoordeling of die omstandigheden tot matiging van de boete aanleiding kunnen geven, kan het van belang zijn of, dan wel in hoeverre, belanghebbende maatregelen heeft getroffen of had kunnen treffen om het verzuim of vergrijp te voorkomen.

  • 4

    Tot de omstandigheden die aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren ook de financiële omstandigheden van de belanghebbende.

  • 5

    Een beroep op financiële omstandigheden kan slechts in bijzondere gevallen tot matiging dan wel vermindering van de boete leiden. De heffingsambtenaar dient dus bij het hanteren van deze matigingsgrond kritisch te zijn.

  • 6

    Slechte financiële omstandigheden ten tijde van het opleggen van de boete kunnen ertoe leiden dat de boete belanghebbende onevenredig treft.

  • 7

    Slechte financiële omstandigheden ten tijde van de verweten gedraging kunnen de verwijtbaarheid daarvan verminderen.

  • 8

    Geen vermindering wegens financiële omstandigheden zal worden verleend, indien belanghebbende deze aan zichzelf te wijten heeft.

  • 9

    Bij vermindering wegens financiële omstandigheden kan het (zakelijke) karakter van de belasting een rol spelen.

§ 8 Dag van betaling

  • 1

    Voor de betalingen wordt aangesloten bij het civielrechtelijke uitgangspunt dat een betaling geacht wordt te hebben plaatsgevonden op het tijdstip waarop het verschuldigde bedrag op de rekening van de crediteur is bijgeschreven.

  • 2

    Voor de toepassing van deze regeling geldt als dag van betaling:

    • -

      bij betalingen per bank de datum van bijschrijving op de rekening van de gemeente;

    • -

      bij betaling op het postkantoor, hetzij door middel van storting van contant geld hetzij met een pinpas, de eerste werkdag volgend op de dag van de storting of pin-transactie;

    • -

      bij contante betaling (waaronder begrepen pintransacties) aan het loket van de gemeente de dag waarop het bedrag aan het loket van de gemeente is betaald.

§ 9 Eenvoudige procedure (artikel 67pa van de AWR)

Bij het opleggen van een verzuimboete kan worden volstaan met het volgen van de lichte procedure.

§ 10 Mededelingsplicht

Bij het opleggen van een boete vermeldt de mededeling de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete.

§ 11 Recht op inzage

  • 1

    Op grond van artikel 5:49 van de Awb stelt de heffingsambtenaar belanghebbende desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.

  • 2

    Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden vervaardigd, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Gegevens over derden worden zoveel mogelijk op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.

HOOFDSTUK 2 Verzuimboete

§ 1 Aangifteverzuimboete aanslagbelasting artikel 67a van de AWR

  • 1

    Het niet of niet binnen 2 weken nadat de hond is aangeschaft doen van aangifte voor de aanslag hondenbelastingen wordt aangemerkt als een verzuim.

  • 2

    Van verzuim is ook sprake indien een hondeneigenaar bij de gemeente meldt dat hij geen eigenaar meer is, terwijl dit onjuist blijkt te zijn.

  • 3

    Van een tweede -, respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de vijf voorgaande belastingjaren eenmaal, respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

  • 4

    Ter zake van verzuim als bedoeld in de leden 1 en 2, legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van 50% van het hondenbelastingtarief van het betreffende dienstjaar.

  • 5

    Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve) is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet binnen de termijn) gedane aangifte.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boete gemeentelijke hondenbelasting gemeente Meerssen.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de 1 januari 2014