Regeling vervallen per 31-12-2013

Nota Reserves & Voorzieningen - Weerstandsvermogen gemeente Meerssen

Geldend van 18-12-2008 t/m 30-12-2013

Intitulé

Nota Reserves & Voorzieningen - Weerstandsvermogen gemeente Meerssen

NOTA RESERVES & VOORZIENINGEN – WEERSTANDSVERMOGEN

Gemeente Meerssen

Oktober 2008

Afdeling Bedrijfsvoering versie 1.3

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1. Inleiding

In de jaren 2007/2008 is hard gewerkt aan het verbeteren van de bedrijfsvoering. De adviezen van de rekenkamer en van de externe accountant (Deloitte/PriceWaterhouseCoopers) zijn grotendeels allemaal overgenomen en structureel in de organisatie ingebed.

  • Door de verbetering van de bedrijfsvoering is een beter zicht ontstaan in de financiële risico’s die de gemeente Meerssen loopt. Deze risico’s zijn, voor zover bekend, afgedekt. Er zijn echter ook risico’s welke op dit moment nog niet te kwantificeren zijn, te denken valt aan:

    • -

      (mogelijke verdere) bezuinigingen Rijk;

    • -

      de vergrijzing (bevolkingskrimp);

    • -

      verdere ontwikkelingen op het gebied van de WMO;

    • -

      mogelijke juridische, politieke, sociale en technologische risico’s.

Ten aanzien van de vergrijzing (bevolkingskrimp) zijn de gevolgen op midden lange termijn voor de gemeente Meerssen wel inzichtelijk gemaakt en zal daarmee rekening worden gehouden bij nieuw op te stellen beleid.

In deze nota zal ingegaan worden op de formele regelgeving rondom reserves en voorzieningen, alsmede de huidige onderbouwing van de reserves en voorzieningen. Tevens zal ingegaan worden op het “weerstandsvermogen” van de gemeente Meerssen.

1.2 Rol raad/college

Een onderdeel van de kaderstellende rol van de raad betreft de versterking van de financiële functie. Als gevolg van de Wet dualisering gemeentebestuur is de financiële verordening voorgeschreven in artikel 212 van de Gemeentewet, waarvan de meest recente versie is vastgesteld op 5 juni 2008.

In de verordening van artikel 212 is in artikel 10 het volgende opgenomen:

  • -

    Het college legt aan de raad ter vaststelling voor een beleidsnota reserves en voorzieningen. Als zodanig wordt deze beleidsnota als nadere regelgeving beschouwd van deze verordening;

  • -

    Het college legt wijzigingen van deze beleidsnota voor aan de raad ter behandeling en vaststelling. In het betreffende raadsvoorstel wordt de reden van wijziging toegelicht met vermelding van de eventuele budgettaire consequenties van de wijziging.

Deze nota vervangt de nota “reserves en voorzieningen” die door uw raad op 27 oktober 2005 is vastgesteld.

Als belangrijkste doelstellingen van deze nota kunnen worden genoemd:

  • -

    het actualiseren van het te voeren beleid met betrekking tot de reserves en voorzieningen, alsmede het te voeren bespaarde rentebeleid;

  • -

    het actualiseren van het te voeren beleid met betrekking tot het weerstandsvermogen.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de nota reserves en voorzieningen 2005 zijn:

  • -

    de stortingen in de reserves en voorzieningen (waar beheerplannen aan ten grondslag liggen) terug te brengen van 80% naar 100%;

  • -

    het vormen van een voorziening P&O;

  • -

    het laten vrijvallen van de reserve BTW-compensatiefonds ten gunste van de algemene risicoreserve en de algemene reserve;

  • -

    wijzigingen met betrekking tot rentebijschrijving.

HOOFSTUK 2 BEGRIPSBEPALING

2.1 Reserves

Reserves kunnen worden omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die bedrijfseconomisch gezien vrij besteedbaar zijn. In het BBV 2004 worden de reserves onderscheiden in de algemene reserve, bestemmingsreserves (waaraan door de gemeenteraad een bepaalde bestemming is gegeven) en overige bestemmingsreserves. Onder deze overige bestemmingsreserves vallen ook de reserves ter dekking van de kapitaallasten voor investeringen met een economisch nut (zie verder hoofdstuk 4).

2.2 Voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor onvermijdelijke toekomstige uitgaven waarvan tijdstip en omvang niet exact bekend zijn. Op grond van het BBV 2004 worden voorzieningen gevormd wegens:

  • verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

  • op de balansdatum bestaande risico’s terzake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

  • ontvangen middelen die nog niet besteed zijn waar een terugbetalingsverplichting aan gekoppeld is bij niet besteding van deze middelen

2.3 Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het gerealiseerde resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening.

2.4 Vreemd vermogen

Het vreemd vermogen bestaat uit het totaal van de voorzieningen en de vaste schulden.

2.5 Weerstandsvermogen

Het weerstandvermogen bestaat uit de relatie tussen:

  • de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten die onverwachts en substantieel zijn te dekken;

  • alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

HOOFDSTUK 3 ONDERSCHEID RESERVES/VOORZIENINGEN

3.1 Het onderscheid

Sinds de invoering van het BBV is er een duidelijker onderscheid tussen reserves en voorzieningen. Tevens zijn in de BBV een aantal uitgangspunten voor het vormen van reserves en voorzieningen gedefinieerd. Deze zijn:

  • Bij de verantwoording van bestemmingsreserves dient rekening gehouden te worden met het onderscheid tussen bestemmingsreserves ter dekking van kapitaalslasten van investeringen met een economisch nut en bestemmingsreserves die aangehouden worden voor andere doeleinden. Het wijzigen van de bestemming van de eerste categorie bestemmingsreserves heeft gevolgen voor de exploitatie.

  • Het rechtstreeks aan reserves toevoegen of onttrekken van middelen is niet meer toegestaan, evenals het direct toerekenen van rente aan reserves. Dergelijke mutaties moeten met ingang van het begrotingsjaar 2004 via de resultaatbestemming (hoofdfunctie 9 (980)) verantwoord worden.

  • Gelden ontvangen van derden waarvan de aanwending is geoormerkt mogen niet langer meer als bestemmingsreserve worden verantwoord maar moeten als voorzieningen worden aangemerkt (artikel 44, lid 2 BBV).

3.2 Onderdeel eigen of vreemd vermogen

Reserves behoren tot het eigen vermogen, terwijl voorzieningen tot het vreemd vermogen worden gerekend. Voorzieningen zijn onvermijdelijke verplichtingen, welke zijn ontstaan in het heden dan wel het verleden. Er rust een “bedrijfseconomische claim” op. Bijvoorbeeld een onderhoudsvoorziening: slijtage vindt nu plaats, terwijl herstel in de toekomst zal worden uitgevoerd. Een voorziening kan daarom omschreven worden als een toekomstige verplichting of schuld en behoort hierdoor tot het vreemd vermogen.

3.3 Vormen van reserves en voorzieningen

Reserves worden in beginsel gevoed en aangewend via de resultaatbestemming en hebben géén invloed op het “normale” bedrijfsresultaat. Het BBV schrijft expliciet voor dat het doteren aan reserves ten laste van de exploitatie (rechtstreekse methode) niet is toegestaan. De vorming en de omvang van de reserves en voorzieningen worden bepaald door de raad.

Het vormen (doteren) van voorzieningen heeft rechtstreeks invloed op het “normale” bedrijfsresultaat van de huishouding in enig jaar; jaarlijkse dotaties komen namelijk ten laste van de exploitatie (resultaatbepalend). Voorzieningen dienen ook te worden getroffen indien dit leidt tot een nadelig saldo.

3.4 Onttrekking aan reserves en voorzieningen

De lasten die gedekt worden door een reserve moeten met ingang van het begrotingsjaar 2004 ten laste van de exploitatie worden gebracht. Dekking van deze lasten vindt plaats door middel van een onttrekking ten laste van de betreffende reserve via het onderdeel winstbestemming. Het rechtstreeks, ten gunste van de exploitatie, onttrekken van middelen aan reserves wordt door het BBV niet meer toegestaan. Lasten (onttrekkingen) waarvoor een voorziening is gevormd dienen rechtstreeks ten laste van de voorziening te worden gebracht en gaan buiten de exploitatie om.

3.5 Bestemming vrij of gebonden?

Op enig moment kan de Raad de bestemming van de reserve wijzigen, dit in tegenstelling tot voorzieningen. Voorzieningen worden gevormd ten behoeve van een vooraf vastgesteld doel en mogen dan ook alleen voor dat doel aangewend worden. Op het moment dat blijkt dat een voorziening niet meer nodig is (bijvoorbeeld een onderhoudsvoorziening van een gebouw dat is verkocht) dient deze ten gunste van de exploitatie vrij te vallen op hetzelfde programma waar ook de last/baat is opgenomen.

3.6 Financiële onderbouwing

Voorzieningen moeten financieel onderbouwd zijn. Deze onderbouwing dient de basis te zijn voor de jaarlijkse dotaties in en onttrekkingen aan deze voorziening. Dit in tegenstelling tot reserves, welke in principe geheel naar eigen behoeven en inzichten gevoed mogen worden vanuit (batige) rekeningsaldi dan wel andere reserves. Om wildgroei van reserves te voorkomen verdient het de voorkeur dat bij het vormen ervan de hoogte financieel wordt onderbouwd en dat jaarlijks wordt bezien in hoeverre de betreffende reserve nog wenselijk is.

Onderstaande tabel geeft een recapitulatie van de belangrijkste verschillen tussen reserves en voorzieningen:

 

Reserve

Voorziening

1) Onderdeel van het EV of VV

Eigen vermogen

Vreemd Vermogen

2) Vormen van Res. en Voorz.

Resultaatbestemming

Resultaatbepaling

3) Onttrekking Res. en Voorz.

Resultaatbestemming

Buiten exploitatie om

4) Bestemming vrij of gebonden

Raad kan bestemming wijzigen.

Gebonden, slechts voor het betreffende doel aanwendbaar

5) Financiële onderbouwing

Nee (wel gewenst!)

Ja

HOOFDSTUK 4 RESERVES

4.1 Reserves

Alle reserves vormen samen met het gerealiseerde resultaat na bestemming uit de programmarekening het eigen vermogen van de gemeente. Het eigen vermogen heeft voor een huishouding zowel een financieringsfunctie, een bestedingsfunctie, een inkomensfunctie alswel een bufferfunctie voor financiële tegenslagen. Om de mate van financiële weerbaarheid verder inzichtelijk te maken dienen de reserves conform artikel 43 BBV, verder gesplitst te worden naar:

  • Algemene Reserve: bestanddeel van het eigen vermogen, zonder specifieke bestemming en met name bedoeld voor het financieel weerbaar zijn van de gemeente.

  • Bestemmingsreserves dienend om ongewenste schommelingen op te vangen in de tarieven die aan derden in rekening worden gebracht, maar die niet specifiek besteed hoeven te worden (bijvoorbeeld de reserve afvalstoffenheffing).

  • Overige bestemmingsreserves, waaronder ook dekkingsreserves voor kapitaallasten van investeringen met een economisch nut.

Naast de hierboven genoemde reserves is er nog een bijzondere vorm van reserves, de zogenaamde “stille reserves”. Dit zijn bestanddelen van het eigen vermogen, welke in de balans niet tot uitdrukking komen.

Van een stille reserve is sprake indien de (actuele) waarde van een actief sterk afwijkt van de boekwaarde van het betreffende actief. Het moet wel een niet bedrijfsverbonden actief betreffen. Dit houdt in dat het actief afgestoten kan worden zonder dat de bedrijfsvoering beïnvloedt wordt. Stille reserves kunnen ontstaan omdat bij de waardering van activa op de balans moet worden uitgegaan van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

In de paragraaf weerstandsvermogen zullen deze stille reserves worden gespecificeerd.

4.2 Algemene Reserve

De algemene reserve vormt een belangrijke component van de weerstandscapaciteit van een gemeente.

Op grond van het BBV dient de gemeente jaarlijks in de begroting een afzonderlijke paragraaf op te nemen waarin nader ingegaan wordt op het weerstandsvermogen. In deze paragraaf wordt een relatie gelegd tussen de weerstandscapaciteit, de risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en het beleid hoe de gemeente de beschikbare capaciteit en de risico’s beheerst.

Vooruitlopend op de uitkomsten hiervan wordt in deze nota als voorlopige norm als benodigd weerstandsvermogen in de vorm van een algemene risicoreserve (niet vrij aanwendbaar deel van de algemene reserve) een percentage van 10% van de exploitatielasten gehanteerd (conform globaal uitgangspunt provincie). In de paragraaf weerstands-vermogen en risicomanagement zal hier nader op worden teruggekomen.

4.3 Bestemmingsreserve

Volgens artikel 43 BBV, kunnen voor bepaalde doelen bestemmingsreserves worden ingesteld. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven is er sprake van een bestemmingsreserve. Bestemmingsreserves kunnen zowel gevormd worden ten laste van het saldo van de rekening van baten en lasten in enig jaar, door middel van winstbestemming, alsook ten laste van de algemene reserve en al bestaande bestemmingsreserves. Bij een heroverweging van beleid kunnen bestemmingsreserves bijvoorbeeld worden toegevoegd aan de algemene reserve. De raad dient hierover te besluiten.

Een aanpak die aansluit bij de gedachte dat een actueel inzicht in de financiële positie van de gemeente onontbeerlijk is, is het toetsen van de hoogte van de reserves. Middels winstbestemming (dotaties en / of onttrekkingen) kan er vervolgens voor gezorgd worden dat de reserves op het gewenste niveau worden gebracht.

Het grote voordeel van deze methode is dat de raad grip houdt op de reservepositie. Onduidelijkheid ten aanzien van de toereikendheid, wildgroei in de vorming van en de hoogte van de reserves, en onaangename verrassingen bij de aanwending in de toekomst worden middels deze methode beperkt.

4.4 Voorstellen ten aanzien van reserves

Wij stellen de Raad voor de volgende voorstellen vast te stellen:

  • 1)

    de stortingen in de reserves terug te brengen van 80% naar 100%. Het gaat hierbij om de reserves met betrekking tot automatiseringsmiddelen en binnen- en buitensportaccommodaties. In de begroting 2009 is reeds rekening gehouden met een ophoging van de storting naar 100% vanaf 2009 voor de reserve met betrekking tot binnen- en buitensportaccommodaties en met een ophoging van de storting naar 100% vanaf 2011 voor de reserve met betrekking tot de automatiseringsmiddelen. Voor de brandweer wordt in verband met de regionalisering met ingang van 2008 geen storting meer gedaan in de betreffende reserve;

  • 2)

    het laten vrijvallen van de reserve BTW-compensatiefonds ten gunste van de algemene risicoreserve en de algemene reserve;

  • 3)

    wijzigingen met betrekking tot rente bijschrijving. Voor een toelichting van de wijzigingen wordt verwezen naar hoofdstuk 6.

HOOFDSTUK 5 VOORZIENINGEN

In het voorafgaande hebben wij al gezien dat voorzieningen worden getroffen voor toekomstige uitgaven waarvan de oorzaak zich nu al voordoet of zich al heeft voorgedaan. Voorzieningen kunnen dus worden beschouwd als toekomstige verplichtingen en zijn daarom onderdeel van het vreemd vermogen.

Om een juiste weergave van de vermogenspositie van de gemeente te verkrijgen is het nodig de noodzakelijke omvang van de voorziening te bepalen. Als een voorziening niet toereikend is kunnen zich dekkingsproblemen voordoen in de (nabije) toekomst. Een te hoge voorziening daarentegen legt onnodig beslag op de dekkingsmiddelen. Het opstellen van de diverse beheerplannen inclusief financiële onderbouwing is noodzakelijk om de omvang van de verschillende voorzieningen in kaart te brengen.

Aan bijna alle door de gemeente Meerssen gevormde voorzieningen liggen actuele beheerplannen of berekeningen ten grondslag. Deze beheerplannen worden regelmatig geactualiseerd.

5.1 Voorstellen ten aanzien van voorzieningen

Wij stellen de Raad voor de volgende voorstellen vast te stellen:

  • 4)

    het, indien nodig, jaarlijks instellen van voorzieningen ter voorkoming van een negatieve boekwaarde in de activastaat. Conform BBV is een negatieve boekwaarde niet geoorloofd. De betreffende voorziening zal bij het opmaken van de rekening worden ingesteld indien er voor de betreffende onderdelen financiële middelen worden ontvangen waarvoor een terugbetalingsverplichting bestaat;

  • 5)

    stortingen in de voorzieningen terug te brengen van 80% naar 100%. Het gaat hierbij om de voorzieningen met betrekking tot wegenbeheer en onderhoud gebouwen. In de begroting 2009 is reeds rekening gehouden met een ingroei in 2009, 2010 en 2011 voor de voorziening wegenbeheer en met een ingroei voor 2009 t/m 2012 voor de voorziening onderhoud gebouwen om uiteindelijke uit te komen op een 100%-storting.

HOOFDSTUK 6 RENTEBELEID

Door het vormen van reserves en voorzieningen wordt vermogen afgezonderd en als zodanig als (intern) financieringsmiddel gebruikt. Hierdoor worden tevens rentekosten bespaard (bespaarde rente).

Vanaf 2009 wordt een nieuw beleidskader ingevoerd dat alle financiële toezichthouders op provincies en gemeenten hanteren. Dit beleidskader, het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK) zal vanaf de begroting 2009 worden gehanteerd.

Volgens het GTK kan alle bespaarde rente die ten gunste van de exploitatie komt als structureel dekkingsmiddel worden ingezet. In het oude beleidkader mocht de rente over voorzieningen alleen als incidenteel dekkingsmiddel worden aangemerkt. Er wordt wel op gewezen dat besteding van reserves en voorzieningen, waarvan de bespaarde rente als structureel dekkingsmiddel wordt gebruikt, voor de exploitatie een probleem is. Het wegvallen van de bespaarde rente zal gecompenseerd moeten worden door een toename van andere structurele dekkingsmiddelen of door vermindering van structurele lasten.

Op grond van het GTK stellen wij voor om het rentebeleid van de gemeente Meerssen als volgt vorm te geven:

  • 1.

    Bij het opstellen van de begroting zal een bedrag worden vastgesteld waarover de rente als structureel dekkingsmiddel wordt ingezet. Dit bedrag komt tot stand op basis van de werkelijke stand van de reserves en voorzieningen op dat moment, rekening houdend met de meerjarige ontwikkeling van deze reserves en voorzieningen.

  • 2.

    Het verschil tussen de totale bespaarde rente en het deel welk als structureel dekkingsmiddel wordt ingezet, wordt als incidentele rentebaat in de op te stellen begroting opgenomen.

  • 3.

    Jaarlijks doteren van het rente-omslagpercentage aan de bestemmingsreserves welke tot doel hebben het afdekken van de kapitaallasten zodat deze bestemmingsreserves toereikend zijn om ook de rentelasten af te dekken. Deze rentelast wordt als structurele last opgenomen.

  • 4.

    Jaarlijks doteren van de inflatiefactor aan de overige bestemmingsreserves. Aan de bestaande bestemmingsreserves wordt jaarlijks de inflatiefactor toegevoegd zodat deze in de loop der tijd niet aan waarde verliezen. Deze rentelast wordt als incidentele last opgenomen.

  • 5.

    Het verschil tussen de incidenteel bespaarde rente en de incidentele rentelast wordt verrekend met de post onvoorzien.

Toelichting:

Wat mag

Alle reserves/voorzieningen

Bespaarde rente hierover

Structureel als dekking

Hoe hadden we het

Alleen de vaste reserves Overige reserves/voorzieningen

Bespaarde rente hierover Bespaarde rente hierover

Structureel als dekking gebruiken Als incidentele dekking

Wat doen we

Vaste reserves en voorzieningen Overige reserves/voorzieningen

Bespaarde rente hierover Bespaarde rente hierover

Als structurele dekking Als incidentele dekking

* totale vaste kern reserves en voorzieningen is bepaald op € 14.000.000,-

HOOFDSTUK 7 MUTATIES RESERVES EN VOORZIENINGEN

Voor elke reserve en voorziening is in bijlage 1 een beschrijving van de doelstelling, stortingen, onttrekkingen en eventuele bijzonderheden opgenomen.

Hierna wordt aangegeven welke voorstellen er worden gedaan tot herschikkingen van reserves en voorzieningen, tot instelling van nieuwe reserves en voorzieningen en worden alle reserves en voorzieningen weergegeven in een totaaloverzicht.

7.1 Instellen van nieuwe reserves en voorzieningen

Ten opzichte van de vorige nota “reserves en voorzieningen” uit 2005, zijn de volgende reserves en voorzieningen toegevoegd:

Omschrijving

Indeling

Voorziening risico personeel

Voorziening

Voorziening dubieuze belastingdebiteuren

Voorziening

Deze voorziening “risico personeel” is gevormd met goedkeuring van de raad en dient ter afdekking van een tweetal beëindigingsovereenkomsten en de verkoop van buitensporig gespaard verlof.

De niet betalende debiteuren in het kader van de gemeentelijke belastingen werden tot op heden niet voorzien. Voorgesteld wordt om deze vanaf 1-1-2008 wel te gaan voorzien en de dekking van deze voorziening te halen uit de belastingopbrengsten.

7.2 Herbestemming van reserves en voorzieningen

Omschrijving

Voorstel

Reserve b.t.w.-compensatiefonds

Reserve opheffen ten gunste van de algemene reserve en de algemene risicoreserve.

De reserve b.t.w.-compensatiefonds was groot € 1.008.863 per 31-12-2007. Voorgesteld wordt om deze reserve als volgt te laten vrijvallen:

Stand per 31-12-2007

1.008.863

Afrekening jaren 2003 t/m 2007

- 157.182

 

------------------------

Vrijval reserve b.t.w. compensatiefonds

851.681

Voorgesteld wordt om deze geheel ten gunste te brengen aan de algemene risico-reserve. Op basis van de 10% norm van het totale lastenniveau, zou er € 3.400.000 in de algemene risico-reserve moeten zitten. De grootte van deze reserve is per 31-12-2007 € 2.230.000. Kortom er dient bijgestort te worden € 1.170.000. Vanuit de vrijval reserve b.t.w. compensatiefonds is er maar € 851.681 (afgerond € 852.000) beschikbaar.

Dit betekent dat de algemene reserve (vrij besteedbaar) als volgt is:

Stand per 31-12-2007

30.000

Overboeking naar algemene risico-reserve (1.170.000 - 852.000)

-318.000

Niet aangewend jaarrekeningresultaat 2007

647.290

 

-----------------------

Totaal algemene reserve per eenheden

359.290

7.3 Totaaloverzicht reserves en voorzieningen

In het volgende overzicht zijn alle reserves en voorzieningen opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de gedane voorstellen.

Algemene reserve

Algemene risicoreserve (niet vrij besteedbaar)

Algemene reserve (vrij besteedbaar)

Egalisatiereserves

Reserve afvalstoffenheffing

Egalisatiereserve bouwleges

Overige bestemmingsreserves

Reserve bovenwijkse voorzieningen

Reserve actualisatie en beheer bestemmingsplannen

Reserve grondexploitatie

Reserve kunstwerken

Reserve huisvestingsvoorzieningen onderwijs

Reserve WVG

Reserve personeel en organisatie-ontwikkeling

Reserve gemeentelijke monumenten

Reserve FWI

Reserve verkiezingen

Reserve WOZ

Reserve regiovisie

Reserve bedrijfsverplaatsingen

Reserve nog te ontvangen terugbetalingsverplichting Soza

Reserve vervanging automatiseringsmiddelen

Reserve afdekking kapitaallasten vervanging automatiseringsmiddelen

Reserve vervanging materieel brandweer

Reserve afdekking kapitaallasten vervanging materieel brandweer

Reserve beheerplan buitensportaccommodaties

Reserve afdekking kapitaallasten beheerplan buitensportaccommodaties

Reserve vervanging speeltoestellen

Reserve geluidschermen A2

Reserve geluidschermen A79

Reserve geluidschermen spoorlijn

Reserve ontwikkeling instrumentarium

Voorzieningen

Voorziening gemeentelijk rioleringsplan

Voorziening wegenbeheerplan

Voorziening beheerplan gemeentelijke gebouwen

Voorziening planmatig onderhoud woonwagens

Voorziening kinderopvang en buitenschoolse opvang

Voorziening onderhoud kinderdagverblijf

Voorziening pensioen (oud)wethouders

Voorziening bibliotheekwerk

Voorziening service steunpunt senioren

Voorziening parkeerplaatsen

Voorziening subsidie kerkgebouwen

Voorziening risico personeel

Voorziening gemeentelijke bijdrage voorbereiding ondertunneling A2 Maastricht

Voorziening dubieuze debiteuren

Voorziening dubieuze belastingdebiteuren

Voorziening dubieuze bijstandsvorderingen

HOOFDSTUK 8: WEERSTANDSVERMOGEN EN RISICO-MANAGEMENT

8.1 Inleiding

Een algemene norm voor de weerstandscapaciteit zou gemeenten niet alleen concrete handvatten geven, maar de kaderstellende taak van de gemeenteraad en de controletaken van vooral de provincie aanzienlijk vereenvoudigen. Waarom is er dan geen norm gesteld? In de toelichting op artikel 11 van de BBV staat dat het aan de provincies en gemeenten zelf is een beleidslijn te formuleren over de in de organisatie noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit. Hierdoor heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken er vanaf gezien een algemene norm te stellen, dit omdat gemeenten onderling zo zeer van elkaar verschillen dat het niet mogelijk wordt geacht een algemene norm te stellen dienaangaande. De vraag is of deze stelling van het ministerie juist is. Om financiële tegenvallers op te kunnen vangen zodra risico’s ontstaan, heeft een gemeente een buffer nodig. Het weerstandsvermogen bepaalt in hoeverre de gemeente in staat is de financiële gevolgen van opgetreden risico’s op te vangen. Artikel 11 van het BBV geeft aan dat de weerstandscapaciteit de relatie is tussen het weerstandsvermogen en risico’s. Als het risicoprofiel bekend is, kan een relatie worden gelegd naar de gewenste weerstandscapaciteit en de beschikbare weerstandscapaciteit. Gebruikelijk wordt die relatie als volgt weergegeven.

Risico-profiel → Weerstandsvermogen ← Beschikbare Weerstandscapaciteit

Het doel van het bepalen van een risicoprofiel van een organisatie is het inzichtelijk maken van de verzameling risico’s van de organisatie met de daarbijbehorende waarden. Een risicoprofiel van een organisatie is dan een beschrijving van de risico-eigenschappen van de organisatie, waardoor er een dwarsdoorsnede van de organisatie op het gebied van risico’s ontstaat. Een risicoprofiel is eigenlijk een overzicht van de individuele risico’s met bijbehorende waarden die bij elkaar worden opgeteld tot een totaalplaatje van de organisatie.

De weerstandscapaciteit kan gemeten worden als de verhouding tussen het weerstands-vermogen dat de gemeente beschikbaar heeft en de verwachte financiële gevolgen van de risico’s en kan weergegeven worden als een ratio:

Beschikbare weerstandsvermogen/Risico’s (risicoprofiel)

8.2 Huidige stand van zaken gemeente Meerssen

De provincie zal in haar financieel verdiepingsonderzoek een algemene norm hanteren van 10% van het totale lastenniveau voor wat betreft het weerstandsvermogen, tenzij kan worden onderbouwd dat minder verantwoord is. De gemeente Meerssen heeft tot op heden 8% gehanteerd.

Omdat wij als gemeente Meerssen nog in de kinderschoenen staan ten aanzien van het SMART-definieren van onze begroting en daaruit volgend risicomanagement (de kans dat strategische doelstellingen van de gemeente niet worden gehaald), wordt in deze nota voorgesteld om in het kader van het komend financieel verdiepingsonderzoek de norm in eerste instantie te verhogen naar 10%.

Tevens kan uit de afgelopen jaren de conclusie getrokken worden dat de behaalde resultaten met name worden veroorzaakt door incidentele mee- en/of tegenvallers. Hierbij kan gedacht worden aan extra uitkeringen en/of kortingen gemeentefonds, extra dividenduitkeringen Essent, problemen rondom OZB etc.

Aan de andere kant is binnen de gemeente Meerssen in 2007/2008 wel een goede start gemaakt om te komen tot een betere bedrijfsvoering (waaronder risico-management) en financieel beheer. Zo zijn de volgende projecten opgestart:

  • A

    het ombouwen van de begroting naar SMART geformuleerde doelstellingen per programma;

  • B

    het inventariseren van lopende risico’s;

  • C

    het implementeren van risico-management;

  • D

    het implementeren van interne controle.

Dit zijn echter allemaal projecten die meerdere jaren lopen. Kortom het zal nog wel een paar jaar duren voordat de programma’s daadwerkelijk SMART zijn gedefinieerd en risico-management daarop is afgestemd.

In de volgende paragrafen zal wel een eerste poging gedaan worden om aan te tonen dat de 10% norm, op basis van de ons bekend zijnde risico’s en onzekerheden, inderdaad leidt tot een aanvaardbaar weerstandsvermogen.

8.3 Beschikbare weerstandsvermogen

Naast het risicoprofiel, is het weerstandsvermogen het tweede element van de weerstandscapaciteit.

Het weerstandsvermogen bestaat uit de diverse reserves die de gemeente Meerssen heeft, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in:

  • 1

    De algemene reserve;

  • 2

    De algemene risicoreserve;

  • 3

    vrijval bestemmingsreserves;

  • 4

    Stille reserves.

(In de theorie worden als onderdelen van het weerstandsvermogen ook vaak de onbenutte belastingcapaciteit en mogelijke bezuinigingsmaatregelen genoemd. Deze onderdelen worden in deze nota niet verder uitgewerkt omdat deze naar verwachting gezien de recente bezuinigingsrondes en verhogingen van de gemeentelijke belasting, uiterst gering zullen zijn.)

1De algemene reserve

Van de reserves vormt de algemene reserve het direct vrij besteedbare deel dat kan worden aangewend ter dekking van opgetreden risico’s. De gemeente Meerssen heeft momenteel (indien de in deze nota gedane voorstellen worden overgenomen) een algemene reserve van € 359.290.

2 De algemene risico-reserve

De algemene risicoreserve geeft het niet vrij besteedsbare deel aan. Deze reserve is bedoeld om onvoorziene risico’s in de toekomst af te kunnen dekken. Bij deze onvoorziene risico’s gaat het om risico waarbij de kans dat het risico zich voordoet, het tijdstip waarop het risico zich manifisteert en de financiële omvang alle onduidelijk zijn. Op dit moment is de algemene risicoreserve € 3.400.000.

3Bestemmingsreserves

De bestemmingsreserves van de gemeente Meerssen zijn grotendeels niet vrij beschikbaar, tenzij de raad van de gemeente Meerssen hieraan een andere bestemming geeft. Vooralsnog worden de bestemmingsreserves gehandhaafd en worden deze niet meegenomen in de berekening van het weerstandsvermogen.

4Stille reserves

Stille reserves zijn de meerwaarden van activa die te laag of tegen nul zijn gewaardeerd doch die direct verkoopbaar zijn indien men dat zou willen. Een stille reserve kan alleen maar deel uitmaken van de beschikbare weerstandscapaciteit als de reserve snel te verkopen is, of dat besluit (expliciet) al is genomen. Er dient dan echter ook rekening gehouden te worden dat bij verkoop het functioneren van de gemeente niet aangetast wordt. Gezien de geringe verhandelbaarheid van de meeste gemeentelijke eigendommen van de gemeente Meerssen is besloten deze niet mee te nemen in de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit. De stille reserves van de gemeente Meerssen bestaan verder uit:

  • A

    gemeentelijke gebouwen, waaronder het Bestuurscentrum gemeente Meerssen en de Proosdijhoeve;

  • B

    circa 60 hectare landbouw- en akkerbouwgrond.

Het beschikbare weerstandsvermogen Gemeente Meerssen (x € 1.000)

- Algemene reserve 359

- Algemene risicoreserve 3.400

- Stille reserve p.m.

 - Bezuiningings-/

ombuigingsmogelijkheden p.m.

- Onbenutte belastingcapaciteit p.m.

- Totale beschikbare weerstandscapaciteit

3.759

8.4 Risico’s

8.4.1 Gehanteerde model

Om te kunnen meten of de beschikbare weerstandscapaciteit van € 3.759.000 voldoende is, moet gekeken worden naar de lopende risico’s en onzekerheden, waarvoor geen bestemmingsreserve en/of voorziening is getroffen.

Om het risicoprofiel te kunnen berekenen dienen de in kaart gebrachte risico’s gekwantificeerd te worden. Om een risicoprofiel op te kunnen stellen, heeft de gemeente Meerssen een aantal workshops gehouden om de risico’s te benoemen en per risico te bepalen wat de kans van optreden is en wat de (financiële) impact is op de organisatie als het risico optreedt.

De grote vraag is hoe je een waarde van een risico moet bepalen. Immers je weet niet altijd of het risico zich gaat voordoen en hoe groot de eventuele financiële impact is. Tevens zijn er ook risico’s die een structureel karakter hebben, waarbij de moeilijkheid bestaat uit het gegeven hoe je die één waarde moet geven.

Met behulp van risicosimulatie (gegeven een bepaalde mate van waarschijnlijkheid (zekerheid)) kan berekend worden welk bedrag benodigd is om de risico’s af te dekken (zij het dat hier wel subjectieve berekeningen aan ten grondslag liggen). Het voordeel van zo’n risicosimulatie is dat op basis van een grote diversiteit aan risico’s één waarde bepaald kan worden voor het totale risicoprofiel, waarmee het management in staat moet worden geacht om op een consistente manier tegen de risico’s van de organisatie aan te kijken.

Een risico in dit kader is een kans op het optreden van een gebeurtenis met een bepaald gevolg. De kans of een gebeurtenis zich voordoet en de mate waarin het gevolg zich voordoet zijn onzeker. Denk hierbij aan het risico van het indienen van een planschadeclaim. Of deze gebeurtenis plaatsvindt, is niet zeker, en de gevolgen zullen binnen een bepaalde bandbreedte liggen. Een onzekerheid daarentegen is een zekere gebeurtenis met een onduidelijk gevolg. Bijvoorbeeld een bijdrage aan de regionale exploitatie van de afvalinzameling. Dat je moet bijdrage is een zekere gebeurtenis, hoeveel je moet bijdrage ligt niet vast, maar is wel binnen bepaalde bandbreedte aan te geven. De mogelijkheid van doorberekening aan de burgers bij het zich voordoen van dit risico is niet altijd mogelijk en/of gewenst.

Zowel de risico’s, als de onzekerheden, zullen in de onderstaande risico-inventarisatie worden meegenomen.

Bij het bepalen van het risicoprofiel zal gebruik worden gemaakt van onderstaande tabel:

klasse

Frequentie

weging

Bandbreedte

1

< dan 1 keer per 10 jaar

10%

x > € 1000.000

2

1 keer per 5-10 jaar

30%

€ 500.000 < x < € 1.000.000

3

1 keer per 2-5 jaar

50%

€ 200.000 < x < € 500.000

4

1 keer per 1-2 jaar

70%

€ 50.000 < x < € 200.000

5

< 1 keer per jaar

90%

x < € 50.000

Uitleg tabel:

De gemeente Meerssen heeft al haar grote risico’s die zich voordoen (op korte termijn) voorzien. Denk aan de voorzieningen voor groot onderhoud en personeel. Kortom er resulteren alleen nog enkele kleine niet voorziene risico’s die zich frequent voordoen. De kans dat deze zich voordoen is echter groter. Als gevolg hiervan wordt een kleinere bandbreedte aangehouden, maar een hogere weging.

Bij grotere risico’s die nog niet voorzien zijn en die zich naar verwachting pas over een flink aantal jaren zullen voordoen, wordt daarentegen een hogere bandbreedte genomen, maar een lagere weging. Bij deze risico’s staat vast dat de omvang van het risico groot is, echter het tijdstip waarop deze risico’s zich gaan voordoen in de verre toekomst liggen. Kortom meer onzekerheid rondom het zich voordoen van het risico en derhalve een lagere weging. De “bevolkingskrimp” is hier een goed voorbeeld van. Naar verwachting zal het risico zich pas op termijn voordoen, de financiële impact kan groot zijn, echter welke acties het rijk neemt om de gemeenten te compenseren zijn nog niet bekend. Hetgeen weer leidt tot een lagere weging.

De hierboven genoemde tabel wordt ook bij sommige andere gemeenten gehanteerd, zoals de gemeente Gaasterzijl. De gekozen bandbreedtes zijn subjectief bepaald op basis van professional judgement. Ten aanzien van de zekerheidspercentages (weging) is wel wetenschappelijke studie verricht. Deze zelfde zekerheidspercentages komen bij veel gemeenten voor. Het gaat te ver om in deze nota de wetenschappelijke (statistische) onderbouwing hiervan aan te geven. Gevraagd wordt dan ook om de uitgangswaarden van deze tabel als een gegeven te beschouwen.

8.4.2 Risico-inventarisatie

Op basis van gesprekken met MT-leden en het college is tot de volgende risico-inventarisatie en risico-classificatie tot stand gekomen.

Klasse-indeling kans en gevolg:

Klasse

Frequentie

Weging

Bandbreedte

Vaste waarde van X

Beslag op weerstands-vermogen

1

< dan 1 keer per 10 jaar

10%

x > € 1.000.000

2.500.000

250.000

2

1 keer per 5-10 jaar

30%

€ 500.000 < x < € 1.000.000

750.000

225.000

3

1 keer per 2-5 jaar

50%

€ 200.000 < x < € 500.000

350.000

175.000

4

1 keer per 1-2 jaar

70%

€ 50.000 < x < € 200.000

125.000

87.500

5

< 1 keer per jaar

90%

x < € 50.000

25.000

22.500

KLASSE

NR.

DE SIGNIFICANTE RISICO'S

WEGING

Klasse 1

1

Bestuurlijke risico's

250.000

Klasse 2

2

Vergrijzing (krimp)

225.000

 

3

Diverse milieu risico's (bodemverontreiniging)

225.000

 

4

Risico's in de actieve grondexploitatie

225.000

 

5

Rampenbestrijding

225.000

Klasse 3

6

Verzekeringen (eigen risico)

175.000

 

7

Risico rondom gebouwen

175.000

 

8

Risico rondom wegen

175.000

 

9

Juridische aangelegenheden (aanspakelijkheids-stellingen en frauderisico's)

175.000

 

10

Toenemende criminaliteit

175.000

 

11

Regionale brandweer

175.000

 

12

Gemeenschappelijke regelingen

175.000

 

13

WMO

175.000

 

14

WSW

175.000

 

15

Verplichte automatiseringsprojecten/continuiteit

175.000

 

16

Bezuinigingen/deregulering rijk (wetgeving)

175.000

Klasse 4

17

Archologisch onderzoeken

87.500

Klasse 5

18

Geen

-

 

 

 

TOTAAL

3.162.500

Toelichting risico’s:

  • 1

    Bestuurlijke risico’s: onlangs is de coalitie gevallen en is er een nieuw college aangetreden. De kans dat zich dit weer voordoet wordt klein geacht, echter de kosten die dit met zich meebrengt zijn zeer groot (zeker structureel gezien). Het wachtgeld en de pensioenvoorziening dient voor de “oude en nieuwe” collegeleden wel betaald te worden.

  • 2

    De bevolkingskrimp en de vergrijzing brengen grote financiële risico’s met zich mee. Intern is hierna al onderzoek verricht, de financiële gevolgen hiervan zijn nog niet te overzien, wel staat vast dat de eerste gevolgen in de komende 5 tot 10 jaar zichtbaar zullen worden.

  • 3

    Met als uitgangspunt “de vervuiler betaalt en de overheid verhaalt” is titel 17.2 ( Milieu schade of een onmiddellijke dreiging daarvan ) per 1 juni 2008 toegevoegd aan de Wet milieubeheer. Onder milieuschade wordt in dit verband verstaan: aanmerkelijke schade aan bodem, water en natuur. Bij milieuschade aan de natuur gaat het om schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats. Ook in andere, niet specifiek omschreven gevallen waarin schuld of nalatigheid kan worden verweten geldt een aansprakelijkheid. Deze nieuwe regelgeving werkt aanvullend op de bestaande regelgeving waarin aansprakelijkheid wordt geregeld zoals de Wet bodembescherming. Een veroorzaker is alleen aansprakelijk voor milieuschade als de schade boven een bepaalde ( nog niet bepaalde ) schadedrempel uitkomt. Afhankelijk van waar de schade ontstaat en van wat voor schade er sprake is, wordt bepaald wie het bevoegde gezag ( overheidsorgaan ) is. In de voorkomende gevallen dient het college als bevoegde gezag in eerste instantie te bepalen of de dreigende schade onder de nieuwe titel van de Wet milieubeheer valt. Daarna dient een uiteenlopend scala van maatregelen te worden genomen, eventueel in overleg met een of meerdere andere overheidsorganen welke tegelijkertijd in dezelfde zaak bevoegd gezag zijn. Te denken valt hier aan; bepalen wie de veroorzaker is, wat de omvang van de schade is, de te nemen maatregelen, het kostenverhaal, het herstel ter hand nemen, informatie verstrekking, formele afhandeling bv. middels dwangsom etc. Aansprakelijk voor de kosten zijn degene(n) die de veroorzakende beroeps- of bedrijfsmatige activiteit verrichten. Dit kan de eigenaar zijn maar ook de inrichtinghouder of iemand anders die de feitelijke handeling verricht. Naast een onkostenvergoeding kunnen ook de kosten van het voorkomen, beperken en herstellen van de schade in rekening worden gebracht. Dit gebeurt in het bijzonder als degene die aansprakelijk is zelf niet de nodige maatregelen treft en het bevoegde gezag deze moet treffen. De gebruikelijke Awb bezwaar-/beroepprocedure is hier van toepassing. In voorkomende gevallen kan deze nieuwe regelgeving voor de gemeente aanzienlijke onvoorzienbare financiële risico’s met zich mee brengen waar we slechts zeer beperkt voor verzekerd zijn. Navraag bij de verzekeraars leverde geen concrete reeds bestaande verzekeringen hier voor op; wel zijn er nieuwe hierop gerichte producten in ontwikkeling, welke binnenkort op de markt komen.

  • 4

    Zowel in de lopende en/of nog te starten projecten zitten risico’s die gedekt worden via diverse reserves en voorzieningen. Echter bij diverse projecten dienen nog bestuurlijke keuzes gemaakt te worden en zijn aangegeven dekkingen en bijdrage in de toekomst slechts voor een relatief korte periode zeker gesteld.

  • 5

    Er is wel een rampenplan opgesteld en goedgekeurd, alsmede geld gereserveerd om dit rampenplan tot uitvoer te brengen, er is echter geen rampenfonds. Kortom is nog niet duidelijk wie eventueel zal gaan bijdragen in de kosten rondom een ramp zelf. Denk aan inzet personeel en materieel bij hoogwater, stormschades etc.

  • 6

    Bij verzekeringen gaat het om het risico van de eigen bijdrage en het eventueel onder verzekerd zijn.

  • 7/8

    Voor onderhoud gebouwen en wegen zijn voorzieningen in het leven geroepen. Ten aanzien van de stortingen in deze voorzieningen zijn politieke keuzes gemaakt met betrekking tot het gewenste kwaliteitsniveau. Er blijven echter altijd niet te voorziene risico’s over zoals verzakkingen etc.

  • 9

    Juridische risico’s en aansprakelijkheid: het begrip juridische control heeft binnen de gemeente Meerssen nog geen gestalte gekregen. Kortom het is onbekend in welke mate de gemeente Meerssen hierin risico’s loopt. Er zal wel op korte termijn met een startnotitie gekomen worden.

  • 10

    Toenemende criminaliteit: dit is een landelijk toenemend probleem, waarvoor nog geen middelen binnen de gemeente Meerssen voor zijn vrijgemaakt. Immers de gevolgen zijn veelal pas echt zichtbaar op het moment dat ze zich voordoen.

  • 11/12

    Verbonden partijen: regionale brandweer, GGD, GHOR, MTB en Pentasz. Dit zijn de partijen waarin de gemeente Meerssen samen met andere gemeenten in participeren en die voor de gemeente Meerssen een aantal wettelijke taken uitoefend. Derhalve blijft de gemeente Meerssen voor haar gedeelte verantwoordelijk voor het geheel. In hoeverre de partijen de aan hun opgelegde taakstellingen realiseren in niet 100% zeker. Bij de brandweer speelt hier nog specifiek het risico rondom de verhuur van de nieuwe brandweerkazerne voor een periode van 3 jaar, in plaats van de verlangde 5 jaar.

  • 13/14

    WMO/WSW: het betreft hier specifieke nieuwe wet- en regelgeving, waarvan de financiele gevolgen pas op korte/middenlange termijn inzichtelijk zullen worden. Men is daarbij in grote mate afhankelijk van de bijdrage die het Rijk daarbij wenst te doen.

  • 15

    Automatisering: de gemeente Meerssen is vergaand geautomatiseerd. Enerzijds is er sprake van een kwetsbaarheid ten aanzien van de personele capaciteit binnen de gemeente en anderzijds zien we dat de centrale overheid steeds meer wettelijke eisen aan gemeenten gaat stellen rondom automatisering en informatisering. De toekomstige ontwikkelingen op dit gebied zijn nu nog niet te voorzien.

  • 16

    Deregulering en bezuinigingen rijk: als gemeente is men in grote mate afhankelijk van de beslissingen die in Den Haag worden genomen. De laatste jaren zien we dat steeds meer taken bij de gemeenten worden neergelegd, zonder dat daar financiele vergoedingen tegenover staan. De verwachting is dat die trend zich doorzet.

  • 17

    Op korte termijn zullen er door de raad van de gemeente Meerssen belangrijke projecten op de rol staan. Zo is een van die projecten de markt. indien uit globaal onderzoek blijkt dat er vondsten uit de Karolingische Tijd kunnen zijn, dan moet vervolgonderzoek plaatsvinden. De kosten hiervan zijn tenminste € 100.000,- los van conserveringstijd en vervolgacties. (B&W nota 2008/6385)

  • 18

    Klasse 5 risico’s kennen we niet meer omdat door de verbetering van de bedrijfsvoering dit soort risico’s zijn meegenomen in de kadernota.

Uit het vorig figuur is af te leiden dat voor de gemeente Meerssen een bedrag van € 3.162.500 genoeg zal zijn om met een zekerheidspercentage van 90% de risico’s op te vangen. Deze 90% zekerheid is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (niet alle genoemde risico’s zullen zich voordoen en sommige risico’s zullen een andere impact hebben). Een andere uitkomst van de uitgevoerde simulatie is een gevoeligheidsanalyse die de risico’s sorteert op invloed op de benodigde weerstandscapaciteit. Hiermee wordt direct een prioritering in de risico’s aangebracht waar het gaat om risicobeheersing. Als de gemeente Meerssen deze 17 risico’s zou kunnen beheersen zal het bedrag wat benodigd is om de risico’s op te vangen flink verkleind worden.

8.5 Weerstandscapaciteit

8.5.1 Norm weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit van een gemeente betreffende de risicovolheid is zoals eerder aangegeven de mate waarin de gemeente in staat is om de gevolgen van onzekere en niet te voorziene risico’s op te vangen. De weerstandscapaciteit is dus weer te geven als de volgende ratio:

Beschikbare weerstandsvermogen/Impact risico’s bij 90% zekerheid

Gesteld kan worden dat als er precies genoeg weerstandscapaciteit is om de risico’s af te dekken bij een ratio van 1. Derhalve zou het weerstandsvermogen voldoende zijn. Als de ratio beschikbare weerstandscapaciteit/benodigde weerstandscapaciteit meer dan 2 is, heeft de gemeente meer dan twee keer zoveel geld voorradig als benodigd voor risico’s die het loopt. Wat betreft het weerstandsvermogen is dan de positie uitstekend, of dit maatschappelijk ook uitstekend is een ander verhaal.

Zowel in het bedrijfsleven, als bij gemeenten die de weerstandscapaciteit berekenen wordt de onderstaande weerstandscapaciteitstabel gehanteerd.

Beoordelingstabel weerstandscapaciteit

Score

Ratio weerstands-

Betekenis

A

>2

Uitstekend

B

1,4 < x < 2,0

Ruim voldoende

C

1,0 < x < 1,4

Voldoende

D

0,8 < x < 1,0

Matig

E

0,6 < x < 0,8

Onvoldoende

F

< 0,6

Ruim onvoldoende

Voor een verdere indeling is gekozen voor een zespuntsschaal om het weerstandsvermogen te beoordelen. Tussen voldoende en uitstekend bestaat nog de mogelijkheid tot een ruim voldoende. En onder de voldoende komen dan nog drie categorieën, matig, onvoldoende en ruim onvoldoende. De klasses C, D en E zijn bewust kleiner gehouden qua bandbreedte om de mate van onvoldoende exacter te kunnen inschatten. Indien de ratio kleiner wordt dan 0,6, bijvoorbeeld 0,5, betekent dit dat de beschikbare weerstandscapaciteit twee maal kleiner is dan benodigd. Vanuit het perspectief van risicomanagement betekent dit dat het ruim onvoldoende is. Een verdere onderverdeling is dan niet belangrijk meer.

Na een inventarisatie van de risico’s van de gemeente Meerssen en na bestudering van de beschikbare weerstandsvermogen kan er voor de gemeente Meerssen een berekening gemaakt worden voor de ratio van het weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit is 3.759 / 3.163 = 1,19. Op basis van bovenstaande beoordelingstabel is de waardering van de weerstandscapaciteit van de gemeente Meerssen een C, oftewel voldoende.

De beoordelingstabel weerstandscapaciteit wordt bij meerdere gemeenten gebruikt en is afgeleid vanuit bedrijfseconomische uitgangspunten en is wetenschappelijk te onderbouwen.

8.5.2 Beïnvloeding weerstandsvermogen

Om de weerstandscapaciteit aan te passen, kan aan twee ‘knoppen’ gedraaid worden. Het management heeft de mogelijkheid om te het weerstandsvermogen te beïnvloeden door ofwel het risicoprofiel aan te passen (extra risico’s te nemen of beheersmaatregelen te treffen) of de weerstandscapaciteit te veranderen (bezuinigen of extra investeringen).

Weet de gemeente Meerssen haar belangrijkste risico’s te beheersen dan zal het weerstandsvermogen verbeteren. Als de vertraging van projecten voorkomen kan worden en lopende claims vermeden kunnen worden dan kan de gemeente Meerssen zelfs stijgen naar een ratio van ruim boven de 1,4 (ruim voldoende) waardoor er geld beschikbaar komt voor nieuwe investeringen. Waarbij dan wel de gevolgen voor de bespaarde rente in kaart gebracht dienen te worden

Weet men de kleinere frequentere risico’s te beheersen, dit zijn risico’s die weliswaar maar een geringe financiële impact hebben, maar zich wel vrijwel jaarlijks voordoen, dan kunnen kostenbesparingen bewerkstelligd worden.

8.6 Slot

Door de onderlinge verschillen dient een norm voor het weerstandsvermogen van gemeenten tot stand te komen op basis van het risicoprofiel. Hierbij is het kwantificeren van de in kaart gebrachte risico’s noodzakelijk. Alleen dan is het mogelijk door middel van risicosimulatie vast te stellen hoeveel buffer de gemeente aan zou moeten houden. Daarnaast biedt de risicosimulatie met gevoeligheidsanalyse een goede bron om te sturen op de belangrijkste risico’s. Met de beschreven waarderingstabel heeft de gemeenteraad een hulpmiddel in handen om kaders te stellen in het risicomanagement beleid en zo op een gefundeerde wijze te bepalen of het financieel weerstandsvermogen voldoende is.

Ook provincies zijn gebaat bij een duidelijke beoordeling van het weerstandsvermogen/capaciteit. In hun controletaak kunnen zij zich in eerste instantie focussen op gemeenten met een waardering van D, E en F.

8.7 Conclusie

Met de in deze nota vervatte voorstellen inzake de reserves en voorzieningen willen wij de raad van zodanige kaders voorzien dat hiermee een solide basis gelegd kan worden voor de financiële positie.

Gezien de lopende risico’s en de kwaliteit van de bedrijfsvoering (die sinds het rapport van de rekenkamer aanzienlijk is verbetert, maar nog niet optimaal is), wordt geadviseerd de weerstandscapaciteitsratio vast te stellen op minimaal 1,0. Indien de voorstellen in deze nota worden overgenomen bedraagt de ratio 1,19.

Als we uitgaan van dit minimale ratio zou dit voor de gemeente Meerssen betekenen dat de algemene risicoreserve € 3.162.500 groot zou moeten zijn, hetgeen neerkomt op 9,3% (was 8% en is als volgt berekent (€ 3.162.500/€3.400.000).

Toch wordt in deze nota vooregsteld om de weerstandscapaciteitsratio op 1,19 te laten (€ 3.759.000/€ 3.162.500), hetgeen neerkomt op een algemene risicoreserve van 10% van het totale lasten niveau (zijnde € 3.400.000) omdat we nog in de kinderschoenen staan voor wat betreft risico-management. De algemene reserve (vrij besteedbaar) zou daarbij € 359.290 groot worden (zie pagina 13).

Wij stellen de raad voor akkoord te gaan met de in deze nota gedane voorstellen.

Bijlage : Beschrijving van reserves en voorzieningen

In deze bijlage is voor elke reserve en voorziening een beschrijving opgenomen van de doelstelling, stortingen, onttrekkingen en eventuele bijzonderheden.

De genoemde saldi betreffen de saldi per 1 januari 2008 (vóór rentebijschrijving). De saldi zijn gebaseerd op de jaarrekening 2007. Wel zijn ontwikkelingen met betrekking tot de reserves en voorzieningen over de 1e helft van 2008 meegenomen, voorzover die significant zijn.

Nota Weerstandvermogen, Reserves en Voorzieningen (BIJLAGE).pdf (versie geldig sinds: 21-10-2010; PDF-bestand; grootte: 118.80 kB)