Regeling vervallen per 03-10-2019

Kaderstellend beleid betreffende de bestuurlijke positionering, meerjaren financiering en toekomstgerichte afstemming van het voorzieningenniveau van de buitensport

Geldend van 08-04-2003 t/m 02-10-2019

Intitulé

Kaderstellend beleid betreffende de bestuurlijke positionering, meerjaren financiering en toekomstgerichte afstemming van het voorzieningenniveau van de buitensport

Aan de Gemeenteraad

Onderwerp: Vaststelling kaderstellend beleid betreffende de bestuurlijke positionering, meerjaren financiering en toekomstgerichte afstemming van het voorzieningenniveau van de buitensport

I. Inleiding:

Het voorzieningenniveau voor de buitensport in Meerssen is met name:

  • a)

    onder de noodzaak van een evenwichtige meerjaren financiering en

  • b)

    onder de forse druk op de gemeentelijke middelen aan een herbeoordeling toe.

Dit heeft geleid tot een opdracht voor de opstelling van het “Rapport buitensportvoorzieningen in de gemeente Meerssen”.

In opdracht van ons college is er door het bureau ISA sport (een onderdeel van het onafhankelijke, landelijk erkende kwaliteits-/, sportinstituut NOC*NSF) een onderzoek ingesteld naar het aantal buitensportvoorzieningen in eigendom van de gemeente Meerssen.

Doel van het onderzoek was vooral om te inventariseren of er in de gemeente Meerssen een te hoog, te laag of juist een voldoende aantal voorzieningen was om te voorzien in de, georganiseerde, sportbehoefte.

Kortom, er diende een duidelijk inzicht te komen in de behoefte aan hockey, tennis, en voetbalvoorzieningen in de diverse kernen tot het jaar 2010. Dit ter beantwoording van de vraag: wat is de huidige en toekomstige behoefte aan hockey, tennis en voetbalvoorzieningen van de in de verschillende tot de gemeente Meerssen behorende woonkernen gevestigde hockey, tennis en voetbalverenigingen tot het jaar 2010 en hoe kan dit worden vertaald in een daarvoor gewenst accommodatiebestand?

Dit rapport kan niet los gezien worden van een in 2000 in opdracht opgesteld sportveldenbeheersplan door Oranjewoud waarin vooral een technische beschrijving werd gegeven van alle voorzieningen die er in de gemeente Meerssen bestaan, met hierin aangegeven wanneer er renovaties of vernieuwingen dienen plaats te vinden.

Discussie ter zake een bestuurlijke heroriëntatie over de financiële (on)mogelijkheden en de te hanteren uitgangspunten voor meerjarig accommodatiebeleid kan worden gevoerd op basis van het thans gepresenteerde rapport buitensportvoorzieningen in de gemeente Meerssen waarin is uitgewerkt:

  • 1.

    Beschrijving wat het huidige bestand is van hockey, tennis en voetbalaccommodaties, alsmede de situering hiervan in de verschillende tot de gemeente Meerssen behorende woonkernen.

  • 2.

    De ontwikkelingen van de in het onderzoek betrokken buitensportverenigingen, gekoppeld aan een prognoseberekening van het aantal leden per vereniging in het jaar 2010. De prognose is onder meer gebaseerd op de ontwikkelingen in de verschillende takken van sport in de periode 1990-2001, demografische gegevens (zoals aangegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek) en de algemene ontwikkelingen die momenteel en naar toekomstige verwachtingen de deelname aan sport beïnvloeden, zoals individualisering.

  • 3.

    Conclusies over de vraag naar en het aanbod van hockey, tennis en voetbalaccommodaties in de gemeente Meerssen, nu en in het jaar 2010.

In het rapport wordt uitgebreid aangegeven, op basis van door de diverse nationale sportbonden opgestelde objectieve en landelijk breed gehanteerde normen, wat de aantallen speelvelden en kleedlokalen moeten zijn die de diverse verenigingen, als gebruiker van de gemeentelijke voorzieningen, nu en in de toekomst nodig zullen hebben. De nationale sportbonden gaan uit van “kille” cijfers waarbij geen rekening is gehouden met specifieke plaatselijke factoren of beschikbaarheid van vrijwilligers en begeleiders. Derhalve hebben er ook gesprekken plaatsgevonden met alle buitensportverenigingen afzonderlijk, waarbij de verenigingen hun visie op het rapport hebben kunnen geven en waarbij tevens nog een aantal wensen van de verenigingen naar voren is gekomen.

De vraag is nu welke kaders de gemeenteraad op basis van dit rapport gaat stellen voor het door ons college uit te voeren beleid. Hiervoor is een keuze uit een vijftal vast te stellen beleidslijnen:

  • 1.

    De richtlijnen van het ISA rapport strikt opvolgen, hetgeen impliceert dat er bij een aantal verenigingen bepaalde voorzieningen niet meer door de gemeente onderhouden zullen worden. Hierbij kan dan tevens de vraag gesteld worden: wat dient er met de “overtallige” voorzieningen te gebeuren? Hier zal later nog op teruggekomen worden. Mocht deze variant gevolgd worden dan zal dit wellicht leiden tot protesten van de verenigingen die er “op achteruit gaan” qua voorzieningenniveau. Voor de gemeente betekent dit echter een financiële besparing. Gebaseerd op de objectieve norm van het rapport zou deze besparing te rechtvaardigen zijn.

  • 2.

    Het rapport voor kennisgeving aannemen en verder gaan op de huidige wijze vanbeschikbaar stellen van sportvoorzieningen. Deze variant zal betekenen een tevreden aantal sportverenigingen, doch de gemeente zal, “overbodige”, dan wel overdadige investeringen en onderhoudsbeurten blijven doen. Een beleidskeuze die ongewenste gevolgen heeft voor de herstructurering van het financiële meerjarenbeleid van de gemeente Meerssen.

  • 3.

    Het rapport volgen doch daar waar sprake is van overcapaciteit een gedeelde verantwoordelijkheid nemen, zowel voor de gemeente als voor de gebruiker. Met andere woorden, indien de gebruiker het overdadige gebruik / onderhoud wil voortzetten draagt deze bij in de kosten en betaalt voor de overcapaciteit een 50% tarief. De overcapaciteit blijft gehandhaafd tot het moment dat de gemeente hieraan een andere bestemming kan en wil geven of de gebruiker van verder gebruik / onderhoud afziet.

  • 4.

    Het rapport gedeeltelijk opvolgen, dit wil zeggen de richtlijnen van het rapport niet veronachtzamen doch andere, soepelere normen hanteren. Met andere woorden uitgaan van andere bespelingintensiteiten of normen voor toe te laten leden per tennisbaan. Het gevolg c.q. risico van deze benaderingswijze leidt tot ongelijke behandeling.

  • 5.

    Het rapport loslaten en ook uitvoering geven aan de wensen van de verenigingen. Dit zal een beleidskeuze tot gevolg hebben waarbij rekening gehouden dient te worden met forse extra financiële investeringen door de gemeente. Investeringen waar geen geld voor beschikbaar is. Dekking voor deze extra uitgaven zal dan gevonden moeten worden middels bezuinigingen op andere beleidsterreinen of middels een forse stijging van de O.Z.B.

II. Het sportveldenbeheersplan in een bredere context gezien.

De gemeentelijke taak bij het scheppen van gunstige randvoorwaarden voor de buitensport beperkt zich niet tot de financiering van bepaalde sectoren, of tot het opstellen van vervangingsprogramma’s. De buitensport dient meerdere doelen dan het bedrijven van de sport op zichzelf. Sport is een sociaal bindmiddel bij uitstek, kan bijdragen aan educatieve aspecten, is een pijler van gezondheidsbeleid en vrijwilligersbeleid en sportvoorzieningen zijn cruciaal voor de vitaliteit van de Meerssense kernen.

Het in 2002 geschreven sportveldenbeheersplan dient dan ook in een bredere context geplaatst te worden.

Bij het stellen van kaders voor buitensportbeleid wensen wij dan ook met Uw raad te debatteren over de positie / rol van de gemeentelijke overheid: voor welke doelgroepen, welke accommodaties en voorzieningen dienen er gerealiseerd te worden, alleen subsidiëren in conventionele vormen van sportbeoefening etc. Verder is van belang de verhouding tussen kerngerichte voorzieningen versus centrale gemeentevoorzieningen waarbij het behoud van de leefbaarheid van de kernen ook een rol speelt, de verhouding tussen de eigen bijdrage van de gebruikers en de maximale hoogte van de gemeentelijke kosten, de sociale functie van de sport, aan te nemen invalshoeken en eventuele verdere privatisering.

II.I Het hoofdkader voor de buitensportvoorzieningen.

In een eerder door ons college opgesteld bedrijfsplan (1994) is door Uw raad reeds aangegeven wat er voor sport en recreatie belangrijk is: “Het scheppen van mogelijkheden voor en het decentraal instandhouden van een gevarieerd pakket voorzieningen op het terrein van de recreatie en de sport, daarbij strevend naar doelmatigheid, functioneel gebruik en waar mogelijk gebruik door meerdere gelijksoortige huurders”.

Deze hoofdlijn bevat een aantal belangrijke uitgangspunten. Wij achten het voor het door Uw raad vast te stellen beleidskader, vanwege de samenhang met en doorwerking naar diverse andere beleidsterreinen, van groot belang het buitensport accommodatiebeleid in breder verband te bezien.

II.II De sociale functie van sport en sportvoorzieningen.

Op grond van het bedrijfsplan uit 1994 is het belangrijk is dat er een gevarieerd pakket van voorzieningen op het terrein van recreatie en sport aanwezig is binnen de gemeente.

Sport wordt derhalve beschouwd als een wezenlijk bestanddeel van het gemeentelijk welzijnsbeleid. Sportbeoefening in verenigingsverband dient in beginsel voor iedere Meerssenaar mogelijk te zijn. Dit op een wijze die, uit oogpunt van gezondheid, recreatie, sociale integratie, vorming en ontwikkeling, beschikbaarheid van financiële middelen, van zowel de actieve sportbeoefenaren als degenen die daarbij betrokken zijn, verantwoord is. Het moge duidelijk zijn dat de gemeente, vanwege de beperkte financiële middelen zich richt op buitensporten die door een groot aantal inwoners tegelijk kunnen worden beoefend en derhalve vooral participeert, stimuleert bij sporten die in verenigingsverband in de diverse kernen worden beoefend.

Sport heeft een overlap met andere beleidsterreinen. Hoewel deze beleidsterreinen een gemeenschappelijk doel nastreven is het niet altijd uit de doelstelling op te maken.

Onder voorzieningen van jeugdbeleid respectievelijk ouderenbeleid kunnen bijvoorbeeld ook sportvoorzieningen gerekend worden. Bijstandstechnisch kunnen noodzakelijke kosten die buiten het normale uitgavenpatroon vallen ook lidmaatschappen voor sportverenigingen zijn. Overlap en raakvlakken met sport zijn onder andere aan te treffen bij de onderstaande beleidsterreinen.

Ouderenbeleid.

Ouderen in staat stellen zo lang mogelijk en verantwoord zelfstandig te kunnen blijven wonen en recreëren, door hen in staat te stellen deel te nemen aan het maatschappelijk leven, door gebruikmaking van algemene voorzieningen en waar nodig bieden van specifieke voorzieningen. Het beleid richt zich op personen van 55 jaar en ouder.

Volksgezondheidsbeleid.

Het opzetten, ontwikkelen en in stand houden van een beleidskader voor een samenhangend en voor iedereen toegankelijk pakket van voorzieningen, gericht op de bevordering en het behoud van de gezondheid van de inwoners van Meerssen.

Gehandicaptenbeleid.

Ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijk beleid ten aanzien van gehandicapten, met als doel hen zo lang mogelijk op verantwoorde, geïntegreerde wijze in staat te stellen om vanuit een zelfstandig bestaan aan de samenleving deel te nemen.

Jeugdbeleid.

De doelstelling van integraal jeugdbeleid is te komen tot een kansrijk en stimulerend jeugdbeleid, waarin de behoeften en ontwikkelingsmogelijkheden in brede zin van alle kinderen en jongeren in de leeftijdscategorie van 0 tot 21 jaar het uitgangspunt vormen en waarbij wordt gestreefd naar een leefbare en aantrekkelijke gemeente voor jongeren.

Onderwijsbeleid.

Het aanbieden van voldoende openbaar / bijzonder onderwijsaccommodaties in een genoegzaam aantal scholen. In de kernen het scheppen van aanvullende en ondersteunende onderwijsvoorzieningen voor zowel het openbaar als bijzonder (basis) onderwijs, respectievelijk het voortgezet onderwijs.

Minimabeleid.

Het tegengaan van sociale uitsluiting, van armoede en bestrijding van achterstandssituaties door: het verstrekken van een vergoeding aan degenen die over onvoldoende financiële draagkracht beschikken voor de betaling van noodzakelijke kosten, die buiten het normale uitgavenpatroon van bijstandsgerechtigden vallen en waarvoor geen voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn.

Allochtonenbeleid.

Het opheffen van ontwikkelingsachterstanden bij allochtonen, veroorzaakt door taal en cultuurverschillen en door sociale of economische achterstanden, alsmede het opheffen van andersoortige achterstandssituaties van allochtonen. Ter overbrugging van achterstanden dienen allochtonen in voldoende mate gebruik te kunnen maken van de algemene voorzieningen en regelingen.

Buurtnetwerken.

Begeleidingsactiviteiten via de buurtnetwerken leiden tot verhoging van de leefbaarheid van wijken en buurten.

Recreatiebeleid.

Het aanleggen en instandhouden van openbaar groen en recreatievoorzieningen teneinde de kwaliteit en de waardering voor de woonomgeving en leefomstandigheden te bevorderen alsmede het instandhouden en verder ontwikkelen van de mogelijkheden voor actieve en passieve recreatie voor de burgers van Meerssen, waarbij voorop staat dat het landelijk en rustige karakter, de flora en de fauna en het ecologisch evenwicht in het gebied bewaard blijven.

Vrijwilligersbeleid.

Het vrijwilligersbeleid richt zich op het versterken en ondersteunen van het vrijwilligerswerk op lokaal niveau, waarbij wordt ingespeeld op actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Ingezet wordt op het behouden van het aantal vrijwilligers op het huidige niveau en het vergroten van de diversiteit van het huidige vrijwilligersbestand.

Sport draagt in essentie bij aan de versterking van de sociale infrastructuur en maakt deel uit van het welzijnsbeleid van de gemeente Meerssen. Sport draagt bij aan de participatie en integratie van de individuele burgers in de Meerssense gemeenschap. Daarnaast biedt sportbeoefening mogelijkheden tot persoonlijke vorming en ontplooiing; naast fysieke vaardigheden worden ook andere facetten van de persoonlijkheid tot ontwikkeling gebracht, zoals doorzettingsvermogen, samenwerking, respect voor de ander en sportiviteit. De aldus verworven normen, waarden en vaardigheden hebben in het maatschappelijk verkeer een heel positieve betekenis. Tot slot heeft sportbeoefening een positieve invloed op de gezondheid.

Voor het stellen van kaders voor een meerjarig buitensport accommodatiebeleid is de relatie van sport met andere beleidsterreinen niet te veronachtzamen. Vaststelling van een meerjaren investeringsbeleid dient dan ook meerdere doelen en dient dan ook in een breder verband te worden bezien. De vraag is welke strategische positie dient de gemeente daarbij in te nemen?

II.III De rol van de overheid.

Sport heeft vele raakvlakken met andere beleidsterreinen. De vraag is wel te stellen wat de rol van de lokale overheid dient te zijn op het gebied van sport en sportbeoefening.

Is het een aangelegenheid van de overheid om alle gerealiseerde sportvoorzieningen in stand te houden of dient de overheid terug te treden en dient alles overgedragen te worden aan de verenigingen?

De mening van ons college is dat op basis van de hoofdlijn uit het bedrijfsplan de gerealiseerde buitensportvoorzieningen in stand gehouden dienen te worden. Het is echter de vraag of het aanwezige aanbod, thans en in de toekomst (rekening houdende met demografische ontwikkelingen), niet de vraag overstijgt. Is het zaak om voorzieningen die de objectieve norm te boven gaan toch nog in stand te houden? Het antwoord dat hierop gegeven kan worden is nee; het is niet alleen de taak van de overheid om alles in stand te houden. Gezien het belang van de verenigingen is de inbreng van middelen door de vereniging heel goed mogelijk. Het is namelijk niet alleen in het belang van de Meerssense burger dat er een voldoend aanbod van sportvoorzieningen in de kernen bestaat, doch ook voor de verenigingen. Hierdoor kunnen zij hun club instandhouden en eventueel uitbreiden. Een gedeelde verantwoordelijkheid voor het instandhouden van de “overtollige” voorzieningen zou ons inziens de beste optie zijn. Uit de gesprekken met de diverse verenigingen is echter naar voren gekomen dat dit met name voor de kleinere verenigingen absoluut geen optie is. Volgens de verenigingen ontbreken hiervoor de financiële middelen. Het zelf, gedeeltelijk, onderhouden van het sportcomplex zou dan moeten leiden tot forse contributiestijgingen. Dit leidt weer tot minder leden, minder inkomsten en een nog moeilijkere financiële situatie. Het zijn zoals al gememoreerd de kleinere verenigingen die hiervan de dupe worden, daar de extra kosten van onderhoud door een relatief gering aantal leden gedragen zouden moeten worden. Gedeeld onderhoud behoort dus ook niet tot de mogelijkheden. Derhalve is het van nog veel meer importantie om de juiste bestuurlijke keuze te maken tussen of het volledig blijven onderhouden van de aanwezige buitensportaccommodaties door de gemeente, of het afstoten van “overtollige” voorzieningen, met het risico van het verdwijnen van een aantal, met name, kleinere verenigingen.

Een totale privatisering kan daarnaast niet als een verantwoorde c.q. correcte invulling van de gemeentelijke rol worden gezien, zeker niet omdat zulks zou kunnen leiden tot een kwijnend bestaan c.q. verdwijnen van verenigingen.

Deze vraag (de rol van de overheid in de sport) kan ook gesteld worden in verband met de steeds verder gaande individualisering. Dient de overheid zorg te dragen voor het oprichten van sportscholen of andere fitnesscentra waar niet in groepsverband gesport wordt?

De opvatting van ons college is dat de overheid niet verantwoordelijk is voor het oprichten of instandhouden van commerciële sportinstellingen als sportscholen of fitness centra. Het initiatief hiertoe dient te komen vanuit het particuliere initiatief.

Dient de overheid alles in het werk te stellen om de kleine kernen levend en leefbaar te houden?

Vanuit de toekomstvisie is aangegeven dat de leefbaarheid van de kleine kernen wezenlijk is voor de gemeente Meerssen. De gemeente Meerssen bestaat uit meerdere kernen, kleinere gehuchten en buurtschappen. Elk van deze kernen heeft een eigen identiteit. Het gevoel bij de inwoners dat zij behoren tot de gemeenschap van een kern is nog steeds sterk en komt onder andere tot uiting in participatie in het verenigingsleven. Wie met de Geullenaar, de Bundenaar etc. praat, zal de betrokkenheid bij en hechte verbondenheid met de kernen nog steeds opvallen. Tegen deze achtergrond koos de gemeente tot nu toe dan ook steeds voor een beleid dat sterk op de kernen gericht was. Er was veel aandacht voor evenwicht in aandacht, maatregelen en middelen voor de kernen. Ook in het toekomstig beleid zal er veel aandacht moeten zijn voor de leefbaarheid en de vitaliteit van de kernen. Die leefbaarheid staat namelijk, door ontgroening, vergrijzing en werking van de markt aanzienlijk onder druk. Het waarborgen van de leefbaarheid van de kernen is echter voor het college een belangrijk speerpunt van beleid. Tegelijkertijd onderkennen wij onze beperkingen op dit punt. Demografische ontwikkelingen voltrekken zich en de ontwikkelingen in de woningmarkt en de handel zijn slechts beperkt te sturen en datzelfde geldt voor de groei van de mobiliteit. Realisme is hier op zijn plaats. Het streven naar het behoud van de leefbaarheid van de kernen moet niet worden opgevat als het simpelweg doortrekken van het bestaande beleid. Dat biedt onvoldoende antwoord op genoemde ontwikkelingen. De leefbaarheid van de kernen kan alleen behouden blijven als daaraan vanuit het maatschappelijk middenveld op de gewenste wijze medewerking aan zal worden verleend. Afhankelijk en mede in relatie tot die ontwikkelingen zal een beleidsmatige vertaling moeten worden gegeven en dient er creatief op te worden ingespeeld. Een goed functionerende sportvereniging kan mede zorgdragen voor het instandhouden van een kleine kern. Het biedt de inwoners de mogelijkheid tot sociale contacten en een zinvolle besteding van de vrije tijd. Zoals reeds ook hierboven aangegeven speelt dit belang van behoud van de leefbaarheid niet alleen voor de overheid doch ook voor de verenigingen. Door samenwerking tussen de verenigingen, de inwoners, het bedrijfsleven en de overheid kunnen de aanwezige sportvoorzieningen in stand gehouden worden. Uiteraard dient de gemeente alles in het werk te stellen (b.v. door ondersteuning vrijwilligersbeleid) om de levensvatbaarheid van verenigingen in stand te houden. Kortom: de leefbaarheid van de kernen is er mee gediend als het bestaande beleid, dat ook nadrukkelijk op die leefbaarheid was gericht, een nieuwe richting krijgt. Dat nieuwe beleid zal gestoeld zijn op het besef dat een veranderende wereld ook veranderende kernen inhoudt en dus de leefbaarheid van vroeger een andere zal zijn dan die van straks.

Dit alles beschouwd hebbende kan de vraag gesteld worden: kan het hoofdkader op grond van het bedrijfsplan voor de buitensportvoorzieningen nog gehandhaafd blijven?

Naar onze mening kan deze vraag positief beantwoord worden; alleen dient er aan het hoofdkader toegevoegd te worden dat de instandhouding van een gevarieerd pakket van voorzieningen niet alleen een taak is van de overheid doch ook van de verenigingen, het bedrijfsleven en de inwoners van de kernen. Zeker als het betrekking heeft op voorzieningen die volgens de objectieve ISA normen “overtollig” zijn. Het instandhouden hiervan dient een gedeelde verantwoordelijkheid te zijn, in het belang van de vereniging (middels o.a. voeren van ledenwervingsacties, het voeren van een adequaat beleid voor diverse doelgroepen, het beschikbaar stellen van de accommodatie voor andere activiteiten etc.), de inwoners van de betreffende kern (via lidmaatschap of andere vorm van betrokkenheid bij de verenigingen) als ook voor de gehele gemeente (die zorg dient te dragen voor het in voldoende mate instandhouden van de buitensportvoorzieningen)

Kerngerichte voorzieningen versus centrale gemeentevoorzieningen?

Voor beide vormen van gebruik van sportaccommodaties is er een aantal voordelen aan te geven. Bij het instandhouden van de kerngerichte voorzieningen is er sprake van sterke verbondenheid van de vereniging met de kern, het gemakkelijk bereikbaar zijn van de voorziening en de bevordering van de leefbaarheid binnen de kern.

Voordelen van clustering c.q. centrale gemeentevoorzieningen zijn: verhogen van de bezettingsgraad, betere exploitatiemogelijkheden, flexibeler gebruik van de velden (beperkte overschotten / tekorten aan velden kunnen onderling uitgewisseld worden) en sneller inspelen op wijzigingen in sportgedrag en wisselende vraag naar diverse activiteiten.

Momenteel is de situatie in de gemeente Meerssen zodanig dat er in iedere kern, voor nu en op termijn, voldoende buitensportaccommodaties aanwezig zijn. De vraag zou gesteld kunnen worden of het wellicht beter zou zijn om een aantal accommodaties uit de kernen weg te halen en deze te clusteren op één groot sportcomplex. Een en ander zou kunnen leiden tot de bovenstaande voordelen van clustering doch heeft als groot nadeel dat de leefbaarheid in de kernen minder wordt (terwijl juist naar voren is gekomen bij de inspraak over visie ontwikkeling dat instandhouding van de kernen belangrijk is voor de inwoners van Groot Meerssen) en dat de sportparticipatie hoogstwaarschijnlijk zal afnemen, met name bij de jeugd die dan grotere afstanden dient af te leggen om bij die ene centrale sportaccommodatie te geraken. Tevens zou dit in tegenspraak zijn met de eerder aangehaalde doelstelling van het bedrijfsplan, het decentraal instandhouden van een gevarieerd pakket van voorzieningen op het terrein van recreatie en sport.

Verhouding eigen bijdrage en gemeentelijke kosten.

In het verleden (tot en met het jaar 1992) werden de buitensportverenigingen gesubsidieerd middels een accommodatiesubsidie en een jeugdsport subsidie.

Betreffend totaalsubsidie werd veelal verrekend met de aan de gemeente verschuldigde huurbedragen. Deze verrekeningen waren nogal omslachtig, zowel voor de verenigingen als voor de gemeente. Derhalve werd er destijds besloten om de buitensportverenigingen niet meer te subsidiëren, in ruil hiervoor kregen de verenigingen een verlaagd huurtarief aangeboden voor de bij hen in gebruik zijnde velden en kleedlokalen. Zo werd de huur per voetbalveld € 635,--, voor een kunstgrashockeyveld € 1588,--, voor een oefenhoek €318,--, voor een tennisbaan € 908,-- en voor een oefenkooi en kleedkamer € 159,-- per jaar.

In het kader van de privatisering betalen de tennisverenigingen geen huur meer voor de kleedlokalen, oefenkooien en tennisbanen. Als tegenprestatie dienen de verenigingen zelf zorg te dragen voor het kleine onderhoud en het speelklaar maken van de banen.

De privatisering heeft bij de tennisverenigingen goed uitgepakt en wellicht zou het het overwegen waard zijn om ook bij de voetbalverenigingen en bij de hockeyvereniging de privatisering verder door te voeren. Alsdan zou het reguliere onderhoud aan de velden bij de verenigingen komen te liggen, waardoor er bij de gemeente een besparing van de uitgaven zou kunnen plaatsvinden (de verenigingen zouden als compensatie geen huur meer behoeven te betalen). Naar verwachting zal dit bij de voetbalverenigingen op problemen kunnen stuiten daar het reguliere onderhoud van een voetbalveld (maaien, rollen, prikken, bezanden, doorzaaien en bemesten) een dure en technisch ingewikkelde aangelegenheid is.

Bij het anders uitvoeren van de huidige onderhoudsmethodiek bestaat voor de verenigingen het gevaar dat ze na verloop van tijd in de problemen kunnen komen. Door het besparen op het onderhoud, c.q. de post onderhoud gebruiken als sluitpost voor de begroting zal de gesteldheid van de velden er op termijn achteruit gaan, met als gevolg op den duur grote extra kosten voor de gemeente om de velden weer op een adequaat onderhoudspeil te brengen.

Na deze uiteenzetting over het belang van de sport voor de Meerssense gemeenschap en de daarmee samenhangende consequenties leggen wij Uw raad per sporttak voor, wat de gevolgen zijn van de uitkomsten van het door het bureau ISA sport opgestelde rapport.

Hierbij worden tevens de meningen en visies van de diverse buitensportverenigingen weergegeven als reactie op het vervaardigde rapport.

III Bestedingen / overwegingen / conclusies:

A. DE HOCKEYSPORT.

Voor de hockeysport is het eigenlijk het gemakkelijkst om keuzes te maken. Binnen de gemeente Meerssen is er een hockeyvereniging actief (Hockeyvereniging Meerssen) die gebruik maakt van de voorzieningen op het Heiveldcomplex in Bunde.

Volgens de normeringen die in het rapport gebruikt worden, blijkt dat de hockeyvereniging voldoende velden en kleedlokalen ter beschikking heeft om nu en in de toekomst te kunnen voldoen aan de vraag naar hockeyfaciliteiten.

Hierbij dient een klein voorbehoud gemaakt te worden. Er is nu nog een aantal teams (vooral junioren) die voor de beoefening van de hockeysport gebruik maken van een natuurgrasveld. Mocht de overkoepelende hockeybond het besluit in de toekomst gaan nemen dat hockey slechts op kunstgrasvelden gespeeld dient te worden, dan zal er een tweede kunstgrasveld aangelegd dienen te worden. Immers, het niet volgen van bondsrichtlijnen betekent uitsluiting van deelname aan competitiewedstrijden.

In de nabije toekomst is een dergelijke beslissing van de nationale hockeybond echter nog niet te verwachten.

De visie van de hockeyclub Meerssen.

Het bestuur van de hockeyclub kan zich in grote lijnen vinden in de bevindingen van het rapport. Met de huidige accommodatie kan men voorlopig uit de voeten. Er zouden wel problemen kunnen ontstaan als de club verder zou groeien qua ledenaantal, zeker gezien de groei van de kern Bunde (waar de meeste leden vandaan komen) en de mogelijkheid dat er bepaalde studententeams bij de club komen spelen. De club wil echter ook niet uit haar voegen groeien, men wil ook een stukje kwaliteit blijven waarborgen. Naast de zaken die betrekking hebben op het rapport zijn er echter een aantal andere knelpunten waarmee de club te maken heeft. Zo ziet men het als een gevaarlijke situatie dat er aan een kant van het complex een diepe greppel is (die volstaat met water). Het liefst zag men hieromheen een hekwerk geplaatst, met name voor de veiligheid van de kinderen. Ook heeft men grote problemen met het parkeren, met name in de weekenden. Er ontstaan vaker gevaarlijke situaties door het gebrek aan parkeerplaatsen. Een oplossing zou zijn het aanleggen van een aantal extra parkeerplaatsen (waarvan de goedkoopste variant circa € 15.000,-- zal kosten, hierdoor zou het gazon tussen de twee speelvelden dienen te verdwijnen om plaats te maken voor parkeerplaatsen). Tevens ontstaan er gevaarlijke situaties door de hoogte van de ballenvangers voor de kantine. Zou er niet een hogere ballenvanger geplaatst kunnen worden?

Tenslotte geeft de club aan dat men geen heil ziet in een verdere privatisering.

Conclusie:

Bij de bestaande hockeyaccommodatie behoeven er nu en in de nabije toekomst vooralsnog, gezien de prognoses en ontwikkelingen, geen wijzigingen plaats te vinden. Er hoeven geen velden of kleedlokalen bij te komen en er is ook geen sprake van overcapaciteit. Er zou wellicht verandering in de bestaande situatie dienen te komen als de overkoepelende sportbond gaat aangeven dat alle hockeywedstrijden op een kunstgrasveld gespeeld moeten worden, dan zal de gemeente dienen over te gaan tot de aanleg van een tweede kunstgrasveld, doch dit is vooralsnog nog niet aan de orde.

B. DE TENNISSPORT.

Bij deze sporttak is er sprake van aanpassingen c.q. veranderingen op het gebied van de accommodaties. Het rapport concludeert dat er een groot overschot bestaat aan onverlichte tennisbanen binnen de gemeente Meerssen, uitgaande van de normen die door de overkoepelende tennisbond worden gehanteerd (zijnde 90 spelers per verlichte tennisbaan en 50 spelers per onverlichte tennisbaan). Als het rapport gevolgd wordt betekent dit voor iedere tennisvereniging dat men de beschikking krijgt over minder banen dan waarover men op dit moment de beschikking heeft. Voor de gemeente betekent dit vooral financiële voordelen op het gebied van de investeringen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de eerste aanleg van kunststoftennisbanen € 30.000,-- per baan kost, terwijl de kosten van renovatie (na ± 15 jaar) circa € 20.000,-- per baan bedragen. De kosten van renovatie c.q. aanleg zijn gebaseerd op het prijspeil van 2002.

In de exploitatiesfeer zijn er voor de gemeente weinig tot geen voordelen te behalen daar de tennisclubs allemaal zelf zorgdragen voor het kleine onderhoud en speelklaar maken van de banen (in ruil voor het niet meer hoeven te betalen van de huur van de banen en kleedlokalen, een en ander is geregeld in privatiseringsovereenkomsten met de verenigingen). De enige exploitatiekosten die de gemeente nog heeft beperken zich tot de kosten aan de beregeningsinstallaties op ieder tenniscomplex, doch met de aanleg van kunstgrastennisbanen verdwijnen deze kosten ook op termijn.

Tennisclub Bunde:

Deze club zou volgens het rapport, qua ledenaantal, kunnen volstaan met 6 verlichte tennisbanen. De club heeft momenteel de beschikking over 6 verlichte tennisbanen (hiervan zijn er vier uitgevoerd in kunststof en twee in gravel) en 2 onverlichte (kunststof)banen. Navolging van het rapport zou inhouden dat de gemeente Meerssen, 2 tennisbanen niet meer zou behoeven te renoveren. Hetgeen de gemeente (in 2009, wanneer deze banen volgens programma gerenoveerd dienen te worden) een besparing, qua investeringen, oplevert van 2 x € 30.000,-- = € 60.000,--.

De visie van de tennisclub Bunde.

De club is ervan overtuigd dat het rapport achterhaald is. Het ledenaantal klopt niet meer, er is bij de club sprake van een snelle groei die men ook nog voorziet voor de komende jaren. Men heeft de gemeente er enige jaren geleden reeds op geattendeerd dat er wellicht in de nabije toekomst nog uitbreiding van het complex noodzakelijk is (gezien de geplande woningbouw is dit echter niet meer mogelijk). Afgifte van een aantal banen is dus absoluut niet bespreekbaar daar men zelf verwacht rond het jaar 2010 rond de 800 leden te zitten en dan is zelfs het huidige complex te klein. Wel staat men welwillend tegenover samenwerking met andere verenigingen, terwijl men ook niet onwelwillend zou staan tegenover het oprichten van één grote tennisclub voor Groot Meerssen. Hier zou dan wel een soort van “professioneel “ bestuur aan het hoofd moeten staan.

Tennisclub De Gewannen Ulestraten:

Uit de bevindingen van het opgestelde rapport is naar voren gekomen dat de vereniging kan volstaan, qua ledenaantal, met 3 verlichte tennisbanen. Men heeft momenteel de beschikking over 3 verlichte banen en 2 onverlichte banen. Alle banen zijn nog in gravel. Voor het jaar 2003 zouden (blijkens het eerder opgestelde sportveldenbeheersplan) de 2 onverlichte tennisbanen gerenoveerd dienen te worden, doch volgens dit rapport blijkt dit qua ledenaantal niet nodig te zijn. Daar het hier tevens de ombouw van gravel naar kunststofbanen betreft zou dit de gemeente voor het jaar 2003 € 60.000,-- aan investeringen besparen en over 15 jaar weer € 40.000,-- aan renovatiewerkzaamheden.

De visie van tennisclub De Gewannen.

Het rapport gaat uit van kengetallen met betrekking tot het aantal spelers per verlichte en onverlichte baan. Er wordt uitgegaan van 3 verlichte en 2 onverlichte banen. Het rapport staat niet stil bij het feit dat de verlichting is aangelegd door de vereniging. Mocht men deze weghalen, dan heeft men de beschikking over vijf onverlichte banen en dan zou men met het huidige ledenaantal recht hebben op vijf onverlichte banen, dus er zijn voor de gemeente geen banen in overschot aanwezig.

Bij voetballen hanteert men andere wegingsfactoren dan bij tennis (competitieteams die bij tennissen niet meetellen bij de weging en bij voetballen wel). De club heeft 15 senioren competitieteams, waarvan er 8 op de zaterdag actief zijn (4 spelen uit en 4 thuis). Volgens de KNLTB heeft men hiervoor minimaal 1 1/4baan per team nodig. Hieraan voldoet de club net, dus is er geen sprake van een overcapaciteit aan banen. Beperking van het aantal banen zou tevens leiden tot het vertrek van leden naar andere verenigingen, waar men wel fatsoenlijk competitie zou kunnen spelen, waardoor ook de kantineopbrengst een sterke negatieve impuls krijgt.

Verder wordt erop gewezen (in het concept raadsvoorstel) dat er bij bepaalde verenigingen een goed jeugdbeleid gevoerd wordt. Dit ziet men als een diskwalificatie voor hun eigen jeugdbeleid. In hun ogen voeren zij ook een goed jeugdbeleid (zeker gezien de vele activiteiten die men organiseert voor de jeugd, als het vriendje-vriendinnetje toernooi, het jeugdtenniskamp, de jeugdclubkampioenschappen, het ouder kind toernooi en de grootschalige jeugduitwisselingen met andere verenigingen). Inlevering van een tweetal banen zou een einde maken aan al deze activiteiten.

Ook wordt er aandacht gevraagd voor het seniorenbeleid van de club. Hierdoor zijn vele ouderen actief gaan tennissen. Ook maakt de vereniging deel uit van het “reizend circuit” waarbij deelnemers een rondje maken langs de banen van de deelnemende verenigingen. Een bepaald minimaal aantal banen is hierbij een vereiste.

Een ander aandachtsveld is de ongelijkheid bij de diverse tennisverenigingen. De Gewannen is de enige club waar nog geen kunststofbanen zijn. Hierbij wordt ook de link gelegd naar de financiële toestand. Minder banen leidt tot minder leden, minder kantineopbrengsten, minder contributieopbrengsten. Hierdoor moet de contributie weer omhoog om uit de kosten te komen. Zo geraakt men in een negatieve spiraal. Ook heeft de club nog een flinke investering gedaan om de twee banen die achter de kantine liggen meer bij het complex (middels een transparante uitbouw) te betrekken. Het laten verdwijnen van deze twee banen zou een grote desinvestering betekenen.

Tenslotte wijst de club er nog op dat zij de grootste vereniging in Ulestraten is en derhalve een bepalende factor van de sociale samenleving. Het wegvallen van een dergelijke pilaar zou nare gevolgen met zich meebrengen.

De club concludeert dat wijziging van het gemeentelijk beleid zal leiden tot een verslechterde situatie, waarbij de voortgang van de vereniging ernstig in gevaar komt en eigenlijk geen reële optie meer is. Dit kan en wil men niet accepteren. Mocht de gemeente deze mening niet zijn toegedaan dan rest het bestuur niets anders dan de sleutels van het complex aan de gemeente terug te geven. Dit ziet men niet als een dreigement doch slechts als een verzoek om hulp aan de gemeente om alles in het werk te stellen om alles bij het oude te laten en niet over te gaan tot inkrimping van het tennispark.

Tennisclub De Pletschmeppers Geulle:

Blijkens het opgestelde rapport kan deze vereniging volstaan met 2 verlichte tennisbanen. Momenteel heeft men de beschikking over 2 verlichte kunststofbanen en 2 onverlichte gravel tennisbanen. Indien de gemeente kiest om het rapport te volgen bespaart dit qua investeringen ! 60.000,-- voor het jaar 2007, zijnde het jaar waarin de bestaande gravelbanen omgebouwd dienen te worden naar kunststofbanen.

De visie van tennisclub De Pletschmeppers.

  • Kapitaalvernietiging.

    • Het niet meer onderhouden van twee banen door de gemeente zou leiden tot kapitaalvernietiging van in het verleden gedane investeringen. Bovendien zouden twee “rustende” banen leiden tot verkommering en overwoekering met onkruid. Geeft negatief beeld aan vereniging en kan leiden tot extra vandalisme.

  • Leefbaarheid kleine kernen.

    • De tennisvereniging zorgt voor een sociale ontmoetingsplek in Geulle, waar toch al zo veel zaken verdwijnen. Hiervoor zijn echter wel meer dan twee banen nodig.

  • Competitie tennis.

    • De club heeft de beschikking over vijf competitieteams. Bij thuiswedstrijden heeft men derhalve minimaal vier banen nodig. Inlevering van banen zou het einde van het competitiespelen betekenen.

    Jeugdtennis.

    • De club bemoeit zich om via voorlichting op scholen en cursussen op het park tennis bij de jeugd onder de aandacht te brengen. Hiervoor is wel een aantal banen strikt noodzakelijk.

  • Gelijke rechtsbedeling.

    • De club heeft als pilot gediend om te komen tot de privatisering bij de tennisverenigingen. Noodzakelijke gemeentelijke bezuinigingen zouden derhalve niet als pilot bij Geulle uitgevoerd dienen te worden. Hieraan kunnen ook andere organisaties een bijdrage leveren.

    Bedreiging.

    • Verdwijnen van competitiemogelijkheden en verkommerde banen zou kunnen leiden tot een onprettig gevoel bij de leden, hetgeen zou kunnen leiden tot vertrek naar andere verenigingen.

    Loyaliteit.

    • De club is altijd loyaal geweest aan de gemeente en heeft uitstaande schulden uit het verleden steeds getracht zo snel mogelijk terug te betalen (hetgeen ook gelukt is). Het zou niet loyaal van de gemeente zijn om nu met een “bestraffende vinger” een eind te maken aan twee tennisbanen in Geulle.

  • Vele activiteiten bij de club.

    • De club geeft invulling aan een aantal activiteiten waarbij men zeker vier banen nodig heeft. Te denken valt hierbij aan: het vier kernen toernooi, clubavonden op de maandag, thuisblijvertoernooi tijdens de vakantieperiode, tennisontmoeting met de gemeenten Meerssen en Stein, seniorentennis, jeugdtoernooi, tennisontmoeting tussen clubbesturen, clubkampioenschappen, het wintertennis op de donderdagavond en het slottoernooi.

    Overloop.

    • De club is genegen om als overloopgebied dienst te doen als er bij andere verenigingen ondercapaciteit is. Hierover zijn al afspraken gemaakt met andere clubs.

De club concludeert dat er in Geulle eerder meer dan minder in de samenleving geïnvesteerd mag en moet worden en dat afbraak van bestaande (tennis)sportvoorzieningen in elk geval niet kan.

Tennisclub Volharding Meerssen.

Bij deze vereniging is de problematiek ietwat gecompliceerder. Deze vereniging heeft momenteel de beschikking over 3 verlichte gravelbanen, 2 onverlichte kunststofbanen en 2 onverlichte gravelbanen. Uit de berekeningen blijkt dat de club met 4 verlichte banen, qua ledenaantal voor de toekomst, ook uit de voeten kan. Middels de bijplaatsing c.q. verplaatsing van een verlichting (de kosten voor de aanleg van een gedeeltelijke nieuwe verlichting bedragen eenmalig € 15.000,--) naar het blok van 2 dubbel kunststofbanen zou deze club met deze vier verlichte banen kunnen volstaan, waardoor de gemeente in 2007, het jaar van ombouw van gravelbanen naar kunststofbanen, een bedrag qua investeringen bespaart van 3 x € 30.000,-- = € 90.000,--.

De visie van tennisclub Volharding Meerssen.

Het bestuur van Volharding haalt de navolgende argumenten aan om het huidig aanbod van tennisbanen in stand te houden.

  • Onjuiste gegevens.

    • Het rapport gaat uit van 361 leden, het actuele aantal leden bedraagt nu echter 405.

    Norm.

    • De KNLTB geeft zelf aan dat de gehanteerde norm ten opzichte van het buitenland hoog is. Andere normen zouden het hebben van 6 à 7 banen rechtvaardigen.

  • Daling ledenaantal.

    • Het rapport geeft correct weer dat in de periode 1990-2001 het ledenaantal gedaald is. Echter de laatste twee jaar is het ledenbestand weer toegenomen van 324 naar 405. De stijging van het aantal junioren geeft hoop voor de toekomst. Tevens zal een voortgaande groei in de toekomst opgevangen moeten worden (ook gezien de ontwikkelingen in de buurgemeente Maastricht waar tennisparken gesloten worden).

    Competitie.

    • In het rapport wordt geen rekening gehouden met competitie, toernooien en trainingen. De club heeft 10 zaterdagteams waarvoor minimaal 6 banen nodig zijn.

  • Layout van het park.

    • Het slechts de beschikking hebben over vier banen doet geen recht aan de lay out van het park. Indien er slechts gespeeld zou kunnen worden op banen 4 tot en met 7 zou de kantine (die gericht is op banen 1 tot en met 3) zijn nut en uitstraling verliezen).

    Verlichting.

    • Verplaatsen of bijplaatsen van verlichting is een dure aangelegenheid door de capaciteit van de kabel. Besparing zal veel minder zijn dan becijferd door de gemeente.

  • Jeugd en ouderenbeleid.

    • Net als de gemeente is de club hier intensief mee bezig. Afstoten van banen druist hier dwars tegen in. Bovendien leidt afstoten van de banen tot kapitaalverlies waar niemand wat aan heeft.

De club pleit tenslotte voor het behouden van de banen zonder dat hier voor de club extra kosten aan verbonden zijn. De exploitatie van een tennisclub is namelijk al moeilijk genoeg. Dank zij de inzet van veel vrijwilligers kunnen zij de touwtjes aan elkaar knopen. Een verhoging van de contributie zou gaan leiden tot “uit de pas lopen” met de clubs in de regio. Dit kan alleen maar leiden tot ledenverlies, ook aan clubs buiten de gemeente Meerssen!

Conclusies:

Concluderend kan gesteld worden dat er, volgens het rapport van ISA sport, met name op het gebied van de tennissport besparingen voor de gemeente Meerssen mogelijk zouden kunnen zijn. Op het gebied van investeringen betreft het hier een bedrag van € 250.000,-- tot en met het jaar 2010, dit als gevolg van het niet meer behoeven aan te leggen van c.q. renoveren van diverse tennisbanen, of de helft van dit bedrag wanneer er gekozen wordt voor de optie om de clubs zelf ten hoogste voor 50% te laten betalen voor de “overtollige banen”. Echter uit de besprekingen met de clubs blijkt dit voor hen geen optie te zijn.

Mocht de weg gekozen worden van afstoten van de “overtollige banen” dan rest nog de vraag: wat dient er te gebeuren met deze “overtollige” banen bij de diverse verenigingen? De mogelijkheid bestaat om de banen tegen een symbolische prijs aan de verenigingen in bruikleen te geven, waarbij de verenigingen dan zelf dienen te zorgen voor het groot onderhoud. Een andere optie is om de banen helemaal af te breken, de omheining te verplaatsen en de banen op deze manier gaan gebruiken voor andere doeleinden (b.v. natuurontwikkeling).

Laatstgenoemde keuzemogelijkheid lijkt de minst gunstige daar er dan om te beginnen reeds diverse kosten gemaakt dienen te worden om de banen terug te geven aan de natuur. Vervolgens kunnen er dan problemen gaan ontstaan als de een of de andere tennisclub plotsklaps te maken krijgt met een onvoorziene grote ledenaanwas waardoor er weer nieuwe banen aangelegd dienen te worden.

Alle tennisclubs echter geven aan dat ze zeer afwijzend staan tegen een inkrimping van hun tennispark. Hiervoor worden diverse argumenten naar voren gebracht, die deels terecht zijn en deels onterecht. Alle clubs geven echter aan dat ze niet de mogelijkheden hebben om deels zelf zorg te dragen voor de noodzakelijke renovatiewerkzaamheden.

Hierdoor valt de keuzemogelijkheid om samen met de verenigingen zorg te dragen voor de renovatie van de tennisbanen af. Resteert nog de mogelijkheid van afstoting van de “overtollige banen” of van het blijven renoveren van de banen door de gemeente.

Het voordeel van afstoten van de overtollige banen is dat de gemeente tot en met het jaar 2010 op het gebied van investeringen € 250.000,-- minder hoeft uit te geven. Het grote nadeel hiervan is dat enige tennisclubs hierdoor in de problemen gaan komen en wellicht stoppen met hun activiteiten. Dit is vooral bij de kleinere verenigingen (Ulestraten en Geulle) in de kleinere kernen, hetgeen funest is voor de leefbaarheid van deze kernen.

C. DE VOETBALSPORT.

Tekort of overschot?

Uit het opgestelde rapport blijkt dat geen enkele vereniging een tekort aan speelvelden of kleedlokalen heeft. Wel dient opgemerkt te worden dat bij een tweetal verenigingen (te weten RKVV Bunde en SV Meerssen) het voorzieningenniveau erg krap is. Bij een groei van de verenigingen (meer teams) zal dit leiden tot een tekort aan zowel speelvelden als kleedlokalen.

Bij de bepaling of een vereniging beschikt over een voldoende aanbod van voetbalvelden is gebruik gemaakt van de richtlijnen die door de nationale voetbalbond in samenwerking met de VNG en NOC*NSF zijn opgesteld. Hierbij wordt gekeken naar het aantal teams per vereniging en de onderverdeling in leeftijdscategorie (kinderen van 6 jaar maken minder “kapot” aan een veld dan een seniorenteam).

Onderhoudskosten per veld:

Alvorens over te gaan tot een beschrijving van de voorzieningen per club zal er eerst nog een overzicht gegeven worden van de kosten van onderhoud per veld voor de gemeente Meerssen. Dit is van belang gezien het feit dat er bij een tweetal clubs een overschot is aan voetbalvelden. In tegenstelling tot de tennisverenigingen is de gemeente bij de voetbalvelden wel nog verantwoordelijk voor het reguliere onderhoud (maaien, rollen, prikken, bezanden doorzaaien en bemesten.). Hierbij dient opgemerkt te worden dat ook bij de voetbalverenigingen een gedeeltelijke privatisering heeft plaatsgevonden. De kosten van onderhoud en renovatie van de speelvelden en de kleedlokalen blijven voor rekening van de gemeente. Het dagelijks onderhoud aan de resterende inrichtingen is voor verantwoordelijkheid van de voetbalclubs. De vervangingsinvesteringen na het verstrijken van de technische afschrijving zijn weer voor de verantwoordelijkheid van de gemeente. Hiernaast zijn er met twee voetbalclubs nog aparte regelingen getroffen. Zo ontvangt RVU jaarlijks een bedrag van de gemeente om zelf het onderhoud aan de beplanting bij te houden. RKUVC heeft van de gemeente een bosmaaier gekregen, waardoor zij zelf het onderhoud aan het bosplantsoen verrichten.

Jaarlijks kost het reguliere onderhoud per voetbalveld de gemeente € 4500,--. Dit betreft de werkzaamheden zoals hierboven aangegeven. Het onderhoud aan de beplanting, de omliggende stukken grond en het beregenen zijn niet in deze prijs meegenomen.

Hier staat tegenover dat de verenigingen op jaarbasis een bedrag van € 635,--, als huurprijs per veld, aan de gemeente betalen.

Naast de exploitatiekosten zijn er ook nog de kosten op het gebied van de investeringen die voor rekening van de gemeente komen. In een cyclus van ± 25 jaar betreft het een bedrag van circa € 56.750,-- per veld (hierin zitten de kosten van de aanschaf van doelen, ballenvangers, speelveldafzetting en de renovatie van het voetbalveld).

Situatie per vereniging:

Vanuit het opgestelde rapport komt per vereniging het navolgende naar voren:

Amicitas

Met de aanwezigheid van twee wedstrijdvelden kan de vereniging over meer dan voldoende mogelijkheden beschikken voor het invullen van haar wedstrijdbehoefte en trainingsbehoefte. Het geringe ledental en het daaruit voortvloeiende geringe aantal teams bieden daarbij voldoende mogelijkheid om zowel de trainingen als de wedstrijden op een en hetzelfde wedstrijdveld in te vullen.

Met andere woorden, bij Amicitas zou een veld kunnen verdwijnen c.q. niet meer door de gemeente onderhouden behoeven te worden. Praktisch gezien zou dit dan het trainingsveld moeten zijn, daar de kantine bij het hoofdveld gelegen is. Om van het ene resterende veld ook nog trainingsveld te maken dienen er wel eenmalig kosten gemaakt te worden voor het verplaatsen van de lichtinstallatie van het huidige trainingsveld naar het hoofdveld. Kosten hiervan bedragen eenmalig ! 8925,--.

Door de overgang van twee naar een veld bij Amicitas zal er wellicht meer aandacht aan dat ene veld besteed dienen te worden (in verband met de grotere belasting van zowel trainen als wedstrijden spelen).

Mogelijkerwijs zal het veld in de toekomst omgebouwd moeten worden tot een zogenaamd Wetraveld (wedstrijdtrainingsveld). Eerst zal echter bekeken dienen te worden hoe het ene resterende veld zich zal ontwikkelen bij zowel wedstrijd als trainingsveld.

De visie van Amicitas.

Met het bestuur van Amicitas is niet direct gesproken over het rapport buitensportverenigingen in de gemeente Meerssen. Oorzaak hiervan is dat er bij de vereniging andere problemen spelen, namelijk het al dan niet laten voortbestaan van de club. Gezien de financiële toestand ziet het huidige bestuur weinig mogelijkheden om na het eind van het seizoen 2002-2003 verder te gaan. Momenteel is er binnen de club een groepering actief die wellicht toch een doorstart wil maken. Zij zouden er dan geen moeite mee hebben om met één veld (voor zowel de wedstrijden als de trainingen) verder te gaan. Het is echter nog niet bekend of dit realiseerbaar is. Mocht Amicitas ophouden te bestaan dan zou er een sportcomplex met 2 velden met kleedlokalen, kantine en bestuurskamer vrij komen. Over een eventuele bestemming hiervoor zal later worden teruggekomen.

Geulsche Boys

Met een veldenbestand van twee wedstrijdvelden en een vanuit de richtlijnen naar voren komende behoefte van minder dan één wedstrijdveld is er sprake van een overschot van een wedstrijdveld en kan het tweede veld als trainingsveld worden beschouwd en als zodanig worden ingezet.

Dit gebeurt inmiddels ook al. Kortom bij de Geulsche Boys is er geen sprake van overschot c.q. tekort aan velden en kan de club met de beschikbare accommodatie heel goed uit de voeten.

Visie van Geulsche Boys.

Het bestuur van Geulsche Boys geeft aan dat zij kan leven met de aanbevelingen zoals die gedaan zijn in het rapport. Men is tevreden met het huidige aanbod van speelvelden en kleedlokalen. Hiernaast heeft de vereniging echter een groot aantal aanvullende wensen die verband hebben met de toestand op en rond het bij hen in gebruik zijnde sportcomplex. Prioriteit heeft volgens de vereniging de aanleg van een berging en meer aandacht voor de toegankelijkheid van het complex.

RKUVC

Met de aanwezigheid van twee wedstrijdvelden en een trainingsveld beschikt RKUVC over meer dan voldoende mogelijkheden voor het invullen van zowel haar wedstrijd- als trainingsbehoeften. De club zou het zelfs kunnen redden met een wedstrijdveld minder. (Hierbij heeft de club ook nog de beschikking over een trainingsveld dat reeds in eigen beheer onderhouden wordt). In de telling van de noodzakelijke voorzieningen is met dit veld uiteraard geen rekening gehouden.

Als de gemeente besluit (om volgens de richtlijnen) een wedstrijdveld minder te gaan onderhouden ontstaat op dit sportcomplex de verhouding dat hier twee velden (zijnde een wedstrijdveld en een trainingsveld) door de gemeente onderhouden gaan worden en twee velden (het overbodige wedstrijdveld en het trainingsveld dat reeds door de club onderhouden wordt), door de club. Het is de vraag of de club twee velden zelf wil onderhouden. Mocht dit niet het geval zijn dan dient er bekeken te worden (als het rapport gevolgd wordt) wat er met het overtollige veld mogelijk is (het zou b.v. middels het verplaatsen van de nodige hekwerken teruggegeven kunnen worden aan de natuur. Andere mogelijkheden zijn aldaar moeilijk.

De visie van RKUVC.

Het bestuur geeft aan dat men grote moeite heeft met het opgestelde rapport, hetgeen gebaseerd is op onderstaande argumenten.

Teruggave van een veld aan de natuur impliceert dat de andere velden intensiever gebruikt gaan worden, hetgeen zal leiden tot meer afgelastingen in de herfst en winter. Ook zullen dan wedstrijden van senioren voorrang dienen te krijgen boven jeugdwedstrijden, een slechte zaak voor het jeugdbeleid.

Door het verdwijnen van een veld zouden de jaarlijkse jeugdtoernooien en toernooien voor lagere teams niet meer gehouden kunnen worden. Deze toernooien zijn nu net de extra inkomsten (kantineomzet) waardoor de club de eindjes financieel aan elkaar kan krijgen.

Het veld zelf onderhouden is ook geen optie daar men reeds een veld in eigen beheer heeft, men onvoldoende mankracht hiervoor heeft en de financiële middelen hiervoor ontbreken (verhogen van de contributie is geen optie daar men de club voor iedereen toegankelijk wil houden). Tenslotte is het bestuur van mening dat het verder moeten gaan met een kleinere accommodatie leidt tot kwaliteitsvermindering, een situatie die voor bestuur en vrijwilligers onacceptabel is en een direct gevaar oplevert voor het voortbestaan van de vereniging.

RKVV Bunde

Bij de voetbalvereniging uit Bunde behoeven er geen veranderingen plaats te vinden. Volgens het rapport beschikt de vereniging met de aanwezigheid van twee wedstrijdvelden en een trainingsveld over voldoende mogelijkheden voor het invullen van haar wedstrijdbehoefte. Daarbij is tevens ruimte om de verwachte groei tot 2010 op te vangen. Voor de berekening van deze veldbenutting wordt verwezen naar pagina 30 en 31 van het opgestelde rapport.

Hierbij dient wel de opmerking gemaakt te worden dat indien de verwachte ledenstijging bij RKVV Bunde doorgang zal vinden, de club dan behoorlijk aan de bovenrand van de norm zit. Er zal dus door de gemeente extra aandacht besteed worden aan het onderhoud van de velden (temeer daar er momenteel reeds incidenteel klachten van de club zijn over de bespeelbaarheid van een bepaald veld).

Kwalitatief goed veldonderhoud is tevens belangrijk daar er op de huidige locatie geen uitbreidingsmogelijkheden meer zijn. In verband met de geplande woningbouw in het kader van het Dennenbergcomplex zal er ook een aantal woningen nabij het sportveldencomplex Heiveld gebouwd worden.

De visie van RKVV Bunde.

In eerste instantie spreekt het bestuur hun zorg uit over de slechte toestand van de kleedaccommodatie (doch deze wordt in 2004 middels het regulier onderhoud opgeknapt). Vervolgens geeft het bestuur te kennen dat men gezien het ledenaantal en de te verwachten groei (van pupillen naar junioren waardoor de velden nog intensiever gebruikt gaan worden) de club dringend de behoefte heeft aan een extra trainingsveld (hiervoor heeft men het trainingsschema toegevoegd, hetgeen U als bijlage in de raadsportefeuille gelieve aan te treffen). Verder kunnen bepaalde teams maar een maal per week trainen, terwijl twee keer trainen toch wenselijk is, doch vanwege het gebrek aan trainingsfaciliteiten komt men hier niet aan toe. Er is dus dringende behoefte aan een extra trainingsveld (strook) met verlichting (doch zoals hierboven reeds aangegeven is dit ter plaatse niet te realiseren) Tenslotte zou de verlichting op het trainingsveld vervangen dienen te worden daar deze erg verouderd is en weinig licht geeft.

RVU

Met de aanwezigheid van twee wedstrijdvelden beschikt de vereniging over (ruim) voldoende mogelijkheden voor de invulling van haar wedstrijdbehoefte.

Voor de trainingsmogelijkheden geldt dat er met de aanwezigheid van enkel een oefenhoek strikt genomen sprake is van een tekort aan een trainingsveld. Rekening houdend met het overschot van een wedstrijdveld zijn er echter voldoende mogelijkheden voor het uitsluitend invullen van trainingen op dit veld.

Met het huidige veldenbestand kan de club zich nu en in de toekomst goed redden.

De visie van RVU.

Het bestuur van RVU geeft te kennen dat men in grote lijnen tevreden is over de bestaande accommodatie. Toch wil men enige kanttekeningen plaatsen bij het rapport.

Ten eerste gaat het rapport uit van zes kleedlokalen bij twee wedstrijdvelden. RVU heeft echter slechts vier kleedlokalen bij twee velden. Zouden er derhalve niet twee lokalen bij dienen te komen? Vervolgens wil men de aandacht vestigen op de toestand van de verlichting rond het trainingsveld. Deze voldoet niet meer aan de eisen en is dringend aan vervanging toe, zoals ook reeds werd aangegeven in een eerder opgesteld technisch rapport. Verder heeft de club nog een aantal wensen zoals de aanpassing van het tegelwerk van de bestaande kleedlokalen, vervanging van het dak van de kantine, de bouw van een invalidentoilet en de aanpassing van de parkeerplaats en de afrastering.

SV Meerssen

Uitgaande van goed aangelegde en onderhouden wedstrijd- en trainingsvelden beschikt voetbalvereniging SV Meerssen momenteel over voldoende veldcapaciteit voor zowel de invulling van haar wedstrijdbehoefte als de invulling van haar trainingsbehoefte (aldus het ISA rapport op pagina 32 en 33).

Bij deze vereniging is er echter een aantal bijkomende complicerende factoren die een rol spelen:

  • -

    Vanwege het feit dat de vereniging actief is op het hoogste amateurniveau bestaat de kans dat er bij slecht weer het “hoofdveld”, in opdracht van de KNVB, gespaard dient te worden voor het eerste elftal. Hierdoor komen de andere elftallen in de problemen met de afwerking van hun wedstrijden.

  • -

    Voor het grote aantal teams is er qua bespeelbaarheid wel voldoende veldaanbod doch vanwege het grote aantal teams zijn er in de avonduren te weinig mogelijkheden om de trainingen uit te voeren. Hierbij is er al rekening gehouden met het gegeven dat de trainende teams over maximaal ½ trainingsveld de beschikking kunnen hebben, waarbij opgemerkt dient te worden dat dit tijdens “piekuren” beperkt is tot 1/3 speelveld per trainend team.

  • -

    De te verwachten groei van het ledenaantal (mede vanwege het succes van het eerste team en de opzet van een goed onderbouwd jeugdplan) zal er toe gaan leiden dat de club in een nog nauwer jasje komt te zitten. Niet alleen het aantal jeugdleden neemt toe, doch ook het aantal veteranen en seniorleden stijgen. De problematiek die zulks qua ruimtelijke invulling met zich meebrengt vraagt om een oplossing.

De visie van SV Meerssen.

Het bestuur van SV Meerssen erkent dat men op basis van de kille cijfers uit het rapport met de huidige accommodatie uit de voeten zou moeten kunnen. Men heeft echter een aantal argumenten die zouden moeten leiden tot bijstelling van het rapport.

Het jeugdbeleid.

  • Enige jaren geleden is men gestart met het zgn. jeugdplan. Dit plan werpt nu zijn vruchten af en het aantal spelende jeugdleden groeit nog steeds. Middels de opstelling van het jeugdplan zijn er ook de nodige jeugdleden van buiten de kern Meerssen die zich aanmelden als lid van de vereniging. Naast een plaatselijke functie zou SV Meerssen wellicht een regionale functie kunnen gaan vervullen voor het jeugdvoetbal (zeker in de hogere leeftijdsklassen, waar men bij andere verenigingen geen A of B jeugd meer op de been kan brengen).

Senioren.

  • De vereniging heeft momenteel 8 seniorenteams (meer waren er niet mogelijk gezien de beschikbare velden). Met name door de week geeft dit grote problemen qua trainingscapaciteit, zeker als er ook nog inhaalwedstrijden of vriendschappelijke wedstrijden gespeeld worden. Verder is de oefenhoek niet altijd bespeelbaar (alleen in de zomerperiode) gezien de zeer drassige ondergrond.

Velden en kleedlokalen.

  • De vereniging heeft naast het rapport op eigen initiatief contact opgenomen met de KNVB om een uitspraak te doen over het aanwezige aanbod bij de vereniging. De belangrijkste conclusie van de KNVB luidde: “ervan uitgaande dat géén onderscheid wordt gemaakt tussen het gebruik van een hoofdveld en de bijvelden beschikt SV Meerssen over voldoende speelvelden. Indien voor het hoofdveld een aangepaste bespeling moet worden aangehouden zijn drie speelvelden nodig”. Met betrekking tot het benodigd aantal kleedlokalen wordt door de KNVB opgemerkt: “Er zijn bij twee speelvelden minimaal 6 en bij voorkeur 8 kleedkamers beschikbaar. Bij drie speelvelden zijn minimaal 8 en voor iets ruimere mogelijkheden 10 kleedlokalen beschikbaar”.

Businesshome.

  • Een aantal supporters van de club verenigd in de businessclub is voornemens om op het sportcomplex een businesshome te bouwen. Onderdeel hiervan zou kunnen uitmaken 2 kleedlokalen, die dan echter door de gemeente gefinancierd dienen te worden. De club zou gaarne op zeer korte termijn uitsluitsel hebben over het standpunt van de gemeente in dezen, waarbij de gemeente al dan niet rekening houdt met het feit dat SV Meerssen al jarenlang actief is op het hoogste amateurniveau in Nederland en zo ook helpt aan het op de kaart zetten van de gemeente Meerssen.

Conclusies.

Zoals uit het bovenstaande blijkt spelen er bij de voetbalclubs meer diverse problemen als bij de tennisclubs. Een aantal clubs heeft de beschikking over overcapaciteit (Amicitas en RKUVC, waarbij beide verenigingen weer in een andere situatie verkeren). Bij twee clubs is er sprake van een voldoende aanbod aan voorzieningen ( Geulsche Boys en RVU, doch deze hebben weer een aantal aanvullende wensen). Tenslotte zijn er nog een tweetal verenigingen (RKVV Bunde en SV Meerssen) die volgens het rapport over voldoende accommodatie beschikken doch die zelf van mening zijn dat er uitbreiding noodzakelijk is.

De verenigingen met overcapaciteit aan velden.

RKUVC heeft net als de tennisverenigingen een overaanbod aan velden. Er dient derhalve afgewogen te worden of de gemeente genegen is het onderhoud voor haar rekening te blijven houden of dat het veld wordt teruggegeven aan de natuur.

Amicitas is een geheel ander verhaal. De club zou, indien blijft voortbestaan tevreden zijn met één speelveld. Het tweede veld zou dan ingezet kunnen worden om het tekort bij zowel SV Meerssen als RKVV Bunde op te vangen. Beide clubs geven aan dat ze vooral tijdens trainingen te kampen hebben met ondercapaciteit. Benutting van een (of wellicht twee velden bij opheffing van Amicitas) zou voor RKVV Bunde als ook voor SV Meerssen een oplossing kunnen bieden. Tevens zou dit voor de gemeente Meerssen grote financiële voordelen met zich meebrengen (geen aanleg van extra lokalen of velden), als enige extra investering zou men een extra verlichting dienen aan te leggen zodat beide velden als trainingsveld gebruikt kunnen worden, doch dit is aanzienlijk goedkoper als extra velden bij RKVV Bunde en SV Meerssen aanleggen. De variant van medegebruik van de Amicitasvelden is echter nog niet besproken met de besturen van RKVV Bunde en SV Meerssen, terwijl het ook nog niet duidelijk is wat er nu precies met Amicitas gaat gebeuren.

De verenigingen met een voldoende capaciteit.

Opvallend is dat de verenigingen die qua velden en lokalen over een voldoende aanbod beschikken de meeste aanvullende wensen hebben (variërend van nieuwe dakbedekking tot het oprichten van bergingen en opwaardering van het complex). Deze wensen van de clubs staan eigenlijk los van het rapport buitensportvoorzieningen in de gemeente Meerssen doch in het kader van het in optimale toestand brengen van de sportcomplexen zouden ze wel meegenomen kunnen worden bij de afweging van wat wel en wat niet gerealiseerd zou moeten worden bij de diverse verenigingen (want wat is het verschil tussen de wens van RVU en SV Meerssen om meer kleedlokalen?).

De verenigingen in een te “krap” jasje.

RKVV Bunde en SV Meerssen geven aan dat men te weinig trainingscapaciteit heeft en dat er derhalve velden (en hiermee samenhangend kleedlokalen) bij moeten. De afweging zal gemaakt dienen te worden of de wensen van de clubs gehonoreerd zullen worden, of ze zich dienen te “behelpen” met de eigen accommodatie of dat de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van de overtollige voorzieningen bij Amicitas (waarbij het ook nog niet bekend is of er bij Amicitas een of twee velden beschikbaar komen).

IV Kaderstelling:

De gemeenteraad zal de kaderstellende richting moeten aangeven voor het toekomstige buitensport accommodatiebeleid.

Uw raad moet hierbij bedenken dat voorzieningen voor de buitensport onmisbare pijlers van welzijnsbeleid vormen. Uit oogpunt van een rechtvaardige verdeling van overheidsuitgaven over haar burgers zou het eindresultaat getoetst moeten worden op een zo eerlijk mogelijke spreiding van inzet van middelen.

Na deze constatering voegen wij toe dat sportvoorzieningen voor meerdere doelgroepen positieve gevolgen hebben en dat de beoogde effecten van het voorzieningenbeleid voor de buitensport ook op de doelstellingen van andere beleidssectoren een gunstige invloed kunnen hebben. Een en ander laat onverlet dat, zo menen wij, vanwege de structurele financiële beheersbaarheid met realisme moet worden gekeken naar het huidige en toekomstig vereiste voorzieningenniveau voor de buitensport en de bekostiging daarvan.

Kortom er zal een keuze gemaakt dienen te worden uit vier reële alternatieven:

  • 1.

    Het rapport, zoals opgesteld door ISA sport, volgen en slechts van gemeentewege onderhouden wat strikt noodzakelijk is, op basis van de aangehaalde cijfers.

  • 2.

    Alles bij het oude laten, dit wil zeggen, los van de ISA normen, het beschikbare arsenaal van voorzieningen door de gemeente in stand blijven houden en ook zorgen voor de diverse renovaties.

  • 3.

    Het rapport volgen, doch daar waar sprake is van overcapaciteit een gedeelde verantwoordelijkheid nemen. De gebruiker draagt 50% van de kosten van onderhoud bij voor de accommodatie die is aangemerkt als overcapaciteit.

  • 4.

    De inspraakwensen van de verenigingen beoordelen en op grond van de objectieve ISA normen extra voorzieningen aanbrengen.

Aan iedere keuze hangt uiteraard een financieel plaatje. De financiële berekeningen over de kosten van de diverse keuzemogelijkheden zijn bijgevoegd. Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat uitvoering geven aan keuze 2 of 3 gevolgen zal hebben voor de gemeentelijke financiën. Er zullen extra financiële middelen beschikbaar moeten komen (of door bezuinigingen op andere gebieden of via verhoging van de gemeentelijke O.Z.B.).

Ondertekening

Meerssen, 8 april 2003,
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MEERSSEN,
De secretaris, de burgemeester,
L.J.G. Cortenraad drs. G.M.K. Kockelkorn