Beleidsregels proceskosten en wegingsfactoren 2018-2

Geldend van 15-08-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2018

Intitulé

Beleidsregels proceskosten en wegingsfactoren 2018-2

Op 28 mei 2018 is de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties in de Staatscourant gepubliceerd. Omdat deze gewijzigde tarieven ook leidend zijn voor deze beleidsregels, worden deze Beleidsregels met terugwerkende kracht tot 1 juli 2018 vastgesteld. Deze nieuwe regeling brengt belanghebbenden in een voordeliger positie, waardoor er vanuit het rechtszekerheidsbeginsel geen bezwaar is tegen het verbinden van terugwerkende kracht aan deze regeling.

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregel is van toepassing op proceskostenvergoeding in bezwaarprocedures aangaande besluiten genomen door de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, lid 2, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet (Heffingsambtenaar), en artikel 1 Wet waardering onroerende zaken (WOZ-ambtenaar).

Artikel 2 Voorwaarden proceskostenvergoeding

De voorwaarden welke zijn genoemd in het tweede lid van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht en in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn onverminderd van toepassing.

Artikel 3 Wegingsfactor: andere besluiten dan waarde beschikkingen

  • 1.

    Het gewicht van de zaak wordt beoordeeld als gemiddeld. Gemiddelde werkzaamheden bestaan uit:

    • een juiste vaststelling van de feiten;

    • een onderzoek naar de waarde;

    • een opgeworpen rechtsvraag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als zeer licht in de volgende situaties:

    • a.

      zaken met betrekking tot reinigingsheffing, rioolheffing, reclamebelasting, marktgelden, begraafplaatsrechten, retributies, baatbelasting, Scheepvaartrechten en precariobelasting en kennelijk gegronde bezwaren.

    • b.

      zaken met betrekking tot onroerende zaakbelastingen voor zover deze betrekking hebben op:

      • een verkeerde tenaamstelling;

      • een verkeerde adresaanduiding van het object;

      • een verkeerde belastingplichtige;

      • een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling;

      • een summier gemotiveerd bezwaarschrift.

  • 3.

    In geval van 2 of 3 samenhangende zaken wordt de wegingsfactor bepaald op de factor voor 1 zaak. Bij 4 of meer zaken is de wegingsfactor 1,5 maal de factor voor 1 zaak.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als licht in de volgende situaties: zaken met betrekking tot onroerende zaakbelastingen voor zover deze betrekking hebben op de inhoud enig onderzoek vergt, maar het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als zwaar in de volgende situaties: zaken die ingewikkeld of complex zijn, waarbij het beoordelen van externe rapporten, uitgezonderd taxatierapporten, noodzakelijk is om tot een goed oordeel te komen.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid wordt het gewicht aangemerkt als zeer zwaar in de volgende situaties: zaken waarbij evident en aantoonbaar sprake is van een zeer gecompliceerde en/of bewerkelijke zaak.

Artikel 4 Wegingsfactor: waarde beschikkingen/heffingsgrondslag

  • 1.

    Het gewicht van de zaak wordt beoordeeld als gemiddeld tenzij het belang of de gecompliceerdheid van het bezwaar aanleiding geven tot het bepalen van een afwijkende wegingsfactor.

  • 2.

    De gecompliceerdheid van een bezwaar geeft aanleiding tot het bepalen van de wegingsfactor op:

    • a.

      Zeer licht wanneer een waarde wordt verminderd vanwege:

      • de onjuiste registratie van een bijgebouw;

      • een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag;

      • recidive;

      • een summier, danwel niet adequaat onderbouwd bezwaarschrift;

      • een verwijzing naar een eigen gerechtelijke procedure;

      • enkel een verkooptransactie van onderhavig object;

      • een verwijzing naar een taxatierapport, door een deskundige opgemaakt in het kader van de Wet WOZ, dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

    • b.

      Licht wanneer een waarde wordt verminderd vanwege:

      • een onjuiste objectafbakening;

      • een door belanghebbende aangedragen verkoopcijfer van een vergelijkbaar object dat vlak voor of na de waardepeildatum is gerealiseerd;

      • een onjuist voortgangspercentage bij een object in aanbouw.

  • 3.

    Bij het bepalen van de wegingsfactor weegt de gecompliceerdheid zwaarder dan het belang.

  • 4.

    In geval van 2 of 3 samenhangende zaken wordt de wegingsfactor bepaald op de factor voor 1 zaak. Bij 4 of meer zaken is de wegingsfactor 1,5 maal de factor voor 1 zaak.

Artikel 5 Vergoeding deskundige

  • 1.

    Een vergoeding voor het opstellen van een taxatierapport in de bezwaarfase is mogelijk. De te vergoeden bedragen zijn:

    • a.

      voor een woning een uurtarief van € 53,00 exclusief BTW. Het aantal uren bedraagt 4 voor een inpandige opname en 2 uur voor een taxatie zonder inpandige opname. Het bedrag wordt vergoed inclusief BTW als de BTW op de belanghebbende drukt.

    • b.

      voor niet-woningen een uurtarief van € 68,00 exclusief BTW. In geval van zeer complexe taxaties wordt maximaal € 121,95 exclusief BTW per uur vergoed. Het bedrag wordt vergoed inclusief BTW als de BTW op de belanghebbende drukt.

    • c.

      ten aanzien van taxaties van alle incourante niet-woningen: de gefactureerde taxatiekosten tot een maximum van € 121,95 exclusief BTW per uur vergoed. Het bedrag wordt vergoed inclusief BTW als de BTW op de belanghebbende drukt.

  • 2.

    Indien de taxateur aanwezig is bij het horen in de bezwaarfase, komen diens kosten, op de voet van artikel 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht – naast de vergoeding voor de taxatie en het opstellen van een taxatierapport – voor vergoeding in aanmerking. Hierbij wordt hetzelfde tarief in aanmerking genomen als voor de taxatiewerkzaamheden genoemd in het voorgaande lid. De bestede tijd wordt afgerond naar boven op halve uren.

Artikel 6 Reis en verblijfkosten

Reis- en verblijfkosten van een belanghebbende zelf of zijn niet professionele gemachtigde kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat reiskosten worden vergoed op basis van een kaartje openbaar vervoer 2e klasse, tenzij de reis (redelijkerwijs) per openbaar vervoer niet mogelijk is. In dat geval worden de reiskosten vergoed tegen een bedrag van € 0,29 per kilometer. De hoogte van de vergoeding van verblijfkosten wordt in goede justitie bepaald.

Artikel 7 Verletkosten

Verletkosten van een belanghebbende kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. De vergoeding van verletkosten vindt in beginsel plaats tegen de werkelijke kosten, waarbij het maximum bedrag per uur € 81,00 bedraagt.

Artikel 8 Kosten uittreksel

Kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. De vergoeding van deze kosten vindt in beginsel plaats tegen de werkelijke kosten.

Artikel 9 Gemotiveerd afwijken

De heffingsambtenaar of WOZ-ambtenaar kan afwijken van het gestelde in de artikelen 3 t/m 8. In de beslissing op het bezwaar wordt deze afwijking uitdrukkelijk gemotiveerd.

Artikel 10 Ontheffing

Geen vergoeding wordt toegekend indien het bezwaar kan worden aangemerkt als een verzoek om ontheffing.

Artikel 11 Betaling

  • 1.

    Op een daartoe strekkend verzoek van de heffingsambtenaar of WOZ-ambtenaar dienen binnen een door hem te stellen termijn nota’s en betalingsbewijzen te worden overlegd.

  • 2.

    Het bedrag aan proceskostenvergoeding wordt overgemaakt op het rekeningnummer van belanghebbende.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 8 dagen na bekendmaking.

  • 2.

    De ingangsdatum van dit besluit is 1 juli 2018.

  • 3.

    Met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling komt het besluit Beleidsregels proceskosten en wegingsfactoren 2018 te vervallen, met dien verstande dat zij van toepassing blijft voor de vergoedingen van kosten die zich vóór de in lid 2 genoemde ingangsdatum hebben voorgedaan.

  • 4.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels proceskosten en wegingsfactoren 2018-2”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 31 juli 2018

De heffings- en invorderingsambtenaar,

Drs. A.A.B. de Beer,

De WOZ-ambtenaar,

M.A.T. van den Boogaard- Schuurman