Regeling vervallen per 01-01-2016

Regeling bezoldiging gemeente Meppel

Geldend van 14-04-2011 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Regeling bezoldiging gemeente Meppel

Het college van de gemeente Meppel;

overwegende, dat de gemeente zich heeft aangesloten bij de Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

dat als gevolg hiervan, alsmede door aanpassingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling CAR en de UWO het noodzakelijk is de gemeentelijke bezoldigingsregeling te herzien;

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR;

gelet op het bepaalde in artikel 160 van de Gemeentewet, waarin de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen en intrekken van rechtspositieregelingen voor het gemeentelijk personeel en gewezen personeel is opgedragen aan het college;

gehoord de commissie voor Georganiseerd Overleg;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de navolgende

Regeling bezoldiging gemeente Meppel

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

Medewerker: De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR.

Bezoldiging: De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 sub c van de CAR.

Salaris: Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR.

Salarisschaal: De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage IIa van de CAR/UWO.

Aanloopschaal: De aanloopschaal is de salarisschaal die één (1) schaal onder de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald ligt.

Uitloopschaal: De uitloopschaal is de salarisschaal die één (1) schaal boven de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald ligt.

Salarisnummer: Een aanduiding, bestaande uit een getal, dat in de salarisschaal (zie bijlage IIa CAR/UWO) voor het salaris is vermeld.

Periodiek: Een aanduiding zijnde een getal dat bij de salarisschaal in bijlage IIa van de CAR/UWO is opgenomen.

Toelagen: Alle in deze regeling genoemde toelagen waarop aanspraak bestaat.

Maximumsalaris: Het hoogste bedrag van een salarisschaal.

Volledige betrekking: Een betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR.

Functie: Het samenstel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen.

Personeelsbeoordeling: De eindbeoordeling voortvloeiende uit de Regeling Personele jaarcyclus.

Diensttijd: a. de tijd, gedurende welke de ambtenaar een betrekking in overheidsdienst heeft vervuld; b. de tijd, in militaire dienst doorgebracht; c. de tijd, waarover rechtsherstel is verleend, voorzover deze tijd betrekking heeft op diensttijd, doorgebracht in gemeentedienst.

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1.

    Een medewerker heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker zijn werkzaamheden heeft aangevangen.

  • 2.

    Het salaris wordt berekend op basis van de arbeidsduur per week en uitbetaald uiterlijk voor de eerste van de volgende maand, zonder dat de verplichting daartoe bij beschikking is vastgesteld.

  • 3.

    Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.

  • 4.

    Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college beargumenteerd anders bepaalt.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker, die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 4 Bepalen salarisschaal

1. De salarissen van de medewerkers, van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.

2. De toepassing van bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR/UWO.

  • 3.

    Het college bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijvingen, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversie. De aldus bepaalde functieschaal vormt met de naastlagere schaal (aanloopschaal) een salarisband.

  • 4.

    Indien de medewerker (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal. (zie artikel 5 van deze regeling)

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 6.

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 5 Bepaling salariëring

Bepaling salariëring

  • 1.

    Bij indiensttreding kent het college de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn salarisschaal betrekking hebbende salaris is vermeld bij periodiek 0.

  • 2.

    Het college kan van het bepaalde in het vorige lid afwijken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de functieschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in a. beschikken over voldoende opleiding en ervaring; b. het op volledige en op voldoende wijze vervullen van de functie; c. de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking.

  • 3.

    Indien de medewerker bij indiensttreding a. niet elders een soortgelijke functie heeft vervuld; b. een voor hem nieuwe functie binnen de organisatie aanvaardt; c. bij aanstelling nog niet beschikt over voldoende ervaring en opleiding; d. de functie niet volledig of nog niet op voldoende wijze vervult wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat, dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen. In deze situatie is de inschaling als regel gekoppeld aan een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij wijze van proef conform artikel 2:4 lid 4 van de CAR.

  • 4.

    Als een medewerker is aangesteld in de aanloopschaal wordt aan de hand van de beoordeling op grond van de Regeling personele jaarcyclus beoordeeld of de medewerker voldoet aan de voorwaarden om in de functieschaal te worden ingepast. Daarvan is sprake als de medewerker aantoonbaar beschikt over voldoende opleiding en ervaring en/of de medewerker blijkt heeft gegeven de functie op volledige en op voldoende wijze kunnen vervullen.

  • 5.

    Bij bevordering naar de functieschaal zijn de bepalingen uit artikel 8 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6 Toekenning periodieke verhoging

Het salaris van de medewerker wordt, bij een vastgestelde beoordeling ‘op niveau’ of ‘boven niveau’ binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt. Gebleken functioneren ‘op niveau’ en ‘boven niveau’ wordt bepaald aan de hand van de personeelbeoordeling.

De salarisverhoging wordt toegekend voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op de aanstelling en nadien telkens op 1 januari van het volgende jaar.

Het tijdstip waarop ingevolge lid 2 van dit artikel voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

In afwijking van het gestelde in het derde lid vindt bij indiensttreding of bevordering op of na 1 oktober, per 1 januari daaropvolgend geen periodieke verhoging plaats.

De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende

salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Als er in een betreffend jaar niet meer dan drie vierde van het aantal maanden aaneengesloten voor 50% of meer van de geldende werktijd in functie arbeid is verricht, kan het college bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van ‘op niveau’ of ‘boven niveau’ functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid: a. tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de medewerker, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd; b. tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat; c. tijd gedurende welke de medewerker in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

  • ·

    bij wijze van disciplinaire straf;

  • ·

    van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis of daarmee gelijk te stellen inrichting;

  • ·

    op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging terzake een misdrijf tegen hem is ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die straf is opgelegd;

  • ·

    omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd gezag het tegendeel bepaalt.

    • d.

      tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid.

Indien vaststaat, dat een schorsing, als bedoeld in lid 6 sub c van deze regeling, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd.

In afwijking van het bepaalde in lid 6 sub b van dit artikel kan, indien de medewerker in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.

Artikel 7 Niet toekennen periodieke verhoging

1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de medewerker, zoals blijkt uit de personeelsbeoordeling, kunnen salarisverhogingen als bedoeld in artikel 6 achterwege worden gelaten.

  • 2.

    Zolang ten aanzien van de medewerker het vorige lid toepassing vindt, wordt jaarlijks opnieuw bekeken in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten.

  • 3.

    Nadien kan bepaald worden, dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 4.

    Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel wordt de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze informatie bevat tevens de redenen voor het betreffende besluit.

Artikel 8 Salarisverhoging bij bevordering naar een andere schaal

  • 1.

    Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de overschaling plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.

  • 2.

    Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het nieuwe salaris met één periodiek verhoogd, indien het naast hoger gelegen salaris in de nieuwe schaal een groei van minder dan 75% van het salarisverschil bedraagt, welke de medewerker zou hebben ontvangen indien hij in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen.

  • 3.

    Voor de medewerker die het maximum van de oude schaal heeft bereikt, moet de groei minimaal 75% van het salarisverschil bedragen, welke de medewerker met de voorgaande periodieke verhoging in de oude schaal heeft gekregen.

Artikel 9 Functioneringstoeslag

  • 1.

    Aan de medewerker met een vastgestelde personeelbeoordeling ‘boven niveau’ wordt een functioneringstoeslag toegekend, tenzij het college van oordeel is dat in het kader van loopbaanontwikkeling een andere passende maatregel kan worden genomen.

  • 2.

    De hoogte van de functioneringstoeslag is gelijk aan het bruto salaris van de medewerker in de maand december van het jaar waarop de toeslag betrekking heeft.

3. De functioneringstoeslag kan worden omgezet in een structurele functioneringstoelage als voldaan wordt aan alle onderstaande voorwaarden: a. doorstroming naar een hoger gekwalificeerde functie is niet mogelijk b. de functie is specialistisch en solitair van aard c. het niveau van het werkaanbod structureel niet veranderd d. de medewerker het maximum van zijn salarisschaal heeft bereikt e. gedurende vier achtereenvolgende jaren een vastgestelde personeelbeoordeling ‘boven niveau’ heeft gekregen en daarom vier achtereenvolgende jaren een functioneringstoeslag heeft ontvangen

  • 4.

    De hoogte van de functioneringstoelage is het gemiddelde bedrag van de functioneringstoeslag berekend over de laatste vier jaar.

  • 5.

    De toelage als bedoeld in lid 3 wordt ingetrokken als de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

  • 6.

    Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het derde lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 22 van deze regeling.

Artikel 10 Persoonlijke toelage

  • 1.

    Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt kan, wanneer daartoe op gronden van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid of ijver aanleiding voor is, een toelage worden toegekend tot een bedrag van ten hoogste 10% van het salaris.

  • 2.

    Het salaris en de toelage bedragen samen niet meer dan het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal.

  • 3.

    De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven. 4. Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 22 van deze regeling.

Artikel 11 Tijdelijke persoonlijke toelage

  • 1.

    Aan de medewerker, die gedurende een tijdvak van 3 jaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan in specifieke situaties een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend van ten hoogste 10% van het salaris.

  • 2.

    Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college aanleiding toe is.

  • 3.

    De toelage gaat vergezeld met schriftelijk vastgelegde afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingangs- en einddatum van de toelage.

  • 4.

    De toelage kan verlengd worden tot een maximumduur van twee jaar.

5. De toelage wordt in één keer uitbetaald na afloop van de periode van de toekenning, met dien verstande dat, indien de periode van de toelage een kalenderjaar overschrijdt er een tussentijdse uitbetaling plaatsvindt in de maand december.

  • 6.

    De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

    • 7.

      Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 22 van deze regeling.

Artikel 12 Arbeidsmarkttoelage

  • 1.

    Aan de medewerker kan een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.

  • 2.

    Mogelijke redenen om de arbeidsmarkttoelage toe te kennen is het aantrekken van potentiële medewerkers, die zonder een dergelijke toelage niet in diensttreden.

  • 3.

    De toelage wordt toegekend voor een tijdvak van minimaal 1 jaar en maximaal 3 jaar.

  • 4.

    De toelage bedraagt maximaal vier periodieke salarisverhogingen. Het jaarbedrag van de arbeidsmarkttoelage gaat in geen geval het maandbedrag van schaal 17 salarisnummer 11 te boven.

  • 5.

    De toelage wordt achteraf eens per jaar of half jaar naar keuze van de medewerker uitbetaald

  • 6.

    De toelage eindigt in ieder geval op de ingevolge het derde lid vastgestelde vervaldatum.

  • 7.

    Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend.

  • 8.

    De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

  • 9.

    Bij het beëindigen van de toelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 22 van deze regeling.

Artikel 13 Gratificatie

  • 1.

    Indien een medewerker naar het oordeel van het college een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO worden toegekend.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit de functiebeschrijving voortvloeit. (hierin voorziet artikel 9 van deze regeling).

  • 3.

    De gratificatie wordt netto uitgekeerd.

Artikel 14 Groepsgratificatie

  • 1.

    Indien een groep medewerkers als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan naar het oordeel van het college een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO worden toegekend.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit de functiebeschrijving voortvloeit. (hierin voorziet artikel 8 van deze regeling).

  • 3.

    De groepsgratificatie wordt netto uitgekeerd.

Artikel 15 Nadere regels

Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 14 van deze regeling kan het college nadere regels vaststellen

Artikel 16 Waarnemingstoelage

De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het in artikel 3:1:2 van de UWO bepaalde.

Artikel 17 Overwerk

1. Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid sub l CAR is bepaald.

  • 2.

    De vergoeding voor overwerk vindt plaats conform artikel 3:2:1 van de UWO uitsluitend voor volledig gewerkte uren en op basis van een door de leidinggevende vooraf verstrekte schriftelijke opdracht.

  • 3.

    Aan de ambtenaar met een salarisschaal tot en met 9 wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Meppel. Aan de ambtenaar met een salarisschaal 10 en hoger worden de gewerkte overuren gecompenseerd in tijd zonder toeslagen.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan, uitsluitend met een expliciete schriftelijke opdracht van het afdelingsmanager of de daarboven staande leidinggevende, een uitzondering worden gemaakt van het bepaalde in lid 3.

Artikel 18 Onregelmatige dienst

Aan de medewerker die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8:00 en 18:00 uur, wordt een toelage toegekend.

  • 2.

    De medewerker die is benoemd in een functie genoemd in bijlage Ib van deze regeling komt niet voor een toelage als bedoeld in dit artikel in aanmerking.

  • 3.

    De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6:00 en 8:00 uur en tussen 18:00 en 22:.00 uur; b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0:00 en 6:00 uur en tussen 22:00 en 24:00 uur; c. 45% voor de uren op zaterdag; d. 70% voor de uren op zondag; e. 100% voor de uren op feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid 3 UWO, alsmede Goede Vrijdag en 5 mei met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur (uurloon), dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 7.

  • 4.

    Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op de medewerker voor wie bij de vaststelling van de bezoldiging rekening is gehouden met onregelmatige diensten.

  • 6.

    In bijzondere gevallen kan het college een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 19 Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

1.

Behoudens de uitzondering in artikel 3:3:1 tweede volzin UWO, wordt aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 9 en die zich buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR ingevolge een schriftelijke aanwijzing van het college regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden om bij oproep arbeid te verrichten, een toelage toegekend.

De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per heel gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en berekend over ten hoogste het maximum salaris van schaal 7 en wel: a.

5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6:00 en 22:00 uur b. 3% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0:00 en 6:00 uur en 22:00 en 24:00 uur; c. 10% voor de uren op zaterdag, zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid 3 CAR/UWO, alsmede op Goede Vrijdag en 5 mei.

  • 3.

    Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 4.

    De medewerker voor wie naar het oordeel van het college bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met bereikbaarheids- of beschikbaarheidsdiensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

  • 5.

    De op basis van het tweede lid berekende toelage wordt verhoogd met 100% over de uren waarop aan de opgedragen bereikbaarheid en beschikbaarheid een extra plaatsgebondenheid op of rond de plaats van tewerkstelling is verbonden. 6. In bijzondere gevallen kan het college een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in voorgaande leden.

Artikel 20 Garantieregelingen

  • 1.

    De medewerker die een garantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen.

  • 2.

    De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden vastgesteld voor het gemeentelijk personeel.

  • 3.

    Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 21 Overgangsregeling vervallen uitloopschaal

1. Met ingang van 1 januari 2011 is een generiek functiestelsel en een nieuw beloningsregiem ingevoerd dat terug werkt tot 1 juli 2008. Als gevolg hiervan zijn uitlooprangen vervallen. Door het wegvallen van de uitlooprangen is het noodzakelijk een overgangsregeling te treffen. Deze overgangsregeling wordt gekoppeld aan de invoering van het nieuwe generieke functiestelsel en omvat het volgende:

a. is het niveau van de functie (functieschaal) waaraan de medewerker op 1 juli 2008 wordt gekoppeld ongewijzigd, dan houdt de medewerker het recht op het voor hem geldend perspectief van de uitlooprang. Dit geldt ook voor medewerkers die benoemd zijn in de periode 1 juli 2008 tot 1 januari 2011; b. is het niveau van de functie, waaraan de medewerker op 1 juli 2008 wordt gekoppeld verhoogd, dan is voor de medewerker die aan deze functie is gekoppeld geen uitlooprang meer beschikbaar; c. is sprake van een functie waarvoor voor de invoering van het generieke functiestelsel geen waardering is vastgesteld (een nieuwe functie), dan geldt voor de medewerker die benoemd is op deze functie geen uitlooprang, als de nieuwe waardering gelijk of hoger is dan het salarisperspectief (incl. uitlooprang) van de medewerker in de oude functie; d. daar waar individuele afspraken zijn gemaakt, wordt maatwerk toegepast. Bij de inpassing op 1 juli 2008 of de datum van aanstelling, is de persoonlijke rechtspositie van toepassing; e. eventuele garanties en/of toelagen worden waar mogelijk bij de inpassing ingelopen; f. vanaf 1 januari 2011 bestaat bij nieuwe aanstellingen, zowel intern als extern, geen uitlooprang; g. is het niveau van de functie (functieschaal) waaraan de medewerker op 1 juli 2008 wordt gekoppeld verlaagd, dan houdt de medewerker het recht op het voor hen geldend salarisperspectief (incl. uitlooprang); h. als er in het kader van deze overgangsregeling uitzicht bestaat op inpassing in een oude uitlooprang, dan wordt de daadwerkelijke overschaling bepaald door de onderstaande inpassingregels: h.1. De medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende functieschaal heeft bereikt en die na beoordeling blijk heeft gegeven de functie op gemiddeld goede wijze te vervullen kan worden benoemd in de uitloopschaal. Het salaris in de uitloopschaal wordt dan vastgesteld conform artikel 9 van deze regeling.

h.2. De ingangsdatum van de salariëring volgens de uitloopschaal is voor medewerkers die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt de eerste dag van het jaar waarin deze leeftijd wordt bereikt.

h.3. Voor medewerkers bezoldigd volgens een van de schalen 1 t/m 7 is de ingangsdatum twee jaar na het behalen van het maximumsalaris van de functieschaal. Voor medewerkers bezoldigd volgens een van de schalen 8 t/m 14 is de ingangsdatum drie jaar na het behalen van het maximumsalaris van de functieschaal.

Artikel 22 Afbouwtoelage

1. Aan de medewerker wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van ten minste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 18 en 19, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende ten minste 2 jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

2. De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie maanden voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage.

3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt afgebouwd in een periode van drie jaar, waarbij de toelage jaarlijks verminderd wordt met 33 1/3%.

4. De medewerker van 55 jaar of ouder ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

5. De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt omgezet in een blijvende toelage, zodra de medewerker 55 jaar wordt en mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 5 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

6. De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

Artikel 23 Ambtsjubilea

1. In afwijking van artikel 3:5:1 van de CAR/UWO geldt als minimale gratificatie bij een diensttijd van: a. 25 jaar een bedrag overeenkomende met salarisschaal 1, salarisnummer 11 van de bijlage IIa van de CAR; b. 40 jaar een bedrag overeenkomende met salarisschaal 8, salarisnummer 11 van de bijlage IIa van de CAR.

  • 2.

    Als de ambtenaar geen volledige betrekking vervult wordt de gratificatie proportioneel berekend, waarbij de teller wordt gevormd door het aantal uren van de betreffende deelbetrekking en de noemer door het aantal uren van een volledige betrekking.

Artikel 24 Onvoorziene gevallen

In individuele gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 25 Intrekking regeling bezoldiging uit 2005

De regeling Bezoldiging, vastgesteld op 13 december 2005 en sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken.

Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als "Regeling bezoldiging gemeente Meppel.

Ondertekening

Vastgesteld d.d. 29 maart 2011,
Burgemeester en wethouders van Meppel,
de secretaris, de burgemeester,