Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Geldend van 10-10-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

De raad van de gemeente Meppel

gelet op artikel 147 eerste lid en artikel 108 tweede lid van de Gemeentewet en artikel 35, eerste lid, onderdeel b, artikel 20, tweede IOAW,alsmede artikel 35,eerste lid,onder b en artikel 20 tweede lid IOAZ.:

overwegende dat,

bij verordening regels dienen te worden gesteld ter verlaging van de uitkering,

besluit vast te stellen de:

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemer;

b. IOAZ: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

c. De IOAW/ IOAZ: de IOAW en IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

d. Uitkering; de uitkering bedoeld in artikel 5. eerste lid IOAW/IOAZ;

e. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5 vierde lid IOAW/IOAZ;

f. Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20 eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, tweede lid IOAZ;

g. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

h. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op grond van de IOAZ;

i. Plan van aanpak: plan als genoemd in artikel 44a Wwb;

j. Het college: het college van burgemeester en wethouders van Meppel.

Artikel 2 Opleggen van een maatregel

1. Als belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 37 IOAW/IOAZ schendt wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

2. Een maatregel wordt opgelegd in overeenstemming met de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

3. Bij de bepaling van de ernst van de gedraging, wordt bij een jongere van 18 tot 27 jaar rekening gehouden met het feit dat voor jongeren een stringenter bijstandsbeleid dan voor oudere belanghebbenden van toepassing is.

4. De belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt waardoor ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

 

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht

worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

3. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan 3 maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen

 

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van arbeid

Artikel 8 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Werkplein of het niet tijdig laten verlengen van de registratie; 2. Tweede categorie: a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen; b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

c. belanghebbende jonger dan 27 jaar het niet of onvoldoende onderzoeken van de mogelijkheden om uit ’s Rijks kas bekostigend onderwijs te volgen;

d. het niet ofonvoldoende nakomen van de verplichting om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing van de arbeidsmarkt. 3. Derde categorie: a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren; b. het niet of in voldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en indien van toepassing mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een Plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a Wwb. 4. Vierde categorie: a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid; b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

 

Artikel 9 De hoogte en duur van de maatregel

1. De maatregel wordt vastgesteld op:

a. vijf procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

b. twintig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

c. vijftig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

d. honderd procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

2. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

3. Indien binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd de belanghebbende zich nog tweemaal schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie, kan het college een maatregel opleggen van honderd procent van de bijstand gedurende maximaal 3 maanden. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

 

Hoofdstuk 3 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 10 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ wordt een maatregel opgelegd van vijftig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt 8 dagen na bekendmaking in werking en is van toepassing op gedragingen die hebben plaatsgevonden na 1 januari 2013.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ.

 

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering
de griffier, de voorzitter,

Bijlage

toelichting