Regeling vervallen per 31-12-2014

Voor- en vroegschoolse educatie 2013-2014 in Midden-Delfland

Geldend van 14-06-2013 t/m 30-12-2014

Intitulé

Voor- en vroegschoolse educatie 2013-2014 in Midden-Delfland

1. Inleiding

1.1 Kansen bieden aan kinderen met een taalachterstand

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is onderwijs voor zeer jonge kinderen met een (taal)achterstand. Hiermee kunnen kinderen spelenderwijs hun taalachterstand inhalen. Zo kunnen zij een goede start maken op de basisschool.

Een goede start is belangrijk voor een goed verlopende schoolcarrière. Investeren in de voor- en vroegschoolse periode blijkt een bijdrage te leveren aan de uitkomsten gedurende de schoolloopbaan. Gemeenten, scholen en voorschoolse voorzieningen investeren daarom in VVE.

In de Wet op het Primair onderwijs is opgenomen dat gemeenten voor voldoende voorzieningen moeten zorgen, in aantal en spreiding, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie. Ook stelt de wet een aantal kwaliteitseisen aan deze voorzieningen (zie 2.3). Daarnaast zijn gemeenten verplicht met scholen en voorschoolse voorzieningen in de gemeente afspraken te maken over de doelgroep en toeleiding.

De gemeente Midden-Delfland ontvangt voor de periode 2011-2014 geoormerkte middelen voor onderwijsachterstandenbeleid die onder andere bedoeld zijn voor VVE-voorzieningen. Ook de scholen ontvangen extra middelen voor leerlingen met een taalachterstand. In de Lokaal Educatieve Agenda (LEA) zijn afspraken gemaakt over het VVE-beleid in de gemeente. In deze nota zijn de afspraken vastgelegd tussen gemeente, scholen en voorschoolse voorzieningen over de vormgeving van VVE in de gemeente.

Gezien de onzekerheid over de financiële middelen voor VVE-beleid na 2014 en de onzekerheid over de toekomst van de voorschoolse voorzieningen, beperkt de looptijd van deze nota zich tot en met 2014. Het is zowel de wettelijke plicht als de intentie van de gemeente om het beleid na 2014 voort te zetten.

Artikel 1.2 Hoe is het beleid tot stand gekomen

In Midden-Delfland hebben de gemeente, de basisscholen en de kinderopvang op 30 juni 2011 een intentieovereenkomst ‘Lokaal educatieve agenda 2011-2013’ gesloten. In deze intentieovereenkomst spreken de partijen gezamenlijk uit, uit te gaan van kwalitatief hoogwaardig onderwijs waarin de zorg een duidelijke plaats heeft en aansluiting is met de kinderopvang/peuterspeelzalen in het kader van de voorschoolse educatie. Dit gebeurt op basis van gelijkwaardigheid. De partijen benoemen het bestrijden van onderwijsachterstanden als belangrijk agendapunt. Om dit doel te bereiken dient voldoende voorschools aanbod voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente gerealiseerd te worden. Dit aanbod is nodig om een voldoende en kwalitatief hoogwaardig aanbod van voorschoolse educatie te kunnen bieden.

Concreet spreken de partijen over VVE af het in kaart brengen van de doelgroep voorschoolse educatie in de gemeente; wijze van toeleiding naar voorschoolse educatie; organisatie doorgaande leerlijn voor- en vroegschoolse educatie. Dit zonder het kind uit het oog te verliezen.

In november 2011 is de werkgroep VVE van start gegaan, als subgroep van het bestuurlijke LEA-overleg. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van kinderopvang en onderwijs, onder regie van de gemeente. Later is de jeugdgezondheidszorg aangeschoven. Na een aantal bijeenkomsten eind 2011 begin 2012, heeft de werkgroep begin 2013 een herstart gemaakt. De werkgroep heeft uitwerking gegeven aan de LEA-afspraken ambities. De resultaten van de werkgroep zijn vastgelegd in deze nota. Een aantal zaken wordt nog verder uitgewerkt.

2. Uitgangspunten

2.1 Situatieschets

De situatie in Midden-Delfland is mede bepalend voor het VVE-beleid. In de eerste plaats gaat het in de gemeente om een beperkt aantal doelgroepkinderen. De JGZ registreert in 2012 28 peuters (2-4 jaar) met een achterstand. Deze kinderen wonen verspreid over de drie dorpen. Met een spreiding van VVE-voorzieningen over de drie dorpen kunnen geen speciale VVE-groepen georganiseerd worden.

Voor de acht basisscholen is de spreiding van de kinderen nog groter. Dat betekent dat scholen individueel maatwerk moeten leveren voor het beperkt aantal doelgroepkleuters. Voor de overdracht van de voorschoolse opvang naar de basisschool hebben de scholen met de kinderopvangvoorzieningen afspraken gemaakt. De verschillende organisaties gebruiken hun eigen overdrachtsformulier, aangepast aan de wensen van de scholen.

Het nieuwe kabinet Rutte 2 heeft aangegeven de financiering van kinderopvang en peuteropvang te willen gaan harmoniseren. VVE zal hier een onderdeel van vormen. Het is echter nog onduidelijk wat de consequenties zijn van dit nieuwe rijksbeleid, ook financieel. De verplichting voor de gemeente om voorschoolse voorzieningen aan te bieden blijft. Ander punt is dat de huidige lokale regeling peuterwerk eind 2013 eindigt. De nieuwe invulling is afhankelijk van de plannen van het kabinet.

2.2 Omvang doelgroep

In 2012 is bij 30 kinderen tussen de 2 en 4 jaar een taalspraakachterstand of een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling geconstateerd. De jeugdgezondheidszorg screent alle kinderen met 18 maanden op het consultatiebureau.

Reden aanmelding

Geen Nederlands gesproken

3

taalspraakachterstand

14

Sociaal emotioneel

10

Medische problematiek

1

overig

3

De Stichting Jeugdgezondheidszorg registreert ook of kinderen naar peuteropvang of een peuterspeelzaal gaan. Het blijkt dat alle gesignaleerde kinderen al naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan, behalve enkele kinderen die nog geen 2 jaar zijn.

Peuteropvang

Harlekijn - Maasland

16

De Woelige Hoek - Schipluiden

3

Kinderdagverblijf

Dokus (Catalpa) - Maasland

4

Kickertje (SKS) – Den Hoorn

1

Nog niet bekend (te jong voor de peuteropvang)

4

De Stichting Jeugdgezondheidszorg bereikt met het consultatiebureau ca. 95% tot 97% van alle peuters. Ouders die niet op het consultatiebureau komen, worden actief benaderd. Wanneer er zorgen zijn over de gezinssituatie zet het consultatiebureau ‘bemoeizorg’ in. Aangenomen kan worden dat alle mogelijke doelgroepkinderen door de JGZ bereikt worden.

De concentratie van doelgroepkinderen in Maasland is opvallend en vraagt nader onderzoek.

2.3 Wettelijke eisen aan het VVE-beleid

Alle kinderen met een risico op taalachterstand in de Nederlandse taal dienen vanaf 2011 een VVE programma aangeboden te krijgen. Het vorige Kabinet heeft dit bepaald in de brief ‘Ontwikkelkansen door kwaliteit en educatie’. Kinderen die VVE nodig hebben worden doorverwezen naar een peuterspeelzaal of kinderopvang met voorschoolse educatie. Voor gemeenten betekent dit drie dingen:

  • 1.

    De gemeente bepaalt de criteria voor de doelgroep van voorschoolse educatie;

  • 2.

    De gemeente spant zich ervoor in dat de doelgroepkinderen inderdaad een voorschoolse voorziening gaan bezoeken;

  • 3.

    De gemeente draagt zorg voor voldoende aanbod van goede kwaliteit.

Het aanbod dient aan de volgende eisen te voldoen:

  • -

    er wordt gewerkt met een erkend ontwikkelingsstimuleringsprogramma;

  • -

    leidsters die met het programma werken hebben VVE-scholing gehad;

  • -

    het gaat om minimaal één leidster per 8 kinderen met maximaal 16 kinderen in een groep;

  • -

    kinderen volgen minimaal 10 uur in de week een VVE-programma.

2.4 Lokale eisen en wensen

Betrokken partijen in de gemeente hebben een aantal eisen en wensen voor het VVE-beleid:

  • -

    VVE-voorzieningen in alle drie de dorpen;

  • -

    geen aparte VVE-groepen;

  • -

    doelgroeppeuters maken zoveel mogelijk gebruik van één vorm van voorschoolse opvang;

  • -

    brede definitie van de doelgroep.

3. Uitwerking

Binnen de kaders van het landelijke onderwijsachterstandenbeleid heeft de gemeente zelf een aantal keuzes gemaakt voor de invulling.

3.1 Doelgroep

De gemeente bepaalt zelf de doelgroep. Omdat de gemeente alle kinderen kansen wil bieden op een goede schoolcarrière kiest de gemeente voor een brede doelgroep. De doelgroepdefinitie is:

Alle peuters met een geconstateerde achterstand op het gebied taal of sociaal-emotionele ontwikkeling en alle kinderen die opgroeien in een gezin waar geen Nederlands gesproken wordt.

Uitzondering op de laatste groep zijn kinderen van hoogopgeleide ouders die tijdelijk in Nederland verblijven.

3.2 Vaststellen doelgroep

De Stichting Jeugdgezondheidszorg ZHW (JGZ) registreert alle doelgroepkinderen en de voorschoolse voorziening die zij (al dan niet) bezoeken. De JGZ levert deze informatie elk kwartaal aan de gemeente.

Met de Stichting Jeugdgezondheidszorg Zuid-Holland West is afgesproken dat zij doelgroepkinderen signaleren. Tijdens het contactmoment van 18 maanden wordt geregistreerd of kinderen een taalspraakachterstand of een achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling hebben op basis van het Van Wiechenschema. Vanaf april 2012 is men gestart om van alle pasgeborenen de gewichtenscore op basis van het opleidingsniveau en taal die in het gezin gesproken wordt te registreren in het digitale dossier. Deze informatie komt dus vanaf april 2014 beschikbaar voor de dan 2-jarigen. Bij kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau wordt extra goed gelet op de taalontwikkeling. Ouders krijgen vanaf de geboorte advies van het JGZ over het stimuleren van de taalontwikkeling van hun kind.

3.3 Toeleiding

Wanneer een doelgroepkind is gesignaleerd is het belangrijk dat hij of zij toegeleid wordt naar een voorschoolse VVE-voorziening. Deelname aan een VVE-voorziening is vrijwillig. Het motiveren van ouders is daarom erg belangrijk.

Procedure

  • 1.

    Consultatiebureau constateert taalachterstand;

  • 2.

    Consultatiebureau bespreekt dit met ouders en benoemt het belang van deelname aan een voorschoolse voorziening, bij voorkeur een VVE-voorziening;

  • 3.

    Consultatiebureau bespreekt met ouders welke voorziening hun voorkeur heeft. Het consultatiebureau legt de verantwoordelijkheid bij de ouders om contact op te nemen met de betreffende voorschoolse voorziening. Het consultatiebureau geeft ouders een brief mee waarin vermeld staat dat het een doelgroepkind betreft;

  • 4.

    Ouders maken een afspraak met de voorschoolse voorziening voor informatie over de opvang en VVE. De opvang stimuleert dat ouders minimaal 4 dagdelen afnemen. Wanneer er onvoldoende plek is komt het kind met voorrang op de wachtlijst. Ook de financiële zaken worden met de ouders besproken. Wanneer er voor ouders een financiële belemmering is voor (voldoende) deelname aan een VVE-voorziening, wordt aangeboden dat ouders tegen een lager tarief gebruik kunnen maken van de opvang (zie hoofdstuk financiën);

  • 5.

    Bij het volgende contactmoment op het consultatiebureau wordt gecheckt of ouders inderdaad actie hebben ondernemen richting de VVE-voorziening. Wanneer de toeleiding niet goed verloopt, nemen de voorschoolse voorziening en het consultatiebureau contact met elkaar op om afspraken te maken om ouders te motiveren en stimuleren om gebruik te maken van de VVE-voorziening.

3.4 Aanbod

SKS, SPMD en Dokus hebben zelf al geïnvesteerd in een VVE-programma, dat aan alle kinderen wordt aangeboden. De andere kinderopvangorganisaties in de gemeente hebben (voorlopig) geen belangstelling om VVE aan te bieden.

Op zich kan elke kinderopvangvoorziening die voldoet aan de eisen een VVE-plaats bieden. Uitgaande van de organisaties die er nu al met een VVE-programma werken en spreiding over de dorpen komen op korte termijn SPMD, SKS en Dokus hiervoor in aanmerking. Met deze keuze is in elk dorp zowel de mogelijkheid voor VVE in de peuteropvang als in de kinderopvang. Dit sluit aan bij de huidige situatie waarin doelgroepkinderen zowel van peuteropvang als kinderopvang gebruik maken.

SPMD en SKS maken gebruik van Peuterplein. Peuterplein is een erkend VVE-programma.

Dokus werkt met ‘Uk en Puk’ dat een erkend programma is. Alle leidsters zijn hiertoe geschoold. Djoy en ZON maken geen gebruik van een VVE-programma. Zij geven echter aan wel veel aandacht te besteden aan het stimuleren van de taalontwikkeling en andere ontwikkelgebieden.

Kinderopvang ZON geeft aan geen belangstelling te hebben om VVE aan te bieden. Voor kinderopvang Djoy geldt dit voor de korte termijn.

Een andere eis ten aanzien van het aanbod is dat de leidsters die het VVE-programma aanbieden hier voldoende voor geschoold zijn. Deze scholingseis is extra bovenop de al vereiste opleiding voor leidsters van zowel peuter- als kinderopvang. De medewerkers van Dokus voldoen aan deze eis. De medewerkers van SPMD en SKS nog niet. Zij dienen nader geschoold te worden. De gemeente organiseert de scholing in samenwerking met de organisaties en stelt deze open voor alle kinderopvangorganisaties.

Om de kwaliteit op peil te houden stellen SPMD, SKS en Dokus jaarlijks een scholingsplan op.

Een wettelijk vereiste is dat doelgroepkinderen minimaal 10 uur in de week een VVE-programma volgen. Kinderen die naar de peuteropvang gaan bezoeken de opvang meestal 1 of 2 dagdelen van 3 uur. Om aan de ureneis te voldoen dienen doelgroepkinderen vier dagdelen de peuteropvang te bezoeken. Doelgroepkinderen krijgen voorrang in het geval van een wachtlijst. Volgens SPMD is het in principe mogelijk alle doelgroepkinderen vanaf 2,5 jaar 4 dagen opvang te bieden. Ook doelgroepkinderen die gebruik maken van de kinderopvang worden gestimuleerd om minimaal vier dagdelen af te nemen.

Een andere eis aan het VVE-aanbod is dat de groep uit maximaal 16 kinderen bestaat met minimaal één leidster per 8 kinderen. Stichting Peuterspeelzalen, SKS en Dokus voldoen aan deze eis.

3.5 Ouderparticipatie

Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op school en op voorschoolse voorzieningen heeft meer effect wanneer ouders betrokken worden en ook thuis hun kinderen wat extra’s aanbieden. Stichting Peuterspeelzalen, SKS en Dokus bieden algemene voorlichting aan alle ouders over ontwikkelingsstimulering en de gebruikte VVE-programma’s. Met de ouders van doelgroepkinderen vindt periodiek individueel gesprekken plaats over hoe ouders thuis de taalontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren.

Ouderparticipatie is een belangrijk onderwerp in de scholing.

3.6 Externe zorg

Voor kinderen die zorg nodig hebben dienen onderwijs en voorschoolse voorzieningen een beroep te kunnen doen op zorginstanties. Vanuit de peuteropvang en kinderopvang is periodiek overleg met de consultatiebureaumedewerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) over kinderen waar zorgen over zijn. De basisscholen maken gebruik van de schoolmaatschappelijk werker van het CJG.

3.7 Doorgaande lijn

Voor een goede VVE-kwaliteit is een doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool belangrijk. In elk dorp hebben de basisscholen met de voorschoolse voorzieningen afspraken gemaakt met de basisscholen over de overdracht. De afspraken betreffen een standaard overdrachtsformulier en een ‘warme’ overdracht. Belangrijk is dat alle voorschoolse voorzieningen hierbij aansluiten.

Alle basisscholen in Midden-Delfland bieden doelgroepkinderen extra ondersteuning bij de taalontwikkeling. Met de informatie uit de warme overdracht kan maatwerk geboden worden. Scholen hebben een eigen verantwoordelijkheid om VVE-aanbod vorm te geven voor doelgroepkleuters en te zorgen dat de kleuters hun taalachterstand inhalen.

3.8 De resultaten van VVE

De basisscholen hebben als prestatie afgesproken dat alle doelgroepkinderen soepel overgaan van groep 2 naar groep 3. De scholen formuleren zelf aanvullende eisen. Uitgangspunt is dat kinderen hun taalachterstand hebben ingehaald en zonder achterstand aan groep 3 kunnen beginnen.

4. Voorwaarden

4.1 Financiën

De gemeente ontvangt voor de periode 2011-1014 geoormerkte middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid. Deze middelen zijn bedoeld als tegemoetkoming in de kosten voor de VVE. De gemeente ontvangt het bedrag per jaar maar mag overgebleven middelen overhevelen naar het volgende jaar. Na elk jaar vindt een verantwoording van de middelen plaats aan het Rijk. De middelen mogen alleen specifiek voor het tegengaan van onderwijsachterstanden ingezet worden. Niet besteedde middelen moeten terugbetaald worden.

Gezien de taakstelling waar de gemeente voor staat is het op dit moment niet haalbaar om als gemeente zelf bij te dragen aan de kosten voor de VVE.

Inkomsten

Specifieke uitkering onderwijsachterstandenbeleid

2011

€ 15.908,80

2012

€ 15.908,80

2013

€ 15.908,80

2014

€ 15.908,80

TOTAAL

€ 63.635,20

Uitgaven tot nu toe

De middelen worden ook buiten de VVE gebruikt voor het tegengaan van onderwijsachterstanden. Incidenteel wordt een leerling vanuit deze middelen geplaatst in een kopklas. Om zicht te krijgen op de aantallen doelgroepkinderen is de JGZ in 2013 al gestart met de registratie.

omschrijving

bedrag

2012

Plaatsing kopklas

€ 1.500

2013

JGZ registratie

€ 1.448

TOTAAL

€ 2.948

Begroting 2013 en 2014

Kosten

Screening en toeleiding door JGZ (2014)

€ 1.448

Compensatie ouders die daarvoor in aanmerking komen.

€ 1392 per kind per jaar voor 15 kinderen = € 20.880,-

Scholing kinderopvang en peuterspeelzaal

€ 26.859,20

Incidenteel: plaatsing kopklas (2013 of 2014)

€ 1.500

Overig (materiaal etc.)

€10.000

Uitgaven tot nu toe

€2.948

TOTAAL

€ 63.635,20

In 2013 wordt een eenmalige investering gedaan in de scholing van leidsters specifiek op het gebied van VVE. Deze scholing is nodig om aan de wettelijke eisen te voldoen. Daarnaast investeert de gemeente in ouderparticipatie. Peuter- en kinderopvang zijn zelf verantwoordelijk om te voldoen aan de reguliere kwaliteitseisen wat de betreft de opleidingen van de medewerkers. De gemeente organiseert, in samenwerking met de organisaties, de scholing en stelt deze naast de aanbieders van VVE, met het oog op de toekomst, ook open voor andere aanbieders van kinderopvang.

Compensatie ouders

Voor ouders mogen kosten geen belemmering vormen om hun kind gebruik te laten maken van een VVE-voorziening. Ouders kunnen daarom een compensatie krijgen voor de kosten. Ouders betalen dan zelf minimaal het laagste uurtarief voor kinderopvang, ongeveer € 0,60. Dit geldt alleen voor kinderen die gebruik maken van VVE bij de peuteropvang. Op de kinderopvang betalen ouders immers al naar draagkracht. Wanneer zich hier problemen voordoen kan maatwerk geboden worden. De peuterspeelzaal declareert de gederfde inkomsten bij de gemeente. Uitgaande van vier dagdelen peuteropvang derft de peuteropvang € 1.392 per kind per jaar. Het aantal kinderen waarvoor gebruik wordt gemaakt van de compensatieregeling is een schatting.

Doorkijkje n a 2014

Na 2014 houdt de gemeente de wettelijke taak voor VVE-aanbod. De noodzakelijke kosten hiervoor bedragen ruim € 30.000 per jaar.

post

Kosten per jaar

Screening en toeleiding door JGZ

€ 1.448

Compensatie ouders (10 per jaar)

€ 13.920,-

Bijscholing leidsters (jaarlijks)

€ 5.000

Incidenteel: plaatsing kopklas

€ 500

Overig (materiaal etc.)

€10.000

TOTAAL

€ 30.868,-

4.2 Monitoring

De gemeente gaat de uitvoering van het VVE-beleid monitoren. Alle doelgroepkinderen worden daartoe gevolgd. Dit betekent dat de Stichting JGZ, de voorschoolse voorzieningen en de basisscholen een aantal gegevens bij dienen te houden.

De voortgang en de resultaten van het VVE-beleid worden jaarlijks besproken in het LEA-overleg.

4.3 VVE-coördinatie

Het VVE-beleid wordt gemonitord en één keer per jaar geagendeerd voor het LEA. In het LEA worden de resultaten beschreven en vindt eventuele bijsturing plaats.

De gemeente neemt de coördinatietaken op zich. De coördinatie richt zich vooral op het bewaken van alle afspraken, het monitoren van de uitvoering en ingrijpen bij eventuele knelpunten.

4.4 GGD-rapport

De gemeente moet geregeld hebben dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt en dat er recente GGD-rapporten zijn. De gemeente gaat afspraken maken met de GGD over de inspectie van de aangewezen voorschoolse voorzieningen.

4.5 Gemeentelijk subsidiekader

Eind 2013 eindigt in principe de huidige regeling voor peuteropvang in Midden-Delfland. De toekomst van het peuterwerk is nog onduidelijk. Vanaf 2014 neemt de gemeente de eisen voor VVE mee in de subsidiëring van de voorschoolse voorzieningen.