Regeling vervallen per 12-01-2016

Mandaatstatuut Midden-Delfland

Geldend van 17-10-2014 t/m 11-01-2016

Intitulé

Mandaatstatuut Midden-Delfland

Het college van burgemeester en wethouders

en

de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland

ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

gelet op de artikelen 10:1 tot en met 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUITEN:

I. in te trekken alle eerdere genomen besluiten met betrekking tot mandaat;

II. de uitoefening van de bevoegdheden in de bij dit besluit behorende overzichten op te dragen, met inbegrip van ondertekening van stukken, aan de Algemeen Directeur/gemeentesecretaris, met dien verstande dat de bevoegdheden worden (onder)gemandateerd aan de in kolommen "mandaat" genoemde functionarissen;

III. ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden in de bij dit besluit behorende overzicht het 'Mandaatstatuut Midden-Delfland 2014' vast te stellen.

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1. Onder mandaat dient te worden verstaan de opdracht door het bevoegde bestuursorgaan aan een functionaris om een aan het bestuursorgaan toebehorende beslissingsbevoegdheid in naam en onder verantwoordelijkheid van dit bestuursorgaan uit te oefenen.

  • 2. Onder volmacht wordt verstaan het in opdracht van en in naam en onder verantwoordelijkheid van het bevoegde bestuursorgaan verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

  • 3. Onder machtiging dient te worden verstaan het in opdracht van en in naam en onder verantwoordelijkheid van het bevoegde bestuursorgaan verrichten van handelingen, die geen rechtshandeling inhouden.

  • 4. Waar in deze voorschriften verder wordt gesproken van mandaat, dient hieronder tevens volmacht en machtiging te worden begrepen.

Artikel 2 – Voorschriften

  • 1. Bij de uitoefening van de krachtens mandaat opgedragen bevoegdheden wordt in acht genomen hetgeen daaromtrent gestelde bij of krachtens wetten, besluiten, verordeningen, circulaires en richtlijnen van rijks-, provinciale en gemeentelijke overheden of andere bestuursorganen, het door ter zake bevoegde bestuursorgaan vastgestelde algemene beleid en de in kolom “beperkende voorschriften“ van het schema vermelde specifieke opmerkingen of beperkingen.

  • 2. Het bestuursorgaan dat de uitoefening van een bevoegdheid heeft opgedragen aan de mandataris, is te allen tijde bevoegd bijzondere aanwijzingen en instructies te geven.

Artikel 3 – Zelf beslissen

  • Het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan dat de uitoefening van de functie heeft gemandateerd mag te allen tijde zelf de gemandateerde bevoegdheid uitoefenen.

Artikel 4 – Ondermandaat

    • 1.

      De mandataris is bevoegd functionarissen ondermandaat te verlenen tot het geheel of gedeeltelijk uitoefenen, met inbegrip van ondertekening van stukken, van de aan hem opgedragen bevoegdheden.

    • 2.

      De in het eerste lid genoemde verlening van ondermandaat geschiedt schriftelijk.

Artikel 5 – Plaatsvervanger

  • Ingeval van afwezigheid van de (onder)mandataris worden de hem opgedragen bevoegdheden uitgeoefend door het verantwoordelijke afdelingshoofd. Bij afwezigheid van afdelingshoofden geldt dat zij elkaar vervangen (horizontale vervanging). Bij diens afwezigheid is de betreffende directeur plaatsvervanger.

Artikel 6 – Terugkoppeling

  • Een krachtens mandaat te nemen besluit wordt in elk geval aan de ter zake verantwoordelijke portefeuillehouder voorgelegd indien:

    • a.

      het desbetreffende besluit precedentwerking heeft of zal kunnen hebben;

    • b.

      het desbetreffende besluit afwijkt van, strijdt met of een aanvulling vormt op bestaand beleid, richtlijnen of voorschriften;

    • c.

      het desbetreffende besluit afwijkt van een extern advies;

    • d.

      ten aanzien van het desbetreffende besluit tegenstrijdige interne adviezen zijn verstrekt;

    • e.

      het desbetreffende besluit overschrijding van kredieten ten gevolge heeft;

    • f.

      het desbetreffende besluit (potentieel) politiek en/of bestuurlijk gevoelig ligt.

Artikel 7 – Ondertekening

  • Indien een bevoegdheid krachtens mandaat wordt uitgeoefend, worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:

    • -

      aanduiding terzake bevoegde bestuursorgaan;

    • -

      “namens <<bevoegd orgaan>>”, voor bevoegdheden die oorspronkelijk bij het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester liggen;

    • -

      handtekening, naam van de (onder)mandataris en functieaanduiding.

Artikel 8 – Slotbepalingen en overgangsrecht

    • 1.

      Dit besluit wordt aangehaald als “Mandaatstatuut Midden-Delfland 2014”.

    • 2.

      Dit besluit treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2014.

    • 3.

      Het Mandaatstatuut Midden-Delfland 2012 wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit.

    Schipluiden, 23 september 2014

    Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland

    De secretaris, de burgemeester,

    P.T. Veenman, A.J. Rodenburg

    De burgemeester van Midden-Delfland,

    A.J. Rodenburg

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1 – Begripsbepalingen

    Mandaat

    Volgens de Algemene Wet Bestuursrecht betekent mandaat: De bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen (artikel 10:1 Awb). Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever (artikel 10:2 Awb).

    Mandaat heeft altijd betrekking op publiekrechtelijke rechtshandelingen, bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning of het verlenen van een subsidie. Bij mandaat gaat het dus om bevoegdheidsuitoefening, waarvoor het mandaterende bestuursorgaan verantwoordelijk blijft en waarover het ook de zeggenschap blijft houden. Er vindt dus geen verschuiving van bevoegdheden en verantwoordelijkheden plaats.

    Volmacht

    Volgens het Burgerlijk wetboek wordt onder volmacht verstaan: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (3:60 lid 1Burgerlijk wetboek).

    Een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever (artikel 3:66 lid 1 Burgerlijk wetboek). Volmacht heeft altijd betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen, bijvoorbeeld het sluiten van een onderhoudsovereenkomst, het aanschaffen van boeken of het kopen van grond. Op grond van artikel 160 lid 1 sub e van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

    Machtiging

    Van machtiging is sprake bij het verrichten van feitelijke handelingen. Feitelijke handelingen zijn geen privaatrechtelijke rechtshandelingen of besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Feitelijke handelingen zijn bijvoorbeeld het geven van informatie, het versturen van een ontvangstbevestiging, de gemeente vertegenwoordigen bij de rechtbank of het bijhouden van de administratie.

    NB:

    Er is bewust voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen mandaten, volmachten en machtigingen, omdat dit voor de werkwijze geen consequenties heeft. Via een schakelbepaling in de Awb (artikel 10:12) zijn de bepalingen die betrekking hebben op mandaat tevens van toepassing indien het bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht of machtiging verleent. Wanneer in dit besluit of in het register wordt gesproken over mandaat kan het dus zijn dat het in feite een volmacht of machtiging betreft.

    Artikel 2 – Voorschriften

    De praktijk wijst uit dat behoefte bestaat aan een helder beleidskader waarbinnen de gemandateerde bevoegdheden kunnen en mogen worden uitgeoefend.

    Artikel 3 – Zelf beslissen

    Deze bepaling vormt een van de pijlers waarop de mandaatconstructie rust. Dit artikel is opgenomen met het oog op het voorkomen van misverstanden. Tevens wordt daarmee één van de wezenlijke verschilpunten met delegatie aangeduid. Benadrukt wordt dat het zelf beslissen in gemandateerde zaken uitzondering dient te blijven.

    Artikel 4 – Ondermandaat

    Het bestuursorgaan heeft ermee ingestemd dat de mandataris voortaan ondermandaat kan verlenen aan functionarissen binnen zijn of haar afdeling. Het is niet meer nodig elk afzonderlijk ondermandaat separaat aan het bestuursorgaan voor te leggen. Wel zal het ondermandaat door de mandataris schriftelijk aan de desbetreffende functionaris moeten worden verleend.

    Artikel 5 – Plaatsvervanger

    Dit is een bepaling van organisatorische aard. In geval van afwezigheid van de (onder)mandatarissen, worden de hen opgedragen bevoegdheden uitgeoefend door het verantwoordelijke afdelingshoofd of bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger.

    Artikel 6 – Terugkoppeling

    Belangrijk is dat het betrokkenen duidelijk is welke gevallen in ieder geval als bijzonder dienen te worden beschouwd. Het betreft overigens niet een limitatieve opsomming.

    Artikel 7 – Ondertekening

    De formele beslissingssituatie en de mandaatverhouding moeten expliciet tot uitdrukking worden gebracht in de ondertekening van een krachtens mandaat genomen besluit.

    Artikel 8 – Slotbepalingen

    Gelet op tijdsduur tussen herziening mandaatoverzicht en het nu geldende mandaatstatuut en overzicht, wordt het statuut ingetrokken onder gelijktijdige vaststelling van het nieuwe “Mandaatstatuut Midden-Delfland 2014”.

    Klik op onderstaande link voor het mandaatoverzicht:

    Mandaatoverzicht 2014