Regeling vervallen per 01-10-2018

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland 2015

Geldend van 21-12-2017 t/m 30-09-2018

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland 2015

Inleiding

Op 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht geworden. Gelijktijdig met de invoering van de Participatiewet intensiveert het Rijk het armoedebeleid door structureel 100 miljoen extra beschikbaar te stellen voor de intensivering van armoedebestrijding. Deze extra middelen worden toegevoegd aan het Gemeentefonds.

De Participatiewet beperkt de mogelijkheid tot het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand. Het Rijk is namelijk van mening dat het verstrekken van bijzondere bijstand maatwerk moet zijn en dat bij het beoordelen van een aanvraag om bijzondere bijstand de individuele problematiek van de aanvrager in kaart moet worden gebracht. Vanaf 1 januari 2015 is het daarom alleen nog mogelijk categoriale bijzondere bijstand te verstrekken in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering. De invoering van de Participatiewet is niet de enige aanleiding om het bijzondere bijstandsbeleid te herzien. In 2014 zijn de landelijke regelingen in het kader van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER) gestopt. Volgens het Rijk kunnen gemeenten hun inwoners gerichter (financieel) compenseren in geval van een chronische ziekte of handicap. De tegemoetkomingen die in het kader van de Wtcg en de CER aan burgers werden verstrekt, kwamen niet altijd bij de juiste mensen terecht. De gemeente ontvangt budget om een passend alternatief te bieden voor de meerkosten als gevolg van een chronische ziekte of handicap. In Midden-Delfland vindt deze compensatie plaats door middel van het uitbreiden van de Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV) bij DSW. De invoering van de Participatiewet en het beëindigen van de Wtcg en de CER zijn  de directe aanleiding om de ‘Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland 2013’ te actualiseren. Met het actualiseren van het beleid komen wij tevens tegemoet aan de wens van de raad om het beleid op een aantal onderdelen te verruimen.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de beleidsregels uit 2013 zijn:

  • -

    het wijzigen van de draagkrachtsystematiek. Tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geen draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen. Dit was voorheen 100%.

  • -

    het uitbreiden van het pakket van de collectieve aanvullende verzekering, onder andere ter compensatie van het wegvallen van de CER en de Wtcg;

  • -

    het opnemen van een compensatieregeling alleenstaande ouders zonder ALO-kop;

  • -

    het vervangen van de bijzondere bijstand voor sociale participatie van ten laste komende kinderen door vergoedingen via het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds;

  • -

    het opnemen van bijzondere bijstand voor zwemlessen;

  • -

    het opnemen van bijzondere bijstand voor een fiets voor kinderen die naar het voortgezet onderwijs gaan; en

  • -

    het uitbreiden van de computerregeling.

 

Wat is armoede?

Het begrip armoede is niet eenduidig en met brede publieke en wetenschappelijke instemming te definiëren. Om praktische redenen wordt het begrip armoede doorgaans beperkt tot een gebrek aan financiële middelen (armoede in ‘enge’ zin). Armoede is echter niet alleen een gebrek aan geld, maar een breder en complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies zoals inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, wonen en leefomgeving, wat sociale uitsluiting tot gevolg heeft. Eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen, alleenstaanden tot de AOW-gerechtigde leeftijd, niet-westerse huishoudens en huishoudens met bijstand kampen relatief het vaakst met armoede. Ook de groeiende groep zelfstandigen (ZZP-ers) heeft een bovengemiddeld armoederisico.

In 2013 nam de armoede in Nederland opnieuw toe, net als in 2011 en 2012. De stijging is in alle risicogroepen terug te vinden. Ook is in 2013 het aantal minderjarige kinderen dat in armoede moet leven weer verder gestegen. De toegenomen armoedeproblematiek is mede een gevolg van de economische crisis. Hierdoor liep de werkloosheid tot medio 2013 fors op en daalde de koopkracht van de bevolking in dat jaar voor de vierde keer op rij. Vooral ontvangers van uitkeringen en pensioen werden in afgelopen jaren met koopkrachtverlies geconfronteerd. In de loop van 2014 is de economie weer iets aangetrokken en is ook de werkloosheid aan het dalen. In 2013 lijkt de piek in de armoedeproblematiek dan ook te zijn bereikt: ramingen wijzen op een lichte daling van de armoede in 2014 en 2015.

 

Taak gemeente

Gemeenten hebben de mogelijkheden en de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van hun kwetsbare inwoners te verbeteren. Een gemeente met minder armoede en sociale uitsluiting heeft een beter leefklimaat. Door de korte afstand is de gemeente bij uitstek het overheidsorgaan dat problemen bij individuele inwoners kan onderkennen en maatwerk kan verlenen.

 

Integrale aanpak armoede

De invoering van de Participatiewet maakt onderdeel uit van de drie decentralisaties. Sinds 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor taken die voorheen opgenomen waren in de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de jeugdzorg. Hiermee is de gemeente verantwoordelijk geworden voor een groot deel van het sociale domein. De verzorgingsstaat verandert in een participatiesamenleving en de inwoners worden meer dan voorheen aangesproken op hun eigen kracht. Het is een uitdaging om daar goed invulling aan te geven en het vraagt ook veel van de gemeente. Er zijn nog veel onzekerheden en risico’s op uitvoerend en financieel vlak. Het biedt echter ook een kans om schotten weg te halen en een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, zorg, jeugdzorg en onderwijs, wonen en welzijn en werk en inkomen aan onze inwoners aan te bieden.

 

Kenmerken van het (bijzondere) bijstandsbeleid

Generiek inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het rijk. Periodiek stelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het sociaal minimum vast. Dit is gelijk aan de bijstandsnorm en voor pensioengerechtigden gelijk aan de uitkering vanuit de Algemene Ouderdoms Wet (AOW). Deze norm geldt voor alle inwoners van Nederland. Door bijzondere omstandigheden kan zich echter de situatie voordoen dat dit sociaal minimum niet volledig toereikend is om bepaalde noodzakelijke uitgaven te voldoen. Als de persoon die dit betreft geen aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld op huurtoeslag) kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken. Het verstrekken van bijzondere bijstand is financieel en beleidsmatig gedecentraliseerd aan gemeenten, omdat op lokaal niveau – dichtbij de inwoner – maatwerk kan worden geboden, waarbij rekening gehouden wordt met individuele en lokale omstandigheden.

 

Voor het verstrekken van bijzondere bijstand geldt:

  • -

    de kosten dienen voort te komen uit bijzondere omstandigheden;

  • -

    de kosten dienen noodzakelijk en dus onvermijdbaar te zijn;

  • -

    de kosten kunnen naar het oordeel van het college niet worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • -

    dat het verstrekken van bijzondere bijstand niet mogelijk is, als er sprake is van een voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht; en

  • -

    dat de kosten moeten worden aangetoond.

Daarnaast stelt het college vast:

  • -

    dat bij de bepaling van de noodzakelijke kosten steeds uitgegaan wordt van het beginsel ‘goedkoopst adequaat’;

  • -

    dat in principe geen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wordt verstrekt, uitgezonderd aanvragen tot een bedrag van maximaal € 250,00, mits aangevraagd binnen zes maanden na het ontstaan van deze kosten;  

  • -

    dat indien het inkomen van de aanvrager 110% van de geldende bijstandsnorm te boven gaat, bijstand slechts mogelijk is als de draagkracht lager is dan de kosten van de tegemoetkoming die wordt aangevraagd; en

  • -

    dat er geen drempelbedrag wordt gehanteerd.

 

 

Draagkracht

Niet alleen uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Ook inwoners met een andersoortig (laag) inkomen, kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Het college stelt in voorkomende gevallen vast of de aanvrager draagkracht heeft uit inkomen en/of vermogen, waaruit (een deel van) de kosten kunnen worden voldaan.

 

Draagkracht uit inkomen

Ten aanzien van draagkracht uit inkomen stelt het college vast:

  • -

    dat de artikelen 31 tot en met 33 van de Participatiewet, inclusief de daar genoemde vrijlatingen, voor overeenkomstige toepassing zijn voor de bijzondere bijstand. 

  • -

    dat bij het berekenen van de draagkracht uit inkomen, het inkomen van eventuele kostendelers niet in aanmerking wordt genomen. In plaats daarvan wordt uitgegaan van de bijstandsnorm die zou gelden, als er geen sprake was van de kostendelersnorm; en

  • -

    dat er geen draagkracht aanwezig wordt geacht bij een inkomen, lager dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

 

Draagkracht alleenstaande ouders

Sinds invoering van de Participatiewet ontvangen alleenstaande ouders een bijstandsnorm, gelijk aan die van een alleenstaande. Daar staat tegenover dat zij een hoger kindgebonden budget ontvangen via de Belastingdienst, de zogenaamde ALO-kop. Door vast te stellen dat de vrijlatingsbepalingen, zoals bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 Participatiewet, ook gelden voor de bijzondere bijstand, wordt onder andere voorkomen dat de alleenstaande ouders met een andersoortig inkomen uit bijstand, opeens draagkracht hebben uit deze ALO-kop.

 

Kostendelersnorm

Ook geldt sinds 1 januari 2015 de kostendelersnorm voor een belanghebbende, die met een of meerdere meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft (artikel 22a Participatiewet). De bijstandsnorm wordt lager, naar mate het aantal meerderjarige personen in de woning toeneemt. Dit omdat de woonkosten kunnen worden gedeeld.

Bijzondere bijstand is echter bedoeld voor individuele bijzondere kosten, die doorgaans niet lager worden door het kunnen delen van woonkosten. Daarom stelt het college vast dat de kostendelersnorm niet toegepast wordt bij het verstrekken van bijzondere bijstand. In plaats daarvan wordt bij het vaststellen van de draagkracht uit inkomen, de bijstandsnorm gehanteerd die van toepassing zou zijn als er geen sprake was de kostendelersnorm.

 

Inkomensgrens

Individuele bijzondere bijstand kan ook worden verstrekt indien het eigen inkomen de grens van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm te boven gaat. De inkomensbron is daarbij niet van belang. In het geval de eigen inkomsten deze inkomensgrens overschrijden, komt steeds een deel van de kosten voor eigen rekening. Dit wordt in de bijzondere bijstand de ruimte in het inkomen genoemd.

 

Netto jaarinkomen -/- 110% van de geldende bijstandsnorm per jaar = ruimte in het inkomen.

 

Alvorens de ruimte in het inkomen vast te stellen wordt in voorkomende gevallen de woonkosten (na aftrek van huurtoeslag) die hoger zijn dan de normhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag (Wht) op de ruimte in het inkomen in mindering gebracht. Van de aldus vastgestelde ruimte in het inkomen wordt een deel (een percentage volgens een schijvensysteem) aangemerkt als draagkracht.

 

De berekening hiervan geschiedt als volgt: van de ruimte in het inkomen wordt van de eerste

€ 1.500,- 10% als draagkracht aangemerkt. Van de volgende € 1.500,- 35% en van het meerdere 50%. Opgeteld vormen de uitkomsten de draagkracht uit inkomen.

 

Bepaling van het inkomen

In principe wordt elk inkomensbestanddeel meegeteld. Wat in dit verband onder inkomensbestanddeel wordt aangemerkt, is geregeld in de artikelen 32 en 33 van de Participatiewet.

Draagkracht uit vermogen

Tot het vermogen van een belanghebbende wordt gerekend: de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economisch verkeer. Bij het vermogen horen ook de middelen die worden ontvangen in de periode waarover algemene bijstand is toegekend, voor zover dit geen inkomen betreft als bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de Participatiewet.

Voor de algemene bijstand stelt het Rijk jaarlijks het bedrag aan vermogen vast wat moet worden vrijgelaten. In 2015 geldt op grond van artikel 34, tweede en derde lid Participatiewet dat alleenstaanden € 5.895,00 en alleenstaande ouders en gehuwden maximaal € 11.790,00 vermogen mogen hebben, zonder dat dit consequenties heeft op het recht op algemene bijstand. Bij vermogen in een eigen woning (overwaarde) geldt voor 2015 een vermogensgrens van € 49.700,00.

Bijzondere bijstand

Voor het verstrekken van bijzondere bijstand heeft het college op grond van artikel 35, eerste lid Participatiewet de beleidsvrijheid afwijkende vermogensgrenzen vast te stellen. Bij de beoordeling of iemand recht heeft op bijzondere bijstand dient het college zich namelijk een oordeel te vormen of de uit de bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten voldaan kunnen worden uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Sinds 2012 hanteert het college in Midden-Delfland bij het verstrekken van bijzondere bijstand, een vermogensgrens van 50% van het van toepassing zijnde bescheiden vrij te laten vermogen. Al het meerdere boven deze grens wordt aangemerkt als draagkracht. Dit dient de belanghebbende eerst aantoonbaar aan te wenden aan bijzonder noodzakelijke kosten. Pas wanneer dit is aangetoond, wordt bijzondere bijstand verstrekt.

De keuze om een afwijkende vermogensgrens te hanteren voor bijzondere bijstand is bewust gemaakt. Tot 1 januari 2012 werd het volledige vermogen tot aan de grens van het voor de belanghebbende van toepassing zijnde bescheiden vrij te laten vermogen, vrijgelaten bij het verstrekken van bijzondere bijstand. In de praktijk betekende dat, dat in de situatie dat een echtpaar over € 10.000,00 spaargeld beschikte, zij bijvoorbeeld in aanmerking kwamen voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand. De Participatiewet is een minimumvoorziening voor die personen die niet in staat zijn in hun eigen onderhoud te voorzien. Het vrij te laten bescheiden vermogen is ooit ingesteld om iemand een buffer te laten hebben om onvoorziene zaken op te kunnen vangen. Het is echter niet reëel te verwachten dat belanghebbenden al hun spaargeld aanwenden voor bijzondere kosten, omdat zij bijvoorbeeld ook worden geacht zelf te reserveren voor (de vervanging van) duurzame gebruiksgoederen, aangezien deze behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Door 50% van het van toepassing zijnde vrij te laten vermogen, vrij te laten bij het verstrekken van bijzondere bijstand, behouden belanghebbenden de mogelijkheid te reserveren en wordt aangesloten bij het uitgangspunt van de Participatiewet als minimumvoorziening.

Draagkracht berekenen

De draagkracht uit inkomen en vermogen wordt telkens voor de periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht: de vastgestelde ruimte blijft in deze periode dus gelden.

Een rekenvoorbeeld met fictieve bedragen als toelichting:

Het netto jaarinkomen van de alleenstaande ouder bedraagt € 14.000,-

110% van de geldende bijstandsnorm bedraagt € 10.000,- -/-

Dan is de ruimte in het inkomen: € 4.000,-

De eerste schijf bedraagt € 1.500,-- 10% hiervan = € 150,-

De tweede schijf bedraagt € 1.500,-- 35% hiervan = € 525,-

De derde schijf loopt vanaf € 3.000,-- 50% van € 1.000,-- = € 500,- +

De totale ruimte in het inkomen komt hiermee op: € 1.175,-

De aanvraag wordt gedaan door een alleenstaande ouder. Deze belanghebbende bezit een auto van zes jaar oud (waarde volgens Bovag-Koerslijst) € 3.000,-

en spaargeld € 3.000,-

totaal vermogen € 6.000,-

Hiervan wordt 50%van het van toepassing zijnde vrij te laten vermogen vrijgelaten.

In 2015 is het vrij te laten vermogen voor een alleenstaande ouder € 11.790,-

50% van € 11.790,-- € 5.895,-

Vermogenssurplus (volledig aanwenden) € 6.000,-/- € 5.895 = € 105,-

Draagkracht in dit rekenvoorbeeld wordt vastgesteld op € 1.175,- + € 105,- = € 1.280,-.

De vastgestelde draagkracht dient eerst aantoonbaar aangewend te worden voor bijzondere noodzakelijke bestaanskosten, alvorens tot verstrekking van bijzondere bijstand wordt overgegaan. Pas wanneer dit bedrag niet toereikend is, kan een beroep worden gedaan op bijzondere bijstand.

Zelfstandigen

De inkomensvaststelling bij zelfstandigen vraagt een speciale benadering. Dit omdat de inkomsten sterk kunnen wisselen. Daarom wordt het inkomen van het voorafgaande jaar als basis voor de berekening gehanteerd, conform het gestelde in artikel 6 van het Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz).

In aanmerking te nemen middelen bij beslag, WSNP en minnelijke schuldenregelingen.

Voortvloeiend uit diverse uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan bij beslag of een schuldsanering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), het college bij de vaststelling van de aanwezige financiële middelen bij een aanvraag bijzondere bijstand alleen rekening houden met dat deel van het inkomen waarover de belanghebbende feitelijk kan beschikken. Een belanghebbende, bij wie beslag is gelegd op het inkomen of die in een WSNP-traject zit, kan in de regel slechts beschikken over 90% van de norm, ook als er een veel hoger inkomen is. In het geval van een lopende minnelijke schuldregeling (dus zonder dat er sprake is van de WSNP) zal de belanghebbende in beginsel ook slechts de beschikking hebben over slechts 90% van de norm. Gesteld kan dus worden dat een belanghebbende, zolang er sprake is van een van de voornoemde situaties niet beschikt over enige draagkracht. In het verlengde van deze uitspraak van de CRvB betekent dit dat als een minnelijke schuldregeling tot stand is gekomen via de gemeente Midden-Delfland of indien men aantoonbaar zelf een minnelijke regeling heeft getroffen (en deze regeling ook aantoonbaar uitvoert) de kosten van bijvoorbeeld budgetbeheer volledig in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Immers, door het minnelijke regelen van de schulden wordt voorkomen dat een beroep moet worden gedaan op de WSNP.

Slechts in die uitzonderlijke gevallen dat de belanghebbende bij de schuldregeling een inkomen ter vrije besteding overhoudt dat meer is dan de draagkrachtgrens, wordt bij een aanvraag bijzondere bijstand hiermee rekening gehouden. Indien de beslaglegging aantoonbaar een gevolg is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt overgegaan tot het vaststellen van de draagkracht in het feitelijke inkomen.

Terugvordering

De bepalingen met betrekking tot terugvordering van bijstand zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand (artikel 58 Participatiewet).

Algemene bewijsstukken

Iedereen die bijzondere bijstand aanvraagt, moet bewijzen dat de kosten noodzakelijk zijn. Voor bijstandsgerechtigden van de gemeente Midden-Delfland zijn doorgaans de voor de aanvraag bijzondere bijstand noodzakelijke gegevens (bijvoorbeeld de inkomensspecificatie, geldig legitimatiebewijs) al bekend. Dit omdat er geregeld heronderzoeken plaatsvinden.

Bij niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers) moet de aanvraag in ieder geval worden voorzien van:

  • -

    kopie geldige legitimatiebewijs van aanvrager (en eventuele partner);

  • -

    salaris, - of uitkeringsspecificatie van de afgelopen maand van aanvrager + partner;

  • -

    afschriften van alle betaal- en spaarrekeningen van de voorgaande maand van aanvrager, partner en eventueel ten laste komende kinderen;

  • -

    bewijsstukken overige vermogensbestanddelen (bijvoorbeeld kentekenbewijs auto, spaarpolis);

  • -

    recente bewijsstukken schulden;

  • -

    kopie beschikking voorlopige teruggave Belastingdienst;

  • -

    indien alimentatie wordt ontvangen: kopie beschikking van de rechtbank betreffende de vaststelling van de alimentatie en een recent bankafschrift waarop het alimentatiebedrag staat vermeld.

Daarnaast staat bij de diverse rubrieken vermeld welke overige bewijsstukken bijgevoegd dienen te worden.

Vormen van bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand wordt in principe om niet verstrekt. Echter, de wetgever biedt de gemeente de mogelijkheid in bepaalde gevallen bijstand in de vorm van leenbijstand te verstrekken al dan niet in de vorm van een krediethypotheek.

Het college kiest er voor om in een aantal situaties in plaats van bijzondere bijstand om niet, aan belanghebbenden bijstand in de vorm van een lening te verstrekken, al dan niet onder vestiging van hypotheek.

  • -

    Van belanghebbenden met een eigen vermogen vastgelegd in een onroerende zaak (doorgaans de eigen woning) kan meestal niet verwacht worden dat zij deze zaak verkopen omdat dit hun huisvesting is. Van een huiseigenaar die bijzondere bijstand aanvraagt, kan doorgaans niet verwacht worden dat hij zijn woning verkoopt. De bijzondere bijstand wordt in voorkomende gevallen verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Indien de aangevraagde bijzondere bijstand in een jaar meer bedraagt dan één keer de van toepassing zijnde maandelijkse bijstandsnorm, wordt deze bijstand verstrekt in de vorm van een krediethypotheek. Dit ter zekerstelling voor de gemeente.

  • -

    Ook indien belanghebbenden noodzakelijke kosten moeten maken en niet over voldoende financiële middelen beschikken, maar naar verwachting op korte termijn wel over deze middelen gaan beschikken, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Deze bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Dit omdat het in de verwachting ligt dat de belanghebbenden op korte termijn over voldoende middelen zullen beschikken om in de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

  • -

    Ook indien er bij belanghebbenden sprake is van een tekortschietend besef vanverantwoordelijkheid kunnen zij, indien de noodzaak van de kosten vaststaat, in aanmerking komen voor verstrekking van bijzondere bijstand. Deze bijstand wordt in voorkomende gevallen verstrekt in de vorm van een lening.

  • -

    Tenslotte wordt ook bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in principe verstrekt in de vorm van een lening. Individueel dient onderzocht te worden of belanghebbenden voldoen aan de in deze beleidsregels in paragraaf 1.5 genoemde voorwaarden.

Normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland

Voor de vaststelling van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt in deze nota verwezen naar de ‘normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland’ die als bijlage bij deze nota is gevoegd. Deze normenlijst is deels gebaseerd op de prijzenlijst van het NIBUD en de lijst inrichtingskosten, zoals deze voorheen door Divosa afdeling Limburg werd verstrekt en veelal door andere gemeenten wordt gebruikt. De normenlijst is daarnaast deels aangevuld en aangepast met werkelijke prijzen, zoals deze worden aangetroffen in folders van bijvoorbeeld Mediamarkt, Leen Bakker en dergelijke. Het college kan jaarlijks per 1 januari in het kader van deze beleidsregels geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Rubrieken van Bijzondere Bijstandsverstrekking

Bijzondere bijstand beoogt te voorzien in de kosten die weliswaar noodzakelijk zijn, maar die door hun aard niet behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de noodzakelijk te maken kosten, de draagkracht van de aanvrager en van de regelgeving opgenomen in deze nota.

Voor al de aan te vragen kosten geldt dat deze moeten worden aangetoond met nota’s of betaalbewijzen. Alle kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend, moeten aantoonbaar worden gemaakt. Indien het een aanvraag is voor een eigen bijdrage, dan dient uit een door de zorgverzekeraar te verstrekken overzicht te blijken wat de hoogte van de eigen bijdrage is.

Verzekeringen

Veel bijzondere kosten kunnen voorkomen worden door het afsluiten van een goede verzekering. Uitgangspunt is dat men in ieder geval beschikt over:

  • -

    een aanvullende ziektekostenverzekering, aangevuld met een tandartsverzekering indien deze niet in het aanvullende ziektekostenpakket is opgenomen;

  • -

    een inboedel- en brandverzekering; en

  • -

    een Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering (WA-verzekering).

Indien de bijzondere kosten zich voordoen wegens het niet hebben van (een van) deze verzekeringen, moet beoordeeld worden in hoeverre er sprake is van ongenoegzaam besef van een eigen verantwoordelijkheid. In voorkomende gevallen kan de bijstand worden afgewezen of (deels) worden toegekend in de vorm van een renteloze geldlening.

Thema I Wonen

Een belangrijke kostenpost in het dagelijks leven betreft woonkosten. Hieronder vallen de huur, de hypotheek en ook de kosten van het gas, licht en water. De kosten die samenhangen met wonen behoren in principe tot de algemene kosten van levensonderhoud en dienen uit het reguliere inkomen te worden voldaan. Er kunnen zich echter individuele omstandigheden voordoen die leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan die niet voldaan kunnen worden uit het reguliere inkomen. Hieronder volgt een uitwerking van een aantal van deze kostensoorten.

1.1 Baby-uitzet: meubels en duurdere spullen

Een baby-uitzet moet in principe uit de eigen middelen (inkomen, reservering al dan niet tijdens de zwangerschapsperiode, vermogen) worden aangeschaft. Heeft men een laag inkomen of heeft men door individuele bijzondere omstandigheden niet kunnen reserveren, dan moet men in eerste instantie bij een kredietverstrekker een lening aanvragen. Indien de lening afgewezen wordt, kan bijzondere bijstand worden aangevraagd. Als men kan aantonen dat door een aanzienlijke schuldenlast geen lening bij een kredietverstrekker kan worden aangevraagd, kan direct een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor: een ledikant, een bijbehorend matras, een kinderwagen, een box en een commode. De maximaal te verstrekken bedragen staan vermeld op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland. De aanvrager zal er te allen tijde op gewezen worden dat (sommige van)deze goederen ook tweedehands aangeschaft kunnen worden, bijvoorbeeld via Marktplaats.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening en dient volledig te worden terugbetaald.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van de goederen.

Let op!

Er kan alleen een renteloze lening worden verstrekt voor het eerste kind. De spullen die gekocht worden, zijn namelijk ook te gebruiken voor de volgende kinderen. Uitzonderingen hierop zijn:

  • -

    de goederen worden nog gebruikt door het eerste kind (dus in het geval dat er twee kinderen snel achtereen geboren zijn); of

  • -

    indien er sprake is van een groot leeftijdsverschil tussen de kinderen (meer dan acht jaar).

1.2 Doorbetalen van vaste (woon-) lasten

Personen die zijn opgenomen in een inrichting / ziekenhuis moeten hun woning ‘tijdelijk’ verlaten. Verblijft belanghebbende in een inrichting / zorginstelling dan kan het zo zijn dat het verstandig is de woning aan te houden. Van geval tot geval dient de noodzaak te worden vastgesteld.

Als richtlijn geldt dat het aanhouden van een woning als noodzakelijk kan worden beschouwd indien de periode van verblijf elders niet langer dan zes maanden bedraagt. Voor de woonlasten kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit kunnen de huurkosten zijn, maar ook hypotheekkosten van een eigen woning. Voor energiekosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Dit betekent dat de energievoorziening moet worden afgesloten. Indien de energieleverancier bij heraansluiting kosten in rekening brengt, kan hiervoor wel bijzondere bijstand worden verstrekt.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    overzicht verhuurder over de hoogte van de huur;

  • -

    beschikking huurtoeslag Belastingdienst.

1.3 Bijstand gedetineerde voor aanhouden woning of opslag inboedel

Degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, heeft, behalve indien hij tot bepaalde groepen behoort (zoals personen die deelnemen aan een penitentiair programma en TBS-ers, aan wie proefverlof is verleend), geen recht op bijstand (artikel 13 lid 1 sub a Participatiewet). Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende om ter zake een afdoende regeling te treffen. Voor de kosten van het aanhouden van woonruimte in de periode dat de belanghebbende rechtens zijn vrijheid is ontnomen wordt dan ook geen bijzondere bijstand worden verleend.

Indien het wenselijk is dat de gedetineerde tijdens zijn detentie zijn woning aanhoudt, dan zullen de reclassering en de bureaus sociale dienstverlening binnen het gevangeniswezen in overleg met de gedetineerde, de gemeente, de betreffende energieleverancier en de woningverhuurder naar oplossingen moeten zoeken voor die situatie. Bijvoorbeeld: de woonlasten worden van het spaargeld van de gedetineerde doorbetaald of de woning wordt tijdens de detentie onderverhuurd, al dan niet met hulp van de reclassering.

In acute noodsituaties waarin het voor de gedetineerde niet mogelijk is om zelf een afdoende regeling te treffen, heeft het college op grond van artikel 16, lid 1 Participatiewet de mogelijkheid op grond van zeer dringende redenen bijzondere bijstand verstrekken voor woonkosten. Op grond van constante jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geldt dat van zeer dringende redenen in het algemeen slechts sprake kan zijn in geval van een acute noodsituatie, te weten een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.

1.4 Extra energiekosten

Moet men vanwege een ziekte of handicap de woning extra verwarmen, dan kan voor de extra verwarmingskosten bijzondere bijstand worden aangevraagd. De gemeente vraagt bij dergelijke aanvragen de GGD of soortgelijke instantie om advies. De GGD zal aangeven of er een medische indicatie is om extra te stoken en in welke mate (bijvoorbeeld alleen gedurende de wintermaanden of het jaar rond). Is deze indicatie aanwezig, kan voor de meerkosten een forfaitaire vergoeding in de vorm van bijzondere bijstand worden verstrekt. Zie voor de bedragen de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    er zijn geen bewijsstukken vereist omdat het gaat om een forfaitaire vergoeding.

1.5 Duurzame gebruiksgoederen

De aanschaf- en vervangingskosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene bestaanskosten. Onder duurzame gebruiksgoederen wordt voornamelijk verstaan: meubilair, vloerbedekking, huishoudelijke apparatuur en dergelijke. De aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen moeten in principe betaald worden uit de beschikbare middelen (inkomen en vermogen). Toch zijn er situaties denkbaar dat er voor deze kosten bijzondere bijstand wordt aangevraagd en verstrekt.

Uitgangspunt

Iedereen wordt geacht zelf te voorzien in de kosten van vervanging van kapotte of versleten gebruiksgoederen door middel van reservering (sparen) of door het afsluiten van een lening. Het maandelijkse bedrag dat men geacht wordt voor deze kosten te reserveren is gelijk aan het normbedrag voor aflossing, zoals het college dit heeft vastgesteld in de beleidsregels terugvordering en verhaal. Tevens dient 50% van de ontvangen individuele inkomenstoeslag aangewend te worden als reservering voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt daarom rekening gehouden met de fictieve reservering: welk bedrag had de belanghebbende voor deze kosten moeten kunnen sparen. Indien toch tot verstrekking wordt overgegaan moet dit in de rapportage beargumenteerd worden.

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarin beargumenteerd kan worden dat er bijstand moet worden verleend. Dit zijn:

  • -

    Er was geen mogelijkheid tot reserveren c.q. de fictieve reservering is nihil. Een aanvraag voor een lening bij een kredietinstantie is afgewezen. De belanghebbende heeft totaal geen financiële middelen om de kosten te kunnen opvangen. In deze situatie kan voor alle noodzakelijke kosten bijstand worden verleend.

  • -

    Er was geen mogelijkheid tot reserveren, c.q. de fictieve reservering is nihil. Een kredietinstantie is echter wel bereid een lening te verstrekken. De belanghebbende heeft middelen om deze kosten (deels) op te kunnen vangen. De aanvraag om bijstand wordt voor dit deel afgewezen. Indien de belanghebbende meer kosten moet maken dan waarvoor hij een lening krijgt, kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • -

    Er kon (fictief) slechts voor een gedeelte van de noodzakelijke kosten gereserveerd worden en dit is ook daadwerkelijk gedaan. Voor de kosten waarvoor de belanghebbende niet heeft kunnen reserveren en die de belanghebbende op geen enkele andere wijze zelf kan opvangen (bijvoorbeeld middels een lening), kan bijstand worden verleend.

  • -

    Er had (fictief) voor een gedeelte van de noodzakelijke kosten gereserveerd kunnen worden, maar er is niets dan wel minder gereserveerd. De bijstandsaanvraag wordt op grond van 'tekortschietend besef van verantwoordelijkheid' afgewezen voor dat deel van de noodzakelijke kosten, waarvoor (fictief) gereserveerd had kunnen worden. Voor dat deel waarvoor niet (fictief) gereserveerd had kunnen worden, kan bijstand worden verleend. Indien de gedeeltelijke afwijzing tot gevolg zal hebben dat absoluut noodzakelijke niet uitstelbare goederen niet kunnen worden aangeschaft, kan toch alleen voor die goederen leenbijstand worden verleend.

  • -

    Er had voor alle kosten gereserveerd moeten worden, maar er is te weinig c.q. niets gereserveerd. In principe moet de aanvraag op grond van 'ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid’ worden afgewezen. Indien dit tot gevolg zal hebben dat direct noodzakelijke niet uitstelbare goederen niet kunnen worden aangeschaft, kan toch voor alleen die goederen òf een lening een kredietinstantie worden aangevraagd, òf (indien een lening bij een kredietinstantie niet mogelijk is) leenbijstand worden verleend.

Vooraf specificatie

Bij het indienen van de aanvraag dient de belanghebbende een specificatie te overleggen van datgene dat hij of zij aan gebruiksgoederen nodig heeft. Belanghebbende zal er eveneens bij het opstellen van deze specificatie op gewezen worden dat sommige goederen, bijvoorbeeld kasten of een tafel, tweedehands aangeschaft kunnen worden. De belanghebbende geeft ook een opgave van de te verwachten kosten. Deze specificatie is de basis van de verdere beoordeling van de aanvraag. Zo nodig vindt een aanvullend huisbezoek plaats ter verificatie van de opgave.

Borgstelling

In alle gevallen waarin gesproken wordt over het afsluiten van een lening bij een kredietinstantie kan het zijn dat de betreffende kredietinstantie een borgstelling eist. Met toepassing van artikel 51 Participatiewet kan hiertoe worden overgegaan. Vanzelfsprekend moet het in dergelijke gevallen altijd gaan om een lening voor noodzakelijke kosten.

Starters

Het is vaste jurisprudentie dat men zelf verantwoordelijk is voor - en dient te voorzien in - de kosten van de eerste woninginrichting. Dit uitgangspunt geldt eveneens indien belanghebbende hieraan voorafgaand enige tijd op een kamer of bij kennissen heeft verbleven dan wel met ruzie het ouderlijk huis heeft verlaten.

Slechts indien (aan alle 3 voorwaarden moet worden voldaan):

  • -

    de verhuizing absoluut noodzakelijk en niet uitstelbaar is; en

  • -

    belanghebbende in redelijkheid niet terug kan naar het ouderlijk huis; en

  • -

    er geen financiële middelen zijn om in de absoluut noodzakelijke niet uitstelbare goederen te voorzien, kan bijstand worden verstrekt.

Bijvoorbeeld: een uitzondering zou kunnen zijn een van huis weggelopen minderjarige of iemand die een langdurige verzorgingssituatie achter de rug heeft.

Huisvesting asielgerechtigden in verband met taakstelling gemeente Midden-Delfland

Bij aanvragen voor inrichtingkosten ten behoeve van belanghebbenden die in het kader van de gemeentelijke taakstelling in Midden-Delfland worden gehuisvest (asielgerechtigden) wordt een pakket inrichtingskosten verstrekt. Dit pakket wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening. Voor de hoogte van het pakket inrichtingskosten wordt verwezen naar de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

Direct noodzakelijke, niet uitstelbare goederen

In de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland is een serie gebruiksgoederen opgenomen die binnen Midden-Delfland worden aangemerkt als direct noodzakelijk en niet uitstelbaar. Dit impliceert dat iedereen wordt geacht over deze goederen te kunnen beschikken. Deze direct noodzakelijke, niet uitstelbare goederen zijn ook duurzame gebruiksgoederen. De gebruikelijke afschrijvingstermijn is dan ook van toepassing. Voor de niet-uitstelbare goederen kan dan ook (leen)bijstand worden verleend indien men niet zelf in deze kosten kan voorzien. Toch betekent dit niet dat voor deze goederen wordt afgezien van het reserveringsprincipe. Ook in deze gevallen moet beoordeeld worden of en hoeveel belanghebbende had moeten reserveren. Slechts voor dat deel van de kosten waarvoor belanghebbende niet heeft gereserveerd kan bijstand worden verleend.

Wordt voor de kosten van deze niet uitstelbare goederen leenbijstand verstrekt (omdat verwijtbaar niet is gereserveerd etc.) dan vindt na de aflossingstermijn van 36 maanden geen kwijtschelding plaats van het restant bedrag.

Indien er echter sprake is van een zwaar ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld in het geval van het aanwenden van de middelen voor iets niet noodzakelijks terwijl men weet dat men huisraad moet aanschaffen, of wanneer iemand binnen een korte termijn voor de tweede of derde keer voor dezelfde goederen bijstand vraagt) kan de aanvraag worden afgewezen.

Lening of gift?

Er doen zich drie mogelijkheden voor:

  • -

    lening kredietverstrekker;

  • -

    leenbijstand;

  • -

    om niet.

Lening kredietverstrekker

Indien geen sprake is van schulden en er is op het moment van aanvraag sprake van aflossingscapaciteit, dan wordt verwezen naar een kredietverstrekker (bank) voor het afsluiten van een lening of een doorlopend krediet. Weigert de kredietverstrekker de lening of het doorlopend krediet, dan is leenbijstand aangewezen. Als op voorhand duidelijk is dat de schuldensituatie en de daarmee samenhangende aflossingsverplichtingen het afsluiten van een lening bij een kredietverstrekker frustreren, wordt niet naar een kredietverstrekker verwezen, maar direct leenbijstand verstrekt.

Leenbijstand

Wanneer leenbijstand wordt verstrekt voor inrichtingskosten, wordt de aflossingstermijn steeds gesteld op een periode van maximaal 36 maanden, waarbij het maandelijkse aflossingsbedrag wordt vastgesteld op de maximale aflossingscapaciteit in de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. Belanghebbenden met een inkomen boven de bijstandsnorm hebben een hogere maximale aflossingsnorm. Zij moeten 6% van de bijstandsnorm aflossen + het bedrag aan draagkracht uit inkomen, berekend volgens de draagkrachtsystematiek van de bijzondere bijstand. Indien de leenbijstand na die periode van 36 maanden nog niet geheel is afgelost, terwijl belanghebbende wel volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan, wordt het restant van de leenbijstand buiten invordering gesteld.

Om niet

Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet verstrekken kan slechts in zeer bijzondere omstandigheden, zoals wanneer een belanghebbende in een WSNP-traject zit in en de aanschaf van de betreffende goederen absoluut noodzakelijk is. Voorafgaande moet eerst de bewindvoerder worden verzocht akkoord te gaan met een lening met uitgestelde aflossing. Wordt hier niet mee ingestemd, dan kan mogelijk bijstand om niet worden verleend.

Normbedragen

In de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland zijn normbedragen opgenomen voor duurzame gebruiksgoederen. Deze normen zijn maximumbedragen. Indien de belanghebbende aangeeft dat een lager bedrag aan bijstand voldoende is, bijvoorbeeld middels een pro-forma rekening, dan wordt dit bedrag aan bijstand verstrekt.

Afschrijvingsduur gebruiksgoederen

De vervangingstermijn voor duurzame gebruiksgoederen bedraagt in beginsel acht jaar. Indien belanghebbende eerder dan deze acht jaar opnieuw bijstand aanvraagt dient dit beargumenteerd te worden. Een reden zou kunnen zijn in het geval van een wasmachine een groot gezin, waardoor meer dan een normaal gebruik hiervan gemaakt moet worden.

De hoogte van de in de normenlijst opgenomen bedragen zijn gebaseerd op nieuwe gebruiksgoederen. Het feit dat iemand in plaats van een nieuw een tweedehands goed heeft aangeschaft is op zich geen reden om van de genoemde termijn van acht jaar af te wijken.

Verwijderingsbijdrage

Voor bepaalde goederen moet een verwijderingsbijdrage worden betaald bij de aanschaf. De in de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland vermelde maximale bedragen zijn inclusief de verwijderingsbijdrage.

Verantwoording middels bonnen e.d.

Indien een pakket leenbijstand voor inrichtingskosten wordt verstrekt, dan hoeft de belanghebbende geen bonnen in te leveren. De ervaring leert dat veel belanghebbenden (delen) van de inboedel tweedehands aanschaft, waardoor verantwoording door middel van bonnen lastig maakt. Indien voor een incidenteel gebruiksgoed leenbijstand wordt verstrekt, dient de bijstand binnen twee maanden door middel van een bon te worden verantwoord. Indien de belanghebbende de bijstand niet verantwoord, moet datgene dat niet is verantwoord direct worden teruggevorderd. Als reden kan worden aangegeven dat belanghebbende niet kan aantonen dat de bijstand overeenkomstig het doel is aangewend.

1.6 Verhuis- en opknapkosten (transportkosten / aansluitkosten / dubbele huur / waarborgsom)

Verhuiskosten moeten in principe uit het eigen inkomen worden betaald. Is dit onmogelijk dan zal belanghebbende zich in eerste instantie tot een kredietverlenende instantie moeten wenden ten einde een lening aan te vragen. Indien geen lening wordt verkregen dan dient de f bewoont men een kamer en wil men zelfstandig gaan wonen wordt geen bijzondere bijstand voor verhuiskosten verstrekt. Voor deze kosten moeten belanghebbenden sparen.

De kosten van een medische of sociaal geïndiceerde verhuizing welke onvoorzienbaar is kan als noodzakelijk worden beschouwd. De noodzaak kan onder andere blijken uit een afgegeven urgentieverklaring. Indien er geen urgentieverklaring is, dan zal de noodzaak om te verhuizen moeten blijken uit gegevens van andere officiële instanties zoals de politie, slachtofferhulp of vluchtelingenwerk.

Bij een verhuizing op medische gronden moet in eerste instantie onderzocht worden of deze vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) kan worden vergoed. Indien er geen WMO-voorziening openstaat, dan kan na vaststelling van de medische noodzaak middels een GGD-advies, bijstand worden verstrekt.

De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn die kosten, welke in rechtstreeks verband staan met de verhuizing, zoals dubbele huur (maximaal 1 maand), waarborgsom, administratiekosten en transportkosten. Ook inrichtingskosten (stoffering en meubilering) behoren tot de mogelijkheden, mits belanghebbende deze goederen niet al heeft of kan meenemen van de oude situatie naar de nieuwe.

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15, eerste lid Participatiewet). Bij stadsvernieuwing, renovatie, woningverbetering of groot onderhoud, bij woonwagenbewoners die van een krot-woonwagen naar een goede woonwagen of woonhuis verhuizen is onder bepaalde voorwaarden een vergoeding mogelijk via de woningstichting. In voorkomende gevallen bestaat dan geen recht op bijzondere bijstand.

Verhuizen buiten gemeente

Indien er sprake is van een noodzakelijke verhuizing naar een andere gemeente komt de gemeente van vertrek uitsluitend in beeld voor de vergoeding van de verhuiskosten. De gemeente waar belanghebbende zich gaat vestigen kan worden aangesproken voor de (her-)inrichtingskosten.

Lening of gift?

Het bedrag van de waarborgsom is een renteloze lening, de overige kosten worden verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nieuw huurcontract;

  • -

    nota’s/offerte verhuiskosten;

  • -

    indien geen urgentie: bewijsstukken waaruit de noodzaak en de onvoorzienbaarheid van de verhuizing blijkt.

1.7 Woonkostentoeslag

Voor huurders

Wanneer de huur in verhouding tot het inkomen te hoog is, krijgt men normaal gesproken huurtoeslag van de Belastingdienst. Indien de huur echter hoger is dan de wettelijke normhuur die gehanteerd wordt in de Wet op de huurtoeslag, kan (tijdelijk) woonkostentoeslag worden verstrekt.

Indien de belanghebbende een voor zijn inkomen te hoge huur heeft en daarom geen huurtoeslag ontvangt, wordt aan hem een verhuisverplichting opgelegd, tenzij er aantoonbare sociale / medische redenen zijn waardoor van belanghebbende niet kan worden verwacht dat hij verhuist (bijvoorbeeld personen ouder dan 65 jaar, gehandicapten met een aangepaste woning of gezinnen die uit meer dan 8 personen bestaan).

De woonkostentoeslag wordt steeds voor maximaal zes maanden toegekend. Na deze periode wordt onderzocht of men actief op zoek is naar goedkopere woonruimte, waardoor wel aanspraak gemaakt kan worden op huurtoeslag. Als men wel actief zoekt, maar nog geen goedkopere woonruimte heeft gevonden, kan de woonkostentoeslag telkens verlengd worden met zes maanden. De belanghebbende moet aantonen dat hij actief zoekt. Hij dient in dat kader ieder geval ingeschreven te staan bij een woningbouwvereniging, aantoonbaar te reageren op passende woonruimte en mogelijk een urgentieverklaring aan te vragen.

De woonkostentoeslag wordt als volgt berekend:

Werkelijke huur -/- (normhuur op basis van inkomen +/+ servicekosten tot aan grens zoals gehanteerd voor de huurtoeslag) = woonkostentoeslag

Lening of gift?

De woonkostentoeslag huurders wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    specificatie huur;

  • -

    afwijzingsbeschikking huurtoeslag.

Voor huiseigenaren

De woonkostentoeslag voor huiseigenaren lijkt erg op de woonkostentoeslag voor huurders. Het is een vergoeding voor inwoners met een laag inkomen en een eigen huis, waarvan de het hypotheekbedrag hoger is dan de normhuur, zoals die geldt in de Wet op de huurtoeslag.

De woonkosten van de koopwoning worden beschouwd als huur en de woonkostentoeslag wordt op dezelfde wijze berekend en met dezelfde verplichtingen verstrekt als de woonkosten bij een huurwoning (verhuisplicht, verkoopplicht, toekenning telkens voor zes maanden).

Voor berekening van de woonkostentoeslag bij koopwoningen worden als woonlasten beschouwd, de vaste lasten verminderd met onder andere de eigen bijdragen voor woonkosten en premies en tegemoetkomingen die men ontvangt:

  • -

    hypotheekrente, gecorrigeerd na belastingteruggaaf;

  • -

    eigenaarsdeel onroerend zaakbelasting;

  • -

    rioolrecht;

  • -

    eigenaarsdeel waterschapslasten;

  • -

    premie opstalverzekering;

  • -

    premies voor verzekeringen tegen brand- en stormschade;

  • -

    bijdrage Vereniging van Eigenaren (let op: geen stookkosten meenemen).

Heeft men overwaarde op de woning, dan zal beoordeeld moeten worden of de woonkostentoeslag moet worden verstrekt in de vorm van een krediethypotheek.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, eventueel onder vestiging van een krediethypotheek.

Bewijsstukken

  • -

    overzicht van de hypotheeklasten;

  • -

    bewijsstukken betreffende de kosten die meegenomen worden in de berekening van de woonkosten (onder andere verzekeringspolis, beschikking WOZ).

Thema II Gezondheid

Volgens de zorgverzekeringswet is men verplicht een verzekering af te sluiten voor het basispakket zorgverzekeringen. Daarnaast wordt verwacht dat een belanghebbende in ieder geval een aanvullende verzekering afsluit, aangevuld met een tandartsverzekering indien deze niet in het aanvullend pakket is opgenomen.

Indien een belanghebbende niet aanvullend verzekerd is en hierdoor een lagere dan wel geen vergoeding van de zorgverzekering ontvangt, wordt er voor de berekening van de bijzondere bijstand van uit gegaan alsof de belanghebbende wel aanvullend verzekerd was. Er kan dan in dat geval slechts bijstand worden verstrekt voor de kosten die de dekking vanuit de aanvullende verzekering te boven gaan.

Premie en verplicht eigen risico

Voor de zorgverzekering wordt premie betaald. Deze premie komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Met ingang van 1 januari 2008 kent de Zorgverzekeringswet (Zvw) een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 19, eerste lid Zvw). Per 1 januari 2015 bedraagt dit € 375,00 per kalenderjaar. Het verplicht eigen risico geldt niet voor huisartsenzorg, verloskundige zorg en kraamzorg. De zorgverzekeraar brengt de kosten van het verplicht eigen risico in rekening bij de verzekerde. In de verzamelbrief van december 2007 heeft de toenmalige staatssecretaris van SZW aangegeven dat voor alle Zvw-verzekerden met een laag of gemiddeld inkomen geldt dat zij via de zorgtoeslag gecompenseerd worden voor de nominale Zvw-premie en de gemiddelde eigen betaling die voortkomt uit het verplichte eigen risico. De wetgever heeft daarmee een bewuste keuze gemaakt met betrekking tot de noodzaak om de kosten van het eigen risico te compenseren. Chronisch zieken en gehandicapten ontvingen daarnaast tot 2014 een financiële tegemoetkoming ter compensatie voor de meerkosten van hun ziekte of handicap op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER). Deze landelijke regelingen zijn in 2014 gestopt. Sindsdien kunnen gemeenten hiervoor een alternatief bieden. Het college van Midden-Delfland heeft gekozen te doen door middel van het uitbreiden van het pakket van de Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV). Meer hierover leest u in paragraaf 2.1.

Eigen bijdragen

Eigen bijdragen van kostensoorten die slechts ten dele door de Zvw worden vergoed komen in beginsel in aanmerking voor bijzondere bijstand. Medische kosten die zijn uitgesloten van vergoeding op grond van de Zvw (bijvoorbeeld de kosten van alternatieve geneeswijzen zoals acupunctuur en kosten van diverse farmaceutische middelen) worden soms toch vergoed op grond van een aanvullende of collectieve verzekering. Daarbij geldt dan meestal een eigen bijdrage. Of deze eigen bijdrage wordt vergoed is afhankelijk van het wel of niet zijn uitgesloten van die medische kosten op grond van de Zvw.

Als de eigen bijdragen wel binnen het basispakket van de Zvw vallen, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De noodzaak van de kosten staat dan vast. Als de kosten buiten het basispakket van de Zvw vallen, komen deze eigen bijdragen in principe niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Indien namelijk in het kader van de Wlz en Zvw op grond van een bewuste beslissing over de noodzakelijkheid van een voorziening de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in het basispakket op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten. Voor deze kosten is bijzondere bijstand niet mogelijk. Dit is slechts dan anders als de betreffende kosten noodzakelijk zijn, maar de kosten om budgettaire redenen niet of niet langer op grond van een voorliggende voorziening (volledig) worden vergoed. Dan heeft het college wel de mogelijkheid om op grond van artikel 35, lid 1 Participatiewet (aanvullende) bijzondere bijstand te verlenen.

Bij het vaststellen van het recht op bijstand voor de eigen bijdrage, hanteert het college het uitgangspunt dat indien de zorgverzekeraar kosten deels vergoed (uit het basispakket dan wel uit de aanvullende verzekering) de noodzaak van de kosten vaststaat. Voor de resterende eigen bijdrage kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien de kosten niet uit het basispakket maar uit de aanvullende verzekering worden vergoed, de resterende eigen bijdrage meer bedraagt dan € 250,00 of het een esthetische behandeling betreft (bijvoorbeeld orthodontie bij volwassen of epilatie bij overmatige gezichtsbeharing), zal eerst een medisch advies opgevraagd moeten worden om de noodzaak van de kosten vast te stellen.

Medisch advies

Het college heeft zelf geen vereiste medische kennis om de noodzakelijkheid van medische kosten te kunnen beoordelen. Daarom wordt om de noodzakelijkheid van sommige medische kosten vast te stellen, een medisch advies ingewonnen bij de GGD of een andere keuringsinstantie. Het college zal zich ervan moeten vergewissen dat het advies aan de zorgvuldigheidseisen voldoet voordat het zijn oordeel hierop baseert.

2.1 Collectieve Aanvullende Verzekering DSW

Het college heeft, in samenwerking met DSW zorgverzekeraar, een extra zorgverzekering samengesteld, de Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV). De CAV is een gratis aanvullende zorgverzekering voor inwoners van Midden-Delfland met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm. De CAV is een vorm van categoriale bijzondere bijstand[

De draagkracht in het inkomen wordt afwijkend van de individuele bijzondere bijstand vastgesteld. Bij de CAV geldt een ‘harde’ inkomensgrens van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Heeft een persoon een inkomen, hoger dan deze inkomensgrens, dan bestaat geen recht op de CAV.

Met ingang van 2015 zijn de vergoedingen die vanuit de CAV worden verstrekt, uitgebreid. Daarnaast ontvangen belanghebbenden die hun volledige eigen risico hebben opgemaakt, een jaarlijkse compensatie van € 100,-. Op deze wijze compenseert het college de chronisch zieken en gehandicapten, die voorheen een tegemoetkoming ontvingen op grond van de Wtcg en de CER.

Om voor de CAV in aanmerking te komen dient men te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    woonachtig zijn in de Gemeente Midden-Delfland; en

  • 2.

    een (gezamenlijk) inkomen hebben van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Is het inkomen hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan bestaat er geen recht op de CAV; en

  • 3.

    niet beschikken over vermogen, hoger dan het van toepassing zijnde vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede en derde lid Participatiewet; en

  • 4.

    een ziektekostenverzekering hebben bij DSW, inclusief een AV-Top aanvullende verzekering; en

  • 5.

    geen premieachterstand hebben.   

    Met ingang van 2015 zijn in de CAV de volgende vergoedingen opgenomen:

     

  • 1.

    Tandheelkunde

  • a.

    A - verdoving (anesthesie)

  • -

    100% vergoeding alle A-codes behalve A20

  • -

    100% vergoeding alle B-codes op aanvraag

  • b.

    C - consultatie en diagnostiek

  • -

    100% vergoeding alle C-codes behalve C28, C29, C90 en C84

  • c.

    E - wortelkanaalbehandelingen (endodontologie)

  • -

    100% vergoeding alle E-codes behalve E87, E90, E95, E97 en E98

  • d.

    F -orthodontie

  • -.

    100% vergoeding van orthodontische behandelingen tot een maximum van € 2.050,00. Na het bereiken van dit maximum nog recht op 75% vergoeding en 25% eigen bijdrage.

  • e.

    G -kaakgewrichtsbehandelingen (gnathologie)

  • -

    100% vergoeding van : G69 inclusief techniekkosten, maximaal € 210,00:

1 x per kalenderjaar.

  • f.

    H -chirurgische ingrepen

  • -

    100% vergoeding alle H-codes behalve H90

  • g.

    M -preventieve mondzorg

  • -

    100% vergoeding alle M-codes behalve M10 en M20. Meerdere gebitsreinigingen per kalenderjaar mogelijk

  • h.

    P - kunstgebitten (prothetische hulp)

  • -

    100% vergoeding van alle P-codes behalve P31, P32, P34 en P35 (vergoeding volgens polisvoorwaarden)

Geen vergoeding: P29, P33

  • i.

    V -vullingen

  • -

    100% vergoeding van alle V-codes behalve V30 en V35

  • j.

    X -maken en beoordelen foto’s (röntgendiagnostiek)

  • -

    100% vergoeding: X10, X21 met een maximum van 3 stuks per

kalenderjaar (ongeacht welke foto)

  • k.

    Tandheelkunde vanaf 18 jaar: Extra dekking na ongeval

  • -

    100% max. € 1500,- per gebeurtenis, moet vooraf worden aangevraagd bij adviserend tandarts DSW.

 

  • 2.

    Hulpmiddelen

a. Gezichtshulpmiddelen:

  • -

    Brilmontuur: 100%; maximaal € 46 (1 x per 3 jaar)

  • -

    Brillenglazen: 100%; maximaal €114 per stuk (1 x per 3 jaar)

  • -

    Contactlenzen:100%; maximaal €114 per stuk (1 x per 3 jaar)

  • b.

    De kosten van batterijen voor hoorapparaten:

  • -

    Maximaal € 50 per jaar.

  • c.

    Hoortoestellen:

  • -

    100% tot € 360 per 5 kalenderjaren.

  • d.

    Steunzolen:

  • -

    100%

  • e.

    Orthopedisch schoeisel:

  • -

    100% vergoeding eigen bijdrage tot max €70,- per jaar

 

  • 3.

    Geneesmiddelen

a. Geneesmiddelen binnen GVS:

  • -

    100% voor Concerta tot een maximum van € 700 per jaar, mits 1e voorschrift door specialist/kinderarts. Vervolgvoorschrift mag door huisarts.

  • -

    100% vergoeding eigen bijdrage overige geneesmiddelen tot een maximum van € 250 per jaar

   

b. Geneesmiddelen buiten GVS:

In aanvulling op de geneesmiddelen die vanuit de zorgverzekeringswet op recept worden vergoed, worden eveneens alleen op recept tot een maximum van € 250 per jaar vanuit de CAV vergoed :

  • -

    geneesmiddelen op recept die in bepaalde situaties zelf betaald

  • moeten worden:

    • 1.

      maagzuurremmers voor kort gebruik,

    • 2.

      kalmerende middelen (benzodiazepines),

    • 3.

      antidepressiva

    • 4.

      slijmoplosser (Fluimucil)

  • -

    zelfzorggeneesmiddelen op recept voor kortdurend gebruik:

  • 1.

    laxeermiddelen,

  • 2.

    middelen bij allergie en diarree

  • 3.

    middelen die de ogen beschermen tegen uitdroging.

4. Therapie en cursussen

a. Huidtherapie:

  • -

    Acnétherapie: 100%, max. € 150,- per jaar.

  • -

    Camouflagetherapie: 100%, max. € 150,- per jaar. (incl. camouflagemiddelen)

  • -

    Elektrische / laserepilatie: 100%, max. € 470,- bij overmatige haargroei bij een vrouw in het gelaat (eenmalig)

  • b.

    Podotherapie:

  • -

    100%, max. 10 behandelingen per jaar, max. € 25,- per behandeldag

  • c.

    (Overgangs)consult voor vrouwen:

  • -

    100%, max. € 150,- per jaar

  • d.

    Psychosociale oncologie (w.o. Herstel en Balans):

  • -

    100%, max. € 500,- (eenmalig)

e. Cursussen en lidmaatschap:

  • -

    cursus valpreventie, eenmalig tot maximaal € 250,- per jaar

  • -

    lidmaatschap patiëntenvereniging, moet zijn aangesloten bij de NPCF, 100% vergoeding maximaal € 70 per jaar.

 

  • 5.

    Overige vergoedingen

a. Kraamzorg:

  • -

    100% van de eigen bijdrage thuis

  • b.

    WMO:

  • -

    100% vergoeding eigen bijdrage WMO tot max. € 375,- p. jr.

  • c.

    Ziekenvervoer:

  • -

    100% vergoeding van de eigen bijdrage (zittend ziekenvervoer)

  • d.

    Pedicure:

  • 1.

    Vergoeding 100% tot € 250 per jaar

  • 2.

    Verwijzing door huisarts of specialist

  • 3.

    Uitsluitend voor deelnemers met diabetes of een vergelijkbare (neurologische) aandoening

  • 4.

    Verricht door een podotherapeut of een lid van de Landelijke Organisatie voor de Voetverzorger / Pedicure (ProVoet)

  • e.

    De extra kosten van een medisch noodzakelijk dieet (geen consulten):

Per dieet wordt een normbedrag (op basis van de normen van het Voedingscentrum) vergoed als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • -

    De behandelend diëtist moet zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Diëtisten of bij de Diëtisten Coöperatie Nederland, of voldoen aan de kwaliteitseisen van deze verenigingen.

  • -

    De deelnemer moet zijn doorverwezen door de huisarts of medisch specialist.

  • -

    Uitsluitend na toestemming DSW

  • f.

    Alarmering op sociale indicatie:

  • -

    100% vergoeding apparatuur en huur (na toestemming)

  • g.

    Herstel-, kuur- en vakantieoorden:

  • -

    Astmatische kinderen jonger dan 21 jaar: 100%, max. € 200,- per jaar

  • h.

    Reiskosten:

  • -

    Vergoeding voor bezoek aan gezinsleden die ook bij DSW verzekerd zijn. 100%, max. € 0,18 p. km.; opnameduur: langer dan 14 dagen; vanaf 30e km (via kortste route)

  • i.

    Hospice:

  • i.

    Vergoeding voor de kosten van het verblijf in hospice Delft en Naaldwijk, maximaal € 50,- per dag.

  • 6.

    Compensatie Eigen Risico

    Jaarlijkse vergoeding van €100- indien het Eigen Risico volledig is opgemaakt

     

    Voor belanghebbenden die voor kosten die opgenomen zijn in de CAV een aanvraag bijzondere bijstand indienen en aan wie de CAV is toegekend, is de CAV een passende en toereikende voorliggende voorziening (artikel 15, eerste lid Participatiewet).

     

    2.2 Alternatieve geneeswijzen en therapieën (inclusief Homeopathie/antroposofische middelen)

    Alternatieve geneeswijzen en therapieën evenals homeopathie en antroposofische middelen zijn niet opgenomen in het basispakket van de zorgverzekeraar. Soms wordt een deel van de kosten voor alternatieve geneeswijzen inclusief homeopathie vanuit de aanvullende verzekering vergoed. Indien een deel van de kosten vergoed worden door de zorgverzekeraar, kan voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien de eigen bijdrage hoger is dan € 250,- zal vooraf een GGD-advies opgevraagd worden om de noodzaak van de kosten te laten vaststellen. Indien de verzekering in zijn geheel niet vergoed, kan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    nota alternatieve behandelaar / homeopathische middelen;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.  

    2.3 Borstprothese (mammaprothese)

    Normaal gesproken vergoedt de zorgverzekeraar een borstprothese. Aan deze vergoeding is een maximum vastgesteld. Indien na vergoeding van de zorgverzekeraar nog een eigen bijdrage resteert, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. De kosten dienen medisch noodzakelijk te zijn.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    nota van de borstprothese/mammaprothese;

  • 2.

    kopie brief betreffende de vergoeding door zorgverzekeraar.  

    2.4 Brillen en lenzen

    De kosten van aanschaf of vervanging van een brilmontuur en glazen worden veelal slechts gedeeltelijk vergoed uit de aanvullende verzekering van de ziektekostenverzekeraar. Voor het deel dat de ziektekostenverzekeraar niet vergoed, kan bijzondere bijstand worden verstrekt tot een maximumbedrag.

    Voor een brilmontuur kan in principe één maal per drie kalenderjaren een vergoeding worden verstrekt. Een termijn van drie jaar is redelijk en sluit aan met de met DSW gemaakte afspraken in de Collectieve Aanvullende Verzekering. De praktijk geeft geen aanleiding om af te wijken van deze termijn. In bepaalde situaties, zoals het eerder kapot gaan van het montuur of de glazen of bij een medische noodzaak kan worden afgeweken van deze termijn. De maximale vergoeding voor een brilmontuur staat vermeld op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

    De kosten van standaard brillenglazen kunnen volledig worden vergoed tot het op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland vermelde maximumbedrag per glas. Onder standaard brillenglazen worden ook ontspiegelde kunststof ‘glazen’ verstaan. Voor de kosten van speciale glazen, zoals meekleurende glazen, wordt uitsluitend een vergoeding verleend indien de medische noodzaak hiertoe is aangetoond. Ook voor de glazen geldt één vergoeding per drie kalenderjaren.

    Ten aanzien van contactlenzen kan de vergoeding worden gehanteerd die geldt voor een bril. Dit houdt in dat voor contactlenzen maximaal de maximale vergoeding van een brilmontuur plus standaardglazen voor de betreffende persoon kan worden gehanteerd. De meerkosten komen voor eigen rekening, behalve indien er een medische / sociale noodzaak is tot het dragen van lenzen. In dat geval dient onderzocht te worden wat de goedkoopst adequate lenzen voor belanghebbende zijn.

     

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    de rekening of prijsopgave van de opticien;

  • 2.

    de brief van de zorgverzekering over de vergoeding;

  • 3.

    bij meerkosten om medische redenen: verklaring van de oogarts of opticien betreffende de noodzaak van de meerkosten.  

    2.5 Dieetkosten

    De kosten van een dieet kunnen hoger zijn dan de kosten voor ‘normale’ voeding. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden aangevraagd.

    Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen Wlz en Zvw. Deze kunnen met betrekking tot deze kosten dan ook niet als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt.

    Wil een dieet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan horen dan zal een deskundige de (medische) noodzaak van het dieet moeten kunnen vaststellen. Het college onderzoekt middels een GGD-advies of het dieet noodzakelijk is. In de NIBUD-prijzenlijst staat vermeldt wat de meerkosten van de verschillende diëten zijn. Dit zijn vaste bedragen die per dieet zijn vastgesteld. Indien er een medische indicatie bestaat komen de meerkosten van het dieet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

    Dieetpreparaten (voeding in poeder of vloeibare vorm) vallen doorgaans wel onder de werkingssfeer van de Zvw. Deze wet wordt uitgevoerd door de ziektekostenverzekering. De eventuele eigen bijdrage kan vergoed worden door middel van bijzondere bijstand. Indien de kosten niet worden vergoed uit de zorgverzekering, kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    indien aanwezig: voorschrift arts of diëtist.  

    2.6 Eigen bijdragen voor zorgvoorzieningen Wlz/ WMO

    Met ingang van 1 januari 2015 is de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) vervallen. Sindsdien is de gemeente via de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) grotendeels verantwoordelijk voor ondersteuning thuis (onder andere dagbesteding, begeleiding en beschermd wonen) en voor de jeugdhulp. Verpleging en verzorging thuis valt sinds 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet en wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraar. Tot slot is het Rijk verantwoordelijk voor de zorg aan mensen, die de hele dag intensieve zorg en toezicht nodig hebben. Deze zorg valt onder de nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz). Voor de zorg, geleverd vanuit de WMO en de Wlz is een eigen bijdrage verschuldigd.

     

    Voor het beoordelen of men in aanmerking komt voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage, zijn een aantal overwegingen van belang:

  • 1.

    zijn de kosten daadwerkelijk gemaakt?

  • 2.

    is de geboden zorg noodzakelijk?

  • 3.

    is er sprake van bijzondere individuele omstandigheden?

  • 4.

    kunnen de kosten worden voldaan uit de middelen van de belanghebbende?

    De eerste van deze drie vragen kunnen bevestigend worden beantwoord. Immers, de kosten zijn gemaakt, de indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) maakt duidelijk dat de zorg noodzakelijk is en het feit dat deze kosten zich voordoen is een bijzondere aangelegenheid. Er rest dus feitelijk nog een vraag: kan belanghebbende deze kosten betalen? Om een antwoord te geven op deze vraag moet er onderscheid worden gemaakt tussen de zorg met verblijf en de zorg thuis.

     

    Zorg met verblijf

    Voor wat betreft de zorg met verblijf is vastgesteld dat de belanghebbende ten minste de beschikking moet houden over de norm zak- en kleedgeld. In principe wordt voor de lage eigen bijdrage geen bijzondere bijstand verleend. Als de belanghebbende door de eigen bijdrage een inkomen over zou houden dat lager is dan de norm zak- en kleedgeld hoeft de eigen bijdrage niet betaald te worden. In dergelijke situaties moet de belanghebbende worden terugverwezen naar het Centraal Administratie Kantoor (CAK) voor het aanvragen van een herziening van de eigen bijdrage. Belangrijk bij de overweging is dat de belanghebbende bepaalde kosten niet meer hoeft te maken tijdens het verblijf (zoals eten en drinken, verzorging, bewassing etc.). Wel moet overwogen worden of bijzondere bijstand moet worden verleend voor het eventueel aanhouden van de eigen woning.

    In het geval van de hoge eigen bijdrage, na een verblijf langer dan zes maanden en indien men niet behoort tot de speciale doelgroepen (gehuwden waarvan de partner nog thuis verblijft en de partner een indicatie heeft voor een verblijf van langer dan zes maanden; of men betaalt het levensonderhoud van kinderen waarvoor recht bestaat op kinderbijslag of studiefinanciering) kan wel bijzondere bijstand worden verleend.

    Hier zal individueel, aan de hand van een normvergelijking en rekening houdend met bijzondere kosten, bezien moeten worden welk bedrag aan bijstand moet worden verleend.

     

    Zorg thuis / WMO-voorzieningen

    Voor de eigen bijdrage voor zorg thuis, zoals huishoudelijke hulp, begeleiding op grond van de Wmo en een modulair pakket thuis op grond van de Wlz, kan bijzondere bijstand worden verleend als de belanghebbende niet over voldoende middelen beschikt. Ook voor diverse andere WMO-voorzieningen, zoals een woon- en vervoersvoorziening, is een eigen bijdrage verschuldigd. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdragen. Voor deze eigen bijdragen kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    nota’s eigen bijdrage CAK. 

    2.7 Elastische kousen

    Normaal gesproken worden elastische kousen (steunkousen) vergoed door de zorgverzekering. Niet alles wordt vergoed, er wordt ook een eigen bijdrage gevraagd. Voor deze kosten kan men bijzondere bijstand aanvragen.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening van de elastische kousen;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding.  

    2.8 Elektrische epilatie

    De zorgverzekeraar vergoedt elektrische epilatie bij ongewenste snor- en baardbeharing bij vrouwen. Niet alles wordt vergoed, er resteert na vergoeding doorgaans een eigen bijdrage. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt, mits uit een vooraf aangevraagd GGD-advies de noodzaak van de behandelingen is gebleken.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening van de elektrische epilatie;

  • 2.

    brief van de zorgverzekering over de vergoeding.

2.9 Extra kosten door wassen en slijtage van kleding en beddengoed

Extra kosten van bewassing, bijvoorbeeld door ziekte, handicap of ouderdom, komen in aanmerking voor vergoeding door middel van bijzondere bijstand. De gemeente vraagt hiervoor advies aan bij de GGD. De GGD beoordeelt in dat geval of er redenen zijn om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen en hoeveel meerkosten er gemaakt worden. Bij bevuiling door incontinentie beoordeelt de GGD of het te verwachten is dat de belanghebbende incidenteel, regelmatig dan wel structureel extra moet wassen vanwege de incontinentie. Ook beoordeelt de GGD of de belanghebbende al dan niet in staat is (afdoende) gebruik te maken van incontinentiemateriaal. Al naar gelang de mate waarin meerkosten worden verwacht, wordt een forfaitaire vergoeding verstrekt. De te vergoeden bedragen staan vermeld op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken :

  • -

    geen specifieke bewijsstukken.

2.10 Fysiotherapie en oefentherapie

De zorgverzekeraar vergoedt fysiotherapie en oefentherapie doorgaans maar gedeeltelijk. Zo is er vaak een maximum aantal behandelingen vastgesteld. De behandelingen die daarna volgen, dienen zelf betaald te worden. Voor deze niet vergoedde behandelingen kan bijzondere bijstand worden gevraagd, mits uit een vooraf aangevraagd advies van de GGD de noodzaak van deze aanvullende behandelingen vast staat.

Voor chronisch zieken en gehandicapten is een aparte regeling. Voor personen, ouder dan 18 geldt dat de eerste twintig behandelingen niet onder de basisverzekering vallen. Deze moeten zelf betaald worden of worden vergoed vanuit de aanvullende ziektekostenverzekering. Indien er meer behandelingen nodig zijn en de aandoening voorkomt op de lijst specifieke chronische aandoeningen, dan worden deze extra behandelingen vergoed vanuit de basisverzekering.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • 1.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.

2.11 Hoortoestellen

Het basispakket van de zorgverzekeraar vergoedt enkelzijdige en dubbelzijdige gehoorapparaten tot een vastgesteld maximumbedrag. Soms wordt dit aangevuld door een vergoeding uit de aanvullende verzekering. Voor de kosten die overblijven na vergoeding uit het basispakket en aanvullende verzekering kan een beroep worden gedaan op bijzondere bijstand. Indien de gehoorapparaten duurder zijn dan de maximumvergoeding vanuit de verzekering, zal de noodzaak van deze duurdere toestellen moeten blijken (bijvoorbeeld uit een voorschrift van de audicien). Overige kosten die te maken hebben met enkelzijdige en dubbelzijdige gehoorapparaten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen zijn:

  • 1.

    vervanging oorstukje;

  • 2.

    reparatiekosten;

  • 3.

    onderhoudsverzekering;

  • 4.

    batterijen.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening of prijsopgave van de hoortoestellen;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding.

2.12 Kraampakket (kraamkosten / babyspullen)

Eigen bijdrage kraamzorg

Wanneer iemand op medische indicatie in het ziekenhuis moet bevallen, vergoedt de zorgverzekeraar de kosten van de bevalling. Voor de kraamzorg dient men in sommige gevallen een eigen bijdrage te betalen. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Kraampakket (babyspullen)

Als de baby geboren is, heeft men diverse spullen nodig voor de verzorging van de baby en de moeder. Voor (een deel) van deze kosten kan men na zes maanden zwangerschap bijzondere bijstand aanvragen. Dit ‘kraampakket’ is bedoeld voor zaken zoals luiers, rompertjes en babyzeep. Voor de kosten van een kraampakket zijn vastgestelde bedragen voor het eerste kind en de daaropvolgende kinderen opgenomen in de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    voor de eigen bijdrage kraamzorg: de brief van de zorgverzekering over de vergoeding;

  • -

    voor kraampakket: verklaring van de verloskundige over de uitgerekende datum.

2.13 Orthodontie

Is men aanvullend (tandarts) verzekerd dan ontvangt men doorgaans een gedeeltelijke vergoeding voor behandeling bij de orthodontist. Indien de verzekering een deel van de kosten vergoed, staat de noodzaak van de kosten vast en kan voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien de zorgverzekeraar in zijn geheel geen vergoeding geeft, wordt ook geen bijzondere bijstand verstrekt.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • 1.

    kostenraming / rekening van de orthodontist;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.

     

    2.14 Orthopedisch schoeisel

    Orthopedische schoenen worden gedeeltelijk vergoed door de zorgverzekeraar. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Niet de gehele eigen bijdrage komt in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand, omdat de aanschafkosten voor ‘gewone’ schoenen worden uitgespaard. Is de eigen bijdrage hoger dan de aanschafkosten voor ‘gewone’ schoenen, zoals vermeld op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland, kan voor het meerdere bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Lening of gift:

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    nota orthopedische schoenen;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding.

2.15Ouderbijdrage Jeugdwet

De ouderbijdrage is een bijdrage die ouders moeten betalen als hun kind jeugdhulp krijgt die verblijf buiten het gezin inhoudt (artikel 8.2.1 tot en met 8.2.7 van de Jeugdwet). Bijvoorbeeld als de jeugdige in een jeugdhulpinstelling of bij een pleegouder verblijft. Ook als de jeugdige in verband met gesloten jeugdhulp uit huis is geplaatst in een justitiële jeugdinrichting moet de ouderbijdrage betaald worden (zie artikel 8.2.1, eerste lid Jeugdwet). De ouderbijdrage dekt een deel van de kosten voor verzorging en verblijf van de jeugdige buiten het gezin. Omdat ouders een onderhoudsplicht hebben tegenover hun kind, zijn ze de ouderbijdrage verschuldigd. Zij hoeven namelijk minder kosten te maken omdat hun gezin buiten het gezin verblijft.

De hoogte van de eigen bijdrage wordt bepaald door het CAK op grond van het Besluit Jeugdwet. Het CAK zorgt ook voor de inning. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van de leeftijd van het kind en de duur van het verblijf in de instelling gedurende een etmaal. In 2015 bedragen de maximale ouderbijdragen:

Leeftijd jeugdige

Dag- en nacht plaatsing

Dag plaatsing

0 t/m 5 jaar

€ 73,75

€ 36,87

6 t/m 11 jaar

€ 101,41

€ 50,70

12 t/m 20 jaar

€ 129,06

€ 64,53

Voor jeugdigen die in 2014 al Awbz-zorg en/of psychische hulp ontvingen en voor wie die zorg in 2015 is overgegaan naar de Jeugdwet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht geldt zolang de indicatie en/of verwijzing duurt in 2015 en uiterlijk tot 31 december 2015. Tijdens het overgangsrecht is geen ouderbijdrage verschuldigd voor deze groep.

Samenhang tussen ouderbijdrage en kinderbijslag

Als een kind jeugdhulp krijgt die verblijf buiten het gezin inhoudt, dan is het voor het recht op kinderbijslag van belang dat de ouder kan aantonen dat hij het kind in belangrijke mate onderhoudt (artikel 7, eerste lid onderdeel b Algemene Kinderbijslagwet). Iemand onderhoudt het kind als hij ten minste een bepaald bedrag aan het onderhoud van het kind besteedt. In het Besluit uitvoering kinderbijslag is opgenomen welk bedrag op zijn minst aan het onderhoud van het kind moet zijn besteed, wil sprake zijn van onderhoud. Bij kinderen van 16 of 17 jaar die niet tot het huishouden behoren, bestaat geen recht op kinderbijslag als die kinderen een inkomen hebben boven een bepaald bedrag (artikel 7, vijfde lid Algemene Kinderbijslagwet). In het Besluit uitvoering kinderbijslag is opgenomen welk bedrag een kind mag verdienen zonder dat het recht op kinderbijslag vervalt. De ouderbijdrage maakt deel uit van de onderhoudskosten.

Geen alleenstaande ouder meer

De (alleenstaande) ouder die zijn kind dat jeugdhulp krijgt die verblijf buiten het gezin inhoudt niet in belangrijke mate onderhoudt, krijgt geen kinderbijslag! Het betreffende kind is dan, op grond van artikel 4, eerste lid onderdeel e Participatiewet, geen ten laste komend kind meer. Hierdoor kan deze ouder niet langer meer als alleenstaande ouder worden aangemerkt, maar is hij een alleenstaande. De ouderbijdrage voor een persoon met een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande kan buiten invordering worden gesteld.

Het ministerie van SZW is de mening toegedaan dat bovenstaande redenering ook mogelijk is via artikel 4, eerste lid onderdeel b Participatiewet. Namelijk, het uit huis plaatsen van het kind/de kinderen van de alleenstaande belanghebbende leidt ertoe dat deze niet langer meer de volledige zorg heeft over het kind/de kinderen, zodat de alleenstaande belanghebbende (altijd) moet worden aangemerkt als alleenstaande. Omdat de belanghebbende dan de ouderbijdrage niet meer kan (zal) voldoen en zodoende zijn kind niet meer in belangrijke mate onderhoudt, ontvangt hij geen kinderbijslag meer.

Geen ouderbijdrage verschuldigd

Zowel de Jeugdwet als het Besluit Jeugdwet noemen situaties waarin er geen ouderbijdrage gevraagd kan worden. Het gaat om de volgende situaties (zie artikel 8.2.1, tweede lid Jeugdwet, en artikel 8.1.3 eerste en derde lid Besluit Jeugdwet):

  • -

    de jeugdige wordt met het oog op adoptie niet meer door de ouders verzorgd en opgevoed;

  • -

    het gezag van de ouders over de jeugdige is beëindigd;

  • -

    verblijf en verzorging van de jeugdige in acute noodsituaties (crisisplaatsing: nooduithuisplaatsing van maximaal 6 weken);

  • -

    de ouder of stiefouder moet alimentatie betalen voor de jeugdige;

  • -

    er is bezwaar gemaakt tegen het besluit om de jeugdige voor vrijwillig verblijf bij een jeugdhulpinstelling te plaatsen.

Ouderbijdrage buiten invordering stellen

Het CAK heeft de mogelijkheid om af te zien of af te wijken van inning van de ouderbijdrage (artikel 8.2.3 vijfde lid Jeugdwet). Deze mogelijkheid kan gebruikt worden als inning van de ouderbijdrage het belang van de jeugdige schaadt. Daarnaast moet het CAK in bepaalde situaties de ouderbijdrage 'buiten invordering stellen'. Het CAK gaat de ouderbijdrage dan niet innen. Het gaat om situaties waarin vooraf al duidelijk is dat betaling van de ouderbijdrage (vrijwel) onmogelijk is (Nota van Toelichting Besluit Jeugdwet, p. 123). Deze situaties zijn beschreven in artikel 8.1.4 Besluit Jeugdwet. Het CAK moet van degene die ouderbijdrage moet betalen een verzoek krijgen om de ouderbijdrage buiten invordering te stellen. Het kan gaan om de volgende personen:

  • -

    degene die algemene bijstand ontvangt, norm alleenstaande (zonder kinderen);

  • -

    de asielzoeker die een verstrekking ontvangt;

  • -

    de tbs'er die zak- en kleedgeld ontvangt;

  • -

    degene die een gevangenisstraf uitzit of vrijheidsbenemende maatregel ondergaat.

Voor al deze personen geldt ook dat ze geen ander inkomen mogen hebben. De persoon die het verzoek doet, moet aantonen dat een van de bovenstaande situaties onder op hem of haar van toepassing is. Als dat lukt, dan zal het CAK het bedrag niet innen.

Persoon met algemene bijstand naar de norm voor een alleenstaande

De ouderbijdrage wordt niet geïnd bij de persoon die algemene bijstand krijgt op grond van Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Artikel 8.1.4 Besluit Jeugdwet verwijst per abuis alleen naar de alleenstaandennorm van personen van 18 t/m 20 jaar en de norm voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder bij verblijf in een inrichting (artikel 20, eerste lid Participatiewet en artikel 23, eerste lid onderdeel a Participatiewet). Gelet op de wetsgeschiedenis van het Uitvoeringsbesluit jeugdzorg, de voorloper van het Besluit Jeugdwet, lijkt het aannemelijk dat het om een vergissing gaat en ook bijstandsgerechtigden van 21 jaar en ouder (die bijstand als alleenstaande ontvangen) geen ouderbijdrage hoeven te betalen. Overigens gaat het hier om een alleenstaande ouder die voor de bijstand gezien wordt als alleenstaande omdat zijn of haar kind niet thuis woont.

Ouderbijdrage en bijstandsverlening

Het verband tussen de ouderbijdrage en bijzondere bijstand ziet er per situatie anders uit:

Ouderbijdrage is verschuldigd, ouder ontvangt kinderbijslag

Aanvraag bijzondere bijstand afwijzen op grond van artikel 15, eerste lid Participatiewet kinderbijslag geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening.

Ouderbijdrage is verschuldigd, ouder ontvangt geen kinderbijslag

Belanghebbende ontvangt uitkering norm alleenstaande.

Geen bijzondere bijstand. CAK verzoeken de ouderbijdrage buiten invordering te stellen.

Belanghebbende ontvangt geen uitkering norm alleenstaande, maar andersoortig inkomen.

Aanvraag bijzondere bijstand afwijzen op grond artikel 14, onderdeel a Participatiewet voldoening alimentatieverplichtingen zijn geen noodzakelijke kosten.

Ouderbijdrage is verschuldigd, ouder ontvangt kinderbijslag

Als de ouderbijdrage is verschuldigd en de ouder kinderbijslag ontvangt, dan bestaat er geen recht op bijzondere bijstand omdat beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15, eerste lid Participatiewet). In het kader van de kosten van de ouderbijdrage geldt de Algemene Kinderbijslagwet namelijk als voorliggende voorziening (zie Rb Leeuwarden, 17-03-1999, nr. 97/1019, JABW 9-1999 nr. 81).

 

Ouderbijdrage is verschuldigd, ouder ontvangt geen kinderbijslag

Het kan voorkomen dat een belanghebbende niet daadwerkelijk een beroep kan doen op de Algemene Kinderbijslagwet. In dat geval is het recht op bijzonder bijstand voor de kosten van de ouderbijdrage gelegen in artikel 35, eerste lid Participatiewet. Voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand moet onderscheid worden gemaakt tussen:

  • -

    de situatie waarin sprake is van een belanghebbende die algemene bijstand ontvangt naar de norm voor een alleenstaande; en

  • -

    de situatie waarin belanghebbende geen algemene bijstand ontvangt naar de norm voor een alleenstaande.

Belanghebbende ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande

Het verlenen van bijzondere bijstand voor de kosten van de ouderbijdrage aan een belanghebbende met algemene bijstand naar de norm voor een alleenstaande is in beginsel niet aan de orde. Het CAK moet in bepaalde situaties de ouderbijdrage 'buiten invordering stellen'. De ouderbijdrage wordt in dat geval niet geïnd. Het CAK int de ouderbijdrage niet bij de persoon die algemene bijstand krijgt op grond van Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Het CAK moet van degene die ouderbijdrage moet betalen een verzoek krijgen om de ouderbijdrage buiten invordering te stellen.

Belanghebbende ontvangt geen bijstand naar de norm voor een alleenstaande

Het verlenen van bijzondere bijstand voor de kosten van de ouderbijdrage aan een belanghebbende die geen algemene bijstand ontvangt naar de norm voor een alleenstaande is niet aan de orde. De kosten van de ouderbijdrage zijn in dat geval kosten ter voldoening van alimentatieverplichtingen. Op grond van artikel 14, onderdeel a Participatiewet zijn alimentatieverplichtingen niet-noodzakelijke kosten (zie CRvB 03-02-2004, nr. 01/3689 NABW en CRvB 01-03-2005, nr. 03/1355 NABW). De uitspraken van de CRvB zien op de LBIO-bijdrage, maar worden ook van toepassing geacht op de ouderbijdrage.

2.16 Pedicure

De kosten van de pedicure worden in sommige situaties, zoals bij diabetes, vergoed vanuit de basisverzekering. In overige gevallen, zoals bij reuma of bloedvatproblemen, kan vergoeding veelal plaatsvinden via de aanvullende verzekering. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • 1.

    nota’s van de pedicure;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding.  

    2.17 Plaswekker

    De huurkosten van een plaswekker worden meestal niet volledig vergoed door de zorgverzekeraar. Indien de plaswekker op medisch voorschrift wordt gehuurd en de kosten gedeeltelijk door de zorgverzekeraar worden verstrekt, kan voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening van de huur van de plaswekker;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.  

    2.18 Podotherapie

    Bij een voetafwijking kan een huisarts doorverwijzen naar een podotherapeut. Deze kosten worden veelal niet volledig door de zorgverzekeraar vergoed. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Betaalt de zorgverzekeraar in zijn geheel niet, wordt ook geen bijzondere bijstand verstrekt.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekeningen podotherapie;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.  

    2.19 Pruik

    Door chemotherapie of door andere medische aandoeningen kan een pruik noodzakelijk zijn. De eventueel door de zorgverzekeraar opgelegde eigen bijdrage kan middels bijzondere bijstand worden verstrekt. Wil de zorgverzekeraar geen vergoeding betalen, wordt in principe ook geen bijzondere bijstand verleend.

    Vervanging en reparatie van de pruik komt voor rekening van de basisverzekering. Onderhoudskosten worden niet vergoed en komen ook niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Deze zijn vergelijkbaar met regelmatig kappersbezoek en behoren hiermee tot de algemene kosten van levensonderhoud.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening van de pruik;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.

       

    2.20 Psoriasis

    De kosten van behandelingen van psoriasis worden doorgaans niet volledig vergoed. Verstrekt de ziektekostenverzekering slechts een deel van de kosten, kan voor de resterende eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien de verzekeraar niets vergoed, terwijl de huisarts behandeling wel noodzakelijk vindt, dan kan een medisch advies worden opgevraagd bij de GGD. Indien er na dit advies een medische indicatie is voor de behandelingen, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

     

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekeningen van de behandelingen;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding;

  • 3.

    indien zorgverzekeraar niet vergoed: verklaring GGD over de noodzakelijkheid van de behandelingen.  

    2.21 Psychologische hulp

    Met ingang van 1 januari 2014 zijn de regels en voorwaarden rondom de vergoeding van eerste- en tweedelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ) gewijzigd. Voor psychologische hulp dient men zich te melden bij de huisarts, de bedrijfsarts of de jeugdarts. In eerste instantie ontvangt men hulp van de huisarts zelf of van een Praktijk Ondersteuner Huisarts (POH) met een specialisatie in de geestelijke gezondheidszorg. Er wordt een inschatting gemaakt van de klachten en men wordt via een aantal sessies geholpen. Deze ondersteuning wordt gefinancierd vanuit de basisverzekering en er is geen eigen bijdrage verschuldigd.

     

    Indien POH-GGZ of huisarts niet de gewenste zorg of hoeveelheid zorg kan leveren, kan men doorverwezen worden naar:

  • 1.

    de basis/generalistische GGZ (voorheen eerstelijns GGZ): voor mildere, niet-complexe psychische klachten; of

  • 2.

    de gespecialiseerde GGZ (voorheen tweedelijns GGZ). Deze specialistische zorg is bedoeld voor personen met ernstige psychische problemen of instabiele problematiek.

    Behandelingen binnen de basis GGZ en de specialistische GGZ worden uitsluitend vergoed wanneer er sprake is van een vastgestelde diagnose (stoornis) via de DSM IV en na doorverwijzing via de huisarts of de POH.

     

    Er zijn bepaalde zaken die wellicht een psychisch karakter hebben, maar die niet vergoed worden vanuit de basis-GGZ of de specialistische GGZ. Sommige van deze behandelingen worden wel vergoed vanuit de aanvullende verzekering. Voorbeelden van dergelijke behandelingen zijn:

     

  • 0.

    levensfaseproblemen, stress, burn-out en overspannenheid;

  • 1.

    behandeling van fobieën

  • 2.

    seksuologische zorg (er gelden bepaalde uitzonderingen die wel via de GGZ worden vergoed);

  • 3.

    behandeling van de volgende stoornissen: aanpassingstoornis, slaapstoornis en een coördinatie ontwikkelingsstoornis;

  • 4.

    dyslexie of dyscalculie (behalve ernstige vormen). Informeer de zorgverzekeraar bij twijfel;

  • 5.

    schoolpsychologie;

  • 6.

    preventieve zorg;

  • 7.

    pedagogische hulp en hulp bij de opvoeding;

  • 8.

    hulp bij relatieproblemen;

  • 9.

    psychosociale hulp (bepaalde sociaal-maatschappelijke interventies);

  • 10.

    zelfhulp;

  • 11.

    misbruik van geneesmiddelen;

  • 12.

    studieproblemen; en

  • 13.

    religieuze problemen.

 

Indien de zorgverzekeraar een dergelijke behandeling slechts gedeeltelijk vergoed, kan voor het resterende bedrag bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • 1.

    nota’s van de psycholoog;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding; 

    2.22 Ringleiding

    Een ringleiding (voor doven en slechthorenden) wordt door de zorgverzekeraar vergoed tot een vastgesteld maximum bedrag. Er resteert na vergoeding een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage kan door middel van bijzondere bijstand worden vergoed.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening aankoop ringleiding;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding.

     

    2.23 Steunzolen

    De aanvullende verzekering vergoedt doorgaans slecht eens deel van de kosten van steunzolen. Voor de resterende eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien de ziektekostenverzekering niets vergoed, kan ook geen bijzondere bijstand worden toegekend.

    Lening of gift?

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • 1.

    rekening van de steunzolen;

  • 2.

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.

2.24 Stichting Alternatieve Relatietherapie.

De Stichting Alternatieve Relatiebemiddeling is een niet-commerciële stichting die seksuele dienstverlening biedt aan personen met een lichamelijke en/of psychosociale handicap. De kosten van deze dienstverlening wordt niet vergoed door de zorgverzekeraar. Indien de verzekeraar niets vergoedt, terwijl de huisarts en/of andere behandelaar behandeling wel noodzakelijk vindt, dan wordt een medisch advies opgevraagd bij de GGD. De GGD beoordeelt als onafhankelijke keuringsinstantie of de behandelingen noodzakelijk zijn en in welke frequentie. Indien de noodzaak vaststaat, kunnen de kosten van maximaal 1 bezoek van 1,5 uur per maand, alsmede de kosten van de eenmalige intake, vergoed worden vanuit de bijzondere bijstand. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de tarieven van de SAR. Voor 2015 bedragen deze kosten € 30,- voor de intake en € 95,- voor een behandeling van 1,5 uur, exclusief reiskosten.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    rekeningen van de behandelingen.

2.25 Tandartskosten (inclusief paradontoloog)

Tandheelkundige zorg voor kinderen tot 18 jaar wordt deels vergoed vanuit de basisverzekering. Tandheelkundige zorg voor personen, ouder dan 18 jaar wordt doorgaans (deels) vergoed vanuit de aanvullende ziektekostenverzekering. Verwacht wordt dat men in ieder geval aanvullend verzekerd is voor tandartskosten. Als na vergoeding vanuit de aanvullende verzekering nog een eigen bijdrage resteert, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Wanneer men niet verzekerd is tegen tandartskosten en dus geen vergoeding ontvangt van de ziektekostenverzekeraar, is het in principe niet mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Indien de belanghebbende niet verzekerd is en de behandeling noodzakelijk en niet uit te stellen is (noodgevallen) kan aan belanghebbende bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een lening.

De tandartsingreep dient medisch noodzakelijk te zijn en er wordt uitgegaan van het principe ‘goedkoopst adequaat’. Indien het een eenvoudige behandeling is (trekken kies, controle, vullen van gaatjes, wortelkanaalbehandelingen en volledige protheses) is het opvragen van een medisch advies niet noodzakelijk. Indien het dure ingrepen betreft zoals kronen plaatsen, orthodontie voor volwassenen, dure paradontologische behandelingen is het wel noodzakelijk vooraf advies op te vragen bij de GGD.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt in principe verstrekt als gift. Alleen indien de belanghebbende niet verzekerd is en er sprake is van een niet uit te stellen noodzakelijke behandeling (noodgeval) wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening.

Bewijsstukken:

  • 1.

    pro-formanota van de tandarts of paradontoloog;

  • 2.

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding;

  • 3.

    medisch advies (bij sommige dure ingrepen).  

    2.26 Ziekenvervoer per taxi

    Vanuit de zorgverzekeringswet wordt, in specifieke gevallen een vergoeding verstrekt voor het ziekenvervoer per taxi (artikel 2.14 Besluit zorgverzekering) Men komt in aanmerking voor vergoeding indien:

  • -

    men nierdialyses moet ondergaan; of

  • -

    men oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie moet ondergaan; of

  • -

    de verzekerde zich uitsluitend met een rolstoel kan verplaatsen; of

  • -

    het gezichtsvermogen zo beperkt is dat hij zich niet zonder begeleiding kan verplaatsen.

    De vergoeding vanuit de Zvw of Wlz omvat ook vervoer in andere gevallen, indien de verzekerde in verband met de behandeling van een langdurige ziekte of aandoening langdurig is aangewezen op vervoer en het niet verstrekken of vergoeden van dat vervoer voor de verzekerde zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

    In gevallen waarin ziekenvervoer per auto of per openbaar vervoer niet mogelijk is, kan de zorgverzekeraar toestaan dat het ziekenvervoer plaatsvindt met een ander door de zorgverzekeraar aan te geven vervoermiddel (artikel 2.15 Besluit zorgverzekering).

    Het ziekenvervoer omvat tevens vervoer van een begeleider, indien begeleiding noodzakelijk is, of indien het betreft begeleiding van kinderen beneden zestien jaar. In bijzondere gevallen kan de zorgverzekeraar vervoer van twee begeleiders toestaan.

    Het ziekenvervoer per auto evenals de vergoeding voor vervoer in de laagste klasse van het openbaar vervoer omvat ook het vervoer van een medisch noodzakelijke begeleider. De behandelend arts dient hiertoe een verklaring af te geven, tenzij het gaat om begeleiding van kinderen jonger dan 16 jaar. Kinderen tot 16 jaar mogen altijd een begeleider meenemen.

    In sommige gevallen dient men een eigen bijdrage te betalen. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Lening of gift

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

    Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van het taxivervoer;

  • -

    brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding.

Thema III zorg

Mensen met een laag inkomen behoren tot de kwetsbare groepen in onze maatschappij. Dikwijls hebben zij extra zorg nodig. Naast de kosten voor wonen en gezondheid zijn er nog andere, soms onverwachte maar noodzakelijke kosten die te maken hebben met deelname aan de maatschappij. Vanwege de geringe draagkracht moet gewaakt worden dat juist deze groepen gebruik kunnen maken van de voor hen noodzakelijke hulp. Hiervoor kunnen vanuit de bijzondere bijstand diverse kosten vergoed worden.

3.1 Alarmeringsapparatuur

Als er sprake is van een medische indicatie, dan vergoedt de zorgverzekeraar de alarmeringsapparatuur. Is die medische indicatie er niet en heeft de zorgverzekeraar de aanvraag afgewezen, maar is er bijvoorbeeld wel een sociale reden kan bijzondere bijstand worden aangevraagd. Het is dan wel van belang dat er een dringende noodzaak voor de alarmeringsapparatuur aanwezig is, welke door eigen onderzoek moet worden vastgesteld.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een gift.

Bewijsstukken:

  • -

    de rekening van de aanschaf- en aansluitkosten van de alarmeringsapparatuur;

  • -

    de brief van de zorgverzekeraar over de vergoeding (afwijzing);

  • -

    als de zorgverzekeraar niet vergoedt: noodzakelijkheidsverklaring van een specialist.

3.2 Legeskosten gehandicaptenparkeerkaart

Sinds 1 januari 2013 zijn de legeskosten voor het aanvragen van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) flink verhoogd. De kosten voor het aanvragen van een gehandicaptenparkeerkaart bedraagt in 2015:

Verkrijgen gehandicaptenparkeerkaart, geen informatie bekend

€ 101,25

Verkrijgen gehandicaptenparkeerkaart, waarbij uit een eerder medisch advies van de GGD ten behoeven van een GPK blijkt dat herindicatie niet noodzakelijk is.

€ 67,55

Tarief keuring GGD

€ 97,20

Tarief niet verschijnen GGD zonder bericht van verhindering

€ 45,60

Verkrijgen duplicaat bij vermissing of diefstal

€ 46,00

Wanneer het voor het voor het beoordelen van de aanvraag GPK noodzakelijk is advies op te vragen bij de GGD wordt hiervoor € 97,20 extra in rekening gebracht. Dit gebeurt uitsluitend in die gevallen dat bij het team WMO onvoldoende (medische) informatie bekend is om het besluit op te baseren. De legeskosten en de kosten van het eventuele medisch advies moeten betaald worden, ongeacht of de aanvraag wordt toegekend. Kosten die voortvloeien uit ziekte of handicap zijn vaak als bijzonder aan te merken. Daarnaast moeten de kosten voor de gehandicaptenparkeerkaart in het individuele geval noodzakelijk zijn, iemand moet bijvoorbeeld afhankelijk zijn van vervoer per auto. Voor de legeskosten kan in voorkomende gevallen bijzondere bijstand worden verstrekt. Voor de legeskosten voor het niet verschijnen bij de GGD zonder bericht van verhindering, kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een gift.

Bewijsstukken:

  • -

    de nota van de legeskosten.

3.3 Maaltijdvoorziening

De maaltijdvoorziening is een voorziening voor ouderen en gehandicapten die (tijdelijk) niet meer in staat zijn de eigen maaltijd te bereiden. Voor de meerkosten van een warme maaltijd kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit zijn de kosten voor zover zij de algemene kosten van een maaltijd te boven gaan. Op de vergoeding voor de maaltijdvoorziening worden de algemene kosten van een warme maaltijd in mindering gebracht. De bedragen voor de algemene kosten van een warme maaltijd staan vermeld in de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van de maaltijdvoorziening.

Thema IV Bewindvoering, mentor, curatele, budgetbeheer en rechtsbijstand

In een aantal situaties komt het voor dat een belanghebbende in of buiten rechte aangewezen is op een persoon die hem vertegenwoordigt of bijstaat. Als deze vertegenwoordiging of juridische bijstand als noodzakelijke kosten van het bestaan zijn aan te merken, kunnen de kosten daarvan in sommige gevallen vergoed worden voor vergoeding door middel van bijzondere bijstand.

4.1 Kosten beschermingsbewind, curatele en mentorschap

Beschermingsbewind

Bewindvoering wordt uitgesproken door de kantonrechter, als een meerderjarige door zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is zijn vermogen te beheren. In beginsel wordt een familielid aangewezen als bewindvoerder. Als dat niet kan, dan kan de rechter een professionele bewindvoerder aanwijzen. Professionele bewindvoerders hebben tenminste drie personen onder hun hoede en dienen te voldoen aan de kwaliteitseisen, zoals deze gesteld zijn in het ‘Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren’.

Bewindvoering heeft uitsluitend betrekking op materiële zaken (inkomen en vermogen). De bewindvoerder heeft aanspraak op een beloning, overeenkomstig de ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’. Als de bewindvoerder verzoekt om een beloning, dan stelt de kantonrechter die hem benoemt zijn beloning vast overeenkomstig deze regeling. Enkel indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan de kantonrechter deze beloning anders vaststellen.

Verder zijn er nog enkele bijzondere bepalingen. Zo dient door de bewindvoerder een intake te worden gehouden en een eindrekening te worden opgesteld. In geval van een echtpaar waarvan beide echtelieden onder bewind worden gesteld gelden afwijkende tarieven bijzondere bepalingen met betrekking tot de beloning. Ook wordt bij de hoogte van de jaarbeloning onderscheid gemaakt tussen familiebewindvoerders en professionele bewindvoerders. In onderstaand overzicht staan de tarieven zoals deze gelden in 2015:

Wat

Aantal personen

Kosten per jaar ex. BTW

Standaardbewind

1 persoon

€ 1.105,-

Schuldenbewind

1 persoon

€ 1.430,-

Standaardbewind

2 personen

€ 1.326,-

Combi standaard/schulden*

2 personen

€ 1.521,-

Schuldenbewind

2 personen

€ 1.716,-

Aanvangskosten

1 persoon

Vooraf budgetbeheer: € 390,-

Vooraf geen budgetbeheer: € 520,-

Aanvangskosten

2 personen

Vooraf budgetbeheer: € 468,-

Vooraf geen budgetbeheer: € 624,-

Eindrekening

1 persoon

€ 195,-

Eindrekening

2 personen

€ 234,-

Als de kantonrechter beschermingsbewind heeft ingesteld en de kosten daarvan heeft vastgesteld, dan staat de noodzaak van de kosten vast. De kosten van bewindvoering kunnen daarmee vergoed worden uit de bijzondere bijstand.

Curatele

Ook het onder curatele plaatsen wordt uitgesproken door de kantonrechter. In het geval van curatele worden zowel de materiële zaken als de niet-materiële zaken behartigd door een ander. Ook hieraan zijn kosten verbonden, die door de rechter worden vastgesteld volgens de ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’. Met de benoeming door de kantonrechter is de noodzaak van de kosten voldoende aangetoond. De kosten kunnen naar draagkracht worden vergoed uit de bijzondere bijstand.

Mentorschap

Mentorschap beoogt het behartigen van de belangen van iemand die daar om lichamelijke en geestelijke redenen niet toe in staat is. Bewindvoering heeft betrekking op materiële zaken, mentorschap heeft betrekking op niet-materiële zaken.

Ook dit wordt uitgesproken door de kantonrechter. In beginsel wordt het mentorschap neergelegd bij een familielid of bij een vrijwilliger. Toch kunnen zich situaties voordoen waarin het mentorschap wordt neergelegd bij een professional. De ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’ voorziet ook in een forfaitaire vergoeding voor mentoren. Voor de kosten van mentorschap kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Overgangsrecht aanbevelingen LOVCK

De ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’ geldt sinds 1 januari 2015 en is van toepassing op alle nieuwe en lopende zaken. Op werkzaamheden die voor 1 januari 2015 zijn verricht en waarvoor op of na 1 januari 2015 om een beloning wordt verzocht, dienen de aanbevelingen bewindvoering, curatele en mentorschap van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) te worden toegepast.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    rekeningen bewindvoerder;

  • -

    uitspraak rechtbank betreffende het beschermingsbewind en/of mentorschap.

4.2 Bewindvoeringskosten onder de WSNP

In het geval dat een belanghebbende na een besluit van de rechtbank wordt toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) wordt door de rechter een bewindvoerder aangewezen. De bewindvoerder ontvangt een subsidie op grond van het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering èn een salaris op basis van het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering. 

Dit salaris wordt met voorrang betaald uit de onder bewind gestelde goederen (de boedel). Het is mogelijk dat de rechtbank een hoger salaris vaststelt, en/of dat de boedel ontoereikend is. In dergelijke situaties kan de bewindvoerder subsidie aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Voor de kosten van WSNP-bewind wordt dus geen bijzondere bijstand verleend. 

4.3 Budgetbegeleiding en budgetbeheer

Sommige personen zijn vanwege hun psychische en/of sociale problematiek niet in staat zelfstandig hun financiën te organiseren en te beheren en maken hiervoor gebruik van budgetbegeleiding en budgetbeheer. In de regio zijn verschillende organisaties actief, zoals Stichting Onder Een Dak (STOED) en het CAV. Voor de budgetbegeleiding worden kosten in rekening gebracht, bijvoorbeeld voor de intake en de begeleiding. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Wel dient, voorafgaand aan het verstrekken van de bijzondere bijstand, de noodzaak van de kosten vastgesteld te worden. De noodzaak kan bijvoorbeeld worden bepaald met een schriftelijke verklaring van een instantie / organisatie die de belanghebbende heeft verwezen naar de budgetbegeleiding. Ook zal altijd onderzocht moeten worden of er een goedkopere en adequate oplossing voor handen is, zoals het doorbetalen van vaste lasten vanuit een lopende uitkering Participatiewet.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s budgetbeheer.

  • -

    doorverwijzing / verklaring hulpverlenende instantie over de noodzaak van het budgetbeheer.

4.4 Rechtsbijstand

De Wet op de rechtsbijstand is een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die de volgende voorzieningen kent voor personen met een laag inkomen:

  • -

    rechtsbijstand tijdens een spreekuur. Voor de doelgroep is dit kosteloos.

  • -

    verdergaande rechtsbijstand als vervolg op een spreekuur. Hiervoor geldt een eigen bijdrage.

  • -

    verdergaande rechtsbijstand op basis van een toevoeging. Hiervoor geldt een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van de gezinssituatie en het inkomen van de belanghebbende.

Toevoeging

Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In het geval van een toevoeging worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de (toegevoegde) advocaat vergoed op grond van de Wet op de rechtsbijstand. De eigen bijdrage en de kosten van het griffiegeld komen mogelijk in aanmerking voor bijstandsverlening. Indien op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, staat in principe de noodzaak van de kosten vast.

Verlaging eigen bijdrage rechtsbijstand

Wanneer aan een belanghebbende een toevoeging is verleend, is van belang of belanghebbende aanspraak maakt op verlaging van de eigen bijdrage. De eigen bijdrage wordt verlaagd met € 53,00 wanneer een belanghebbende eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen. De dichtstbijzijnde vestigingen van het Juridisch Loket in deze regio zijn in Den Haag en in Rotterdam. In beginsel is hiervoor vereist dat het Juridisch Loket belanghebbende in persoon rechtshulp heeft verleend en dit heeft geleid tot een diagnosedocument. Bij een strafzaak, een asielzaak of een bestuurlijke zaak krijgt men de korting op de eigen bijdrage automatisch. Het is dan niet noodzakelijk zich eerst tot het Juridisch Loket te wenden. In geval van een civiele of bestuursrechtelijke zaak in hoger beroep, dan geldt de korting eveneens en hoeft men niet eerst naar het Juridisch Loket. Wanneer een belanghebbende niet eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage, dan kan de bijzondere bijstand worden afgestemd met € 53,00 wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Het kan belanghebbende immers worden verweten dat hij een hogere eigen bijdrage moet betalen. In voorkomende gevallen kan het college overwegen de resterende € 53,00 te verstrekken in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48, tweede lid onderdeel b Participatiewet.

Geen bijzondere bijstand

Als een belanghebbende geen toevoeging heeft, zal het college zelf de noodzakelijkheid van de kosten moeten beoordelen. De kosten van rechtsbijstand zijn niet noodzakelijk als belanghebbende ook gebruik had kunnen maken van gratis advies van een Bureau Rechtshulp. Ook als een belanghebbende een advocaat heeft ingeschakeld voor procedures waarvoor dat niet nodig is, zoals het indienen van een aanvraag om toepassing van een schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen, geldt dat de kosten niet noodzakelijk worden geacht.

Ingeval de Raad voor de rechtsbijstand de procedure niet noodzakelijk acht, is er ook geen reden voor bijstandsverlening voor de proceskosten. Het gaat immers niet aan om bijstand te verlenen voor kosten welke in de voorliggende voorziening nadrukkelijk als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Hetzelfde geldt voor situatie waarin de Raad voor de rechtsbijstand geen toevoeging verleent omdat belanghebbende zelf over voldoende draagkracht beschikt.

Lening of gift?

De bijstand wordt in principe verstrekt als gift, behalve als door onvoldoende getoond besef van verantwoordelijkheid hogere kosten worden gemaakt, bijvoorbeeld als de belanghebbende zich verwijtbaar niet eerst gewend geeft tot het Juridisch Loket. In dat geval kan de bijstand (gedeeltelijk) verstrekt worden in de vorm van een lening.

Bewijsstukken:

  • -

    brief van de Raad van de Rechtsbijstand betreffende de toevoeging.

  • -

    nota’s van de eigen bijdragen.

Thema V Zelfstandigen

De kosten die een zelfstandige moet maken voor verzekeringen tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn noodzakelijk en dienen daarom voor vergoeding in aanmerking te komen. Daarnaast bestaat er voor zelfstandigen die tijdelijk een beroep doen op Bbz de mogelijkheid een woonkostentoeslag te ontvangen.

5.1 Kosten boekhouder in geval van schuldregeling

Wanneer een (ex-)zelfstandige zich meldt voor schuldhulpverlening, is het van belang dat de boekhouding van de onderneming op orde is. Zonder boekhouding is het starten van een schuldhulpverleningstraject niet mogelijk. Geregeld is er sprake van een betaalachterstand bij de boekhouder en werkt deze niet meer mee om de boekhouding op orde te brengen, zonder de garantie dat hij voor het werk betaald wordt. In principe horen de kosten van de boekhouder tot de algemene kosten die een ondernemer moet maken en moeten deze uit het reguliere inkomen worden voldaan. Echter, wanneer dit om een of andere reden niet is gedaan en hierdoor schuldhulpverlening niet mogelijk is, komt iemand in een vicieuze cirkel terecht die moeilijk te doorbreken is. Schulden belemmeren de participatie en leiden er vaak toe dat iemand zich steeds meer terugtrekt achter de voordeur. Een onoplosbare schuldensituatie maakt het toekomstperspectief voor de belanghebbende uitzichtloos.

Om deze vicieuze cirkel te voorkomen en/of te doorbreken, zijn deze kosten noodzakelijk.

In voorkomende gevallen kan voor de kosten van de boekhouder bijzondere bijstand worden verstrekt. Hieraan worden de volgende voorwaarden verbonden:

  • -

    De schuldhulpverlening is toegekend.

  • -

    Het op orde brengen van de boekhouding is noodzakelijk om een minnelijke schuldregeling te kunnen starten.

  • -

    De boekhouding wordt in principe met hoogstens drie jaar terugwerkende kracht op orde gebracht.

  • -

    De nota(’s) van de boekhouder worden direct door sociale zaken aan de boekhouder betaalbaar gesteld.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. De achterliggende gedachte hierachter is dat iedere ondernemer verplicht is een deugdelijke administratie te voeren. Wanneer dit niet gebeurd is, is dit verwijtbaar. De lening wordt meegenomen in de op te starten schuldregeling.

Bewijsstukken:

  • -

    toekenningsbeschikking schuldhulpverlening;

  • -

    nota(‘s) van de boekhouder.

5.2 Vergoeding arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De kosten die een zelfstandige moet maken voor een al afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn noodzakelijk en komen in voorkomende gevallen voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand in aanmerking. De ervaring heeft geleerd, dat er in sommige gevallen sprake is van extreem hoge premies tot wel € 900,00 per maand.

Uit oogpunt van ‘noodzakelijkheid’ in het kader van de bijstandsverlening Bbz 2004 wordt daarom gedacht aan een limitering van de vergoeding. Goed uitgangspunt is een verzekerd bedrag tot een netto bedrag per maand ter hoogte van de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsniveau: de toepasselijke bijstandsnorm, verhoogd met de inkomensafhankelijke bijdrage ziektekosten plus een eventuele woonkostentoeslag.

Het gaat hier om een globale indicatie, in de praktijk zijn verschillen mogelijk. Echter, de kosten van een zeer hoge premie kunnen niet als bijzondere noodzakelijke kosten aangemerkt worden. Limitering is dan aan de orde. De limitering bedraagt € 400,00 per maand.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als lening, al dan niet na een jaar om te zetten in bijstand ‘om niet’.

Bewijsstukken:

  • -

    polisblad arbeidsongeschiktheidsverzekering en recente betaalbewijzen.

5.3 Woonkostentoeslag zelfstandigen

Voor zover een zelfstandige aangewezen is op een Bbz-uitkering levensonderhoud kan bij de vaststelling van de uitkering rekening gehouden worden met een woonkostentoeslag. Dit geldt eveneens bij de vaststelling in het kader van artikel 21 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (omzetting in bedrag om niet bij geldlening en borgtocht kredietverlening).

Bij het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag is bij een huurwoning de rekenhuur in het kader van de berekening van de huurtoeslag bepalend voor de vaststelling van de woonkostentoeslag. De huurtoeslag is een voorliggende voorziening. In principe zal voor huurders de woonkostentoeslag uitsluitend voorkomen indien de huur hoger is dan de normhuur.

Bij het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag voor zelfstandigen met een eigen huis is het uitgangspunt de rentelasten die zijn vermeld op het aangiftebiljet IB, verminderd met het huurwaardeforfait respectievelijk het Bbz netteringspercentage. Daarna gelden de regels zoals vermeld in paragraaf 1.6 van deze beleidsregels.

Verhuisverplichting

Een Bbz-uitkering levensonderhoud is over het algemeen tijdelijk en wordt alleen maar toegekend indien er sprake is van een levensvatbaar bedrijf. Vanwege deze tijdelijkheid wordt in principe ook geen verhuisverplichting opgelegd. De verwachting is namelijk dat klanten na de Bbz-uitkering weer volledig in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Daarnaast komt het geregeld voor dat de woning een bedrijfswoning is, zoals een boerderij of een tuinderswoning.

Bij toekenning van een Bbz-uitkering is nog onbekend hoe hoog het inkomen van de zelfstandige zal zijn. De uitkering wordt in principe in de vorm van een (renteloze) lening verstrekt en het jaar na verstrekking definitief vastgesteld. Dit geldt ook voor het recht op een toeslag voor hoge woonkosten. De hoogte van de bijstand is gebaseerd op artikel 1 sub g Bbz dat voorschrijft dat de jaarnorm wordt verhoogd met de verleende bijzondere bijstand. Het ligt dan niet voor de hand om een verhuisverplichting op te leggen als nog niet duidelijk is of er bijstand ‘om niet’ wordt verstrekt.

Bij de Bbz-uitkering levensonderhoud tijdens bedrijfsbeëindiging kan wel worden overwogen een verhuisverplichting op te leggen.

Indien geen woonkosten zijn vermeld op het aangiftebiljet IB, dan wordt in beginsel geen woonkostentoeslag toegekend. De belanghebbende dient een herkansing te krijgen indien toch wordt gekozen voor het opnemen van woonkosten in de privépost. Indien de boekhouder dan de woonrentelasten uit de verlies- en winstrekening haalt, dan dient de nettowinst (of verlies) met een gelijk bedrag te worden gecorrigeerd (winst wordt dan hoger).

Thema VIToeslagen

6.1 Compensatie alleenstaande ouders zonder ALO-kop

Vanaf 1 januari 2015 ontvangen alleenstaande ouders een uitkering, gelijk aan die van een alleenstaande. Daarnaast kan een alleenstaande ouder in aanmerking komen voor een hoger kindgebonden budget via de Belastingdienst. De alleenstaande ouder ontvangt bij dit kindgebonden budget de zogenaamd ‘Alleenstaande Ouderkop’ (ALO-kop).

De Belastingdienst gebruikt echter een andere definitie van het begrip ‘partner’ dan het partnerbegrip in de Participatiewet. Het is daarom mogelijk dat iemand in het kader van de Participatiewet een alleenstaande ouder is, maar voor de Belastingdienst niet. Dit is onder andere het geval bij:

  • -

    scheiding van tafel en bed;

  • -

    een partner die in detentie verblijft;

  • -

    een partner die in een (verpleeg)instelling verblijft; of

  • -

    een partner die in het buitenland verblijft.

In deze situaties is er sprake van een ‘toeslagpartner’ en komt men niet in aanmerking voor de ALO-kop van de Belastingdienst. Dit geldt ook voor de alleenstaande ouder die naast een minderjarig, inwonend kind ook nog een kind heeft inwonen dat ouder is dan 27 jaar. De Belastingdienst beschouwt dat kind ook als ‘toeslagpartner’ voor onder andere het kindgebonden budget. Ook in deze situaties wordt geen ALO-kop verstrekt.

Overgangsrecht

Voor alleenstaande ouders die op 31 december 2014 een bijstandsuitkering ontvingen, geldt overgangsrecht. Zij ontvangen nog tot 1 januari 2016 een aanvulling van 20% op hun bijstandsuitkering. Daarna vervalt deze aanvulling.

Alleenstaande ouders die na 1 januari 2015 geen ALO-kop ontvangen, kunnen hiervoor gecompenseerd worden door middel van bijzondere bijstand. Hierbij geldt:

  • -

    dat de ALO-kop wordt aangemerkt als een passende, voorliggende voorziening, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid Participatiewet De ALO-kop van de Belastingdienst is lager dan de aanvulling van 20% van de gehuwdennorm, inclusief vakantiegeld. De ALO-kop wordt niet met bijzondere bijstand aangevuld met dit verschil;

  • -

    dat de kostendelersnorm, als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet van toepassing is. In de situatie dat de alleenstaande ouder een woning deelt met een derde, bedraagt de van toepassing zijnde bijstandsnorm de norm, als bedoeld in paragraaf 3.2. van de Participatiewet na eventuele toepassing van de kostendelersnorm, als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet. Hierop kan in voorkomende gevallen dat de alleenstaande ouder geen ALO-kop ontvangt, een toeslag worden verstrekt vanuit de bijzondere bijstand.

  • -

    dat al het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm, volledig tot de draagkracht wordt berekend;

De alleenstaande ouder die gehuwd, verlaten is of gescheiden is van tafel en bed, dient binnen drie maanden na toekenning van de bijzondere bijstand, de scheiding aan te vragen of hiertoe (juridische) stappen voor te nemen. Wordt aan deze voorwaarde verwijtbaar niet voldaan, kan de bijzondere bijstand beëindigd worden.

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal 20% van de gehuwdennorm, als bedoeld in artikel 21, onderdeel b van de Participatiewet.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    beschikking Belastingdienst over kindgebonden budget

6.2 Toeslag 18 tot 21 jarige

Als men 18, 19 of 20 jaar oud is en recht heeft op een uitkering, dan krijgt men een heel laag bedrag. Woont men zelfstandig, dan is die uitkering niet voldoende om van te leven. Of men zelfstandig woont of niet, de ouder(s) of verzorger(s) zijn wettelijk onderhoudsplichtig. Kunnen of willen deze niet aan hun onderhoudsplicht voldoen, dan is bijzondere bijstand mogelijk in aanvulling op de uitkeringsnorm.

Recht op aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar bestaat in de volgende situaties.

Bij noodzaak tot het niet wonen op adres van de ouder(s). Hiervan is in ieder geval sprake als:

  • -

    de ouder(s) zijn overleden of in het buitenland wonen;

  • -

    op de ingangsdatum bijstandsverlening al 12 maanden of langer niet meer op het adres van de ouder(s) wordt gewoond;

  • -

    de jongere afkomstig is uit een traject van begeleid kamerwonen of uit een formeel pleeggezin.

Bij aantoonbaar hogere noodzakelijke kosten van het bestaan dan de toepasselijke basisnorm, en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

  • -

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of;

  • -

    redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde is te maken.

De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de norm voor een alleenstaande van 21 jaar en ouder, als bedoeld in artikel 20 van de Participatiewet en de norm voor een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar oud als bedoeld in artikel 21 van de Participatiewet. In geval van gehuwden, die beide jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden, waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift. Indien de ouder(s) of de verzorger(s) niet willen voldoen aan hun wettelijke onderhoudsplicht, verhaalt de gemeente de verstrekte bijzondere bijstand op de ouder(s) of verzorger(s).

Bewijsstukken:

  • -

    indien van toepassing: bewijsstukken inkomen en vermogen ouders.

Thema VII Reiskosten

De bijstandsnorm wordt voldoende geacht om de vervoerskosten te kunnen voldoen om in een aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Kosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende extra vervoersbehoefte vallen hier niet onder. Deze bijzondere omstandigheden kunnen met zich meebrengen dat reiskosten voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen.

De reiskosten dienen sinds de invoering van de OV-Chipkaart als volgt te worden aangetoond. De belanghebbende dient gebruik te maken van het formulier ‘declaratie reiskosten’ en een uitdraai van de gemaakte reizen en transacties van zijn OV-Chipkaart. Op het declaratieformulier moet bijgehouden worden wanneer men heeft gereisd, met wie en waar naar toe. Daarnaast wordt verwacht dat zij nadere bewijsstukken zoals afsprakenkaarten van het ziekenhuis, op verzoek kunnen overleggen.

Er zijn twee types OV-Chipkaart:

  • -

    De persoonlijke OV-ChipkaartDe gebruiker kan via de website www.mijnovchipkaart.nl een uitdraai maken van de reis- en transactiekosten. Ook bij verschillende verkooppunten kan een overzicht worden uitgedraaid van de laatste tien transacties (reizen). In een persoonlijke OV-Chipkaart kunnen bepaalde voorzieningen zijn meegenomen, zoals een abonnement of leeftijdskortingen.

  • -

    De anonieme OV-ChipkaartIedereen kan deze kaart gebruiken. Bij elk verkooppunt kan een uitdraai gemaakt worden van de laatste 10 transacties. Gebruikers van deze kaart kunnen niet via www.mijnovchipkaart.nl een uitdraai maken. Persoonlijke kortingen zoals leeftijd, abonnement etc. worden niet meegenomen in deze kaart. Met de uitdraaien kan de belanghebbende aantonen dat de reiskosten zijn gemaakt.

Reizen per auto

Vervoer per auto kan in sommige gevallen voor de belanghebbende(n) voordeliger zijn, bijvoorbeeld indien meerdere gezinsleden tegelijkertijd reizen. In dat geval kunnen de werkelijke kilometers worden vergoed (kortste route) uitgaande van een kilometerprijs van € 0,19 per gereden kilometer. Belanghebbenden zullen waar mogelijk aan moeten tonen dat de kosten werkelijk gemaakt zijn.

7.1 Bezoek aan in strafinrichting verblijvende personen

Bij reiskosten verbonden aan een bezoek aan een gedetineerde (gezinslid of familielid tot en met 2e graads bloedverwantschap) is er sprake van meerkosten voor vervoer. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal één bezoek per week voor de ouder, kind(eren) of partner. De werkelijke reiskosten worden vergoed op basis van de tarieven openbaar vervoer via de goedkoopste mogelijkheid. De gemaakte reiskosten moeten worden aangetoond. Indien belanghebbenden goedkoper kunnen reizen (bijvoorbeeld gebruik makend van een kortingstarief), dan wordt niet meer vergoed dan de daadwerkelijke gemaakte kosten.

Reiskosten aan een in het buitenland verblijvende gedetineerde komen op grond het territorialiteitsbeginsel slechts in aanmerking voor zover het de kosten van het reizen betreft over Nederlands grondgebied. Bijstand wordt dus verstrekt tot aan de grens.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    ingevuld formulier declaratie reiskosten;

  • -

    uitdraai mijnovchipkaart.nl of uitdraai laatste 10 transacties waarop de gedeclareerde reizen staan vermeld in geval van een anonieme OV-Chipkaart.

7.2 Bezoek aan in een inrichting verblijvende personen/personen in ziekenhuis

Veel aanvullende ziektekostenverzekeringen vergoeden de kosten die gemaakt worden voor (frequent) ziekenbezoek. De aanvullende ziektekostenverzekering of de WMO indien belanghebbende gebruik maakt van een vervoersvoorziening, zijn mogelijke voorliggende voorzieningen. Indien vergoeding vanuit de zorgverzekering of de WMO niet mogelijk is, kunnen de reiskosten van de gezinsleden (tot en met de tweede graad bloedverwant) worden vergoed op basis van de goedkoopste mogelijkheid (tarief OV 2e klasse) met een frequentie van twee keer per week. Als de verpleegde zo ernstig ziek is dat meer bezoek noodzakelijk is, kan voor een hogere frequentie (mits voldoende gemotiveerd) bijstand worden verleend.

Veel aanvullende verzekeringen geven een vergoeding voor kosten die gemaakt zijn in verband met ziekenbezoek op basis van tarieven openbaar vervoer bij een afstand van minimaal 40 km. Voor dat bijstandsverlening aan de orde is zal eerst vastgesteld moeten worden wat vergoed wordt door de verzekering.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    ingevuld formulier declaratie reiskosten;

  • -

    uitdraai mijnovchipkaart.nl of uitdraai laatste 10 transacties waarop de gedeclareerde reizen staan vermeld in geval van een anonieme OV-Chipkaart;

  • -

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding.

7.3 Bezoek aan Werkplein en/of gemeentehuis

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het UWV WERK-bedrijf en op het gemeentehuis. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geenbijstand worden verleend voor deze kosten.

7.4Reiskosten in verband met scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen

De reiskosten in verband met scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen behoren tot de directe schoolkosten waarvoor tot 1 augustus 2015 de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) in beginsel een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Op 1 augustus 2015 wordt de Wtos beëindigd en geldt de compensatie via het kindgebonden budget van de Belastingdienst, als passende voorliggende voorziening.

In aanvulling op de Wtos (voor 1 augustus) en het kindgebonden budget (na 1 augustus) kan in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand worden verstrekt voor reiskosten indien:

  • -

    de voorliggende voorziening niet toereikend is (bv bij een reisafstand langer dan 20 km enkele reis); en

  • -

    de scholing of opleiding niet binnen de directe woonomgeving kan worden gevolgd.

De bijzondere bijstand wordt op basis van het goedkoopste OV tarief vastgesteld en maximaal 10 maanden per jaar verstrekt. Let op! MBO-studenten van 16 en 17 komen in aanmerking voor een gereduceerd tarief!

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    ingevuld formulier declaratie reiskosten + kopie lesrooster;

  • -

    uitdraai mijnovchipkaart.nl of uitdraai laatste 10 transacties waarop de gedeclareerde reizen staan vermeld in geval van een anonieme OV-Chipkaart.

7.5 Reiskosten voor psychische en/of medische behandelingen

Belanghebbende wordt geacht uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm de vervoerskosten te kunnen voldoen om in aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Hier vallen in principe ook incidentele bezoeken aan een ziekenhuis, tandarts, huisarts of psychiater onder.

In het geval van reiskosten van en naar een medische en/of psychische behandeling zal eerst onderzocht moeten worden of men in aanmerking komt voor een vergoeding vanuit de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar is een voorliggende voorziening. Indien vergoeding vanuit de zorgverzekeraar niet mogelijk is, kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien:

  • -

    de kosten niet incidenteel zijn: de belanghebbende moet vaker dan ‘incidenteel’ naar een ziekenhuis of behandelaar. Er is bijvoorbeeld sprake van een behandelplan of een flink aantal behandelingen/bezoeken in een korte periode.

  • -

    de kosten noodzakelijk zijn: de behandelingen moeten medisch noodzakelijk zijn.

Voor de vergoeding wordt uitgegaan van de werkelijke kosten. Maximaal wordt het tarief OV 2e klasse vergoed.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    brief zorgverzekeraar over de vergoeding;

  • -

    ingevuld formulier declaratie reiskosten + kopieën afsprakenkaarten;

  • -

    uitdraai mijnovchipkaart.nl of uitdraai laatste 10 transacties met daarop de gedeclareerde reizen in geval van een anonieme OV-Chipkaart.

Thema VIIIOverige kosten

Naast de eerder genoemde kosten zijn er natuurlijk nog andere, soms onverwachte noodzakelijke kosten. Hieronder worden een aantal kostenposten behandeld, waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is.

8.1 Basispakket kleding

De kosten van kleding van kleding behoren tot de algemene kosten van het bestaan en dienen uit de bijstandsnorm te worden voldaan. Toch zijn er situaties denkbaar waardoor iemand een noodpakket kleding nodig heeft. Dit kan bijvoorbeeld de situatie zijn bij een plotseling vertrek naar een ‘blijf van mijn lijfwoning’ of een ander noodgedwongen, niet verwijtbaar plotseling vertrek uit de woning. In dat geval kan voor de kosten van een basispakket kleding bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit basispakket bestaat in ieder geval uit: twee broeken, rokken of jurken, twee overhemden of blouses, twee sets ondergoed, twee paar sokken, eventueel aangevuld met een set nachtkleding, een jas en een paar schoenen.

Verwacht wordt dat iemand over een toereikende brandverzekering en inboedelverzekering beschikt. Indien iemand verwijtbaar niet over deze verzekeringen beschikt en de belanghebbende na bijvoorbeeld een brand een noodpakket kleding nodig heeft, wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening.

De maximaal te verstrekken bedragen staan op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland.

Lening of gift?

De bijstand wordt verstrekt als gift. Indien de kosten verwijtbaar worden gemaakt door het niet hebben van een brand- en/of inboedelverzekering, wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van de kleding;

  • -

    indien mogelijk bewijs van noodzaak (bijvoorbeeld een aangifte bij de politie).

8.2 Begrafenis- of crematiekosten

Om een overledene te begraven of te cremeren, zal er een opdrachtgever moeten zijn die de opdracht tot lijkbezorging geeft. Normaal gesproken zal dat de echtgeno(o)t(e), het (de) kind(eren) of andere verwanten zijn. De opdrachtgever(s) moet(en) ook de kosten van de lijkbezorging voldoen. Er wordt in dit verband ook wel gesproken over ‘uitvaartkosten’.

De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen. Deze kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen.

Om voor vergoeding van (een deel van) de uitvaartkosten in aanmerking te komen, dient de begrafenis of crematie van de overledene plaats te vinden in Nederland. Indien de begrafenis plaatsvindt in het buitenland, kunnen alleen die kosten worden vergoed, die in Nederland worden gemaakt (bijvoorbeeld het transport klaarmaken van de overledene en de kosten vervoer tot aan Schiphol).

Hebben de erfgenamen niet voldoende middelen (aantonen) of weigeren de erfgenamen een deel van de kosten te betalen, dan kan voor dat deel bijzondere bijstand worden verstrekt. In het laatste geval zal de gemeente trachten de kosten op de erfgenamen te verhalen.

Er zijn echter ook wel eens situaties waarin er niemand is die de opdracht tot lijkbezorging kan (of wil) verstrekken. In die situaties is de Wet op de Lijkbezorging van toepassing. De gemeente waarin het lichaam van de overledene zich bevindt is dan verplicht zorg te dragen voor de begrafenis of crematie. De kosten die deze gemeente in verband met deze verplichting maakt, moet worden voldaan uit de opbrengst van de bij de overledene gevonden gelden en goederen dan wel uit de nalatenschap van de overledene. Indien de nalatenschap ontoereikend is, heeft de gemeente een verhaalsrecht (artikel 22 Wet op de Lijkbezorging) op de bloed- en aanverwanten die krachtens titel 17 Boek1 BW tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest. Dit verhaalsrecht wordt begrensd door de van toepassing zijnde bepalingen van het erfrecht.

De Wet op de Lijkbezorging biedt dus in bijzondere gevallen de mogelijkheid om de uitvaart van een overledene te regelen. In het algemeen zal een beroep op deze wet echter pas mogelijk zijn als is gebleken dat er geen nabestaanden zijn die uitvaartkosten kunnen (met inbegrip van het vragen van bijstand voor deze kosten) of willen voldoen.

Voor de maximale hoogte van de te vergoeden kosten van de uitvaart van de overledene wordt verwezen naar de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland. Indien er een (niet-toereikende) uitvaartpolis is, wordt de vergoeding hieruit op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift. In het geval dat de nabestaande(n) weigeren (hun deel van de) kosten te betalen, kan de gemeente de kosten verhalen.

Bewijsstukken:

  • -

    polisblad / waardeoverzicht eventuele uitvaartverzekering;

  • -

    de rekening van de begrafenis of crematie.

8.3 Computer

Het bezit van een computer en het gebruik van internet zijn steeds meer een basale voorwaarde om aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen. Veel instanties en overheden communiceren in sterk toenemende mate via internet. Daarnaast is het kunnen beschikken over een computer voor schoolgaande kinderen een randvoorwaarde om de lessen goed te kunnen volgen en opdrachten te kunnen uitvoeren. Voor de kosten van een computer kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Onder een computer wordt verstaan een desktopcomputer of laptop inclusief software, beeldscherm, toetsenbord plus muis en printer. De bijzondere bijstand kan niet worden gebruikt voor de aanschaf van een tablet, smartphone, digitale camera en dergelijke.

Om voor bijzondere bijstand voor een computer in aanmerking te komen, dient men te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • -

    het inkomen is in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, niet hoger geweest dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm; en

  • -

    het huishouden beschikt niet over een computer of heeft een computer, ouder dan twee jaar.

De vergoeding geldt per gezin en eenmaal in de 4 jaar. De bijstand wordt betaalbaar gesteld na het overleggen van een pro-formanota van de computer. Binnen twee maanden dient de belanghebbende (een kopie van) de originele nota te overleggen.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    pro-formanota van de computer, binnen 2 maanden gevolgd door (een kopie van) de definitieve nota.

8.4 Kosten noodzakelijke verlenging verblijfsvergunning

Asielgerechtigden / nieuwkomers die in Nederland zijn toegelaten behoren te beschikken over een geldig verblijfsdocument. Dit verblijfsdocument moet na de verloopdatum weer worden vervangen door een nieuw document. Soms kan voor de kosten voor een nieuw verblijfsdocument bijzondere bijstand worden verstrekt.

Voor de kosten van een eerste verblijfsvergunning kan geen bijstand worden verleend. Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor legeskosten moet voldaan worden aan artikel 11, tweede en derde lid van de Participatiewet. De vreemdeling moet dus gelijkgesteld worden met een Nederlander. Dit kan pas aan de orde zijn, nadat een eerste verblijfsvergunning is afgegeven.

De kosten van een nieuw verblijfsdocument kunnen ook niet worden vergoed, indien de belanghebbenden de mogelijkheid hebben zich te naturaliseren tot Nederlander. De kosten van naturalisatie worden nooit vergoed want deze worden aangemerkt als niet noodzakelijk en behoren tot de algemene kosten van het bestaan.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nota IND voor de verlenging noodzakelijke verblijfsvergunning.

8.5 Overblijfkosten

Indien de belanghebbende werkt, een re-integratie- of inburgerings-, scholingstraject volgt of vrijwilligerswerk verricht in het kader van een sociaal activeringstraject, kan kinderopvang noodzakelijk zijn. Voor de kosten van de dagopvang, voorschoolse en naschoolse kinderopvang is de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO) een passende en toereikende voorliggende voorziening. De WKO kent echter geen vergoeding voor tussenschoolse opvang, het zogenaamde ‘overblijven’. De kosten voor het overblijven op de dagen dat de belanghebbende een traject of scholing volgt of (vrijwilligers)werk verricht kunnen eventueel vergoed worden vanuit het participatiebudget (indien het een door de gemeente aangeboden traject is). Bij werkenden of in geval van een traject, niet ingekocht door de gemeente, kunnen de kosten vergoed worden door middel van bijzondere bijstand.

Lening of gift:

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van de overblijfkosten;

  • -

    werk- of lesrooster.

8.6 Peuterspeelzaal

De meeste kinderen gaan zodra zij vier jaar oud worden naar de basisschool. Vanaf hun vijfde verjaardag worden zij leerplichtig. Voor de ontwikkeling van kinderen kan het echter goed zijn dat zij al voordat zij naar de basisschool gaan, in contact komen met andere kinderen. Op de peuterspeelzaal leren de kinderen sociale contacten op doen, met elkaar spelen en wordt er gewerkt aan de taalontwikkeling. Sinds de invoering van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit (Oke) per 1 augustus 2010 zijn de kwaliteitseisen voor de peuterspeelzalen geformaliseerd en is nog meer de nadruk gelegd op voorschoolse educatie. Kinderen die de peuterspeelzaal hebben bezocht hebben hierdoor een voorsprong wanneer zij naar de basisschool gaan.

Kinderen van ouders met een laag inkomen bevinden zich vaker in een achterstandspositie dan kinderen van ouders met voldoende inkomen. Om ook de kinderen uit arme gezinnen de mogelijkheid te bieden de peuterspeelzaal te bezoeken, kan in sommige gevallen de kosten voor twee dagdelen peuteropvang per week worden vergoed door middel van bijzondere bijstand.

VVE-indicatie

Kinderen met een behoefte aan extra taalondersteuning of met een sociaal maatschappelijke achterstand komen mogelijk in aanmerking voor een VVE-indicatie. Het Centrum voor Jeugd en Gezin verstrekt deze indicatie. Kinderen met een VVE-indicatie komen in aanmerking voor 3 dagdelen peuteropvang (10 uur) per week in plaats van 2 dagdelen (6 uur) per week. De ouders in de laagste inkomensklasse betalen een eigen bijdrage voor 5 uur per week à € 0,64 per uur. Maximaal betalen zij € 127,- per jaar (tarief 2015). Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Geen vergoeding uit de bijzondere bijstand

Indien beide ouders werken, kunnen de kosten voor de peuterspeelzaal via de Wet kinderopvang worden vergoed. Zij dienen dan kinderopvangtoeslag aan te vragen bij de Belastingdienst als voorliggende voorziening. Indien de ouder(s) niet onder de doelgroep van de WKO vallen, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten peuterspeelzaal voor maximaal twee dagdelen per week.

Indien de kinderen al op een kinderdagverblijf geplaatst zijn, bijvoorbeeld wanneer de ouder(s) een re-integratietraject volgen of werken of indien er kinderopvang is toegekend op een sociaal-medische indicatie, kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt voor de peuterspeelzaal. Ook op een kinderdagverblijf leren zij met andere kinderen omgaan en wordt gewerkt aan hun taalontwikkeling.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van de peuterspeelzaal;

  • -

    indien van toepassing: kopie VVE-indicatie.

8.7 Sociale participatie in de bijstand begrepen gezinsleden vanaf 18 jaar

Wanneer men langere tijd is aangewezen op een inkomen op minimumniveau, dan bestaat het gevaar voor financiële armoede. Men maakt misschien schulden (huurschuld, betalingsachterstanden energiekosten en dergelijke) en/of men moet meer dan maatschappelijk aanvaard bezuinigen op primaire levensbehoeften (eten, drinken of kleding). Het gevolg kan zijn dat men niet meer kan deelnemen aan verenigingsactiviteiten, dat er geen bibliotheek meer kan worden bezocht etcetera. Om dit te voorkomen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor sociale participatie.

De bijzondere bijstand strekt tot doel deelname aan sociale activiteiten te stimuleren en de belanghebbende ‘onder de mensen’ te brengen. Uit dit budget kunnen bijvoorbeeld de volgende kosten worden verstrekt: contributie sportverenigingen, cursussen op cultureel gebied, muziekles, kosten bibliotheek en dergelijke. Indien er kledingstukken/attributen aantoonbaar noodzakelijk zijn om deel te nemen aan een activiteit in georganiseerd verband, kunnen ook deze kosten vergoed worden (bijvoorbeeld voetbalschoenen bij een lidmaatschap van de voetbalvereniging, jeu de boulesballen bij deelname aan toernooien etc). De bijstand is bijvoorbeeld niet bedoeld voor bezoek aan een pretpark of de aanschaf van een fitnessapparaat voor thuis.

Voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten kan per (in de bijstand begrepen) gezinslid boven de 18 jaar een gemaximeerd bedrag worden verstrekt. Het bedrag staat vermeld op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland. Dit bedrag wordt verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget en vanuit dit budget kan op vertoon van nota’s of betaalbewijzen betalingen worden verricht. Het aan het einde van het toekenningsjaar onbenutte deel van het persoonsgebonden budget voor sociale participatie, komt automatisch te vervallen.

Lening of gift?

De bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken?

  • -

    nota’s van de activiteiten/contributie/benodigde sportattributen.

8.8 Zwemlessen

In een waterrijk gebied als Midden-Delfland is het van belang dat iedereen kan zwemmen. Dit geldt zowel voor kinderen als volwassenen. Zwemlessen voor kinderen vallen niet onder de vergoeding van het Jeugdsportfonds (zie paragraaf 9.1). Volwassen kunnen in ieder geval geen gebruik maken van het Jeugdsportfonds. Voor de kosten van zwemlessen voor zowel kinderen als volwassenen kan daarom bijzondere bijstand worden verstrekt. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze bijzondere bijstand zijn:

  • -

    de minimale leeftijd bij aanvang van de lessen bedraagt 5 jaar.

  • -

    de vergoeding wordt verstrekt voor lessen tot en met diploma B en met een maximum van twee jaar:

  • -

    de bijzondere bijstand kan incidenteel verlengd worden met 1 jaar als niet verwijtbaar het diploma B na twee jaar nog niet behaald is.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    nota’s van de zwemlessen.

Thema IXmaatschappelijke participatie ten laste komende kinderen

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De regering wil met de nieuwe Participatiewet bereiken dat de inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt.

9.1 Fiets

Voor ten laste komende kinderen van ouders met een laag inkomen die naar het voortgezet onderwijs gaan of in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs zitten, kan eenmalig bijzondere bijstand worden verstrekt voor een fiets. Hiervoor geldt een maximaal bedrag van € 250,- voor de fiets zelf en een maximaal bedrag van € 50,- voor bijkomende kosten zoals een slot en een verzekering.

Lening of gift?

De bijzondere bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    pro-formanota van de fiets, binnen 2 maanden gevolgd door (een kopie van) de definitieve nota.

  • -

    bewijsstuk dat het kind naar het eerste jaar van het voortgezet onderwijs gaat of zit (bijv. inschrijfbewijs van school).

9.2 Jeugdsportfonds

Midden-Delfland is aangesloten bij het Jeugdsportfonds. Via het Jeugdsportfonds kunnen de ouders van kinderen uit gezinnen met een inkomen tot 110% van de toepassing zijnde bijstandsnorm, een vergoeding ontvangen sporten. Via de website www.allekinderendoenmee.nl kan door een intermediair een aanvraag worden ingediend voor een vergoeding vanuit het Jeugdsportfonds. Deze intermediairs zijn professionals en werken veelal in de volgende branches: jeugdzorg, gezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening en vluchtelingenwerk. Ouders en sportverenigingen kunnen geen aanvraag bij het Jeugdsportfonds indienen.

De intermediair toetst of het kind in aanmerking komt voor het fonds en dient vervolgens de aanvraag in. Zodra de aanvraag wordt goedgekeurd, wordt de factuur van de sportvereniging opgevraagd en direct aan deze vereniging betaald. De intermediair checkt twee maal per jaar of het kind daadwerkelijk actief is bij de sportvereniging. De vergoeding vanuit het Jeugdsportfonds bedraagt maximaal € 225,- per jaar en kan worden besteed aan contributie en eventuele benodigde sportmaterialen.

9.3. Jeugdcultuurfonds

Naast de vergoeding vanuit het Jeugdsportfonds komen kinderen uit gezinnen met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm in aanmerking voor een vergoeding voor culturele activiteiten, zoals dansen, muziek maken of zangles. De kosten worden vergoed vanuit het Jeugdcultuurfonds. Ook de kosten voor de scouting kunnen vanuit het Jeugdcultuurfonds worden vergoed. De vergoeding vanuit het Jeugdcultuurfonds bedraagt maximaal € 450,- per jaar, bestemd voor de contributie en eventuele benodigde materialen. Het indienen van de aanvraag en de uitbetaling vindt op dezelfde wijze plaats als bij het Jeugdsportfonds.

9.4schoolkostenregeling

Indirecte of bijkomende studiekosten zijn kosten die gepaard gaan met een bezoek aan het basis en voortgezet onderwijs. Dit zijn kosten van bijvoorbeeld de aanschaf van een schooltas, voorgeschreven sportkleding, schoolreisjes, werkweken, internetabonnement, rekenmachine etc. Ook incidentele tussenschoolse opvang valt hieronder. Voor deze bijkomende studiekosten bestaat geen voorliggende voorziening. Voor de indirecte schoolkosten (kosten van schoolreisjes annex werkweken, schoolartikelen, sportkleding en dergelijke) kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij wordt een verschil gemaakt tussen kinderen op de basisschool en kinderen op het voortgezet onderwijs. Dit omdat de kosten op het voorgezet onderwijs doorgaans hoger zijn dan op het basisonderwijs: de schoolreisjes/werkweken zijn vaak duurder, zij hebben meer geavanceerde schoolartikelen zoals een rekenmachine nodig.

De maximale bedragen die verstrekt kunnen worden voor basisschoolleerlingen en leerlingen op het voortgezet onderwijs (tot en met 17 jaar) staan vermeld op de normenlijst bijzondere bijstand gemeente Midden-Delfland. De kosten moeten worden aangetoond en de bijzondere bijstand wordt verstrekt op declaratiebasis.

Lening of gift?

De bijstand wordt verstrekt als gift.

Bewijsstukken:

  • -

    indien aanwezig: bewijs inschrijving school (bijvoorbeeld bij kinderen van 12 van wie niet duidelijk is of deze op de basis of voortgezet onderwijs zitten;

  • -

    nota’s schoolgeld, bonnen schoolspullen e.d.

Thema Xhardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van in deze nota opgenomen bepalingen. Ook kan, indien burgemeester en wethouders hier aanleiding toe zien, bijzondere bijstand worden verstrek voor niet in deze beleidsregels opgenomen bijzondere kosten waarvan de noodzaak vaststaat.

BijlageNormenlijst bijzondere bijstand Midden-Delfland 2015

Behorende bij de beleidsnota Bijzondere bijstand in Midden-Delfland 2015.

Bedragen staan vermeld in euro’s, tenzij anders vermeld.

Kleding

2015

Herenkleding

Jas

65,00

Broek

40,00

Overhemd

20,00

Trui

30,00

Slip

4,00

T-shirt/hemd/polo

10,00

Nachtkleding

15,00

Schoenen

50,00

Dameskleding

Jas

65,00

Jurk / positiekleding

45,00

Rok

25,00

Broek

40,00

Blouse

25,00

Trui

31,00

Damesslip

4,50

BH

10,00

T-shirt/hemd/topje

10,00

Nachtkleding

8,00

Kinderkleding

De kosten van kinderkleding verschillen sterk, afhankelijk van de leeftijd van het kind. Daarom zijn hiervoor geen normen opgenomen. Deze kosten kunnen naar redelijkheid worden vergoed, maar nooit meer dan de bedragen voor volwassenen

Meubilair en verlichting

Woonkamer

Eettafel

145,00

4 stoelen

245,00

2 banken (zithoek)

715,00

Kast

66,00

Tafeltje

66,00

Lamp

16,50

Fauteuil

200,00

Gashaard

600,00

Kapstok

15,00

Spiegel

26,00

Plafondverlichting

10,00

Slaapkamer

1 persoons ledikant

170,00

2 persoons ledikant

392,50

1 persoons matras

100,00

2 persoons matras

170,00

Kledingkast

132,50

1 persoons dekbed

41,00

2 persoons dekbed

67,00

Hoofdkussen

16,00

1 persoons dekbedovertrek en sloop

21,00

2 persoons dekbedovertrek en sloop

31,00

1 persoons hoeslaken

10,50

2 persoons hoeslaken

13,50

Stoffering

Vloerbedekking woonkamer 8 m x € 41,00

328,00

Vloerbedekking slaapkamer 4 m x € 41,00

164,00

Vloerbedekking overige ruimten

2 m x € 41,00

82,00

Gordijnen woonkamer

190,00

Gordijnen slaapkamer

95,00

Gordijnen overige ruimten

32,00

Gordijnrails

35,00

Keukenartikelen

Keukenpakket

560,00

Apparatuur

Kookplaat

125,00

Koelkast

250,00

Wasmachine

380,00

Strijkijzer

25,00

Stofzuiger

85,00

TV

200,00

Volledige inrichting

Alleenstaande kamerbewoner

1.760,00

Alleenstaande zelfstandige

2.475,00

Gezin 2 personen

3.910,00

Gezin 3 personen

4.330,00

Gezin 4 personen

4.750,00

Gezin 5 personen

5.160,00

Gezin 6 personen

5.590,00

Voor elke persoon meer

420,00

Opknappen woning

1-kamerwoning

215,00

2-kamerwoning

275,00

3-kamerwoning

335,00

4-kamerwoning

390,00

5-kamerwoning

455,00

Absoluut noodzakelijke niet-uitstelbare goederen

Vloerbedekking woonkamer

250,00

Vloerbedekking slaapkamer

85,00

Gordijnen slaapkamer met rails

97,50

Bed

170,00

Matras

114,00

Dekbed

41,00

Dekbedovertrek en sloop

21,00

Kussen

16,00

Stoel

41,00

Verlichting

36,00

Wasmachine

390,00

Stofzuiger

85,00

Kookplaat

123,00

Koelkast

260,00

Keukengerei voor 1 persoon

140,00

Keukengerei per extra persoon

36,00

Totaal

1.871,50

Babyuitzet

Babykamer

Klein ledikant

80,00

Matrasje

40,00

Box

120,00

Kinderstoel

50,00

Kinderwagen

290,00

Commode

150,00

Babypakket

1e kind

330,00

2e en volgende kind

48,00

Voeding

Warme maaltijd: totale dieet of maaltijdvergoeding is minus dit bedrag

2,40

Stookkosten

Categorie 1 (wintermaanden)

Woonkamer

160,00

Woonkamer en slaapkamer

195,00

Hele woning

350,00

Categorie 2 (hele jaar)

Woonkamer

285,00

Woonkamer en slaapkamer

480,00

Hele woning

520,00

Spoedaansluiting

39,95

Waskosten

4 tot 15 jaar

Incidentele incontinentie

175,00

Regelmatige incontinentie

335,00

Voortdurende incontinentie

470,00

Stoma

175,00

Speekselvloed

170,00

Ouder dan 15 jaar

Incidentele incontinentie

245,00

Regelmatige incontinentie

450,00

Voortdurende incontinentie

620,00

Stoma

245,00

Speekselvloed

245,00

Telefoon en computer

Teksttelefoon extra abonnementskosten

140,00

Computer incl. software

600,00

CAV Midden-Delfland

Zie paragraaf 2.1

Kinderopvang uurprijs Belastingdienst

Maximale uurprijs KDV (via WKO)

6,84

Maximale uurprijs BSO (via WKO)

6,38

Maximale uurprijs gastouder (via WKO)

5,48

Overblijfkosten

Aantoonbaar werkelijk gemaakte kosten

Peuterspeelzaal (2 dagdelen per week)

Eigen bijdrage

Peuterspeelzaal VVE-plek

Eigen bijdrage

Uitvaart

Begrafenis of crematie

4.600,00

Sociale participatie

In bijstand begrepen gezinsleden vanaf 18 jaar

200,00

Jeugdsportfonds

225,00

Jeugdcultuurfonds

450,00

Schoolkosten per kind per schooljaar

Basisschool

100,00

Voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO, MBO) tot 18 jaar

250,00

Fiets

Fiets

250,00

Toebehoren (slot/verzekering)

50,00