Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de nota bodembeheer HarnaschPolder 2019-2024 Gemeente Midden-Delfland

Geldend van 23-05-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de nota bodembeheer HarnaschPolder 2019-2024 Gemeente Midden-Delfland

1 Inleiding

In opdracht van het bedrijvenschap HarnaschPolder heeft Tauw een bodemkwaliteitskaart en Nota bodembeheer opgesteld. De totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart is beschreven in de ‘Bodemkwaliteitskaart HarnaschPolder 2019-2024 Gemeente Midden-Delfland’

(Tauw, 12 juli 2019; R001-1261890ESM-V03-nda-NL, zie bijlage 7). In deze Nota bodembeheer is omschreven welke keuzes de gemeente Midden-Delfland voor de HarnaschPolder heeft gemaakt ten aanzien van generiek en gebiedsspecifiek beleid, en onder welke voorwaarden grond en bagger mag worden toegepast binnen de HarnaschPolder.

1.1 Aanleiding en doel

Het Besluit bodemkwaliteit bevat het beleidskader voor het toepassen van grond en baggerspecie. Bodembeheerders kunnen kiezen tussen generiek of gebiedsspecifiek beleid. Met gebiedsspecifiek beleid heeft de gemeente als bodembeheerder de mogelijkheid om zelf bodemkwaliteitsnormen vast te leggen binnen landelijk vastgestelde grenzen. Binnen de Harnaschpolder er een knelpunt in het grondverzet door de aanwezigheid van verontreinigingen (te relateren aan de (voormalige) aanwezigheid van glastuinbouw). Door het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid wordt voorkomen dat de kwaliteit van de grond door grondverzet verslechterd.

Het doel van de Nota bodembeheer is de onderbouwing van het gebiedsspecifiek beleid en het beschrijven van de regels voor toepassen van grond en bagger. De Nota bodembeheer is bedoeld voor alle partijen die grond en bagger ontgraven en/of toepassen binnen de grenzen van de Harnaschpolder.

1.2 Reikwijdte van de Nota

Deze Nota heeft, evenals de bodemkwaliteitskaart, betrekking op grondverzet in het kader van het Besluit bodemkwaliteit (toepassing van grond en baggerspecie op landbodem) binnen de Harnaschpolder (zie bijlage 1).

De Nota bodembeheer geldt niet voor:

  • Toepassingen van grond en bagger in oppervlaktewater. Voor niet-Rijkswateren is het bevoegd gezag het Hoogheemraadschap van Delfland. Er zijn geen Rijkswateren in het gebied

  • Omgaan met grond en bagger afkomstig van gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervoor is de provincie Zuid-Holland bevoegd gezag in het kader van Wet bodembescherming

  • Gebieden buiten de grenzen van de Harnaschpolder

 

1.3 Aansprakelijkheid

Met de vaststelling van de Nota bodembeheer wordt de bodemkwaliteitskaart een wettig bewijsmiddel voor alle grond van onverdachte terreinen (zowel voor de locatie van herkomst als de toepassingslocatie), mits aan de regels voor grondverzet uit deze Nota voldaan wordt. Dit geldt tevens voor bekende diffuus belaste terreinen (zoals de ondergrond waar drins verhoogd voorkomen).

Onder alle omstandigheden moet bij het toepassen van grond de wettelijke zorgplicht in acht worden genomen. Deze zorgplicht betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van een toepassing, maatregelen moet nemen om verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken (artikel 7 Besluit bodemkwaliteit en artikel 13 Wet bodembescherming).

De gemeente Midden-Delfland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die voortvloeit uit een onjuiste toepassing van grond of baggerspecie.

1.4 Geldigheidsduur

De bodemkwaliteitskaart en de Nota bodembeheer zijn geldig tot en met het jaar 2024. Daarnaast geldt dat de bodemkwaliteitskaart moet worden herzien indien er meer dan 25 % nieuwe waarnemingen over de bodemkwaliteit zijn toegevoegd of veranderd. Een functiewijziging op basis van een nieuw bestemmingsplan kan leiden tot aanpassing van de bodemfunctiekaart, en daarmee mogelijk de toepassingenkaart. Hoe moet worden omgegaan met toepassingen bij functiewijzigingen gedurende de geldigheidsduur van deze Nota wordt in hoofdstuk 7 toegelicht.

2 Wettelijk en beleidsmatig kader

2.1 Wet- en regelgeving

Deze paragraaf omvat een kort overzicht van de relevante wet- en regelgeving rondom grondverzet.

Besluit bodemkwaliteit

De regels rondom het (her)gebruik van grond zijn sinds 2008 vastgelegd in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling Bodemkwaliteit. Het Besluit bodemkwaliteit geeft de mogelijkheid om lokale maximale waarden vast te stellen. Deze zijn vastgesteld in deze nota.

Wet bodembescherming

De regels rondom het vaststellen van de gevalsgrenzen en de kwaliteit van de leeflaag bij bodemsaneringen zijn vastgelegd in de Wet bodembescherming. Het beleid is uitgewerkt in de Circulaire bodemsanering 2013.

Provinciale milieuverordening Zuid-Holland

De provincie stelt speciale milieuregels aan beschermingsgebieden. Er zijn regels opgesteld ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de drinkwaterwinning. De Harnaschpolder bevindt zich echter niet in een beschermingsgebied.

Milieubeleidsplan gemeente Midden-Delfland

Het laatste milieubeleidsplan van de gemeente Midden-Delfland was van toepassing voor 2011-2014. Er is geen actueler milieubeleidsplan beschikbaar. In dit milieuplan geeft de gemeente aan dat zij zich richten op preventie en actief bodembeheer volgens het generieke beleid. De onderhavige Nota Bodembeheer is een aanvulling van het beleid van de gemeente Midden-Delfland en geldt specifiek voor de Harnaschpolder. Het beheersgebied is aangegeven op de kaart in bijlage 1.

2.2 Vaststelling

De gemeente Midden-Delfland is bevoegd gezag voor het toepassen van grond en baggerspecie op landbodem. Voor toepassingen van grond en baggerspecie in niet-Rijkswateren is het Hoogheemraadschap van Delfland het bevoegd gezag.

De bodemkwaliteitskaart kan alleen als bewijsmiddel worden gehanteerd binnen het eigen beheergebied.

3 Bodemkwaliteitskaart

De geactualiseerde bodemkwaliteitskaart is opgenomen in de rapportage Bodemkwaliteitskaart HarnaschPolder (R001-1261890ESM-V02-ibs-NL; 30 april 2019).

3.1 Bodemfunctiekaart

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Delfland heeft op 4 september 2018 de bodemfunctiekaart als bedoeld in artikel 55 van het Besluit bodemkwaliteit vastgesteld (zie bijlage 2). De bodemfunctiekaart geldt voor het beheergebied van de gemeente. Voor de aansluiting bij de functie die de bodem heeft dient het beheergebied, te worden ingedeeld in bodemfunctieklassen. Bodemfunctieklassen beschrijven op hoofdlijnen het gebruik van de bodem in een gebied. Zo heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland een kaart vastgesteld, waarop de bodemfunctieklassen wonen en industrie zijn vastgelegd voor de gebieden waarop het generieke beleid van toepassing is. De Harnaschpolder is in deze kaart niet gezoneerd. Daarom is voor de Harnaschpolder een separate bodemfunctiekaart opgesteld. De bodemfunctie voor de Harnaschpolder is grotendeels industrie en gedeeltelijk wonen. Voor details wordt verwezen naar de kaart in bijlage 2.

3.2 Bodemkwaliteitskaart

De Harnaschpolder betreft een oud kassengebied. Uit de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat Drins, een type bestrijdingsmiddelen, hier verhoogd voorkomen in de zone Ondergrond (>1,2 m-NAP), net als in de rest van de regio. De grond voldoet aan de klasse industrie op basis van drins, terwijl het gemiddelde van de overige parameters de achtergrondwaarde niet overschrijdt. Aangezien de bodemfunctie grotendeels industrie is, betekent dit dat volgens de regels uit het generieke beleid ook grond die voldoet aan de klasse industrie op basis van andere parameters toegepast mag worden. Daardoor verslechtert de kwaliteit van de grond in de Harnaschpolder. Deze situatie is niet wenselijk en daarom wordt gekozen voor gebiedsspecifiek beleid voor dit gebied.

De bodemkwaliteitskaart voor de Harnaschpolder is geactualiseerd op basis van de in tabel 3.1 gehanteerde bodemkwaliteitsklassen. Kaarten met homogene deelgebieden zijn opgenomen in bijlage 1. De kaarten met ontgravingskwaliteit en toepassingseis zijn opgenomen in bijlage 3 en 4. Tabellen met de ontgravingskwaliteit en toepassingseis zijn opgenomen in bijlage 5.

Tabel 3 . 1 Criteria kwaliteitsindeling

Kwaliteit

Bodemkwaliteitsklasse

Gemiddelde < AW2000

Landbouw/natuur (schone grond)

AW2000 < gemiddelde < gWO

Wonen (licht verontreinigd)

gWO < gemiddelde > gIn

Industrie (licht tot matig verontreinigd)

AW2000 Maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur ofwel Achtergrondwaarden 2000

gWO Maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse Wonen

gIn Maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse Industrie

4 Maatschappelijke opgaven

In het kader van ontwikkeling van het bedrijventerrein Harnaschpolder in de gemeente Midden Delfland vindt veel grondverzet plaats. De ontwikkeling is reeds in een ver gevorderd stadium – veel grondverzet is reeds uitgevoerd – maar nog niet geheel afgerond. Het gebruik van een bodemkwaliteitskaart faciliteert grondverzet en bespaart onderzoekskosten bij grondverzet. Het gebiedsspecifieke beleid zorgt dat de kwaliteit van de grond in het gebied niet verslechtert.

In de structuurplannen en -visies van de gemeente Midden-Delfland en het Regionaal structuurplan Haaglanden wordt de Harnaschpolder genoemd als ontwikkellocatie. Het gebied wordt omgevormd van agrarisch gebied met lintbebouwing naar bedrijventerrein met plaatselijk woningen. Hierbij is veel grondverzet nodig, onder andere in verband met de voorbelasting van de percelen en het ophogen van het maaiveld.

De detailplannen voor het gebied zijn te vinden in de structuurvisies en bestemmingsplannen.

De actuele plannen zijn te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl.

5 Regionaal beleid

De gemeente Midden-Delfland kiest ervoor om gebiedsspecifiek beleid toe te passen voor de zone Ondergrond in de Harnaschpolder. Verder worden de generieke normen aangehouden.

5.1 Gebiedsspecifiek beleid

De gemeente Midden-Delfland kiest voor gebiedsspecifiek beleid voor de Harnaschpolder. Dit beleid heeft betrekking op afwijkende regels voor grondverzet.

5.1.1 Beperking kwaliteit inkomende grond

De zone ondergrond heeft de kwaliteit industrie op basis van de parameter som drins. De grond in deze zone voldoet gemiddeld echter verder aan de achtergrondwaarde. Het grootste gedeelte van de Harnaschpolder heeft de functie industrie. Binnen de delen van de zone ondergrond waar de functie industrie geldt is grondverzet mogelijk volgens het generieke kader. Volgens het generieke kader is het voor dit gedeelte van de Harnaschpolder echter ook mogelijk om grond met de kwaliteit klasse industrie van buiten het gebied aan te voeren en in het gebied toe te passen. Deze grond kan verontreinigd zijn met diverse parameters, terwijl binnen de Harnaschpolder enkel drins gemiddeld boven de achtergrondwaarde zijn aangetoond. Tevens kan op dezelfde wijze volgens het generieke beleid grond met de kwaliteit klasse wonen worden toegepast in de ondergrond van het functiegebied wonen. Door deze aanvoer van grond van buiten het gebied volgens het generieke beleid kan de kwaliteit van de grond binnen het gebied verslechteren.

 

Dit vindt de gemeente Midden-Delfland niet wenselijk en daarom wordt de volgende beleidsregel vastgesteld:

Grond die toegepast wordt in de Harnaschpolder en afkomstig is van buiten het gebied moet voldoen aan de achtergrondwaarde.

Door deze beleidsregel kan grond binnen het gebied volgens de bodemkwaliteitskaart verplaatst worden, terwijl bij aanvoer van grond van buiten aan de achtergrondwaarde voldaan moet worden. Er is daardoor sprake van Stand-Still op gebiedsniveau.

5.2 Generiek beleid

Met uitzondering van in paragraaf 5.1 genoemde gebiedsspecifieke afspraken geldt voor het gehele grondgebied van de regio de generieke regelgeving voor grondverzet. In de onderstaande paragraaf is specifiek aandacht voor een gedeelte van het generieke beleid dat recent gewijzigd is.

5.2.1 Bodemvreemd materiaal

In het Besluit bodemkwaliteit is in het generieke kader bepaald dat grond en baggerspecie niet meer dan 20 massapercentage bodemvreemd materiaal, zoals puin, mogen bevatten.

Dit betekent alleen wel dat de bodemvreemde materialen bij het moment van ontgraven in de grond aanwezig moet zijn; opmengen van bodemvreemde materialen tot een maximaal percentage van 20 % is per definitie verboden. Per 30 november 2018 zijn de toegestane eisen voor bijmengingen met bodemvreemd materiaal gewijzigd. In de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit wordt aangegeven dat alleen sporadisch ander bodemvreemd materiaal dan steenachtig materiaal of hout mag voorkomen. Dit betekent dat er in principe geen andere soorten bodemvreemd materiaal, zoals plastics en piepschuim, mogen voorkomen. Bovendien moet bodemvreemd materiaal voor zover mogelijk uit de grond en baggerspecie worden verwijderd voordat het wordt toegepast.

Het gescheiden ontgraven, dan wel zeven van grondstromen vanuit civieltechnisch oogpunt, is toegestaan zonder erkenning volgens de BRL SIKB 7500 mits er daardoor geen milieuhygiënische kwaliteitsverbetering optreedt.

Voor grondverzet binnen de Harnaschpolder wordt op dit punt het generieke landelijke beleid gehanteerd. Indien voor de toepassingslocatie deze mate van bijmenging niet gewenst is, zal dit met andere privaatrechtelijke contractstukken moeten worden gereguleerd.

5.3 Toepassen van grond en bagger

Voor het toepassen van grond en bagger is het stroomschema uit figuur 6.1 van toepassing.

De mogelijkheid van grondverzet binnen en tussen deelgebieden is gevisualiseerd in bijlage 6.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 6.1 Toepassen van grond en bagger binnen de Harnaschpolder

In figuur 6.1 zijn de volgende stappen onderscheiden:

1. Bepaal de bodemkwaliteitsklasse van de toe te passen grond

Indien er sprake is van het toepassen van grond met een oorsprong binnen de Harnaschpolder, kan de kwaliteit van deze grond als volgt worden bepaald:

  • Bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) op onverdachte locaties

  • Milieuhygiënische verklaring conform Besluit bodemkwaliteit op overige locaties in de vorm van een (in situ) partijkeuring.

De kwaliteit van grond/bagger van buiten de Harnaschpolder wordt bepaald door een milieuhygiënische verklaring conform Besluit bodemkwaliteit:

  • (In situ) partijkeuring

  • Waterbodemonderzoek (indien sprake is van bagger)

  • Erkende kwaliteitsverklaring

  • Fabrikant-eigenverklaring

2. Bepaal de toepassingseis op de plaats van toepassing

Voor de toepassing geldt de strengste eis van de bodemfunctiekaart en de ontvangende bodemkwaliteit (dubbele toets). Indien er sprake is van het toepassen van grond met een oorsprong binnen de Harnaschpolder, kan de toepassingseis kan als volgt worden bepaald:

  • De toepassingenkaart (bijlage 4)

  • Voor toepassen van grond die voldoet aan de achtergrondwaarde, is het vaststellen van de ontvangende bodemkwaliteit niet nodig

Indien er sprake is van het toepassen van grond met een oorsprong buiten de Harnaschpolder, hoeft de toepassingseis niet bepaald te worden omdat de toepassingseis altijd klasse landbouw/natuur (AW2000) is.

3. Toetsen van de grond / bagger aan de toepassingseis

Indien de toe te passen grond / bagger van een gelijke of schonere kwaliteitsklasse heeft in vergelijking met de toepassingseis, dan mag de grond worden toegepast. Indien de toe te passen grond een slechtere kwaliteitsklasse heeft dan de toepassingseis, kan de grond niet op deze locatie worden toegepast.

4. Bepalen of er sprake is van uitzonderingen

Er gelden afwijkende regels voor de toepassing van de grond in de volgende situaties:

  • Indien sprake is van een grootschalige toepassing

    • °

      Voor een grootschalige toepassing gelden de generieke regels uit het Besluit bodemkwaliteit (emissiewaarden en maximale waarden klasse Industrie)

    • °

      De leeflaag van een grootschalige toepassing moet voldoen aan de bodemfunctieklasse ter plaatse

 

  • Indien er sprake is van een verdachte locatie

    • °

      De toepasser van grond moet nagaan of de grond afkomstig is van een verdachte locatie door middel van een vooronderzoek conform NEN 5725[1] volgens aanleiding F (toetsing gebruik bodemkwaliteitskaarten bij te ontgraven grond en het toepassen van grond)

    • °

      Voorbeelden van verdachte locaties zijn: (agrarische) bedrijfslocatie met bodembedreigende activiteiten, saneringslocaties, asbestverdachte locaties, dempingen, cunetten van verharde wegen

    • °

      De bodemkwaliteitskaart geldt niet als bewijsmiddel voor het vaststellen van de kwaliteit van de te ontgraven grond of voor de kwaliteit van de ontvangende bodem. Op deze locaties is altijd een partijkeuring nodig om de kwaliteit te bepalen

  • Indien sprake is van een verontreinigde locatie

    • °

      Indien uit het vooronderzoek conform NEN 5725 blijkt dat sprake is van een geval van ernstige of niet-ernstige bodemverontreiniging, dient grondverzet gemeld te worden bij de omgevingsdienst Haaglanden (ODH) als vertegenwoordiger van de provincie Zuid-Holland als bevoegd gezag Wet bodembescherming

  • Indien sprake is van toepassing op een waterbodem

    • °

      Hiervoor gelden de generieke regels uit het Besluit bodemkwaliteit. Het Hoogheemraadschap van Delfland is hiervoor bevoegd gezag kan gebiedsspecifiek beleid maken voor niet-Rijkswateren, maar volgt momenteel het generieke beleid. Dit valt buiten de rijkweidte van deze nota

  • Indien sprake is van ontgraving / toepassing van grond op een diepte groter dan 2,8 m - NAP

    • °

      Bij het ontgraven van grond dieper dan 2,8 m -NAP hoeft de kwaliteit niet middels bodemonderzoek of een milieuhygiënische verklaring vastgesteld te worden

    • °

      Dieper dan 2,8 m -NAP mag alleen grond worden toegepast met een kwaliteit die voldoet aan de klasse landbouw/natuur (AW2000)

5. Toepassen van de grond

De grond kan worden toegepast. Wanneer de bodem tijdens het ontgraven / toepassen toch verdacht blijkt te zijn op basis van zintuiglijke waarnemingen (bijvoorbeeld veel puin, asbest), dient de locatie alsnog als verdacht beschouwd te worden en geldt de bodemkwaliteitskaart niet. Het werk dient dan stilgelegd te worden en de kwaliteit dient bepaald te worden met een bodemonderzoek of partijkeuring.

5.4 Melden

Het voornemen tot het toepassen van grond moet worden gemeld via het landelijk meldpunt bodemkwaliteit. De melding moet ten minste vijf werkdagen voor de voorgenomen toepassing worden gedaan bij het Meldpunt bodemkwaliteit.

De melding kan zowel elektronisch als schriftelijk worden gedaan.

Via www.meldpuntbodemkwaliteit.nl  kunnen de te gebruiken formulieren digitaal worden ingevuld of worden gedownload. Voor het digitaal invullen van een meldingsformulier dient van tevoren een account te worden aangevraagd.

Alleen in de volgende gevallen is géén melding vereist:

  • Particulier toepassen van grond

  • Toepassen van grond binnen één landbouwbedrijf als de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel grond waar de grond of baggerspecie wordt toegepast.

  • Toepassing van grond met een bodemkwaliteit klasse Landbouw/natuur (AW2000) én een volume dat kleiner is dan 50 m³

Voor grond met de kwaliteitsklasse Landbouw/natuur (AW2000) geldt dat éénmalig de toepassingslocatie moet worden gemeld.

De gemeente Midden-Holland ontvangt en controleert de meldingen. Wanneer de gemelde toepassing niet in overeenstemming is met het regionale beleid of wanneer de aangeleverde informatie van onvoldoende kwaliteit is, dan geeft de gemeente dit binnen vijf werkdagen aan.   

[1] NEN 5725 Bodem — Landbodem — Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek, oktober 2017

  

6 Delegatie

6.1 Vaststellen bodemkwaliteitskaarten omringende gemeenten

De gemeente Midden-Delfland maakt geen gebruik van de mogelijkheid om de bodemkwaliteitskaarten van omringende gemeenten als een wettig bewijsmiddel voor het toepassen van grond en bagger te accepteren. De bodemkwaliteitskaarten van omringende gemeenten kunnen dus niet als milieuhygiënische verklaring dienen voor het toepassen van grond uit de betreffende gemeenten.

6.2 Aanpassen bodemkwaliteitskaart of bodemfunctiekaart

Tussentijdse aanpassingen van de bodemkwaliteitskaart kunnen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld vanwege het beschikbaar komen van nieuwe onderzoeksgegevens, een ruimtelijke ontwikkeling of verandering van het stoffenpakket.

Voor zover dit geen consequenties heeft op de Lokale Maximale Waarden kan een actualisatie plaatsvinden zonder uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb). Met het vaststellen van voorliggende nota vindt automatisch delegatie plaats van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders om de Nota Bodembeheer in die situatie opnieuw vast te stellen.

Het college mag uitsluitend wijzigingen in de Nota Bodembeheer vaststellen en accepteren die:

  • Betrekking hebben op de feitelijk geconstateerde nieuwe kwaliteitsklassen als gevolg van een geactualiseerde bodemkwaliteitskaart of bodemfunctiekaart voor zover die volgens de geldende richtlijnen en normeringen zijn opgesteld en vastgesteld

  • De daarin opgenomen Lokale Maximale Waarden voor de betreffende zones niet hoger zijn dan de eerder door de gemeente vastgestelde Lokale Maximale Waarden