Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de samenwerking tussen de gemeente, Jeugdgezondheidzorg, de opvanglocaties en basisscholen om onderwijsachterstanden in Midden-Delfland waar mogelijk te stabiliseren dan wel te voorkomen

Geldend van 05-03-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de samenwerking tussen de gemeente, Jeugdgezondheidzorg, de opvanglocaties en basisscholen om onderwijsachterstanden in Midden-Delfland waar mogelijk te stabiliseren dan wel te voorkomen

1.1 Inleiding

Op 19 februari 2019 is landelijk een besluit genomen over de basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Daarin staan de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie. Het is de plicht van de gemeente om te zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (hierna VVE). De gemeente is verantwoordelijk voor het voorschoolse deel (2,5-4 jaar) en de basisschool voor het vroegschoolse gedeelte (4-6 jaar). Om die reden werkt de gemeente samen met Jeugdgezondheidzorg (JGZ), de opvanglocaties en basisscholen. Dit beleidskader dient als samenwerking tussen alle partijen om onderwijsachterstanden in Midden-Delfland waar mogelijk te stabiliseren dan wel te voorkomen.

Het voorliggende beleidskader is afgestemd met betrokken partijen en gaat in per 1 januari 2021. Het beleidskader schetst de inhoudelijke kaders rondom VVE, het ‘wat’. Het ‘hoe’, de uitvoering van het beleidskader wordt in samenwerking met de werkgroep VVE uitgewerkt. In de werkgroep VVE nemen de opvanglocaties, een vertegenwoordiging van de basisscholen, Jeugdgezondheidzorg (JGZ) en gemeente deel.

Gekoppeld aan dit beleidskader is een subsidieregeling opgesteld waarin financiële afspraken en het aantal plekken worden vastgelegd. Hierin is de landelijke wijziging in het aantal uren per plek vertaald in lokale afspraken per januari 2021 met aanbieders van voorschoolse educatie. Uitgangspunt hierbij is dat de omvang van het aantal plekken binnen de hiertoe bestemde (Rijks-) middelen in de begroting blijft.

1.2 Beoogd effect

In Midden-Delfland

  • Is een duidelijke doelgroepdefinitie voor kinderen met (een risico op) een achterstand;

  • Vindt op een adequate wijze toeleiding plaats van deze doelgroepkinderen naar een opvanglocatie met een VVE-programma;

  • Is er een doorgaande leerlijn van doelgroepkinderen naar de basisschool.

Gestreefd wordt naar een gelijke startpositie voor alle kinderen in Midden-Delfland, zodat er geen kinderen met of met een zo min mogelijke achterstand aan groep 3 van het basisonderwijs beginnen.

1.3 Wettelijke verplichtingen

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) maakt onderdeel uit van het onderwijskansenbeleid. Op grond van wet- en regelgeving gelden voor gemeenten, kinderopvang en basisscholen de volgende verplichtingen:

  • Gemeenten

    Gemeenten zijn op grond van de Wet op het primair onderwijs (WPO) verantwoordelijk om een kwalitatief goed voorschools aanbod te realiseren voor alle kinderen met een risico op een taalachterstand in een gemeente. Gemeenten moeten zorgdragen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding (artikel 166).

  • VVE-opvangorganisatie

    Alle opvangorganisaties met een VVE-aanbod moeten zich houden aan de kwaliteitseisen voorschoolse educatie.

  • Basisscholen

    Scholen richten het onderwijs zodanig in dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden, in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien (artikel 8, lid 11 WPO.)

1.4 Afspraken werkgroep VVE: JGZ, opvanglocaties en basisonderwijs

De gemeente voert tenminste twee keer per jaar overleg over en draagt zorg voor het maken van afspraken met opvangorganisaties en scholen over:

  • -

    Vaststellen doelgroep voorschoolse educatie,

  • -

    Wijze van toeleiding naar voor- en vroegschoolse educatie;

  • -

    De organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie.

1.5 Lokale werkwijze Midden-Delfland

Opvangorganisaties in de drie dorpen van de gemeente Midden-Delfland bieden VVE aan

doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5-4 jaar. De VVE-locaties hebben gemengde groepen met daarin zowel peuters met als zonder VVE-indicatie. Het gaat om de volgende organisaties met verschillende vestigingen:

  • -

    Stichting Kinderopvang ’t Kickertje: Schipluiden en Den Hoorn

  • -

    Harlekijn Opvang en dienstverlening: Maasland en Schipluiden

De gemeente, basisscholen en opvangorganisaties hebben samen een Convenant Lokaal Educatieve Agenda (LEA) gesloten. In dit convenant benoemen de partijen het bestrijden van onderwijsachterstanden als belangrijk aandachtspunt, evenals het bieden van voldoende en kwalitatief hoogwaardig onderwijs en de aansluiting tussen voorschoolse organisaties en het primair onderwijs. In het LEA-overleg worden afspraken gemaakt over het te voeren VVE-beleid en wordt de voortgang gemonitord.

In de VVE-werkgroep zijn de aanbieders van VVE, de gemeente, JGZ, en directeuren van basisscholen vertegenwoordigd. Onderlinge afspraken worden gemaakt tijdens de VVE-werkgroep en vastgelegd in de notulen.

1.6 Afspraken rondom resultaten en monitoring

Om de resultaten, aantallen en monitoring inzichtelijk te maken verwacht de gemeente de volgende zaken van de partijen:

  • -

    JGZ:heeft de taak om te signaleren of een kind een risico op achterstand heeft. Minimaal twee keer per jaar rapporteert JGZ de werkgroep VVE en de gemeente hoeveel peuters JGZ heeft gezien, wat het aantal doelgroepkinderen is en hoeveel doelgroepkinderen daadwerkelijk zijn geplaats bij de VVE- opvangorganisaties. Het rapport wordt besproken in de werkgroep VVE.

  • -

    VVE-opvangorganisatie: geeft bij de eindafrekening van de subsidie één keer per jaar een verantwoording door middel van cijfers van instroom en uitstroom van doelgroepkinderen. Deze monitoring wordt ook doorgenomen in de werkgroep VVE.

  • -

    Basisscholen:koppelen in de werkgroep VVE terug in hoeverre er sprake is van achterstanden, waarbij kinderen die VVE gevolgd hebben speciale aandacht krijgen. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt of achterstanden zijn beperkt met VVE op de opvanglocaties en wat de basisscholen nodig hebben om achterstandsleerlingen zo goed mogelijk te helpen. Hoewel basisscholen zelf verantwoordelijk zijn voor het opstellen en het uitvoeren van beleid op vroegschoolse educatie van 4 tot 6 jaar, vindt ook in de werkgroep VVE-monitoring en het maken van onderlinge afspraken plaats.

1.7 Doelgroep VVE

In samenspraak met de opvangorganisaties, de basisscholen en de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) zijn de criteria voor de doelgroep van voorschoolse educatie opgesteld.

Op basis van onderstaande criteria beoordeelt de JGZ of een peuter tot de VVE-doelgroep behoort:

  • 1.

    Geen of een laag 1 opleidingsniveau van de ouders/verzorgers: het kind komt direct in aanmerking voor een VVE-indicatie bij een laag opleidingsniveau bij beide ouders. Wanneer dit het geval is bij één van de twee ouders wordt gekeken naar de andere indicatoren. Er moet dan sprake zijn van een combinatie van indicator 1 met indicator 2, 3 en/of 4;

  • 2.

    Een achterstand in de spraaktaalontwikkeling van het kind op basis van wetenschappelijk vastgestelde criteria (wordt door de JGZ beoordeeld met behulp van Van Wiechenschema). Indien er twijfels zijn over de spraaktaalontwikkeling vindt nader onderzoek plaats via een extra contactmoment van de JGZ.

  • 3.

    Onvoldoende taalaanbod en/of een taalarme thuissituatie. De JGZ-professional stelt vast of de taalomgeving wel of niet voldoende stimulerend is en/of er voldoende (Nederlands) taalaanbod is in de thuissituatie. Van onvoldoende Nederlands taalaanbod is sprake wanneer er in de thuissituatie minder dan 50% Nederlands wordt gesproken in het dagelijks leven en/of wanneer er sprake is van een taalarme thuissituatie2 . In deze gevallen komt het kind in aanmerking voor een VVE-indicatie;

  • 4.

    Een dreigende achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind (dit wordt beoordeeld aan de hand van de professionele afweging van de medewerker JGZ en heeft te maken met de (algemene) ontwikkeling van het kind zelf en/of omgevingsfactoren gerelateerd aan ontwikkeling3 ). Om in aanmerking te komen voor een VVE-indicatie met grondslag sociaal-emotioneel moet er tegelijkertijd ook sprake zijn van zorgen over de spraak- taalontwikkeling. Wanneer er uitsluitend sprake is van sociaal-emotionele problematiek, valt dit niet onder VVE, maar onder jeugdhulp.

Ter verduidelijking van deze criteria gelden de volgende aandachtspunten:

  • VVE wordt gegeven vanaf 2,5 jaar

  • Niet iedere peuter met een ondersteuningsbehoefte heeft VVE-opvang nodig:

    Een kind komt niet in aanmerking voor een VVE-indicatie wanneer er bij het kind sprake is van een ontwikkel- en/of gedragsstoornis. Deze achterstanden zijn van een andere orde dan achterstanden veroorzaakt door achtergrondkenmerken en vragen om een andere en meer gespecialiseerde ondersteuning. Een kind dat bijvoorbeeld een letter niet uit kan spreken kan hiervoor door de logopedie geholpen worden en heeft geen extra dagdelen VVE nodig. Dit hoeft niet met het Maatschappelijk Team (MT) afgestemd te worden.

    Afstemming die wel wenselijk is tussen JGZ en MT is bijvoorbeeld bij gedragsproblemen bij een kind waar ouders open staan voor ondersteuning en/of onderzoek naar de reden van de ontwikkelachterstand of het gedrag.

  • Stellen van VVE-indicatie

    Bij de toepassing van de criteria wordt toegezien in hoeverre er sprake is van een achterstand die VVE-inzet rechtvaardigt. Door zorgvuldig indiceren wordt beschikbare capaciteit aan VVE-inzet gericht ingezet voor die kinderen met een taal- en/of spraakachterstand al dan niet in combinatie met achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze inschatting wordt gemaakt door professionals van JGZ. JGZ ziet erop toe dat alleen kinderen worden doorgeleid waarvoor VVE echt nodig is voor de ontwikkeling van het kind. JGZ overlegt met de opvangorganisatie als het kind daar bekend is. Dan kan bepaald worden of een VVE-indicatie nodig is.

1.8 Toeleiding

JGZ onderzoekt of er voldoende redenen zijn voor plaatsing. Wanneer dit het geval is, ontvangen ouders van de JGZ een brief met toestemming (een VVE-indicatie) voor plaatsing bij een opvangorganisatie met VVE. Ouders nemen vervolgens zelf contact op met deze opvangorganisatie voor plaatsing van hun kind. De opvangorganisatie informeert en begeleidt de ouders bij de plaatsing. Het informeren van ouders kan zowel mondeling bij een eerste kennismaking als ook doormiddel van een folder met informatie over VVE.

Deelname aan VVE is vrijwillig. Het motiveren van ouders is daarom erg belangrijk. Ouders die niet op het consultatiebureau komen, worden actief benaderd door de JGZ. Indien nodig vindt een huisbezoek plaats door de jeugdverpleegkundige om een eventueel doelgroepkind te observeren in de thuissituatie. In het Maatschappelijk Team van de gemeente is ook een medewerker van de JGZ werkzaam. Dit zorgt voor korte lijnen tussen consultatiebureau/ JGZ en het Maatschappelijk Team.

Signaleerders kunnen een JGZ-professional verzoeken een kind (opnieuw) te beoordelen wanneer zij vermoeden dat een kind op grond van de criteria in een later stadium alsnog in aanmerking komt voor een verwijzing naar opvangorganisatie met VVE.

De signaleerders doen dit verzoek aan de JGZ via de mail of mondeling en in samenspraak met de ouders/opvoeders.

1.9 Aanvragen en toezicht

Opvangorganisaties die een VVE-registratie willen, moeten dit aanvragen bij de gemeente. De gemeente geeft opdracht aan de GGD om te inspecteren of de betreffende voorziening voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor VVE. Als dat het geval is, krijgt de opvangorganisatie een VVE-registratie in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK).

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie en het ondersteunende beleid daarvoor in de gemeente. Dit houdt onder meer in dat een opvang zich aan de landelijke gestelde eisen aan VVE voldoet. Overige procesafspraken worden opgesteld door de werkgroep VVE.

1.10 Resultaatafspraken

In Midden-Delfland hebben de samenwerkende partijen de volgende afspraken gemaakt:

1.10.1 Kwantitatieve resultaatafspraken

De ontwikkelingslijn 'mondelinge taalontwikkeling' vormt de basis voor het maken van de kwantitatieve resultaatafspraak. In deze lijn komen woordenschat, zinsbouw en taalbegrip aan de orde. Dit zijn de kritische ontwikkelingsgebieden van taal.

  • 1.

    De VVE-peuters, die instromen maken op de lijn ‘Mondelinge taalontwikkeling’ van het door de opvangorganisatie gebruikte observatiesysteem tussen de eerste registratie en de laatste registratie (rond 3 jaar en 9 of 10 maanden) een ontwikkelingsgroei door.

  • 2.

    De VVE-kleuters maken tussen de middengroep 1 (K1M) en eind groep 2 registratie (K2E) op de lijn ‘Mondelinge taalontwikkeling’ minimaal een ontwikkelingsgroei van 1,5 jaar door (ontwikkelingsgroei is minimaal gelijk aan de leeftijdsgroei). Bij gebruik van een ander volgsysteem dan KIJK! worden met de betreffende school vergelijkbare afspraken gemaakt.

1.10.2 Kwalitatieve resultaatafspraken

Naast kwantitatieve resultaatafspraken zijn de volgende kwalitatieve afspraken gemaakt:

a. Registratie VVE-indicatie

  • I.

    VVE-opvangorganisaties zorgen dat er geregistreerd wordt dat een kind VVE heeft gevolgd bij de kinderopvang en geven dit door aan de basisscholen. Scholen hebben de verantwoordelijkheid om VVE-aanbod op maat vorm te geven voor de doelgroepkleuters.

  • II.

    Scholen registreren welke leerlingen een VVE-indicatie hebben bij het inschrijven.

b. Warme overdracht

  • I.

    Voor de peuters die doorstromen vindt een warme overdracht plaats (mondeling of telefonisch) tussen de opvangorganisatie en de basisschool. Uiteraard na toestemming van de ouders.

  • II.

    Gedurende het gehele schooljaar vinden, wanneer nodig, (met toestemming van ouders) overdrachtsbesprekingen plaats tussen de voorschoolse opvangorganisaties en de ontvangende basisschool waarin op individueel kindniveau wordt gesproken over de ontwikkeling van de doelgroepkinderen;

c. Doorgaande leerlijn

  • I.

    De VVE-opvangorganisaties en scholen werken bij voorkeur met hetzelfde volgsysteem. Dit en gezamenlijke evaluatie (zoals genoemd bij BII) dragen bij aan de doorgaande lijn. Als de opvangorganisatie of de school met een ander systeem werkt, kan het individuele rapport als Pdf overgedragen worden.

d. Kwaliteitsdialoog

  • I.

    De gemeente, VVE-opvangorganisaties en scholen voeren minimaal twee keer per jaar een gesprek over de kwantitatieve en kwalitatieve resultaatafspraken. Dit wordt gedaan in de werkgroep VVE.

  • II.

    Om te zorgen dat de doelgroeppeuters voldoende en de juiste ondersteuning ontvangen, komt de JGZ regelmatig langs bij de opvangorganisaties. Zij bespreken dan de ondersteuningsbehoefte van kinderen (met toestemming van ouders) die al op de opvang geplaatst zijn. Dit bezoek vindt 2x per maand plaats in overleg tussen JGZ en opvanglocatie;

e. Afspraken rondom ouderparticipatie

  • I.

    Alle opvangorganisaties met VVE beschrijven ouderparticipatie in hun pedagogisch beleidsplan;

  • II.

    Scholen en opvangorganisaties informeren ouders regelmatig over de vorderingen van hun kind:

    • Voor elk kind is er een kind-dossier waarin de ontwikkeling van het kind gevolgd kan worden;

    • Ouders worden vroegtijdig en voortdurend betrokken bij de ondersteuningsbehoefte(n) van hun kind(eren);

    • Primair individueel inzake het eigen kind/de eigen kinderen;

    • Daarnaast waar mogelijk ook in groepsverband in de vorm van voorlichting over veel voorkomende opvoedingsvragen en –problemen (in samenwerking met de JGZ);

  • III.

    Aanbieders voeren een intakegesprek met de ouders wanneer het kind gaat deelnemen aan VVE. Daarin wordt gesproken over:

    • De rol van de ouders bij het aanbieden van VVE. Ouders zijn primair verantwoordelijk om hun kind te stimuleren;

    • Welke ondersteuning kan de opvangorganisatie hierin geven aan de ouder.

f. Evaluatie

  • i.

    De opvangorganisaties en de scholen evalueren minimaal twee keer per jaar de kwaliteit van de door hen geboden VVE in de werkgroep VVE. In deze evaluatie wordt besproken:

    • Participatie van de ouders;

    • Kwaliteit van het aanbod en in hoeverre dit wordt gebruikt conform de afspraken;

    • Scholing/deskundigheidsbevordering van de pm’ers/leerkrachten;

    • Het observatiesysteem en de wijze waarop dit wordt gehanteerd;

    • De doorgaande lijn tussen voor- en vroegschools educatie

1.11 Concretisering van de kwantitatieve afspraken

De opvangorganisaties die voorschoolse educatie aanbieden, geven de gegevens één keer per jaar door aan de gemeente. Dit wordt gedaan bij de jaarlijkse verantwoording van subsidieafrekening. De opvangorganisaties ontvangen hiervoor een format.

Dit format is gericht op de hoeveelheid kinderen die VVE hebben gevolgd en hoe lang.

Tevens wordt in de werkgroep VVE minimaal twee keer per jaar de ontwikkelingsgroei besproken en gemonitord.

1.12 Waarborging beleid

In dit beleidskader is het ’wat’ uiteengezet. Wat willen we met elkaar bereiken bij het uitvoeren van het VVE-beleid. Het ‘hoe’: de werkprocessen, wordt door de werkgroep VVE opgesteld. Het beleidskader door de gemeenteraad van Midden-Delfland vastgesteld. Hiermee is het beleidskader VVE geborgd.

1.13 Financiën

De subsidie Peuteropvang en VVE wordt vanaf het jaar 2021 samengevoegd tot 1 subsidie. Dit betekent dat er voor drie zaken subsidie aangevraagd kan worden, te weten:

  • 1.

    Peuteropvang,

  • 2.

    VVE-plaats voor kind zonder kinderopvangtoeslag (KOT) en

  • 3.

    VVE-plaats met kinderopvangtoeslag (KOT).

Voor de gemeente Midden-Delfland zijn er in totaal 24 VVE-plekken met en zonder KOT beschikbaar. De verdeling hiervan is:

  • -

    Harlekijn Dienstverlening en Opvang B.V.: 8 VVE-plekken

  • -

    ’t Kickertje: 16 VVE-plekken

We gaan uit van de huidige verdeling van VVE-plekken per locatie, zoals hierboven aangegeven. Afhankelijk van demografische ontwikkelingen, en/of ontwikkelingen in de verdeling van aanmeldingen over de verschillende dorpen, kunnen er op termijn wijzigingen in de verdeling van plekken optreden in de aangegeven VVE-plekken per locatie. De totaliteit van 24 VVE-plekken in Midden-Delfland is echter een structureel gegeven

De werkgroep VVE dient hier rekening mee te houden, samenhangend met de frequentie waarop een overzicht van indicaties en plaatsingen beschikbaar is.

De subsidievoorwaarden zijn opgenomen in de Subsidieregeling Kwaliteit Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie 2021. Op deze subsidieregeling geldt een subsidieplafond op basis van de inkomsten Rijksmiddelen onderwijsachterstandenbeleid. De verdeling van het budget ziet er op basis van voorgaande jaren als volgt uit:

Peuteropvang € 35.000,-

VVE € 120.000,-

Totaal€ 155.000,-

1.14 Bijlagen

1.14.1 Overlegstructuur VVE-werkgroep

Er zijn verschillende werkvormen in gemeente Midden-Delfland die te maken hebben met de praktijk. Onderstaand schema (opgesteld in Dos 26-09-2019) geeft daar een overzicht van:

afbeelding binnen de regeling

DOM, DOS (DODH):

Er is lokaal overleg voor integrale afstemming met een nadruk op de praktijk. Naast de lokale zaken wordt er gekeken naar input die verder opgepakt moet worden i.s.m. bestuur en/-of gemeente.

DO:

Er is een gemeentelijk PO-overleg waar in de gehele breedte overleg plaatsvindt en verdere zaken opgepakt moeten worden i.s.m. bestuur en/of gemeente.

LEA:

Er is een bestuurlijk overleg met de gemeente voor afstemming beleid en financiën op macroniveau. Hier komt input vanuit de verschillende domeinen binnen de gemeente aan tafel en aan de orde, waar van toepassing.

Werkgroep VVE:

De werkgroep VVE monitort de uitvoeringsafspraken voortkomend uit het

VVE-beleidskader. In de werkgroep VVE nemen de volgende organisaties deel:

VVE-geregistreerde organisaties, Peuteropvang, JGZ en basisonderwijs. De gemeente faciliteert en ondersteund de werkgroep VVE.

Gemeente:

De gemeente is direct betrokken bij de VVE-werkgroep en sluit aan bij het LEA.

De werkwijze van de VVE-werkgroep is als volgt:

Wie?

De volgende partijen sluiten aan:

  • -

    Gemeente: zowel beleid als uitvoering Maatschappelijk Team: afhankelijk van de agenda

  • -

    JGZ

  • -

    VVE-opvangorganisaties

  • -

    Basisschool → 1 afgevaardigde

Wanneer?

De VVE-werkgroep komt minimaal twee keer per jaar bij elkaar. De gemeente initieert dit overleg.

Wat?

Ieder heeft een verantwoordelijkheid om de eigen achterban te informeren, zorgen/problemen op de juiste plek ter tafel te brengen en voor wederzijdse terugkoppeling zorg te dragen:

  • o

    Twee keer per jaar lichten de samenwerkende partners de geregistreerde gegevens toe in de werkgroep VVE. Indien nodig leidt deze rapportage tot verbeteractiviteiten. Indien mogelijk wordt er ook een trendanalyse gemaakt over meerdere jaren.

  • o

    Beleid en uitvoering wordt in de werkgroep VVE doorgesproken.

  • o

    Met elkaar bespreken welke vragen en suggesties er zijn om het VVE-beleid gezamenlijk op te pakken.

Hoe?

De agenda wordt met elkaar vastgesteld. In de werkgroep VVE worden specifieke afspraken gemaakt en vastgelegd in notulen.

In onderstaand stappenplan JGZ wordt de gemaakte afspraken binnen de werkgroep VVE weergegeven. Dit stappenplan is in 2019 opgesteld door de werkgroep en wordt uitgevoerd door JGZ. Aangezien het stappenplan een afspraak is van de werkgroep, wordt de uitvoering hiervan ook in de werkgroep VVE gemonitord.

1.14.2 Stappenplan JGZ

  • 1. De JGZ signaleert een risico op achterstand in de (spraak- taal) ontwikkeling van het kind.

    • o

      De signalering begint al bij het Zuigelingenhuisbezoek, bij de registratie van de opleiding en spreektaal van de ouder(s)/verzorger(s).

    • o

      Bij het contactmoment van 18 maanden wordt voor het eerst vastgesteld of de peuter aan de indiceringscriteria VVE voldoet.

    • o

      Mocht er bij 18 maanden nog geen verwijzing zijn afgegeven dan wordt hier ook bij 24 maanden nog naar gekeken.

  • 2. Registratie doelgroep VVE in JGZ-dossier.

  • 3. Ouder(s) informeren over de opvangorganisaties die VVE aanbieden.

  • 4. Eventuele informatie wordt meegegeven. Dit kan een brochure van de organisatie met algemene informatie over VVE zijn.

  • 5. JGZ vraagt toestemming aan ouder(s) om verwijsbrief en bijpassende gegevens uit te wisselen met de VVE-voorziening (indien deze bekend is)

  • 6. Bij het verkrijgen van toestemming verstrekt de JGZ de verwijzing van het betreffende kind aan de VVE-voorziening4 .

  • 7. De VVE-voorziening bespreekt met ouders:

    • o

      Aantal dagdelen en uren per plaatsing

    • o

      Financiële consequenties

  • 8. De brief wordt digitaal verstuurd naar de JGZ-medewerker die het kind heeft doorgestuurd. Naam en emailadres staan op de verwijsbrief. Medewerker JGZ verwerkt de plaatsing in het digitaal dossier van JGZ.

  • 9. JGZ controleert zes tot acht weken na afgifte van de verwijsbrief of het kind daadwerkelijk is aangemeld bij de VVE-voorziening.

  • 10. Wanneer de ouder zich niet heeft ingeschreven worden ouders gebeld.

  • 11. Opnieuw na zes weken controle of ouders zich ingeschreven hebben.

  • 12. Indien plaatsing/inschrijving VVE-voorziening (nog steeds) niet heeft plaatsgevonden wordt contact opgenomen met ouder om het belang hiervan te benadrukken en een plaatsing van het kind alsnog te realiseren.

Ondertekening


Noot
1

VSO, MBO 1 en Praktijkonderwijs

Noot
2

De ouder/verzorger spreekt weinig met het kind tijdens allerlei activiteiten in het dagelijks leven (hij/zij benoemt bijvoorbeeld niet wat hij/zij doet, ziet of hoort). De ouder/verzorger leest het kind weinig voor uit lees- of kijkboek. De ouder/verzorger doet weinig (woord)spelletjes met het kind. Dit kan afhankelijk zijn per achtergrond. De JGZ kan bij twijfel de opvang bevragen.

Noot
3

Denk aan (duurzame) armoede, achterstandswijk, isolement (gezin/kind), alcohol- of drugsgebruik, onvoldoende opvoedingscompetentie ouder(s), één ouder gezin, medische omstandigheden of (chronische) ziekte, psychiatrische of psychologische problematiek, relatie/gezinsproblematiek. Deze criteria zijn op zichzelf staand niet altijd reden tot verwijzing en er wordt dan ook door de professional gecontroleerd op een combinatie van factoren. Als het de enige factor is moet er wel iets mee gedaan worden. Contact tussen JGZ en maatschappelijk team is dus erg belangrijk!

Noot
4

Indien ouder geen toestemming verleent, wordt de verwijsbrief aan ouders meegegeven met de vraag deze in te leveren bij de VVE-voorziening.