Beleid voor de toepassing van de Wet Bibob in de gemeente Midden-Drenthe 2016

Geldend van 03-06-2016 t/m heden

Intitulé

Beleid voor de toepassing van de Wet Bibob

Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe en de burgemeester van Midden-Drenthe, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende

  • -

    dat met toepassing van de bevoegdheden uit de wet voorkomen kan worden dat de gemeente criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht wordt aangetast;

  • -

    dat de Wet Bibob aan het college dan wel de burgemeester beleidsruimte geeft bij de uitoefening van de bevoegdheden uit deze wet;

  • -

    dat een beleid willekeur voorkomt;

  • -

    dat een beleid een afschrikwekkende werking pleegt te hebben op personen die met criminele bijbedoelingen activiteiten willen ontplooien in de gemeente;

  • -

    dat met het vormen van beleid en het hanteren van de bevoegdheden uit de wet Bibob een bijdrage wordt geleverd aan de integrale criminaliteitsbestrijding in Nederland nu hierdoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat personen met criminele bijbedoelingen uit gemeenten met een actief Bibob-beleid activiteiten ontplooien in gemeenten zonder Bibob-beleid;

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob; artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; de artikelen 3, 27, 30a, 31 en 35 van de Drank- en Horecawet; artikel 30b van de Wet op de kansspelen; artikel 2 van de Verordening speelautomatenhal Midden-Drenthe; de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; de artikelen 2:16, 2:38, 3:4, 3:15 lid 2, 5:13. 5:18 en 5:23 van de Algemene plaatselijke verordening; artikel 7 Festiviteiten en evenementenverordening; artikel 4 van de Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning; en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening;

besluiten:

vast te stellen het

Beleid voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de gemeente Midden-Drenthe 2016

als volgt:

Inhoud

I inleiding

II de Bibob-toets

III uitvoering van de bevoegdheden

I inleiding

de Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft bestuursorganen de bevoegdheid om begunstigende beschikkingen te weigeren of in te trekken, overheidsopdrachten niet te gunnen of vastgoedtransacties niet aan te gaan of te ontbinden, als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de transactie gebruikt wordt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld.

De bestuursorganen met die bevoegdheden zijn in onze gemeente de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders. Deze kunnen door het uitvoeren van onderzoek het gevaar bepalen. Het onderzoek vindt in eerste instantie ambtelijk plaats. Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Noord (hierna RIEC) kan hierbij worden ingeschakeld. In de Wet Bibob is een adviesbureau in het leven geroepen dat het college of de burgemeester in tweede instantie kan ondersteunen met een advies: het Bureau Bibob.

II de Bibob-toets

algemeen

Het instrument dat in de wet wordt aangereikt is de Bibob-toets. De Bibob-toets wordt geregeld in de Wet Bibob zelf. De wet geeft aan hoe, en aan de hand van welke informatie moet worden vastgesteld of er een reden is tot weigering, wijziging of intrekking van een begunstigende beschikking, het uitsluiten van gunning of het afzien van een transactie. In het kort komt het erop neer dat de ondernemer gehouden is een uitgebreid Bibob-formulier in te leveren, samen met de nodige bewijsstukken.

In het beleid is gekozen voor een beperkte toepassing van de mogelijkheden van de Wet Bibob in die zin dat niet in alle gevallen de aanvrager integriteitsvragen hoeft te beantwoorden. De reden hiervoor is beperking van de bureaucratische druk, zowel bij de aanvrager als bij de ambtelijke organisatie.

Als er een vrij groot risico is op malversaties zal een Bibob-toets in alle gevallen plaatsvinden. Het Bibob-formulier met bewijsstukken is dan onderdeel van de aanvraag.

Als het risico niet groot is, zal een Bibob-toets pas plaatsvinden als hiertoe aanleiding is, als er signalen zijn dat er een gevaar kan zijn. De standaardaanvraagformulieren blijven gehandhaafd. Deze worden niet voorzien van specifieke Bibob-gerelateerde vragen. Pas als er aanleiding toe is wordt de aanvrager gevraagd integriteitsvragen te beantwoorden.

Het toepassingsbereik is niet beperkt: de Bibob-toets kan plaatsvinden in alle door de wet genoemde gevallen, voor zover deze voorkomen in de gemeente.

Bij de Bibob-toets kunnen worden betrokken:

  • -

    een door de betrokkene in te vullen formulier;

  • -

    de bij het formulier te voegen documenten;

  • -

    eventuele andere over te leggen documenten;

  • -

    de bij de aanvraag van de beschikking over te leggen documenten;

  • -

    eigen, reeds aanwezige of ter zake verzamelde informatie;

  • -

    informatie van het RIEC;

  • -

    informatie van politie en justitie (art. 4.3 lid 1 Besluit politiegegevens en art. 15 Besluit justitiële gegevens)

  • -

    informatie van het OM als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet;

  • -

    informatie van het Bureau Bibob (artikel 11a-bericht).

De eigen informatie wordt verkregen uit bijvoorbeeld eerdere Bibob-toetsen, andere vergunningprocedures, informatie van handhaving en toezicht binnen de gemeente, mededelingen vanuit de driehoek en onderzoek naar open bronnen, zoals de diverse basisregistraties, de registers van het Kadaster en de Kamer van Koophandel of een al dan niet gerichte zoekactie in een openbare zoekmachine op internet. De opgegeven financiering kan overigens niet door de gemeente worden onderzocht. Dat kan alleen het Bureau Bibob.

De standaardformulieren die door de betrokkene moeten worden ingevuld moeten voldoen aan wettelijke vereisten. De formulieren van het RIEC worden gebruikt. Deze zijn overeenkomstig de Regeling Bibob-formulieren.

Bij de onderwerpen waar altijd een Bibob-toets moet worden uitgevoerd, worden de formulieren meteen bij het aanvraagformulier gevoegd. De overige aanvraagformulieren worden niet aangevuld met specifieke Bibob-vragen. De formulieren worden pas toegestuurd als er signalen zijn dat er een risico is.

Signalen

Signalen komen van eerdere ervaringen met de betrokkene, van derde partijen, bijvoorbeeld van de politie (RIEC), het OM of van het Bureau Bibob, en voorts van nieuwsberichten en dergelijke open bronnen. Om te kijken of er nieuws is betreffende een betrokkene, kan een gerichte zoekactie via een zoekmachine op internet worden uitgevoerd. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke zoekactie zeer summier is. Ook het ingevulde aanvraagformulier kan signalen opleveren.

specifiek

De Bibob-toets vindt plaats in de volgende gevallen.

A Drank- en Horeca

Drank- en Horecavergunningen

artikel 3 en artikel 30a Drank- en Horecawet

Altijd Bibob-toets bij bepaalde aanvragen

De Bibob-toets vindt plaats bij alle aanvragen in het kader van:

  • -

    nieuwvestiging;

  • -

    bedrijfsovername;

  • -

    wijziging in ondernemers;

  • -

    wijziging van ondernemingsvorm, of;

  • -

    substantiële uitbreiding van de lokaliteit(en),

tenzij het betreft:

  • a)

    een aanvraag voor het uitoefenen van het horecabedrijf door een paracommerciële instelling als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (voor bijvoorbeeld dorpshuis, buurthuis, clubhuis of sportkantine, zalencentrum bij een kerk, waarbij de horecafunctie in eigen beheer is), of;

  • b)

    een aanvraag voor het uitoefenen van het slijterijbedrijf (zowel slijterijen als supermarkten met een slijterijfunctie).

Bibob-toets andere aanvragen alleen bij signalen

De Bibob-toets vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen in de volgende gevallen:

  • -

    in de gevallen als hierboven onder a) en b) genoemd;

  • -

    bij aanvragen in het kader van andere wijzigingen dan bovenstaand (bijvoorbeeld wijziging leidinggevende ingevolge artikel 30a DHW of een niet substantiële uitbreiding van de lokaliteiten, bijvoorbeeld met een terras);

  • -

    bij bestaande vergunningen.

B Kansspelautomaten

Speelautomatenvergunningen

Artikel 30b Wet op de kansspelen

(kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichting en speelautomatenhal)

Bibob-toets alleen bij signalen

De Bibob-toets vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 3 Wet Bibob), zowel bij bestaande vergunningen als bij aanvragen. Zo mogelijk wordt de toets gecombineerd met de toets van de Drank- en Horecavergunning.

Exploitatievergunning Speelautomatenhal

artikel 2 lid 2 Verordening speelautomatenhal Midden-Drenthe

Altijd Bibob-toets bij aanvragen

De Bibob-toets vindt plaats bij alle aanvragen van een vergunning (artikel 7 Wet Bibob).

Bibob-toets bestaande vergunning alleen bij signalen

De Bibob-toets ten aanzien van bestaande vergunningen vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 7 Wet Bibob). Daarnaast kunnen er periodieke toetsen plaatsvinden.

C Seksinrichtingen e.d.

exploitatievergunning seksinrichtingen of escortbedrijf

artikel 3:4 Algemene plaatselijke verordening Midden-Drenthe

Altijd Bibob-toets bij aanvragen

De Bibob-toets vindt plaats bij alle aanvragen van een vergunning (artikel 7 Wet Bibob).

Bibob-toets bestaande vergunning alleen bij signalen

De Bibob-toets ten aanzien van bestaande vergunningen vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 7 Wet Bibob). Daarnaast kunnen er periodieke toetsen plaatsvinden, in de regel om de vijf jaar.

Exploitatievergunning sekswinkels

artikel 3:10 Algemene plaatselijke verordening Midden-Drenthe

Ten aanzien van de in de Apv geregelde mogelijkheid vergunning te verlenen voor sekswinkels in aangewezen gebieden is er geen aanleiding beleid te maken. Zodanige winkels zijn niet aanwezig in de gemeente. Ook is er geen gebied aangewezen. Gelet op de ontwikkeling in die branche, is het ook niet waarschijnlijk dat zich een fysieke winkel zal vestigen in de gemeente. Het maken van Bibob-beleid kan alsnog bij het besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3:10 Apv.

D Vuurwerk

Exploitatievergunning vuurwerkverkoop

artikel 2:38 Algemene plaatselijke verordening Midden-Drenthe

Bibob-toets alleen bij signalen

De Bibob-toets vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 7 Wet Bibob), zowel bij bestaande vergunningen als bij aanvragen.

E Bouw en Milieu

Omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten en milieuactiviteiten

artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder a en e Wabo

Altijd Bibob-toets in bepaalde gevallen

Indien omgevingsvergunning wordt gevraagd voor het uitbreiden of bouwen van een inrichting waar activiteiten zullen worden ontplooid, waarvoor een vergunning nodig is die ingevolge het voorgaande in alle gevallen een Bibob-toets vereist, dan wordt altijd een Bibob-toets gedaan.

Bibob-toets bij overige aanvragen alleen bij signalen

De Bibob-toets vindt plaats bij aanvragen als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 3 Wet Bibob).

F Evenementen

Vergunning voor het organiseren van evenementen

artikel 7 Festiviteiten- en evenementenverordening Midden-Drenthe

Altijd Bibob-toets bij aanvragen bepaalde evenementen

De Bibob-toets vindt plaats bij alle aanvragen van een vergunning voor evenementen (artikel 7 Wet Bibob) indien het te organiseren evenement valt te karakteriseren als een risiciovol evenement.

Van een risicovol evenement is sprake indien het evenement of een onderdeel ervan kan worden gerangschikt onder de volgende onderwerpen

  • -

    commercieel georganiseerde vechtsporten

  • -

    motortreffen van motorclubs

Bibob-toets overige evenementen en bestaande vergunningen alleen bij signalen

De Bibob-toets ten aanzien van overige evenementen en bestaande vergunningen vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 7 Wet Bibob).

G Onttrekking woningen aan woningbestand

Vergunning voor het hebben van een woning als tweede woning

artikel 4 Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning (vastgesteld 4 november 1999).

Bibob-toets alleen bij signalen

De Bibob-toets vindt plaats als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 7 Wet Bibob) zowel ten aanzien van aanvragen als bestaande vergunningen. Bij uitgifte van het aanvraagformulier wordt informatie gegeven dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de behandeling van de aanvraag.

H Subsidies

Bibob-toets alleen bij signalen

De Bibob-toets vindt plaats bij aanvragen voor het verlenen van subsidie voor al dan niet commerciële projecten op het gebied van bouw, milieu en energie, uitgezonderd milieueducatie, als er signalen zijn (uit eigen onderzoek, informatie van het RIEC of het OM) die aanleiding geven om onderzoek te doen (artikel 3 Wet Bibob).

I Vastgoedtransacties

Bij vastgoedtransacties die voldoen aan een van de volgende criteria:

  • -

    het verwerven of verkopen van onroerende zaken met een waarde groter dan € 100.000,-;

  • -

    het verlenen van zakelijke - of gebruiksrechten op onroerende zaken met een waarde groter dan € 100.000,-;

  • -

    huur of verhuur van woonruimte en andere ruimten aan derden;

  • -

    vastgoedtransacties als bedoeld onder artikel 1 lid 1 onder o. ten vierde van de Wet (deelname aan rechtspersonen en dergelijke, bijvoorbeeld voor exploitatie gronden),

wordt in de voorbereiding van de onderhandelingen aandacht besteed aan de wet Bibob, in die zin dat de wederpartij op de hoogte wordt gebracht van de mogelijkheid te toetsen aan de Wet Bibob.

Bibob-toets alleen bij signalen

De Bibob-toets wordt uitgevoerd bij signalen. In elk geval is sprake van een signaal indien sprake is van één van de volgende omstandigheden:

  • -

    een hoge mate van financiële complexiteit van de transactie;

  • -

    een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur van de wederpartij;

  • -

    een hoog financieel risico voor de gemeente.

Zodra duidelijk is dat er sprake is van een dergelijk signaal wordt de wederpartij op de hoogte gebracht van de daadwerkelijke toetsing. De toetsing wordt dan zo spoedig mogelijk gedaan.

Artikel 5a van de Wet Bibob bepaalt dat zowel voor als na de transactie de Bibob-toets kan plaatsvinden. In alle overeenkomsten bij vastgoedtransacties die voldoen aan de criteria wordt daarom een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan achteraf kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst als:

  • -

    de vastgoedtransactie (mede) is gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten (artikel 9 lid 3 onder a - witwassen), of dat daartoe zeer sterke aanwijzingen zijn.

  • -

    het gevaar bestaat of het gevaar is gerealiseerd dat in of met de onroerende zaak strafbare feiten zijn, of zullen worden gepleegd (artikel 9 lid 3 onder b)

  • -

    het vermoeden bestaat dat het vastgoed (of het recht daarop) is verkregen door middel van het plegen van een strafbaar feit (art. 9 lid 3 onder c)

Het spreekt vanzelf dat de toepassing van een dergelijke integriteitsclausule achteraf alleen wordt overwogen in het geval er duidelijke signalen zijn.

J Aanbestedingen

De Bibob-toets ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, vindt plaats bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren die op grond van artikel 5 lid 2 van de wet in het Besluit Bibob zijn aangewezen (momenteel: milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) en bouw), en die conform de geldende “Beleidsregels inkoop en aanbesteden” van 18 maart 2014 openbaar moeten worden aanbesteed dan wel Europees moeten worden aanbesteed, zonodig aangepast aan de Europese drempelbedragen voor openbare aanbesteding.

Het in het beleid vastgestelde drempelbedrag voor openbare aanbesteding bij werken is gesteld op € 2.000.000,-. Bij de aanbesteding voor diensten en leveringen bedraagt dit drempelbedrag momenteel tussen € 40.000,- en € 209.000,- wanneer dit toegevoegde marktwerking/ marktwaarde heeft (deze bedragen zijn overigens indicatief).

In het bestek worden Bibob-criteria opgenomen en bepaald dat de gegadigde bij de offerte de in het bestek gevraagde informatie en bewijsstukken moet leveren om in aanmerking te komen voor gunning. Indien nodig worden ook bepalingen opgenomen ten aanzien van het geven van toestemming voor het contracteren van onderaannemers door de gegadigde. Eén en ander voor zover dit niet al duidelijk wordt door de eigen verklaring (per 18 april 2016 het Uniform Europees Aanbestedingsdocument), waarover de inschrijvers in de meervoudig onderhandse inschrijving, de openbare aanbesteding en de Europese aanbesteding moeten beschikken.

In de overeenkomsten die worden gesloten met de gegadigde wordt de bepaling opgenomen dat de overeenkomst ontbonden wordt indien zich een van de situaties als bedoeld in artikel 9 tweede lid Wet Bibob voordoet, en dat, indien op deze grond ontbonden wordt, de gemeente niet meer gehouden is aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst en er voor de gemeente geen enkele schadeplicht is, dan wel ontstaat.

III uitvoering van de bevoegdheden

De toepassing van de bevoegdheden van artikel 3, 5, 6 en 7 van de Wet door de burgemeester en het college, dan wel degenen die door hen gemandateerd zijn, zal op de volgende wijze plaatsvinden.

Aanvraag van beschikkingen

Bij aanvraag van beschikkingen waarbij altijd een Bibob-toets plaatsvindt, behoort het ingevulde Bibob-formulier en de daarin gevraagde documenten tot de stukken die moeten worden overgelegd. Indien de aanvraag niet compleet is, wordt een redelijke termijn gesteld voor het aanvullen van de aanvraag. Indien hiervan geen, onvolledig of te laat gebruik wordt gemaakt, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld (art. 4:5 Awb). De bepaling van de lengte van de redelijke termijn wordt beoordeeld naar gelang de te leveren informatie. Uitzonderingen daargelaten, zal twee weken hiervoor voldoende zijn.

Als de aanvraag compleet is, wordt eerst beoordeeld of de reguliere weigeringsgronden of uitsluitingsgronden van toepassing zijn. Als dat het geval is, zal de gevraagde beschikking op die grond geweigerd worden. Als er geen reguliere weigeringsgronden zijn, wordt gekeken of er signalen zijn, dan wel twijfels op grond van het ingevulde Bibob-formulier.

Bij aanvragen van beschikkingen waarbij de Bibob-toets alleen bij signalen plaatsvindt, wordt bij de behandeling van de aanvraag gekeken of er signalen zijn.

Hiertoe vindt eerst een beoordeling plaats op grond van de eigen informatie. Het RIEC wordt om hulp gevraagd zodra bij die eerste snelle beoordeling enige twijfel niet meteen kan worden uitgesloten. Het RIEC kan bij het Bureau informeren of de ondernemer eerder is onderzocht (artikel 11a van de Wet Bibob).

In de toetsing kan de betrokkene gevraagd worden meer informatie te geven. Weigert een betrokkene informatie te geven, ook na een hersteltermijn, dan kan de aanvraag buiten behandeling gesteld worden, ook al is deze eerst wel in behandeling genomen. De Raad van State heeft in de uitspraak van 23 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2977) overwogen dat bij de beoordeling van een aanvraag de wettelijke ficties van artikel 4 lid 1 en 2 niet van toepassing zijn, maar dat teruggevallen kan worden op artikel 4:5 Awb. Worden de bij het aanvraagformulier gevraagde gegevens niet ingeleverd, dan kan op grond van artikel 4:5 lid 1 onder a de aanvraag buiten behandeling worden gesteld; worden de later door het bestuursorgaan of door het Bureau gevraagde gegevens niet ingeleverd, dan is de grond voor buitenbehandelingstelling artikel 4:5 lid 1 onder c Awb. Het besluit de aanvraag om die reden niet te behandelen moet genomen worden binnen 8 weken na de ommekomst van de hersteltermijn of de onvolledige indiening van de gevraagde informatie. Bij uitblijven van dat besluit moet de zaak behandeld worden. Alsdan moet worden bekeken of de informatie die er wel ligt voldoende is om een inschatting te kunnen geven van het gevaar.

Als het gevaar niet kan worden uitgesloten, en het gevaar is niet evident, wordt in samenwerking met het RIEC het Bureau Bibob verzocht advies uit te brengen. De betrokkene wordt daarvan in kennis gesteld (art. 32 Wet Bibob). Artikel 15 van de Wet Bibob regelt de opschorting van beslistermijnen bij het aanvragen van advies.

Bestaande beschikkingen

In het geval er signalen zijn waardoor een vermoeden rijst dat het gevaar bestaat dat een bestaande subsidie, vergunning of ontheffing wordt kan worden gebruikt voor strafbare feiten of het witwassen van geld (art. 3 lid 1 Wet Bibob), of dat voor de verkrijging van de beschikking een strafbaar feit is gepleegd (art. 3 lid 6 Wet Bibob), wordt de betrokkene gemotiveerd gevraagd om binnen een redelijke termijn een Bibob-formulier in te vullen en deze te voorzien van stukken (artikel 30 lid 3 Wet Bibob). Weigert deze, dan is sprake van ernstig gevaar (art. 4 Wet Bibob – dit is een dwingende wettelijke fictie) en wordt de beschikking ingetrokken. Als de ingeleverde gegevens de twijfel niet wegnemen, kan het Bureau Bibob worden ingeschakeld. Met het aanvragen van een nieuwe beschikking moet de betrokkene alsnog de gewenste gegevens overleggen.

Routinematige controles

Indien het college of de burgemeester zonder duidelijk signaal een routinematige Bibob-toets wil doen, dan kan dit omwille van de rechtszekerheid en het verbod op willekeur alleen in het kader van een controle waarin toetsing plaatsvindt ten aanzien van alle afgegeven vergunningen binnen een bepaalde sector. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke controle vooraf goed gecommuniceerd wordt met de betrokkenen in de sector.

In het geval van gokautomaten en prostitutie is in de gemeente een terughoudend exploitatiebeleid. In de gemeente is de vestiging van slechts één speelhal en één prostitutiebedrijf mogelijk (artikel 2 Verordening speelautomatenhal Midden-Drenthe en artikel 3:4 Apv). De Apv en de Verordening speelautomatenhal bepalen niets over de duur van de geldigheid van de exploitatievergunning. Bij dergelijke schaarse vergunningen zal evenwel wegens de Europese dienstenrichtlijn en de Dienstenwet een geldigheidsduur van 5 jaar moeten worden opgenomen, tenzij een langere termijn wenselijk is.

Het spreekt vanzelf dat indien in de vergunning gestelde duur langer is dan bijvoorbeeld vijf jaar, of dat de duur onbeperkt is, zoals bij de laatst afgegeven vergunning voor de speelautomatenhal (2011), regelmatig een Bibob-onderzoek plaatsvindt om de vinger aan de pols te houden. Uitgangspunt hierbij is, dat eens in de vijf jaar een reguliere controle plaatsvindt. Daarnaast is het zaak bij deze vergunningen alert te blijven op signalen.

Zowel omgevingsvergunning als exploitatievergunning

Als voor de exploitatie zowel een bouwvergunning nodig is als een exploitatievergunning of een andere beschikking, kan het in beide gevallen nodig zijn een Bibob-toets aan te vragen.

In het geval er een omgevingsvergunning nodig is voor een activiteit waarvoor ook een beschikking nodig is, waarvoor op grond van dit beleid een Bibob-toets moet worden gedaan (zoals een exploitatievergunning of een Drank en Horecavergunning), spreekt het vanzelf dat ook voor de omgevingsvergunning de Bibob-toets wordt gehanteerd. De vragen worden dan gecombineerd. In het geval de vergunning voor de activiteit niet gelijktijdig wordt aangevraagd met de omgevingsvergunning, en de eerst ingediende aanvraag is niet afgewezen ingevolge de Wet Bibob, dan kan ervoor gekozen worden een tweede keer een Bibob-toets te doen als er nieuwe signalen zijn, of als de tijd tussen de toetsen zo lang is, dat de eerste toets niet meer representatief is. Dat laatste is in elk geval zo als er twee jaar tussen zit (vergelijk artikel 11a, onder a en artikel 19 Wet Bibob).

Aanvraag na eerdere intrekking of weigering

Indien na een eerdere weigering van een aanvraag of intrekking van een beschikking een nieuwe aanvraag wordt ingediend, is de aanvrager gehouden nieuwe feiten en omstandigheden aan te geven die aantonen dat de oorspronkelijke reden van de weigering/ intrekking niet meer bestaat (artikel 4:6 Awb). Als de aanvrager daar niet in slaagt, kan de aanvraag meteen geweigerd worden (artikel 4:6 lid 2). Verloop van tijd kan een gewijzigde omstandigheid zijn. Dit is per geval te beoordelen. Een bestaand advies van het Bureau is geldig op het moment van het uitbrengen van het advies en de besluitvorming daarop. Het onderzoek dat ten grondslag ligt van het advies is gericht op de dan liggende vraag. Het hangt van de inhoud van de nieuwe aanvraag en de gestelde veranderde omstandigheden af of een nieuw advies aan het Bureau moet worden gevraagd (zie ook de toelichting bij artikel 11a en artikel 19 in de MvT bij de Wet Bibob.)

Aanbesteding en contracten

Voor het kunnen gebruiken van de mogelijkheden van de Wet Bibob, moet in het bestek (bij een aanbesteding) dan wel in de aanloop van het contract (bij vastgoedtransacties), maar liefst al in de allereerste fase, duidelijk zijn gemaakt dat de Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure en de wet kan worden gehanteerd. Bij een aanbesteding wordt de toets uitdrukkelijk in het bestek opgenomen. Bij een vastgoedtransactie wordt in een vroeg stadium van de onderhandeling door de gemeente kenbaar gemaakt dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de onderhandeling. Indien er signalen zijn, en binnen de onderhandelingsperiode enige twijfel niet kan worden uitgesloten, wordt in het contract een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Inschakeling Bureau Bibob

Het Bureau Bibob kan worden ingeschakeld als de wet dat bepaalt (zie hoofdstuk IV). Het bureau zal om advies worden gevraagd als op basis van het eigen onderzoek er twijfel blijft over de integriteit.

Het vragen van advies geschiedt bij voorkeur met begeleiding van het RIEC. Het Bureau heeft vergaande bevoegdheden, bijvoorbeeld bij het onderzoeken van complexe bedrijfsstructuren en het onderzoeken van relaties tussen bedrijven en natuurlijke personen en personen onderling. Ook kan het Bureau onderzoek doen naar de (opgegeven) financiering.

In bijlage 6 van de Regeling Bibob-formulieren is een formulier voorgeschreven voor het vragen van advies aan het Bureau Bibob.

Afwijken van het beleid

Het college of de burgemeester kan te allen tijde gemotiveerd afwijken van het beleid.

Wie is bevoegd - mandaat

Voor wat betreft het gebruik van de bevoegdheden uit de Wet Bibob met betrekking tot beschikkingen is het zo, dat het gebruik “meelift” met het mandaat. Degene die krachtens mandaat of ondermandaat de bevoegdheid heeft een beschikking te weigeren of in te trekken, is ook bevoegd de Wet Bibob daartoe te gebruiken (artikel 1 lid 3 van het Algemeen mandaatbesluit 2015).

Voor wat betreft aanbestedingen en vastgoedcontracten, is de behandelend ambtenaar die het aangaat uit hoofde van zijn functie bevoegd om voorbereidingshandelingen te verrichten en daarin rekening te houden met de Wet Bibob.

Vanwege de implicaties van de Wet Bibob en de risico’s spreekt het vanzelf dat, als de Bibobtoets enige twijfel oplevert, de behandelend ambtenaar contact zoekt en houdt met de ambtenaar oov die contact onderhoudt met de burgemeester en het RIEC, zijn leidinggevende en zijn portefeuillehouder. Vanwege de zwaarwichtigheid van een onderzoek door het Bureau, spreekt het vanzelf dat de portefeuillehouder wordt geraadpleegd voordat het Bureau wordt ingeschakeld.

Horen van betrokkene

Alvorens een aanvraag te weigeren of een bestaande beschikking in te trekken, op grond van gegevens die niet door de betrokkene zelf zijn overgelegd, moet betrokkene gehoord worden (art 4:7 Awb), hetgeen geschied door het opsturen van een voorgenomen besluit, met een termijn om op dat voornemen te reageren middels een zienswijze. De Wet Bibob geeft specifieke regels over het kunnen meesturen van informatie.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe,
de secretaris, de burgemeester,
drs. A. Pruntel T. Baas
de burgemeester,
T.Baas