Regeling vervallen per 01-01-2015

Erfgoedverordening gemeente Moerdijk

Geldend van 19-07-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 28 juni 2012

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 april 2012

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK 2012

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Beschermd rijksmonument:

    onroerend monument dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • b.

    Gemeentelijk monument:

    onroerend monument, dat overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c.

    Gemeentelijke monumentenlijst:

    De lijst waarop de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen zijn geregistreerd:

  • d.

    Monumentencommissie:

    de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie die als taak heeft het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

  • e.

    Eigenaren en zakelijk gerechtigden:

    degenen die in het kadastrale register als eigenaren en zakelijke gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

  • f.

    Bouwhistorisch onderzoek:

    onderzoek, in een schriftelijke rapportage vastgelegd, naar de bouwgeschiedenis, de bouwhistorische kwaliteit en de monumentale waarde van een monument zoals aangegeven in de leidraad voor praktijkgericht bouwhistorisch onderzoek, opgesteld door de Rijksdienst voor Monumentenzorg (nu genaamd Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed);

  • g.

    Landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden:

    landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • h.

    Cultuurhistorische waardenkaart:

    topografische kaart van (delen van) het gemeentelijk of provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • i.

    Archeologisch verwachtingsgebied:

    op de archeologische waardekaart aangegeven gebied, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • j.

    Hoge verwachtingswaarde:

    grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    Middelhoge verwachtingswaarde:

    gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    Lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • m.

    Plan van aanpak:

    plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen, denkt te gaan beantwoorden;

  • n.

    Programma van eisen:

    programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek. Inclusief een plan van aanpak dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • o.

    Bevoegd gezag:

    bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • p.

    Archeologisch monument: terrein dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

  • q.

    Beschermd stads- en dorpsgezicht:

    een gebied dat van algemeen belang is door de cultuurhistorische waarde. Hiermee vallen zij onder artikel 20 van de Monumentenwet van 1988.

  • r.

    Object:

    een bouwwerk en/of een bouwwerk geen gebouw zijnde

  • s.

    Redengevende omschrijving:

    een omschrijving waarin de waardevolle onderdelen van het object zijn opgenomen

  • t.

    Waarderingscriteria: de in bijlage 1 genoemde criteria, subcriteria, hun maximale en minimale waardering en wegingsfactor

Hoofdstuk 2 Rijksmonumenten

Artikel 2 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht (Bor) voor een vergunning en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden moeten in 2-voud, bij het college, wordeningediend.

Artikel 3 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk aan het college over de aanvraag binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift.

Artikel 4 Monumentencommissie

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijst de leden van de monumentencommissie aan.

  • 2. Binnen de commissie zijn minimaal 2 leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

  • 3. De commissie bestaat uit maximaal 5 leden.

Artikel 5 Advies inzake bezwaar

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de vergunning en de naar voren gebrachte bezwaren aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie brengt haar advies uit aan het bevoegd gezag.

Artikel 6 Stellen van voorschriften, vergunning voor bepaalde tijd

  • 1. Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 7 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende een object aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, toetst het college aan de in bijlage 1 van deze verordening vastgelegde waarderingscriteria voor gemeentelijke monumenten

  • 4. Het college kan bepalen, dat ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument, een bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 5. Een besluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een redengevende monumentenomschrijving.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 8 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt, tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 11 van deze verordening plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 14 tot en met 19 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. Het college stuurt een aanvraag als bedoeld in artikel 7 lid 1 van deze verordening en de toetsing van deze aanvraag aan de vastgestelde waarderingscriteria voor gemeentelijke monumenten binnen 8 weken naar de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 3. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie over de aanvraag.

  • 4. Het college kan, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, de in het derde lid van dit artikel genoemde termijn met ten hoogste 8 weken verlengen, mits zij daarvan de belanghebbenden daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.

Artikel 10 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van deze verordening wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 11 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst omvat:

    • ·

      de plaatselijke aanduiding;

    • ·

      de datum van de aanwijzing;

    • ·

      de kadastrale aanduiding;

    • ·

      eventueel de tenaamstelling;

    • ·

      een redengevende monumentenomschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 12 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. De artikelen 7, 9 en 10 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2 van dit artikel, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 13 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing intrekken.

  • 2. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 7, derde lid, en artikelen 9 en 10 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 4. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 14 Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of grondverzet uit te voeren;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 15 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 14 van deze verordening en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden moet in 2-voud, bij het college, worden ingediend.

Artikel 16 Advies monumentencommissie

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies;

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk aan het college over de aanvraag binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift.

Artikel 17 Advies inzake bezwaar

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de vergunning en de naar voren gebrachte bezwaren aan de monumentencommissie;

  • 2. De monumentencommissie brengt haar advies uit aan het bevoegd gezag;

Artikel 18 Weigeringsgronden, stellen van voorschriften, vergunning voor bepaalde tijd

  • 1. De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing betrekt het bevoegd gezag het advies van de monumentencommissie.

  • 2. Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 3. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 19 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 14 lid 2 van deze verordening niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermde gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen;

Hoofdstuk 5 beschermd stads- en dorpsgezicht

Artikel 20 Procedure

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over iedere aanvraag om vergunning diebetrekking heeft op een locatie die valt binnen een aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1 lid q;

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 6 Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 21 Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder p van deze verordening een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder i van deze verordening, de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

      • ·

        in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 90 m2, of;

      • ·

        in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m2, of;

      • ·

        in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m2.

    • b.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    • e.

      een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • ·

        het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • ·

        de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • ·

        in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 22 Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Moerdijk onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder n, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder m van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 23 Procedure

De bepalingen uit artikel 2, 3, 4, 5, 15, 16 en 17 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 21, tweede lid, onder e, en artikel 22, eerste lid, onder b van deze verordening.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 24 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 14 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 14;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 14, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onder d;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 22, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 25 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 14 en artikel 21 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 26 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de personen die zijn aangesteld als Buitengewoon Opsporingsambtenaar van de gemeente Moerdijk. Voorts zijn met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

  • 2. De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode;

  • 3. De Erfgoedverordening gemeente Moerdijk 2010, vastgesteld op 3 juni 2010 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 28 Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 27 ingetrokken verordening.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Moerdijk.

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 28 juni 2012,

de griffier, de voorzitter,

H.D.Tiekstra J.P.M. Klijs

Bijlage 1

Bijlage 1