Regeling vervallen per 01-01-2015

verordening maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand 2012 Gemeente Moerdijk

Geldend van 01-10-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

verordening maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand 2012 Gemeente Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 6 september 2012,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 juli 2012,

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en de artikelen 8, eerste lid, onderdeel g en artikel 35 lid 5 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat de gemeente bij verordening regels dient te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten van maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen;

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand 2012 gemeente Moerdijk”.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet werk en bijstand (Wwb).

    • b.

      Raad: de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk

    • d.

      Netto bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 21 van de Wwb plus van toepassing zijnde gemeentelijke toeslag, exclusief eventuele heffingskortingen.

    • e.

      Vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Wwb.

    • f.

      Belanghebbende: in deze verordening wordt onder belanghebbende mede verstaan het gezin.

Artikel 2 Doelstelling

Doelstelling is via categoriale bijzondere bijstand het terugdringen van het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in de maatschappelijke participatie door de financiële positie van hun ouders. In Moerdijk betekent maatschappelijke participatie het meedoen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter.

Artikel 3 Doelgroep

Tot de doelgroep van deze regeling behoren schoolgaande kinderen die behoren tot gezinnen waarvan het netto maandinkomen niet hoger is dan maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het vermogen van het gezin mag niet hoger zijn dan het vrijgestelde vermogen zoals genoemd in artikel 34 Wwb.

Artikel 4 Uitvoering

Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 5 Maatschappelijke participatie in andere regeling

Voor zover in een andere gemeentelijke regeling reeds is voorzien in een wettelijke grondslag voor ondersteuning van maatschappelijke participatie, wordt die regeling geacht mede uitvoering te geven aan de opdracht bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g van de wet.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Slotbepalingen

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking op 1 oktober 2012.

  • 2. De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als verordening maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand 2012 Gemeente Moerdijk.

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d.6 september 2012,

de griffier, de voorzitter,

H.D. Tiekstra J.P.M. Klijs

Toelichting Verordening Maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen Wwb 2012 gemeente Moerdijk.

Algemene Toelichting

In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt aan gezinnen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.

De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 Wwb.

Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.

Een categoriale voorziening impliceert niet dat ambtshalve de bijdrage wordt verstrekt. Er moet nog steeds een aanvraag ingediend worden, maar de beoordeling hiervan is veel eenvoudiger. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoort tot de categorie die in de wet is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.

Deze verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1 Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wwb, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de betreffende definities in de wetten ook de Verordening moeten worden gewijzigd.

Artikel 2 Doelstelling

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord. Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie komen in aanmerking voor bijstandsverlening op grond van deze verordening.

Artikel 3 Doelgroep

In artikel 3 zijn de algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen deze categoriale bijstand. Het betreft schoolgaande kinderen die behoren tot gezinnen waarvan het netto maandinkomen niet hoger is dan maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm alsmede niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen.

Artikel 4 Uitvoering

Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering. De maatschappelijke participatie, tijdschriften en indirecte studiekosten komen onder deze regeling te vallen.

Artikel 5 Maatschappelijke participatie in andere regeling

Ondersteuning van maatschappelijke participatie kan ook door het creëren van regelingen of voorzieningen buiten de Wwb om. Een dergelijke regeling wordt aangemerkt als een regeling waarmee uitvoering wordt gegeven aan de opdracht van de Wwb.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening. Afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van deze hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als regel. In de rapportage en in de beschikking moet duidelijke aangegeven worden waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Geen toelichting nodig.

Artikel 8 Citeertitel

Geen toelichting nodig.