Regeling vervallen per 11-04-2019

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen

Geldend van 01-02-2015 t/m 10-04-2019

Intitulé

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen

De raad van de gemeente MOERDIJK,

gelezen het voorstel van het college van 16 december 2014, inzake beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het advies van het college van burgemeester en wethouders van 16 december 2014;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

in deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van stoffelijke overblijfselen;

  • b.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • c.

    begraafplaats(en) in:

    • -

      Zevenbergen, Galgenweg 1, (4791 HC);

    • -

      Klundert, Schanspoort 6 (4671 KP);

    • -

      Zevenbergen, Klundertseweg (in oprichting);

  • d.

    beheerder: de ambtenaar, die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • e.

    belanghebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend;

  • f.

    gedenkplaats: plaats waar voor doodgeborenen die niet worden begraven of gecremeerd een gedenkplaatje kan worden aangebracht;

  • g.

    graf: een zandgraf, grafkelder of keldergraf;

  • h.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordeningdoor of namens het college een grafrecht wordt verleend aan een rechthebbende of nadere bepalingen worden meegegeven aan een belanghebbende;

  • i.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of gedenkplaats;

  • j.

    keldergraf: een betonnen, gemetselde of kunststofconstructie aaneengeschakeld, waarin meerdere overledenen worden bijgezet in een algemeen keldergraf;

  • k.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van overledenen;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het ondergronds doen verstrooien van as;

  • l.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het ondergronds doen verstrooien van as;

  • l.

    particuliere grafkelder: een particulier graf met een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere overledenen worden begraven of asbussen met of zonder urnen worden bijgezet in een particuliere grafkelder;

  • m.

    particuliere urnenmuur of urnenzuil: een bovengrondse constructie met particuliere nissen, waarin asbussen met of zonder urnen kunnen worden bijgezet;

  • n.

    particuliere urnennis in urnenzuil of urnenmuur: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • o.

    particuliere drijvende urn: een particulier urnengraf, waar een urn met één of twee asbussen, die als sierelement in de daarvoor aangewezen waterpartij kan worden bijgezet;

  • p.

    particuliere waterurn: een particulier urnengraf, waar een urn met de as van één of twee crematies, waarbij als gevolg van natuurlijke omstandigheden de aanwezige as uitspoelt in/op het graf;

  • q.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, - urnengraf of - urnennis, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • r.

    urn: een voorwerp ter berging van één of twee asbussen;

  • s.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • t.

    zandgraf: een particulier of algemeen graf gegraven in de vaste grond.

Artikel 2.

Het beheer van de algemene begraafplaatsen is gesplitst in het administratieve beheer en het dagelijkse onderhoud van de begraafplaats.

Onder het administratieve beheer vallen:

  • a)

    het bijhouden van de begraafplaatsadministratie;

  • b)

    de (interne) opdrachtverlening voor het begraven van overledenen, bijzetten van urnen of verstrooien van as;

Onder het dagelijks beheer en toezicht vallen:

  • c)

    het onderhoud van de algemene openbare voorzieningen zoals o.a. bomen en beplanting, gazon, paden, straatmeubilair zoals o.a. bank, watertappunt of afvalbak;

  • d)

    toezicht op plaatsen en onderhouden van grafbedekkingen door of namens de rechthebbenden/belanghebbenden.

Schriftelijke en mondelinge contacten worden afhankelijk van het onderwerp onderhouden door de betreffende beheerder.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder dagelijks beheer en toezicht.

  • 2. De beheerder dagelijks beheer en toezicht kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaatsen kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder administratief beheer. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door deze beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder dagelijks beheer en toezicht.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van stoffelijke overblijfselen en de ruiming van graven of urnen zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder administratief beheer met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor Begraven en asbezorging

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de aangewezen meldingsdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder administratief beheer.

    Dag van de plechtigheidUiterste meldingsdag

    maandag donderdag

    dinsdag vrijdag

    woensdag vrijdag

    donderdag maandag

    vrijdag dinsdag

    zaterdag woensdag

    Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het stoffelijke overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan deze beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

    De gemeente treft specifieke maatregelen, wanneer door aansluiting van feestdagen en brugdagen het gemeentehuis langer dan 4 dagen achtereen gesloten is voor publiek.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en daarna het sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door medewerkers of gespecialiseerd personeel namens of onder toezicht van de beheerder dagelijks beheer en toezicht.

    Nabestaanden mogen onder toezicht van de betrokken begrafenisondernemer symbolisch het graf sluiten door het aanbrengen van enkele handjes of spades met grond. Deze wens dient eveneens schriftelijk, uiterlijk tijdens de

    kennisgeving zoals bedoeld in het voorgaande lid kenbaar te zijn gemaakt bij de beheerder administratief beheer. De nabestaanden dienen bij deze handmatige werkzaamheden de aanwijzingen van de begrafenisondernemer of medewerker door of namens de beheerder dagelijks beheer en onderhoud op te volgen en gebruik te maken van de ter beschikking gestelde hulpmaterialen.

    Het voorlopen en bedienen van de graflift geschiedt door de begrafenisondernemer. Nabestaanden mogen onder toezicht van de begrafenisondernemer de graflift bedienen.

    Wanneer de nabestaanden een begraving of verstrooiing zonder tussenkomst van een begrafenisondernemer willen regelen, dan is een medewerker namens de beheerder dagelijks beheer en onderhoud aanwezig. Zijn aanwijzingen moeten worden opgevolgd.

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het is niet mogelijk gebruik te maken van een gemeentelijke ontvangstruimte en/of aula.

  • 2. Tijdens plechtigheden is het gebruik van een geluidsinstallatie door of namens de familie toegestaan. Het geluidsniveau dient zodanig te zijn afgestemd, dat uitsluitend de aanwezigen bij de begraving of bijzetting de toespraken en eventuele muziekstukken kunnen volgen.

Artikel 9. Over te leggen stukken

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder administratief beheer.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder administratief beheer te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Elke begraving in een particulier graf wordt een grafrusttermijn toegekend van 20 jaar. De verlenging bij de tweede begraving in het graf dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging bij een tweede begraving binnen tien jaar na de eerste begraving wordt naar boven toe afgerond met een periode van tien jaar na de einddatum grafrecht.

De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging bij een tweede begraving na tien jaar na de eerste begraving wordt naar boven toe afgerond met een periode van 20 jaar na de einddatum grafrecht.

Termijn 2de begraving

na 1ste begraving

Verplichte verlenging

Grafrust tweede begraving

1 -- 10 jaar

10 jaar

Tussen 20 en 29 jaar

>10 jaar

20 jaar

Tussen 20 en 29 jaar

5.De desbetreffende beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is op werk- en zaterdagen van 9.00 tot 16.00 uur;

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere (kinder)graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen, waterurnen en drijvende urnen (op de begraafplaats in oprichting aan de Klundertseweg te Zevenbergen);

    • c.

      algemene graven;

    • d.

      algemene as-verstrooiingplaats (op de begraafplaats in oprichting aan de

      Klundertseweg te Zevenbergen);

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overblijfselen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven, urnennissen, waterurnen en drijvende urnen en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de particuliere graven. De termijn van grafrust voor een tweede begraving in een particulier graf is twintig jaar.

  • 3. (Kinder)Graven, urnengraven en urnennissen worden uitgegeven naar beschikbaarheid evenals het bieden van een uitstrooimogelijkheid. Het college bepaalt waar welke mogelijkheden aangeboden kunnen worden.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

De algemene graven worden door het college in maximaal twee lagen afzonderlijk uitgegeven. Per graflaag wordt één stoffelijk overschot begraven of één asbus (al dan niet in een urn) bijgezet, waarin de as van één overledene is opgenomen.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in de door het college te bepalen volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan op de begraafplaats in oprichting aan deKlundertseweg te Zevenbergen een particuliere grafkelder toewijzen, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 14. Categorieën

  • 1. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de plaatsbepaling van de algemene en particuliere graven in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

  • 2. Het in lid 1 bedoelde gebruik van algemene graven respectievelijk het uitgeven van uitsluitend grafrecht wordt door het college schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte.

Artikel 15. Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar recht op een particulier (urnen)graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere (urnen)graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Particuliere urnennissen worden uitgegeven voor een termijn van 10 jaar of 20 jaar (uitsluitend mogelijk op begraafplaats i.o aan de Klundertseweg te Zevenbergen)

  • 4. Plaatsing van een asbus heeft geen gevolgen voor de grafrechttermijn.

  • 5. De grafrechten uitgegeven voor een recht voor onbepaalde tijd worden omgezet naar een grafrecht met een termijn van 30 jaar.

Artikel 16. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden, uitsluitend op de begraafplaats in oprichting aan de Klundertseweg te Zevenbergen.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of in een asbus in het graf dient te worden bijgezet of te worden verstrooid, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. De overschrijving kan in dit laatste geval kosteloos geschieden op naam van de nieuwe rechthebbende als opdrachtgever van de begraving, de bijzetting van de asbus of asverstrooiing in het graf.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van een jaar, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

Artikel 18. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 19. Sluiting van graven

  • 1. Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarin geen andere begraving plaatshebben of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid, dan die van de personen, die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2. Op een graf, wat op verzoek van de rechthebbende wordt gesloten, zal geen grafbedekking worden aangebracht anders dan door of namens de gemeente te beheren gras of liggende steen.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden en welke grafbedekking zal worden aangebracht. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 20. Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier (kinder- en/of urnen)graf of - urnennis of een belanghebbende van een algemeen (kelder)graf (op de begraafplaats in oprichting aan de Klundertseweg te Zevenbergen) vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen in het uitvoeringsbesluit grafbedekkingen.

  • 4. Op een algemeen graf op de begraafplaatsen in Klundert en in Zevenbergen aan de Galgenweg mag geen grafbedekking worden aangebracht.

Artikel 21. Onderhoud door de gemeente

Het college laat geen onderhoud plegen aan grafbedekkingen, die door rechthebbenden of belanghebbenden zijn aangebracht.

Artikel 22. Onderhoud door rechthebbende of belanghebbende

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de belanghebbende.

  • 2. De rechthebbende of de belanghebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien de rechthebbende of de belanghebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, zal het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de belanghebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 6. Het college kan indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden of de vandalismegevoeligheid bevordert, direct maatregelen nemen om dit gevaar weg te nemen en de rechthebbende of belanghebbende verplichten de beschadiging aan de grafbedekking te herstellen.

Artikel 23. Niet-blijvende grafbeplanting

Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke inclusief de vazen, potten of manden op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren of zijn verwelkt, kunnen door de beheerder dagelijks beheer en onderhoud worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

Artikel 24. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking wordt na het verstrijken van de termijn van grafrecht van het graf verwijderd door de beheerder dagelijks beheer en onderhoud.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt door het college bevestigd door het toesturen van de ontvangstbevestiging van de afstandsverklaring. Wanneer het een algemeen graf betreft, wordt de belanghebbende gelegenheid geboden om eventuele overplaatsing naar een particulier graf mogelijk te maken of om de naamplaat tijdig te verwijderen.Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3.

    Belanghebbenden en rechthebbenden kunnen bij het invullen en terugsturen van de afstandsverklaring van het graf aangeven, dat zij de grafbedekking weghalen. Het college bevestigt schriftelijk dat binnen maximaal één maand na deze bevestiging de grafbedekking verwijderd moet zijn, tenzij de belanghebbende of rechthebbende met redenen omkleed om een later tijdstip heeft verzocht.

  • 4.

    Wanneer de grafbedekking niet is verwijderd op het in het derde lid genoemde tijdstip, gaat de gemeente over tot verwijdering van de grafbedekking.

  • 5.

    De grafbedekking vervalt zonder dat de gemeente tot enige vergoeding is verplicht, indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend;

    • b.

      de grafbedekking na de in het derde lid genoemde termijn door de rechthebbende of belanghebbende is verwijderd en uitsluitend in overleg met de beheerder dagelijks beheer en onderhoud maximaal 13 weken in depot is gezet;

    • c.

      de rechthebbende of belanghebbende niet voldoet aan de eisen gesteld in het vierde lid.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 25. Ruiming, bezorging van stoffelijke overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder administratief beheer draagt er zorg voor, dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke overblijfselen te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met stoffelijke overblijfselen worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke overblijfselen worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder administratief beheer een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder administratief beheer een aanvraag indienen om deze maximaal drie maanden na het verstrijken van de grafrusttermijn ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende van een particulier graf kan bij de beheerder administratief beheer een aanvraag indienen om na een minimale termijn van 20 jaar grafrust na de laatste begraving de stoffelijke overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven.

  • 6. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder administratief beheer een aanvraag indienen de asbus maximaal drie maanden na het verstrijken van de grafrechttermijn ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26. Lijst

Het college houdt binnen de regelgeving van de gemeentelijke monumentenverordening geen specifieke lijst bij van graven, die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

Hoofdstuk 8. Inrichting register

Artikel 27. Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven overledenen, bijzetten van urnen en asverstrooiingen.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder administratief beheer.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekking oude regeling

De Verordening op het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Moerdijk 2005, vastgesteld op 13 december 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Moerdijk 2005 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen Moerdijk 2005 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3. Aan alle graven met een recht van onbepaalde tijd wordt een grafrecht met bepaalde tijd toegekend van 30 jaar, ingaan de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 4. Het heffen van het onderhoudsrecht wordt qua periode gelijk getrokken aan de uitgifteduur van het grafrecht. Graven met een grafrecht voor onbepaalde tijd, die worden omgezet naar graven met een grafrecht voor 30 jaar, worden beschouwd als graven waarvoor de onderhoudsrechten voor deze 30 jaar zijn voldaan.

  • 5. De onderhoudsrechten worden aangepast naar de tijdsduur van de resterende grafrechten, wanneer de oorspronkelijke afgesproken onderhoudstermijn van 1, 5, 10 of 15 jaar is verstreken.

Artikel 30. Overige bepalingen

Door vestiging van een grafrecht of gebruik van een grafruimte onderwerpt een rechthebbende of een belanghebbende zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals deze eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld.

Artikel 31. Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikelen 3 en 4 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 32. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van uitgifte van de Moerdijkse Bode waarin zij is geplaatst.

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 januari 2015.
De griffier, De voorzitter,
H.D. Tiekstra J.P.M. Klijs

Toelichting beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen

Algemene toelichting

Inleiding

De beheerverordening begraafplaatsen is voor het laatst herzien in 2005. Nieuwe ontwikkelingen maken een volgende herziening van het model noodzakelijk. Hier dient de wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 te worden genoemd, naast andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, zoals de Europese Dienstenrichtlijn. Hoofdstuk 3 van de Algemene toelichting gaat hier nader op in.

Ook om andere redenen was een herziening gewenst. Zo kwam uit de praktijk de behoefte de rechten en plichten van zowel beheerders als gebruikers van begraafplaatsen nauwkeuriger te omschrijven. Het taalgebruik en de formulering bleek in sommige artikelen enigszins verouderd. De grondslag voor deze verordening is de model-verordening 2010.

1. De verordenende bevoegdheid

1.1 Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

Deze beheerverordening bevat verschillende regels voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen.

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.

3. Wijzigingen in wet- en regelgeving

3.1. Wet op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de beheerverordening begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 2005.

De wijzigingen die aanpassing van het model noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:

Artikel 16: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’

In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van deze verordening.

Artikel 23, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’

De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de beheerverordening. Daarentegen sprak de verordening van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In deze verordening wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.

Artikel 27a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de beheerverordening vervallen.

Artikel 28. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.

In de gemeente Moerdijk blijft de termijn van 20 jaar echter ongewijzigd. Deze termijn is ook van kracht voor de tweede begraving in een twee diep graf.

Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:

Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’

Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’

Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’

Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’

Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de beheerverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen. Wel wordt de formulering van de wijze van bekendmaking steeds gevolgd.

Artikel 32. Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de stoffelijke overblijfselen. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

Met het oog hierop is in het model een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 24). Volgens dit lid heeft de beheerder administratief beheer de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke overblijfselen.

Artikel 32a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.

3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in het model geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 5), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (art.7, lid 2). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient in het model een vergunning te worden aangevraagd, i.e. voor het aanbrengen van een grafkelder (art. 16) en voor het hebben van een grafbedekking (art. 20).

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in het nieuwe model gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

De toestemming van het college, zoals vereist voor steenhouwers, hoveniers etc. die werkzaamheden op de begraafplaats willen verrichten (art. 4 eerste lid van het oude model) heeft geen toegevoegde waarde. De beheerder dagelijks beheer en toezicht heeft immers al de bevoegdheid tegen ongewenste praktijken op te treden, volgens artikel 4 eerste en tweede lid van het nieuwe model. Afschaffing van de toestemmingsvereiste leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

3.3. Lex silencio positivo

In een voorgestelde nieuwe wijziging van de Wet op de lijkbezorging wordt in artikel 29 voor de vergunning tot opgraving een Lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) opgenomen. Dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.

Bij de beide vergunningen die deze beheerverordening regelt (i.e. voor het grafmonument en voor de grafkelder) is niet voor een Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De vergunningen worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Daarbij kunnen ook van tevoren regels worden gesteld die voor een vergunning van rechtswege gelden (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Bij gemeenten bestaat echter veel zorg over het ontstaan van situaties waarbij toch niet aan deze regels wordt voldaan, zoals hiervoor al is uiteengezet. Gemeenten wensen één situatie te allen tijde te vermijden, namelijk dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingsactie waarbij een grafmonument (of kelder) weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.

3.4. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen die in deze verordening zijn opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van de gemeente.

De vorige modelverordening bevatte één bepaling die zich specifiek tot dienstverleners richtte, namelijk tot steenhouwers, hoveniers en anderen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten (artikel 4, eerste lid). Om te voorkomen dat de volle lasten van de Dienstenrichtlijn op deze bepaling zouden komen te rusten (screening en notificatie) is besloten de bepaling te schrappen. Bovendien is voor de ordelijke gang van zaken deze bepaling niet noodzakelijk, zoals hierboven is uiteengezet.

3.5. Verouderde regels

Artikel 31 van het model betreft de inwerkingtreding van de verordening. In het oude model werd de inwerkingtreding gesteld op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin de verordening is geplaatst. De beheerverordening begraafplaatsen behoorde tot de verordeningen waarover op grond van de Tijdelijke referendumwet (Trw) een referendum kon worden gehouden. De termijn van zes weken was voorgeschreven in art. 22 van de Trw. De Trw is echter per 1 januari 2005 vervallen. Vanaf dat tijdstip geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

  • g.

    : de gemeente verstrekt een beschikking met de voorwaarden voor het grafrecht aan de rechthebbende van een particulier (urnen)graf of - urnennis en een beschikking met de voorwaarden voor de grafrusttermijn van het graf aan de belanghebbende van een algemeen graf.

  • e.

    en r.: Bij het verstrekken of overschrijven van een grafakte aan een natuurlijk persoon anders dan met een familieband via huwelijk of daaraan gelijkgestelde relatie of aan een rechtspersoon moet een duidelijk belang aanwezig zijn bij deze rechthebbende of belanghebbende voor het in standhouden van het grafrecht c.q de grafrust van de overledenen in het betrokken graf. Het stichtingsstatuut voor dit familiegraf bij een rechtspersoon heeft als belang het behoud van dit specifieke graf te bewerkstelligen, omdat de overledene een belangrijke positie inneemt in de plaatselijke -, Nederlandse - of wereldgeschiedenis.

  • l.

    : Het college stelt de nadere voorwaarden vast in het uitvoeringsbesluit Grafbedekkingen. Naast grafkelders, die gemaakt worden voor het bijzetten van de stoffelijke overblijfselen van één of meerdere overledenen, worden de ondergronds aangebrachte prefab betonnen kelders voor het bijzetten van asbussen al dan niet in een urn worden bijgezet ook als grafkelder gedefinieerd, in tegenstelling bijzetting van een urn in een zandgraf.

  • j.

    en k. Een particulier (urnen)graf werd in het oude verordening aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. Het nieuwe model volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in de particuliere graven. Bij grafkelders is dit gezien het ruimingsproces niet wenselijk.

Artikel 2.

De werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het daadwerkelijk beheren van de begraafplaatsen, zijn ondergebracht bij verschillende afdelingen. De gemeentewinkel, team Balie verzorgt het bijhouden van het register van de begraafplaats conform de eisen vanuit de Wet op de lijkbezorging inclusief de daaruit voortvloeiende correspondentie. Het beheer van de fysieke buitenruimte valt onder het specialisme Beheer Openbare ruimte (BOR).

Artikel 3.

Dit artikel maakt het de beheerder administratief beheer tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Ook geeft dit artikel de mogelijkheid om degenen, die zich ten onrecht op de begraafplaatsen bevinden, te laten verwijderen. Er kan strafvervolging worden ingesteld door zo nodig proces verbaal opmaken.

Artikel 4.

Deze gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, zijn in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften kan strafvervolging worden ingesteld door zo nodig proces verbaal opmaken.

De in het oude verordening opgenomen bepaling dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen is geschrapt. De eis was gesteld in het kader van de openbare orde: Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder dagelijks beheer en toezicht om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het vierde lid bestaat behoefte, omdat men als bezoeker met fysieke beperkingen soms dichtbij een graf moet kunnen worden gebracht met een motorrijtuig. Een scootmobiel in gebruik door iemand met fysieke beperkingen wordt in dit kader niet gezien als een motorrijtuig.

Aangezien het gebruik van overig gemotoriseerd verkeer niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.

Met de in het eerste lid genoemde voorschriften van orde, rust en netheid worden de algemeen geldende verkeersopvattingen bedoeld. De begraafplaatsen hebben uitsluitend voetpaden, dus mag er niet worden gefietst.

Het uitvoeringsbesluit hondenverbodsgebieden en – losloopgebieden gemeente Moerdijk (2010) geeft aan, dat begraafplaatsen niet vallen onder de losloopgebieden. Dit betekent dat honden aangelijnd moeten zijn en de uitwerpselen opgeruimd moeten worden.

Ook eten en drinken op de begraafplaatsen anders dan tijdens een plechtigheid of het bezoeken van een graf worden niet beschouwd als passend op een begraafplaats.

Artikel 5.

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en deze vallen niet onder dit artikel.

Artikel 6.

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Artikel 7.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

Door de verruiming van de wettelijke tijd van begraven naar zes werkdagen is het ook mogelijk om de termijn van kennisgeving aan de gemeente te vervroegen zonder dat de mogelijkheden van de recht/belanghebbende worden aangetast. Deze vervroeging van het tijdstip van aanmelden zorgt ervoor, dat vrijwel voor 100% gegarandeerd kan worden dat het gewenste tijdstip voor de plechtigheid gehonoreerd kan worden.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder administratief beheer. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet deze beheerder aan de wettelijke vereisten.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden begraven (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de begraving te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een overledene volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. In Moerdijk is vastgesteld, dat die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan 20 jaar. Voor het bijzetten van een urn of asbus geldt deze specifieke verlengingseis van de termijn niet.

Artikel 10.

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een overledene binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 11.

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Artikel 12.

Op de begraafplaats aan de Galgenweg te Zevenbergen kan slechts in één laag worden begraven. Op de andere begraafplaatsen in Klundert en de begraafplaats i.o aan de Klundertseweg te Zevenbergen wordt in twee lagen of op verzoek in één laag begraven. Algemene graven worden afzonderlijk per laag uitgegeven.

Artikel 13.

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 14.

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 15.

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar (grafrust) worden verleend. In Moerdijk wordt de termijn vastgesteld op 20 jaar grafrecht. Voorts wordt bij verlenging uitgegaan van verlenging met een periode van tien jaar. Bij de ter aarde bestelling van een tweede stoffelijk overschot, wordt wanneer sprake is van gelijktijdige verlenging, uitgegaan van een periode van 20 jaar.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder administratief beheer van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen.

Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikelen 17 en 23.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 16.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om overledenen in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om overledenen in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden, omdat de gemeente Moerdijk ruim op tijd aanschrijft en controleert of rechthebbenden op de begraafplaats zijn overleden, waarna vervolgens de opdrachtgever van de begraving of bijzetting van een urn van de overleden rechthebbende wordt benaderd voor de overname van de grafrechten. Bovenstaande geldt alleen voor het graf, waarin de rechthebbende zelf wordt bijgezet. De gemeente Moerdijk hoeft geen bordjes te plaatsen met het verzoek aan rechthebbenden om zich te melden. Het behoort bij de taak van de rechthebbende om de gemeente op de hoogte te (laten) houden van de wijziging van zijn adresgegevens.

In het geval dat de stoffelijke overblijfselen van de rechthebbende in het ‘eigen, reeds gereserveerde graf op de begraafplaats moeten worden begraven, dient het verzoek tot overschrijving vóór de begraving te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Artikel 18.

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.Dit betekent, dat bv een rechthebbende het graf voortijdig terug wil geven en laten opheffen, mits de wettelijke termijn van 10 jaar grafrust is verstreken. Maar de gemeente laat alle particuliere graven minimaal 20 jaar in tact om voldoende tijd voor het natuurlijke proces van ontbinding te laten plaatsvinden. Maar ook kan dit artikel gebruikt worden in samenhang met artikel 19, waarbij alleenstaande of alleen achterblijvende rechthebbenden, die voor hun dood willen regelen dat er afstand is gedaan. Daarmee wordt vooraf duidelijk, dat de rechthebbende heeft bepaald dat er geen nieuwe rechthebbende hoeft te worden gezocht dan wel aangewezen.

Artikel 19.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 20.

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college.

Zie ook de Algemene toelichting, hoofdstuk 3.2 (‘Vermindering administratieve lasten’).

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.

De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor de grafbedekking, zoals was opgenomen in art. 19 van het oude model, is overbodig. De bevoegdheid van het college om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels strookt, is immers discretionair.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht door de rechthebbende, zal deze wel moeten zorgen voor een aanduiding, dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

Artikel 21.

De gemeente onderhoudt geen grafbedekkingen met uitzondering van de grafbedekkingen van graven, die in overleg met de gemeente vroegtijdig zijn gesloten en waarbij de gemeente zich heeft verplicht tot het in standhouden en verzorgen van het graf (artikel 19, lid 3).

Artikel 22.

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is ook sprake van plichten voor belanghebbenden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf op de begraafplaats i.o. aan de Klundertseweg in Zevenbergen. Daar is de mogelijkheid van grafbedekking naar keuze voor een algemeen graf ook mogelijk.

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende/belanghebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder dagelijks beheer en toezicht van de begraafplaats de rechthebbende of de belanghebbende aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.

Artikel 23.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 24.

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook belanghebbenden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Doordat de gemeente Moerdijk de persoonsgegevens van deze belanghebbende registreert, en overgaat tot aanschrijving van de voorgenomen ruiming, kan worden afgezien van deze wettelijke bepaling. Alleen waar vanuit het verleden de belanghebbenden niet bekend zijn bij de gemeente, wordt deze mededeling geplaatst. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief. Het plaatsen van een bordje met het verzoek van melding van een rechthebbende is door het goed bijhouden van het administratieve gedeelte alleen noodzakelijk bij graven voor onbepaalde tijd.

Artikel 25.

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid van dit model). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de belanghebbenden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.

Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats.

Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder administratief beheer van de begraafplaats. Op deze beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de stoffelijke overblijfselen welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de stoffelijke overblijfselen worden geconfronteerd.

Artikel 26.

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 27.

Het register van de begraafplaatsen registreert alle begravingen en asbezorgingen, die op deze begraafplaatsen plaatsvinden.

Artikel 28.

In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 29.

In dit artikel is geregeld, dat graven met onbepaalde tijd worden omgezet in graven met bepaalde tijd. Reden hiervoor is, dat de oorspronkelijke redenering om inwoners over te halen zich te laten begraven buiten het kerkhof rond de kerk niet meer geldig is. Tegelijkertijd vraagt het ‘eeuwig’ in stand houden van dergelijke graven van de gemeenschap onevenredige financiële inspanningen.

Artikel 30.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 31.

De beheerverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 32.

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 33.

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.