Regeling vervallen per 03-05-2017

Beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Moerdijk

Geldend van 22-10-2015 t/m 02-05-2017

Intitulé

Beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Moerdijk

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 6 oktober 2015,

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 en artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,

BESLUIT

vast te stellen de volgende beleidsregel:

SCHULDHULPVERLENING GEMEENTE MOERDIJK

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • b.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven;

  • c.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • d.

    aanvrager: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners, behalve zelfstandigen, van de Gemeente Moerdijk van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening. Zelfstandigen dienen zich in eerste aanleg te wenden tot het Bbz.

Hoofdstuk 2 Aanbod en verplichtingen

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan aanvrager schuldhulpverlening indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college, kan een aanvraag worden geweigerd.

  • 2. Op grond van artikel 3 lid 4 van de Wet kan een vreemdeling slechts in aanmerking komen voor schuldhulpverlening, indien hij een ingezetene is die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3. De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      zwaarte en/of omvang van de schulden;

    • b.

      psycho-sociale situatie;

    • c.

      houding en gedrag van aanvrager (motivatie);

    • d.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

  • 4. Het college acht het van belang om naast de inkoop van externe professionele schuldhulpverlening zelf regie te voeren op het traject.

  • 5. Het college kan voorwaarden stellen bij het doen van een aanbod schuldhulpverlening aan aanvrager. Voorwaarden, die gesteld kunnen worden, zijn;

    • a.

      het aanvaarden van flankerende hulpverlening, die door het college noodzakelijk wordt geacht om te komen tot een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening. Het college verwacht dat de aanvrager hierin een gemotiveerde en actieve houding aanneemt;

    • b.

      het opleggen van de verplichting tot het openen van een basisbankrekening, indien de aanvrager niet beschikt over een betaalrekening op eigen naam en zonder debetstand bij een reguliere bank;

    • c.

      het liquideren van vermogensbestanddelen.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1. Aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2. Aanvrager is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:

  • a. het nakomen van afspraken gedurende de aanvraagperiode en het schuldhulpverleningstraject;

  • b. het niet aangaan van nieuwe financiële verplichtingen;

  • c. het verrichten van maximale inspanningen om zoveel mogelijk aflossingscapaciteit te creëren door het inkomen te vergroten, inzetten van beschikbaar vermogen en het verminderen van uitgaven. Deze aflossingscapaciteit dient te worden ingezet om schulden af te lossen;

  • d. het verrichten van voldoende inspanningen om de financiële vaardigheden te vergroten en waar nodig gebruik te maken van een aanbod voor begeleiding en/of training;

  • e. eventuele bezittingen te gelde maken indien zij vermogen opleveren of indien hiermee kosten worden verminderd;

  • f. het op orde brengen en houden van de financiële huishouding en administratie zodanig dat er geen nieuwe schulden ontstaan.

Hoofdstuk 3 Weigering- en beëindiginggronden

Artikel 5. Weigeren en beëindigen

  • 1. Indien aanvrager niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2. Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot weigering dan wel beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

    • a.

      het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

    • b.

      aanvrager zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

    • c.

      op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan aanvrager is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • d.

      aanvrager zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

    • e.

      aanvrager in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

    • f.

      de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van aanvrager, niet (langer) passend is;

    • g.

      de schuldhulpverlening door het college niet (langer) noodzakelijk wordt geacht;

    • h.

      er sprake is van niet saneerbare vorderingen, waardoor naar oordeel van het college, geen succesvolle schuldbemiddeling kan plaatsvinden;

    • i.

      betwiste vorderingen en/of er grote kans is op nieuwe vorderingen of schulden;

    • j.

      onvoldoende aannemelijk is dat aanvrager ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend, te goeder trouw is geweest.

    • k.

      er sprake is van fraudevorderingen: aanvrager heeft fraude gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.

    • l.

      aanvrager geen stabiele leef of woonsituatie heeft en er geen zicht op verbetering is binnen 3 maanden;

    • m.

      aanvrager een gezamenlijke huishouding voert met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner en/of kinderen;

    • n.

      aanvrager bezig is met een echtscheidingsprocedure en er nog geen verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank;

    • o.

      aanvrager niet langer inwoner is van de gemeente Moerdijk.

  • 3. Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging van schuldhulpverlening op grond van lid 1 en lid 2 sub b van dit artikel, wordt aanvrager een redelijke termijn geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

Artikel 6. Recidive – hernieuwde aanvraag

  • 1.

    Indien minder dan 2 jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend, door aanvrager een traject schuldregeling succesvol is doorlopen (minnelijk en/of wettelijk), kan een aanvraag schuldhulpverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

  • 2.

    Indien minder dan 2 jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend,

    • -

      een traject schuldregeling tussentijds door toedoen van aanvrager is beëindigd (minnelijk en/of wettelijk);

    • -

      ingevolge artikel 5 een traject schuldhulpverlening is geweigerd, met uitzondering van artikel 5 lid 2 sub j;

    • -

      schuldhulpverlening is beëindigd op grond van artikel 5 lid 2 sub c, d of e;

kan een aanvraag schuldhulpverlening worden geweigerd met uitzondering van het geven van informatie, advies en/of een doorverwijzing.

3.5 jaar na de onherroepelijke veroordeling (datum vonnis) van een fraudevordering, artikel 5 lid 2 sub k, kan aanvrager een hernieuwd verzoek bij het college indienen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. De beleidsregel wordt bekendgemaakt in huis aan huisblad de Moerdijkse Bode.

  • 3. De beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Moerdijk vastgesteld 1 oktober 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Moerdijk.

Vastgesteld in de vergadering van het college d.d. 6 oktober 2015

de gemeentesecretaris,

drs. A.E.B. Kandel

de burgemeester,

J.P.M. Klijs

Toelichting

Inleiding algemeen

In het beleidsplan Schuldhulpverlening is de visie van de gemeente neergelegd op het terrein van schuldhulpverlening. Onderhavige regeling is gebaseerd op het beleidsplan te weten: het opstellen van regels m.b.t. toelating en recidive en het stellen van voorwaarden. Achterliggende gedachte is dat de gemeente Moerdijk behoefte heeft aan heldere spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden en de gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen. Hierbij speelt mee dat de gemeentelijke schuldhulpverlening met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt. Daarmee is het van belang om regels met betrekking tot toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp juridisch vast te leggen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wgs.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Conform de visie staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente Moerdijk van 18 jaar en ouder. Met uitzondering van de zelfstandigen, welke doorverwezen worden naar het besluit bijstandsverlening zelfstandigen (BBZ). Het Bbz is een voorliggende voorziening waarbij de levensvatbaarheid van een onderneming wordt onderzocht. Blijkt de onderneming niet levensvatbaar, dan is beëindiging van de onderneming en een stabiel inkomen genereren uit arbeid of een uitkering aanvragen de oplossing. Daarmee staat de weg naar schuldhulpverlening open.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

In lid 1 is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt middels dit lid, evenals lid 3, recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden. Daar waar sprake is van een schuldenpakket dat zich niet laat regelen in combinatie met een niet-regelbare verzoeker, kan een aanvraag worden geweigerd.

Lid 2: Op dit artikel is artikel 3 lid 4 van de Wgs van toepassing.

Lid 3: Dit artikel toont de kern van schuldhulpverlening nieuwe stijl: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. In lid 3 van dit artikel worden 4 factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt:

  • a.

    zwaarte en/of omvang van de schulden;

  • b.

    psycho-sociale situatie;

  • c.

    houding en gedrag van de aanvrager (motivatie);

  • d.

    een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Lid 4: Het college vindt het van belang vanuit haar integrale verantwoordelijkheid zelf regie te voeren op de schuldhulpverlening en daar waar zij dat nodig acht primaire en secundaire schuldhulpverlening in zal zetten.

Artikel 4. Verplichtingen

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van aanvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van mensen zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject.

Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal verplichtingen benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming. Het college hecht er sterk aan dat aanvrager zich maximaal inspant om door middel van het verwerven van meer inkomen de aflossingscapaciteit te vergroten. Kan verzoeker meer uren gaan werken dan verwacht het college daartoe de bereidheid en de inzet. Het college zal er op toe zien dat aanvrager deze mogelijkheden benut.

Artikel 5. Weigeren en beëindigen

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden geweigerd dan wel beëindigd. Er zit zoveel overlap tussen weigering en beëindiginggronden dat er voor gekozen is deze samen te voegen en één lijst te hanteren die gebruikt kan worden als grond om een aanbod schuldhulpverlening te weigeren of te beëindigen.

Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid tot weigering of beëindiging, maar niet de verplichting. Dit geeft het college met name ruimte om van een weigering of beëindiging af te zien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen. Alvorens schuldhulpverlening op grond van artikel 5 lid 1 en lid 2 sub b te weigeren of beëindigen wordt, conform lid 3, verzoeker eenmaal een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan verzoeker wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient een redelijke te zijn conform de Awb. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting.

Komt verzoeker ook gedurende deze termijn zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening. In het kader van eigen verantwoordelijkheid vereist het opleggen van deze termijn maatwerk.

Van de 15 gronden zoals benoemd, verdienen de gronden onder f. en g. bijzondere aandacht gelet op de visie zoals neergelegd in het beleidsplan Schuldhulpverlening. Daar waar de gemeente Moerdijk wil staan voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van aanvrager. Zie in dat licht ook een duidelijk link met artikel 3 lid 3 van deze beleidsregels. Die persoonlijke omstandigheden variëren in aard en duur. Hier is dan ook sprake van maatwerk en dient de casemanager schuldhulpverlening van gemeente Moerdijk (casemanager) dit goed te motiveren in de beschikking.

In lid 2 sub j is het te goeder trouw beginsel opgenomen waarmee de mogelijkheid open staat om schuldhulpverlening te weigeren als onvoldoende door verzoeker kan worden aangetoond dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 288 lid 1 sub b FW. De casemanager dient bij de beoordeling met alle omstandigheden rekening houden. Daarbij spelen een rol:

  • -

    De aard en de omvang van de vorderingen;

  • -

    Het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan;

  • -

    De mate waarin de schuldenaar een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald zijn gelaten;

  • -

    Het gedrag van de schuldenaar voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties om verhaal door schuldeisers juist te frustreren.

Het is aan de casemanager hier een afweging te maken gebaseerd op individuele omstandigheden, gedegen onderzoek te doen en de afwijzing goed te motiveren.

Schulden die zijn gemaakt nadat verzoek tot schuldhulpverlening is gedaan zijn een voorbeeld van niet te goeder trouw. Ook valt te denken aan het ontvangen van toeslagen en deze niet aan te wenden voor hetgeen ze bedoeld zijn.

Artikel 6. Recidive – hernieuwde aanvraag

Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten / contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld.

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Dit artikel gaat evenwel niet alleen over eigen verantwoordelijkheid. Dit artikel gaat ook over prioriteitstelling: keuzes tot al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening dienen mede te worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd.

Bij het gebruik van artikel 6 en dus de vraag wanneer welk type hulpverlening wordt geweigerd, is het van belang om de in artikel 6 genoemde begrippen / producten goed te onderscheiden.

Schuldhulpverlening is een breed begrip en omvat alle producten zoals door de casemanager in de beschikking en afsprakenbrieven zijn vastgelegd.

Een traject schuldregeling is één van de producten die wordt ingekocht, maar kan ook betrekking hebben op een schuldregeling ingevolge de Wsnp.

Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening en/of de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.

De grote beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke recidivebepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde van artikel 6 indien nodig (ingevolge artikel 7: de hardheidsclausule). Uitgangspunt is en blijft evenwel het bepaalde in artikel 6.

Artikel 6 stelt een termijn van 2 jaar voordat een verzoeker opnieuw een aanvraag kan indienen. Artikel 5 lid 2 sub j is hier echter van uitgesloten omdat daarbij reeds een termijn naar het verleden is bepaald. Wanneer ook nog een termijn naar de toekomst wordt toegepast, zou dit betekenen dat daarmee de termijn naar het verleden in het slechtste geval oprekt tot 7 jaar. Aanvraag dient op 01/01/2015 een aanvraag in. Op 01/01/2010 is een vordering niet te goeder trouw aangegaan. Naar de vijfjaarstermijn met de achterliggende gedachte dat iedereen een tweede kans verdient, zou de vordering op 02/01/2015 niet meer meewegen voor het te goeder trouw beginsel. Maar aanvrager zou bij de aanvraag op 01/01/2015 uitgesloten zijn tot 01/01/2017, hetgeen indruist tegen de inhoud van artikel 5 lid 2 sub j.

Lid 3: schept de mogelijkheid om, wegens fraude veroordeelde aanvragers, toch tot de schuldhulpverlening toe te laten na een termijn van 5 jaar. Dit doet naar mening van het college recht aan het principe dat iedereen een nieuwe kans verdient.

Artikel 7. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft ruimte aan het college om in afwijking van het gestelde in artikel 5 lid 2 sub j een aanvrager toch toe te laten (lid 1) en in onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

Lid 1 geldt in het bijzonder met het oog op personen met verslavingsproblemen en/of psychosociale problemen die de omstandigheden die bepalend waren voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle hebben gekregen. Dit moet blijken uit door verzoeker getroffen, aantoonbare maatregelen. Een beroep op de hardheidsclausule vereist in het algemeen dat aanvrager van een zekere (persoonlijke) ontwikkeling en een structurele gedragsverandering blijk geeft die zich uitbetaalt in het feit dat hij de situatie die hem in financiële problemen heeft gebracht onder controle heeft. Het is daarbij nodig dat een aanvrager over een langere periode laat zien dat de ingezette positieve ontwikkelingen bestendig zijn om van een structureel karakter te kunnen spreken. Hierbij geldt dat is vereist dat de omstandigheden onder controle zijn gekregen die destijds ook ten grondslag lagen aan het ontstaan en onbetaald laten van de schulden, het zogenaamde causaal verband.

Artikel 8 en 9. Inwerkingtreding + citeertitel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.