Visiedocument vergunningverlening toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2020-2024 gemeente Molenlanden

Geldend van 01-08-2020 t/m heden

Intitulé

Visiedocument vergunningverlening toezicht en handhaving fysieke leefomgeving 2020-2024 gemeente Molenlanden

Het college van Molenlanden besluit:

1. Het visiedocument vergunningverlening toezicht en handhaving (VTH) fysieke leefomgeving (2020-2024), productenboek en het uitvoeringsprogramma (2020) vast te stellen;

2. Ter uitvoering van het visiedocument in 2020 € 57.600,-- en in 2021 € 138.240,-- beschikbaar stellen voor de inzet van handhavingsjuristen;

3. De kosten voor 2020 ten laste te brengen van de algemene reserve en te verwerken in de Eindejaarsnota 2020;

4. De kosten voor 2021 ten laste te brengen van de algemene reserve en te verwerken in de Begroting 2021;

5. Te verzoeken om een kostenoverzicht en voorstel ten aanzien van het wegwerken van bestaande achterstallige werkvoorraad;

6. De gemeenteraad per raadsinformatiebrief te informeren.

afbeelding binnen de regeling

0. Bestuurlijke samenvatting

Op grond van de Verordening kwaliteit VTH 2019 is het college verplicht de wettelijke taken in het omgevingsrecht uit te voeren conform vastgestelde kwaliteitscriteria. De zogeheten procescriteria noodzaken tot het vastleggen van de maatschappelijke doelen van het beleid. Deze doelen moeten hun doorwerking krijgen naar de uitvoering, en de daarvoor noodzakelijke capaciteit moet worden geraamd in een jaarprogramma. In deze bestuurlijke visie legt het college van Molenlanden de uitgangspunten en opgaven vast voor de periode 2020-2024.

De karakteristiek van Molenlanden en de gebiedsanalyse geven de volgende uitgangspunten en opgaven:

  • Voor de hele gemeente geldt dat wordt ingezet op het verder versterken van de toeristisch-recreatieve structuur.

  • Het college verleent ruimhartig medewerking aan alternatieve gebruiksmogelijkheden, mits de aanwezige waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast. In het buitengebied draagt dit bij aan een duurzame en levensvatbare agrarische sector. De dorpen fungeren mede als broedplaats van ontluikend ondernemerschap en kleinschalige bedrijvigheid.

  • Waar nodig en waar mogelijk worden voorwaarden gesteld aan de landschappelijke inpassing van bestaande en nieuwe bebouwing om de landschappelijke waarden en de karakteristieke openheid van de linten te behouden en/of te versterken.

  • De energietransitie die de komende jaren zijn beslag moet krijgen zal ruimtelijke consequenties hebben. In de voorbereiding op de omgevingsvisie zal hiervoor een afwegingskader worden ontwikkeld.

  • In overleg met het bevoegde gezag zal de rol van de gemeente worden uitgewerkt op actuele thema’s. Dit betreft de waterproblematiek en de bodemdaling waarvoor het waterschap verantwoordelijk is, en het beheer van Natura 2000-gebieden en de stikstofproblematiek, waarvoor de omgevingsdienst Haaglanden eerstverantwoordelijk is voor de uitvoering.

  • In de woonkernen faciliteert het college de bouw van levensloopbestendige en (mantel-) zorgwoningen. Daarnaast wordt ingezet op huisvesting voor jongeren en jonge gezinnen.

  • De uitgangspunten die zijn vastgelegd om overbewoning door arbeidsmigranten tegen te gaan, zullen hun doorwerking krijgen naar de besluitvormingskaders en krijgen prioriteit bij de handhaving.

In de relatie tussen bestuur en burger hanteert het college de volgende uitgangspunten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving:

  • De uitvoering van de VTH-taken is gekoppeld aan een risicoweging, die basis vormt voor de inzet van middelen.

  • Burgers en ondernemers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor:

    • Hun eigen veiligheid en welbevinden.

    • Het creëren van draagvlak voor hun initiatieven.

    • Het elkaar aanspreken op ongewenste situaties of ontwikkelingen.

  • Bij de beoordeling van aanvragen gaat het niet om de regels maar om de waarden die zij beogen te beschermen.

  • Tegen bewuste overtreders wordt slagvaardig opgetreden.

Binnen de eigen organisatie hanteert het college de volgende uitgangspunten:

  • Bij de ruimtelijke opgaven wordt mede gebruik gemaakt van het vastgestelde Samenlevingsprogramma.

  • In de jaarprogramma’s voor de komende jaren wordt vastgelegd welke thema’s verdere uitwerking krijgen. Zij worden verwerkt in de omgevingsvisie en het omgevingsplan.

  • Het college ziet erop toe dat de financiële en personele middelen beschikbaar zijn voor een verantwoorde uitvoering van de VTH-taken.

1. Inleiding

In februari 2019 heeft de gemeenteraad de “Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Molenlanden 2019” vastgesteld. In deze verordening is vastgelegd dat burgemeester en wethouders de wettelijke taken uitvoeren overeenkomstig de voor het werk vastgelegde kwaliteitscriteria. Deze criteria gelden alleen voor de VTH-taken in de fysieke leefomgeving.

De kwaliteitscriteria die zijn vastgesteld voor de Wabotaken verplichten het college om beleid te ontwikkelen overeenkomstig de zogeheten procescriteria (opgenomen in kwaliteitscriteria 2.1) (zie kader). De provincie beoordeelt als tweedelijnstoezichthouder of de gemeente daadwerkelijk voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria. Hierbij geldt het principe “comply or explain”. In het jaarverslag moet worden beoordeeld of de gemeente heeft voldaan aan de criteria en zo niet, dan moet dit verantwoord (kunnen) worden.

afbeelding binnen de regeling

In de kern zijn deze procescriteria de normale planning- en controlcyclus. De uitdaging ligt er vooral in om heldere maatschappelijke doelen te definiëren. Doelen die richting geven aan de uitvoeringsorganisatie en de basis leggen voor een verantwoorde programmering.

afbeelding binnen de regeling

In bovenstaande figuur zijn de verschillende stappen in het proces in onderlinge samenhang geschetst. Dit document is de eerste stap in het vastleggen van de procescriteria, de bestuurlijke visie. In dit document zijn de maatschappelijke doelen vastgelegd die het college met het beleid beoogt.

Om de maatschappelijke doelen ook daadwerkelijk te bereiken moeten zij hun doorwerking krijgen naar het uitvoerende beleid. Die doorwerking wordt vastgelegd in de werkwijzen en processen voor VTH. Waar nodig worden afspraken gemaakt tussen Team Omgeving en Bouw- en Woningtoezicht (BWT) om de voorwaarden voor een succesvolle uitvoering vast te leggen. De hier uit voortkomende activiteiten worden vastgelegd in het jaarprogramma. Dat programma bevat tevens de beredeneerde verwachting van de personele inzet en de consequenties daarvan.

Gedurende het jaar moet worden de ontwikkelingen gevolgd en waar nodig wordt bijgestuurd

Om de beleidscyclus af te sluiten wordt na afloop van het jaar verslag gedaan van de uitvoering en wordt beoordeeld of de gestelde doelen zijn gerealiseerd. Eventueel leidt dit tot aanpassing van ambities en uitgangspunten. Onderdeel van het jaarverslag is een verantwoording in welke mate aan de kwaliteitscriteria voor VTH is voldaan.

De opbouw van dit document is als volgt. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de karakteristiek van Molenlanden en de bijzondere waarden van het grondgebied. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten benoemd voor de taakuitvoering. Dit hoofdstuk bevat de algemene uitgangspunten die de organisatie bij de uitvoering van VTH-taken hanteert. Daarnaast wordt een gebiedsanalyse gemaakt en een aantal uitgangspunten vastgelegd voor VTH. In hoofdstuk 4 tenslotte wordt ingegaan op een aantal randvoorwaarden voor een succesvolle taakuitvoering.

Dit document is geschreven in de wij-vorm. Wij, dat is de gemeente als geheel. Het college dat de doelen stelt, de werkorganisatie die het uitvoert en ook de raad die het college controleert en de middelen beschikbaar moet stellen om de resultaten ook te kunnen realiseren. Alleen in die gezamenlijkheid kan resultaat worden geboekt.

2. Karakteristiek van Molenlanden

Molenlanden heeft een aantal kernkwaliteiten die hun doorwerking moeten krijgen naar de uitvoering van de VTH-taken. Wat zijn die kernkwaliteiten? Een korte karakteristiek van de gemeente waarin tevens duidelijk wordt voor welke opgaven de gemeente staat.

Molenlanden, in 2019 ontstaan uit de herindeling van de gemeenten Molenwaard en Giessenlanden, is gelegen in de Alblasserwaard, midden in het Groene Hart. Het gebied wordt gekenmerkt door bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden. Daarbij moeten wel verschillende deelgebieden worden onderscheiden met elk hun eigen specifieke waarden. Per deelgebied zullen wij die karakteristieke waarden beschrijven, waarbij moet worden onderkend dat de onderlinge samenhang tussen de verschillende gebieden groot is. Zij worden dan ook slechts onderscheiden om de verschillende waarden goed te kunnen benoemen.

Wij willen daarbij benadrukken dat de gemeente geen openluchtmuseum is, maar een levende en dynamische gemeenschap waarin gewoond, gewerkt én gerecreëerd wordt. De uitdaging voor de komende jaren zal dan ook zijn om een volwaardige leefgemeenschap te blijven met behoud van die belangrijke en karakteristieke waarden.

Voor de gehele gemeente geldt dat wordt ingezet op het verder versterken van de toeristisch-recreatieve structuur. Kleinschalige initiatieven voor verblijfs- en dagrecreatie die passen bij het gebiedskarakter worden gefaciliteerd. (Dit zal worden uitgewerkt in de Toeristische Agenda Molenlanden.)

afbeelding binnen de regeling

Buitengebied en (dijk-)linten

Het buitengebied van de Alblasserwaard is van nationaal belang, wij hebben het hierboven al benadrukt. Grote delen van het agrarische veenweidegebied kennen een nog vrijwel onaangetaste slagenverkaveling. Het gebied heeft een open, groen en agrarisch karakter. De gronden zijn in de eerste plaats agrarisch productiegebied. Zij kennen dan ook geen bijzondere flora en fauna. Dat is in een groot deel van het gebied wel het geval in de sloten en op de oevers. De vele watergangen maken het gebied zeer geschikt voor onder meer verschillende soorten amfibieën. De oevergebieden hebben veelal een natuurbestemming en/of zijn beschermd met aanlegvergunningstelsels. Karakteristiek zijn ook de tiendwegen zonder bebouwing, die al van oudsher de achterzijde van de lange verkavelingen vormen en tegenwoordig zeer geschikt zijn als recreatieve fiets- en wandelwegen.

De bebouwing in het buitengebied is traditioneel gelegen in de linten, die dan ook op veel plaatsen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kennen. De linten variëren in opbouw, profilering en dichtheid. Wij onderscheiden dijklinten in het dorps- en landelijk gebied, polder- en ruilverkavelingslinten. Op plaatsen waar de verdichting te groot wordt, gaan landschappelijke en cultuurhistorische waarden verloren.

Het gebied kent een aantal bedreigingen die deels hun doorwerking zullen moeten krijgen naar het beleid van de gemeente en onder meer de uitvoering van toezichtstaken. De belangrijkste bedreiging is de moeilijke positie waarin de agrarische sector verkeert. Bedrijfsbeëindiging is aan de orde van de dag. Ook de ontwikkeling naar steeds grootschaliger bedrijven leidt tot vrijkomende agrarische opstallen. Dat roept onmiddellijk de vraag op wat te doen met die vrijkomende bedrijfsgebouwen. Ongereguleerd gebruik kan aantasting van belangrijke waarden met zich meebrengen. Welke andere bedrijvigheid is acceptabel in het buitengebied en onder welke voorwaarden? Welke nevenactiviteiten mogen de agrariërs uitvoeren om hun bedrijf levensvatbaar te houden? Een duurzame en levensvatbare agrarische sector in Molenlanden is voor het gemeentebestuur een uitgangspunt. Te denken valt hierbij aan:

  • Het ontplooien van agrarisch verwante activiteiten (b.v. agrarische dienstverlening, paardenhouderijen);

  • Verkoop aan huis van eigen en streekeigen producten;

  • Recreatieve dag- en verblijfsactiviteiten;

  • Maatschappelijke activiteiten en zorg;

  • Ruimte-voor-ruimteregeling, sloop bedrijfsgebouwen geeft ruimte voor één extra woning;

  • Bed & Breakfast.

Voor deze alternatieve gebruiksmogelijkheden worden de ruimtelijke randvoorwaarden per geval beoordeeld. Hiervoor wordt een kader ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is dat het college ruimhartig medewerking verleent aan alternatieve gebruiksmogelijkheden, mits de aanwezige waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.

(Het bieden van reële alternatieve gebruiksmogelijkheden voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen draagt bij aan het voorkomen van criminele ondermijning in het buitengebied. Immers, zowel de teelt van wiet als xtc-labs vindt in Nederland op grote schaal plaats in voormalige agrarische opstallen.)

Een bijzondere uitdaging vormt de energietransitie die de komende jaren zijn beslag moet krijgen. Hoe gaat de gemeente in het waardevolle buitengebied om met de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen, zoals windturbines en zonneparken en hoe worden deze dan op een verantwoorde wijze in het landschap ingepast? Voor zonneparken is het Beleidskader Zonnevelden uit 2018 leidend. Voor windturbines zal in de voorbereiding op de omgevingsvisie een kader worden ontwikkeld.

Een bedreiging vormt zoals gezegd de, zeer geleidelijke, verdichting van de polderlinten, waardoor op den duur landschappelijke, cultuurhistorische en daarmee ook recreatieve waarden verloren gaan. Hoewel dit natuurlijk vooral een ordeningsvraagstuk is, zal bij het vergunnen van afwijkingen en het prioriteren van toezicht en handhaving nadrukkelijk aandacht aan dit onderwerp worden gegeven. Zo kan verrommeling van terreinen en erven worden tegengegaan door alternatieve gebruiksmogelijkheden goed af te bakenen en te beperken tot de (bestaande) opstallen. Ook kan bij nieuwe ingrepen aan bestaande bebouwing meer nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de situering van de nieuwbouw opdat de openheid zo veel als mogelijk in stand blijft.

De strijd tegen het water is al van oudsher een centraal thema in de Alblasserwaard. Landschap, infrastructuur, locatie en aard van de bebouwing, overal is de relatie met het water zichtbaar. Naar verwachting zal water ook in de toekomst een belangrijk onderwerp blijven, waarop moet worden ingespeeld. Meer extreme weersomstandigheden, een toenemende piekbelasting van de rivieren en het waterstelsel in de polders dwingen tot maatregelen en ingrepen. Daarbij moet tevens aandacht gegeven worden aan de hiermee samenhangende problematiek van de bodemdaling. Eerst-verantwoordelijke daarvoor is het Waterschap Rivierenlanden (WSRL). Een goede afstemming is nodig.

Het beleid is mede gericht op het behoud en waar mogelijk versterken van het veenweidelandschap. Zo kan de al genoemde agrarische bedrijfsbeëindiging er in toenemende mate toe leiden dat de gronden en opstallen hobbymatig worden gebruikt voor hobby(volks-)tuinen, paardenbakken en buitenopslag. Dit verandert de landschappelijke uitstraling aanzienlijk. Ook het behouden en versterken van de historische eigenschappen vraagt aandacht. Hierbij valt te denken aan het stimuleren van streekeigen erfbeplanting (geen coniferen maar knotwilgen). Aandacht moet worden gegeven aan de bij vergunningverlening gestelde voorwaarden voor landschappelijke inpassing.

Beschermde dorpsgezichten

Wij hebben hierboven al aandacht gegeven aan de unieke waarden in het buitengebied. De eeuwenoude verkavelingsstructuren en de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing verdienen een adequate bescherming. Daarnaast hebben natuurlijk de vestingstad Nieuwpoort, het molengebied van Kinderdijk en het beschermde dorpsgezicht van Noordeloos zeer bijzondere waarden. Natuurlijk zijn die laatste adequaat beschermd omdat zij zijn aangewezen als rijksbeschermde gezichten en veel bebouwing is daarnaast ook rijksmonument. Risico’s van directe aantasting zijn daarom bijzonder klein.

Daarbij moet worden benadrukt dat zij waardevol zijn in relatie tot hun omgeving. Om de cultuurhistorische en recreatieve waarden te behouden zal ook bijzondere aandacht moeten worden gegeven aan deze objecten en hun omgeving. Overtredingen die deze waarden indirect aantasten zullen een hogere prioriteit moeten krijgen.

Woonkernen

De woongebieden die zijn gelegen in de woonkernen kennen op zichzelf weinig risico’s. Er zal wat aandacht gegeven moeten worden aan illegale bouw en gebruik. Ook is een adequate klachtenregeling noodzakelijk. De overgangen van het bebouwde gebied naar het buitengebied zijn een aandachtspunt.

Zowel in de kernen als ook verspreid over de (dijk)linten en in het buitengebied zijn grote aantallen monumentale en beeldbepalende panden aanwezig, die zijn beschermd als rijks- of gemeentelijk monument of als cultuurhistorisch waardevol pand. Behoud van die waarden en hun omgeving heeft dan ook prioriteit.

Aandachtspunt voor de komende jaren zal de wijzigende bevolkingssamenstelling zijn. Een nog steeds groeiende bevolking, maar ook gezinsverdunning en de vergrijzing, vragen niet alleen meer, maar ook andere, woningen. Het beleid is erop gericht om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. De bouw van levensloopbestendige en (mantel-)zorgwoningen wordt onder voorwaarden gefaciliteerd. Een levensvatbare gemeenschap heeft een evenwichtige bevolkingssamenstelling nodig. Om die reden zal ook worden ingezet op huisvesting voor jongeren en jonge gezinnen.

De laatste jaren is een ontwikkeling gaande waarin gezinswoningen in toenemende mate worden gebruikt door groepen arbeidsmigranten en waarbij sprake is van overbewoning. Vervuiling en overlast in de woongebieden kunnen daarvan het gevolg zijn. Het college heeft inmiddels uitgangspunten vastgelegd om dit probleem te tackelen. Deze krijgen hun doorwerking naar de toetsingskaders voor de vergunningen. Waar de gemeente beleidsruimte heeft zal daarop nu ook al worden getoetst. Waar regels zijn overtreden zal hierop stringent worden gehandhaafd.

Meer aandacht is geboden op de plaatsen waar linten zijn uitgestulpt tot clustertjes (woon)bebouwing. Voornamelijk daar waar overgangen zijn naar het open landelijke gebied is bijzondere zorgvuldigheid geboden. Aandacht voor bebouwingswijze en eventueel afscherming, bijzondere zorgvuldigheid bij uitbreiding en gericht toezicht zijn daar geboden.

De dorpen functioneren als broedplaats voor ontluikend ondernemerschap en kleinschalige bedrijven. Mits dit omgevingsvriendelijk gebeurt geeft de gemeente hieraan ruimte.

Bedrijventerreinen

De gemeente heeft verspreid over het grondgebied bedrijfsterreinen. Veelal kleinere terreinen (zoals bijvoorbeeld Schelluinen, Arkel en Hoornaar) met relatief lichte bedrijvigheid. In Nieuw-Lekkerland en Kinderdijk is een aantal buitendijks gelegen terreinen waarop zwaardere bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan (o.a. IHC en Den Boer beton). Coördinatie met Rijkswaterstaat is hier noodzakelijk.

In Groot-Ammers vraagt het bedrijventerrein Gelkenes aandacht met een groot aantal kleinere, maar ook grote bedrijven (waaronder categorie IV). Ook is aandacht vereist voor de grote bedrijven die buitendijks bij Groot-Ammers zijn gelegen.

Hoewel de bedrijven in staat moeten worden gesteld om zo veel als mogelijk onbelemmerd hun activiteiten uit te voeren, kunnen maatregelen worden getroffen om de landschappelijke inpassing van de gebieden te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. Daarbij kan worden gedacht aan het treffen van groenvoorzieningen in combinatie met nieuwbouw in de randzones. Aandachtspunt is voorts het toezicht op reclame-uitingen in het overgangsgebied. Vergunningvrije reclame-uitingen kunnen zeer storend zijn in de overgang naar het beschermde stads-/dorpsgezicht. Dat vraagt aandacht.

De karakteristiek van de gemeente zal zijn doorwerking moeten krijgen naar de uitvoering van de taken. Zo zullen de uitgestrektheid van de gemeente en de aanwezige waarden noodzaken tot een meer intensief toezicht dan in andere gemeenten gebruikelijk. Ook de verspreide ligging van de woonkernen vraagt meer capaciteit.

3. Doorwerking naar de uitvoering van de VTH-taken

Zoals wij hierboven al hebben benadrukt omvat het VTH-beleid een groot aantal taakgebieden en taken die allemaal aandacht vragen. Hieronder zijn die taken in onderlinge samenhang geschetst. Om focus aan te brengen op deze taken, moet voor elk van deze taken worden vastgelegd waar de prioriteiten moeten worden gelegd.

In bijlage 2 is de uitgewerkte risico-analyse opgenomen. De grafische weergave hiervan is hierna verantwoord. De hoogte van het vastgelegde risicoprofiel zal bepalend zijn voor de intensiteit van de toetsing en de prioritering van toezicht en handhaving.

afbeelding binnen de regeling

3.1 Algemene uitgangspunten voor VTH

Vergunningverlening, toezicht en handhaving moeten gezamenlijk optimaal bijdragen aan een veilige, gezonde , aantrekkelijke en duurzame fysieke leefomgeving. Voor het hele taakgebied VTH en de daarmee samenhangende beleidsontwikkeling is het dan ook van belang dat dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd. Die uitgangspunten zijn voor Molenlanden:

  • Het gemeentebestuur koppelt de uitvoering van de VTH-taken aan een risicoweging, die de basis vormt voor de inzet van middelen;

  • Burgers en ondernemers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun eigen veiligheid en welbevinden. Dit krijgt zijn doorwerking naar de intensiteit waarmee aanvragen worden beoordeeld, toezicht wordt gehouden en handhaving wordt geprioriteerd;

  • Initiatiefnemers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak voor hun initiatieven (Hiervoor zijn participatieregels in voorbereiding )Waar nodig faciliteert de gemeente.

  • Het gemeentebestuur stimuleert bewoners en ondernemers om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en ook elkaar daarop aan te spreken;

  • Bij beoordeling van initiatieven geldt dat:

    • Het in de beoordeling uiteindelijk niet gaat om de regels, maar om de waarden die zij beogen te beschermen;

    • Wij als gemeentelijke organisatie oog houden voor de belangen van initiatiefnemers, door heldere regels te stellen en goed te communiceren;

  • Tegen bewuste overtreders van de regels wordt slagvaardig opgetreden (Dit sluit aan bij de uitgangspunten die zijn vastgelegd in de Landelijke Handhavingsstrategie);

  • De gemeente heeft een voorbeeldfunctie waar het de eigen activiteiten betreft.

Deze doelen blijven nog steeds tamelijk abstract. Om die reden willen wij in dit document vooral “van buiten naar binnen” kijken. Waarom voeren wij een taak uit? Welk maatschappelijk belang is daarmee gediend? En welke verantwoordelijkheid hebben ook anderen daar in?

Om hier invulling aan te geven moet een aantal vragen worden beantwoord:

  • Welke gebieden met specifieke waarden kunnen worden onderscheiden? Dat is hierboven gedaan.

  • Welke risico’s op aantasting van wezenlijke waarden zijn er in die gebieden en wanneer zijn die risico’s aanwezig? Dat gebeurt hierna in de gebiedsanalyse.

  • Welke vergunningstelsels zien met name toe op het behoud van waarden van wezenlijk belang? Krijgen deze stelsels bij vergunningverlening en toezicht voldoende prioriteit? Daarbij staan wij kort stil in paragraaf 4.3. Dit zal verder zijn beslag krijgen bij het vastleggen van de werkprocessen.

3.2 Gebiedsanalyse

Molenlanden kent verschillende gebiedsdelen met elk een eigen karakteristiek en dynamiek. De kernkwaliteiten van die deelgebieden moeten in stand blijven. Dit geldt met name het in stand houden van de kwaliteit van het open landschap, de leefbaarheid in de kernen en het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen.

Voor de analyse zijn negen gebieden onderscheiden, t.w.:

  • 1.

    Dorpskernen woongebieden;

  • 2.

    Dorpskernen beschermde dorpsgezichten;

  • 3.

    Dijklinten dorpsgebied;

  • 4.

    Dijk- en polderlinten landelijk gebied;

  • 5.

    Ruilverkavelingslinten;

  • 6.

    Agrarisch gebied zonder bebouwing;

  • 7.

    Natura 2000-gebieden;

  • 8.

    Bedrijventerreinen – Industrie;

  • 9.

    Recreatieparken.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud en waar nodig versterking van een goed woonklimaat

De woongebieden in de dorpskernen kennen weinig bedreigingen. Zoals in de hele gemeente moet wat toezicht gehouden worden op illegale bouw en excessen in de vergunningvrije bouw. Ook het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de woongebieden vraagt wat aandacht. Tenzij het woonklimaat ernstig wordt aangetast is het uitgangspunt dat gestreefd wordt naar medewerking aan legalisatie. Het groeiende probleem van overbewoning door arbeidsmigranten in gezinswoningen in de woonwijken wordt onderkend.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud en waar mogelijk versterking van de cultuurhistorische waarden en uitstraling in deze gebieden, zonder de bewoners en gebruikers van de panden nodeloos te beperken in hun gebruiksmogelijkheden.

Illegale bouw en gebruik vragen in de beschermde dorpsgezichten meer aandacht. Vergunningvrije bouw is slechts beperkt mogelijk. Ook hier is het uitgangspunt dat medewerking wordt gegeven aan initiatieven, mits dit gebeurt met oog voor de cultuurhistorische waarden.

Bijzondere aandacht zal in het gebiedstoezicht worden gegeven aan activiteiten in, aan en bij monumenten om onomkeerbare aantasting van monumentale waarden te voorkomen.

Op een aantal plaatsen is indirect sprake van aantasting van gebiedswaarden door opdringerige reclame in naastgelegen gebieden.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud en waar nodig versterking van een goed woon- en werkklimaat met behoud van de landschapskwaliteit

Voor illegale bouw en gebruik geldt hetzelfde uitgangspunt als in de dorpskernen. De verdichting in het landschap is hier een aandachtspunt al moet wel worden geconstateerd dat de gemeente (nog) niet kan optreden tegen vergunningvrije bouw die leidt tot verdere verdichting.

Waar mogelijk zal de gemeente stimuleren dat bestaande zichtlijnen behouden blijven.

In een aantal gevallen verbindt het gemeentebestuur aan vergunningen eisen die tot doel hebben zorg te dragen voor een goede landschappelijke inpassing door bijvoorbeeld de aanleg van afschermende beplanting. Naleving van die voorwaarden vraagt aandacht. De dijklinten in het dorpsgebied vormen de overgang naar het buitengebied. In dit gebied zijn nogal wat gebouwen waarvoor nieuwe gebruiksmogelijkheden moeten worden gevonden. Die gebruiksmogelijkheden moeten passen binnen een gebied met overwegend een woonbestemming.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud van de voorwaarden als agrarisch productiegebied met nevenfuncties die passen bij het karakter van het gebied.

De dijk- en polderlinten hebben verschillende landschappelijke waarden. Uit de analyse blijkt echter dat zij een vrijwel identiek risicoprofiel hebben. Daarom zijn zij hier samengevoegd.

De linten in het landelijk gebied zijn van oudsher de plekken waar agrarische bedrijfspercelen zijn gevestigd. Het is ook het gebied waar de landschappelijke waarden goed tot hun recht komen. Om die reden moet het toezicht worden gericht op illegale bouw, aantasting van de openheid en het naleven van de voorwaarden voor een goede landschappelijke inpassing. Waar het vergunningplichtige activiteiten betreft zijn het behoud van de openheid en de goede inpassing voorwaarden voor medewerking. Waar activiteiten vergunningvrij zijn (zoals b.v. bijbehorende bouwwerken, mantelzorghuisvesting) is dit nu niet af te dwingen. Alleen in goed overleg kunnen oplossingen worden gezocht.

Alternatieve gebruiksmogelijkheden voor vrijgekomen bedrijfsgebouwen zijn mogelijk, mits die geen afbreuk doen aan de aanwezige gebiedswaarden. Dit geldt zowel de gebouwen zelf als de wegen en erven. Ruimhartig medewerking aan alternatief gebruik draagt bij aan het voorkomen van ongewenste en criminele activiteiten.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud van de voorwaarden als agrarisch productiegebied met nevenfuncties.

De risico’s in de ruilverkavelingslinten liggen beduidend lager dan in het overige deel van het landelijk gebied. Reden daarvoor is dat de bedrijven in dit gebied in het algemeen robuust zijn en er ruime bouwmogelijkheden zijn. Daardoor is minder kans op illegale activiteiten. Wel springt juist hier de naleving van de voorwaarden van landschappelijke inpassing in het oog. Grote bouwvlakken in open gebied maken een goede inpassing noodzakelijk. Bij de vergunningverlening voor de nieuwbouw in het ruilverkavelingsgebied zijn hieraan voorwaarden gesteld. Hieraan is niet altijd voldaan.

Ook de randvoorwaarden bij nevenactiviteiten vragen aandacht. Gebrekkige naleving kan leiden tot verkeersaanzuigende werking op plaatsen waar dat niet verantwoord is. Ook kan dit leiden tot verrommeling.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud van de voorwaarden als agrarisch productiegebied met aandacht voor duurzaam beheer en behoud van landschappelijke waarden.

Het open agrarische gebied is bestemd voor agrarisch gebruik, in het algemeen het weiden van vee. Bebouwing is hier niet toegestaan met uitzondering van schuilgelegenheden voor vee . De toenemende aandacht voor windenergie vraagt een standpunt van het gemeentebestuur. (Hier is een verschil tussen de bestemmingsplanregelingen uit Molenwaard en Giessenlanden. Harmonisatie is noodzakelijk)

Alle werkzaamheden die kunnen leiden tot veranderingen in het waterbeheer of tot bodemdaling vragen hier aandacht. Denk aan het graven en dempen van sloten, afgraven van gronden en dergelijke.

In de agrarische gebieden die zijn gelegen nabij stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden moet aandacht worden gegeven aan de beperkingen die dit met zich brengt. Hieronder komen wij daarop terug.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud en waar nodig versterken van de ecologische waarde

Binnen de gemeentegrenzen van Molenlanden zijn twee Natura 2000-gebieden aangewezen; de Boezems van de Kinderdijk en de Donkse Laagten. Daarnaast zijn er in de nabijheid van Molenlanden drie gebieden die hun invloed uitstrekken tot het gemeentelijk grondgebied, t.w. De Biesbosch, het Lingegebied-Zuid en de uiterwaarden van de Lek bij Schoonhoven. Zie onderstaand overzicht.

afbeelding binnen de regeling

In de gebieden Donkse Laagten en de Boezems van de Kinderdijk hebben illegale bouw en strijdig gebruik een hoge prioriteit die tot uitdrukking komt in de risicoscore. De Boezems van de Kinderdijk zijn in eigendom bij het Waterschap Rivierenland, de Donkse Laagten bij Staatbosbeheer. Zij houden ook zelf toezicht.

De in het Programma Aanpak Stikstof (PAS) opgenomen gebieden kunnen beperkingen opleveren voor het nabijgelegen landelijk gebied. Dit betreft vooral de omgeving van het Lingegebied-Zuid, het landelijk gebied in de nabijheid van de Biesbosch, en het gebied tegenover de uiterwaarden van de Lek bij Schoonhoven. De Donkse Laagten en de Boezems van de Kinderdijk zijn niet kwetsbaar voor stikstof. Beoordeeld zal worden welke activiteiten moeten worden beperkt, opdat in overleg met eigenaren een aanpak kan worden voorbereid.

Daarbij wordt benadrukt dat de gemeente alleen een oog- en oorfunctie heeft, waar het toezicht op de Wet natuurbescherming betreft. De Omgevingsdienst Haaglanden is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: scheppen van de voorwaarden voor succesvol uitvoeren van bedrijfsactiviteiten binnen gestelde kaders.

Burgerbewoning van bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen levert een (beperkt) risico op. Het bedrijventerrein is nu juist bedoeld om daar activiteiten te concentreren die niet passen in een woonomgeving. Dat kan leiden tot hinder en overlast over en weer.

Dit geldt uiteraard ook voor bewoning van bedrijfsgebouwen. Maar daar kunnen ook (brand-) veiligheidsrisico’s ontstaan. Daarom is dit een prioriteit. Strijdig gebruik van gronden kan leiden tot verrommeling en op den duur verloedering van de terreinen.

De bedrijventerrein zijn gelegen aan de grenzen met het buitengebied. Voor het behoud van de landschappelijke waarden in dat buitengebied worden voorwaarden gesteld aan de landschappelijke inpassing. Naleving daarvan vraagt aandacht.

afbeelding binnen de regeling

Maatschappelijk doel: behoud en versterken van de recreatieve waarde

De gemeente heeft drie recreatieparken binnen zijn grenzen, de Giessenburg, de Bilderhof en De Put. Recreatieparken zijn voorwerp van landelijk beleid. Met name oudere, minder aantrekkelijke parken kunnen een broedplaats worden van criminele activiteit. Het zijn veelal afgelegen locaties waar weinig sociale controle wordt uitgeoefend. Ongereguleerde huisvesting van arbeidsmigranten en permanente bewoning van recreatiewoningen maken de parken op den duur ongeschikt voor recreatie. Geleidelijk aan kan dit leiden tot steeds verdergaande verloedering met alle negatieve effecten van dien. Hiervoor is een gerichte aanpak voorbereid.

3.3 Vergunningverlening en vergunningentoezicht

Onder de Wabo zijn de vergunningstelsels in het fysieke domein geïntegreerd. Dat betreft voor Molenlanden met name:

  • De bouwregelgeving;

  • Werken geen bouwwerken zijnde (aanleg);

  • Gebruiksregels uit het bestemmingsplan;

  • Afwijking van het bestemmingsplan;

  • Brandveilig gebruik;

  • Monumentale waarden;

  • • Archeologische waarden; Milieuwaarden (signaalfunctie, primair omgevingsdienst);

  • Natuurwaarden Natura 2000 (signaalfunctie, primair omgevingsdienst);

  • Aardkundige waarden (signaalfunctie , primair omgevingsdienst);

  • Uitwegen;

  • Kap van monumentale bomen;

  • Reclame-uitingen.

Zowel de gemeente Giessenlanden als Molenwaard heeft in het verleden al werk gemaakt van risicogestuurd werken bij vergunningverlening en toezicht. Uitgangspunt daarbij was dat de intensiteit van toetsing en toezicht gelijke tred houdt met het risicoprofiel van de betreffende activiteit (zie bijlage 3). Deze praktijk heeft in de afgelopen jaren goed gewerkt en zal worden voortgezet tot het in werking treden van de Omgevingswet.

Naar verwachting in 2021 zal de bouwtechnische toetsing en het daaropvolgende toezicht voor de kleinere bouw worden geprivatiseerd. Ook heeft de gemeente Molenlanden voor een groot deel van het gemeentelijk grondgebied het welstandstoezicht afgeschaft. (Een uitzondering geldt voor de drie beschermde gezichten (Noordeloos, Nieuwpoort en Kinderdijk))Dit opent de mogelijkheid om de vergunningplicht verder te dereguleren zodra de nieuwe wetgeving (lees: Omgevingswet) daartoe de mogelijkheden biedt. Hierboven is bij het gebiedstoezicht benadrukt dat op sommige locaties de openheid van het landschap niet goed kan worden gewaarborgd omdat vergunningvrij mag worden gebouwd. Op andere locaties zou veel verdere deregulering mogelijk zijn maar verplicht de landelijke wetgeving op dit moment nog tot vergunningverlening.

Het gemeentebestuur spreekt de ambitie uit om voor het gemeentelijke grondgebied maatwerk te leveren, waarbij optimaal kan worden ingespeeld op de behoeften onder de bevolking maar tegelijkertijd de landschappelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.

3.4 Juridische handhaving

Juridische handhaving is het gereedschap dat het gemeentebestuur heeft om ongewenste ontwikkelingen te bestrijden. Dit uiteraard mits die ongewenste ontwikkelingen in strijd met gestelde regels zijn. Voor adequate handhaving is essentieel dat de belangrijke waarden in de gemeente beschermd zijn door adequate regelgeving.

Voor de uitvoering van de handhaving hanteert het gemeentebestuur de volgende uitgangspunten:

  • Overtuigen is beter dan handhaven. Voordat een handhavingstraject wordt ingezet is altijd eerst getracht om in gesprek te gaan met overtreders om afspraken te maken over het ongedaan maken van de overtreding.

  • Ook bij handhaving geldt het uitgangspunt dat het uiteindelijk niet gaat om de regels, maar om de waarden die zij beogen te beschermen;

  • Tegen bewuste overtreders van de regels wordt slagvaardig opgetreden.

Voor de juridische handhaving is een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels hebben tot doel om tot een uniforme, efficiënte en effectieve uitvoering te komen.

4. Voorwaarden voor een succesvolle taakuitvoering

In deze visie worden uitgangspunten benoemd voor de VTH-taken. Om die taken naar behoren uit te voeren moet echter ook aandacht worden gegeven aan een aantal randvoorwaarden. Dat zijn:

  • De relatie tussen beleid en uitvoering;

  • Financiën;

  • HRM;

  • De relatie met handhavingspartners.

4.1 Beleid en VTH

BWT en JZI voeren de VTH-taken uit. Vergunningen worden verleend, toezicht wordt uitgeoefend en waar dat nodig is wordt gehandhaafd.

Om de maatschappelijke doelen te bereiken die het gemeentebestuur stelt zijn regels nodig, die zo nodig verder worden uitgewerkt in beleid. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het team Omgeving. Onderkend wordt dat er een grote onderlinge afhankelijkheid is tussen beleid en uitvoering.

Twee ontwikkelingen vragen in dit verband aandacht:

  • Het wordt steeds belangrijker om snel te schakelen tussen beleid en uitvoering om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Initiatiefnemers anticiperen op de vastgelegde regels. Dat kan ertoe leiden dat ontwikkelingen passen binnen de regels maar strijden met de bedoelingen van die regels.

  • De samenleving ontwikkelt zich sneller dan de structuren waarlangs wij gewend zijn regels te stellen. Detailhandel, bedrijvigheid, horeca en dienstverlening raken in bedrijfsconcepten steeds meer vervlochten. Dat kan ertoe leiden dat gewenste ontwikkelingen in strijd komen met de regels en ongewenste niet kunnen worden tegengehouden. Beleid en uitvoering gaan dan steeds meer wringen met elkaar. Reden waarom in de Omgevingswet beleid en uitvoering meer als één geheel worden gezien.

Wij benoemen hier een aantal ontwikkelingen die de komende jaren op onze gemeente afkomen. Al deze ontwikkelingen vragen om een gerichte en evenwichtige aanpak. Medewerking geven aan initiatieven zonder voorwaarden te stellen, kan leiden tot ongewenste situaties. Maar ook het omgekeerde is het geval. Een al te stringent gemeentelijk beleid kan leiden tot nog veel grotere problemen. Uit andere gemeenten zijn voorbeelden bekend van agrariërs die in het buitengebied geen reële alternatieve gebruiksmogelijkheden voor hun vrijkomende bebouwing kunnen vinden en daardoor in de verleiding komen om die opstallen beschikbaar te stellen voor criminele activiteiten.

Zo staat het gemeentebestuur voor de complexe opgaaf om een aantal maatschappelijke ontwikkelingen in goede banen te leiden en tegelijkertijd bestaande waarden zo veel als mogelijk te beschermen. Thema’s die de komende jaren aandacht vragen zijn onder meer:

  • Diverse ruimtelijke opgaven:

    • Alternatief gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing; het VAB beleid wordt naar verwachting halverwege 2020 vastgesteld.

    • Versterking van toerisme en recreatie; samen met partners wordt toegewerkt naar een Toeristische Agenda Molenlanden. Het plan van aanpak is vastgesteld door het college.

    • Pseudo-horeca; streven is om dit in de loop van 2020 klaar te hebben.

    • Ontwikkeling 5G-netwerk; hiervan is nog geen planning bekend.

    • Landschappelijke inpassing bij nieuwe ontwikkelingen.

    • Parkeer- en mobiliteitsbeleid; Parkeerbeleid voor Molenlanden wordt naar verwachting begin februari vastgesteld. Het nieuwe gemeentelijk verkeers- en vervoersplan Molenlanden is naar verwachting eind 2020 klaar.

  • Diverse huisvestingsvraagstukken:

    • Huisvesting van arbeidsmigranten; de gemeenteraad heeft op 29 oktober 2019 een beleidsnotitie arbeidsmigranten vastgesteld. Er vindt nu een proces plaats om dit beleid juridisch te borgen.

    • Permanente bewoning van recreatieparken.

    • Mantelzorg- en tijdelijke woningen in relatie tot ruimtelijke kwaliteit; Het mantelzorgbeleid is nog in ontwikkeling.

    • Woonzorgcomplexen; er zijn nu al veel aanvragen en de verwachting is dat dit toeneemt.

    • Ruimtelijke inpassing van Tiny Houses; in februari wordt er in de raad gesproken over beleidsuitgangspunten

  • Diverse milieugerelateerde onderwerpen:

    • Programma aanpak stikstof; de planning hiervan is onbekend.

    • Klimaatadaptatie; Er staat geen beleid op de planning. Wel opgaven: regionale risico-dialogen, lokale koers klimaatadaptatie en klimaatrobuust inrichten openbare ruimte.

    • Energietransitie; Regionale energiestrategie half 2021 klaar, warmte transitievisie eind 2021 klaar.

    • Watersysteemmaatregelen; komende periode gaan maatregelen doorgevoerd worden voor het watersysteem in onze gemeente. Op de plekken waar wijzigingen plaatsvinden dienen procedures doorlopen te worden.

    • Bodemdaling; opstarten regionale/lokale verkenning bodemdaling.

Voor elk van deze thema’s zullen de vakteams de komende tijd uitgangspunten formuleren voor een integrale aanpak. In de jaarprogramma’s wordt dit geconcretiseerd. Om te beoordelen waar elk thema aansluit op activiteiten bij vergunningverlening en toezicht is in bijlage 1 een kruistabel opgenomen waarin thema’s waar mogelijk zijn gekoppeld aan de taken die onder VTH vallen.

Elke ingreep in de fysieke leefomgeving heeft effecten; positieve en negatieve. De uitdaging waarvoor wij met elkaar staan is om de positieve effecten zo veel als mogelijk te maximaliseren en de negatieve zo veel als mogelijk te beperken. Waar mogelijk kan en zal worden gestreefd naar integrale oplossingen en een maximaal maatschappelijk draagvlak door vroegtijdige inzet op participatie.

4.2 Relatie met Financiën

Doel van het VTH-beleid is om kwaliteit in de uitvoering te definiëren en vast te leggen. Naast kwaliteit is echter ook continuïteit wezenlijk. Om die reden verplichten de kwaliteitscriteria tot het borgen van middelen.

Dat begint uiteraard met het beschikbaar stellen van de noodzakelijke middelen om kwaliteit te leveren. Personele middelen, opleidingsbudgetten en de vereiste informatiesystemen zijn daar voorbeelden van.

Maar hoe waarborg je de kwaliteit als de werklast sterk toeneemt, als er vacatures ontstaan, als mensen ziek worden, er bijzondere taken moeten worden uitgevoerd enzovoorts?

Dan is het nodig dat de organisatie snel kan anticiperen op de omstandigheden en capaciteit kan bijschakelen.

Daarvoor moeten met externen afspraken worden gemaakt waarvoor uiteraard ook de financiële middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Daarvoor dient de flexibele schil.

In het schema hiernaast is een en ander geïllustreerd. Als de werklast te groot wordt moet de flexibele schil worden ingezet. Datzelfde geldt natuurlijk als de formatie, die nu als een rechte lijn is getekend, gaat fluctueren.

afbeelding binnen de regeling

Over de inzet van de flexibele schil wordt verantwoording afgelegd in het jaarverslag.

4.3 Relatie met HRM

De kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken staat of valt met de kwaliteiten van de medewerkers. Om de continuïteit te waarborgen is van belang dat de medewerkers hun kennis en vaardigheden op peil houden. Ook is van belang om ervoor zorg te dragen dat de medewerkers zich optimaal kunnen ontplooien. Immers, de beste manier om goed personeel te krijgen is te voorkomen dat zij de deur uit lopen. Gebeurt dat toch dan moeten de voorwaarden zijn geschapen om bij personeelsmutaties snel weer deskundig personeel te werven.

4.4 Samenwerking met externe partners

Op een aantal bijzondere specialismen is het inefficiënt om deze deskundigheid zelf in huis te ontwikkelen en te behouden. Dit zal het geval zijn als de werklast te klein is, waardoor kennis en ervaring onvoldoende wordt opgebouwd en onderhouden. Ook kan het bijzondere specialismen betreffen, waarvoor diepgaande kennis is die incidenteel nodig is. Voor een groot deel van de VTH-taken geldt de eis dat zij binnen de overheid moeten worden belegd. Als de eigen organisatie daartoe niet (of niet volledig) in staat is wordt in voorkomende gevallen extern advies gevraagd. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De Wet natuurbescherming (ODH);

  • Advisering over archeologische waarden;

  • Agrarische adviescommissie

  • Beoordeling van asbestrapportages bij sloopmeldingen;

  • Advisering over bijzondere aspecten van brandveiligheid.

Voor een aantal zeer specifieke taken geldt niet de verplichting dat zij door de overheid zelf worden uitgevoerd. Voorbeeld daarvan is de toetsing van bijzondere bouwtechnische aspecten (constructie, bouwfysica etc.).

Als de eigen organisatie niet of niet volledig in staat is deze taken zelf uit te voeren is voor deze taken ook uitvoering door een marktpartij mogelijk. Uiteraard zal in dat geval worden gekozen voor de bedrijfseconomisch meest verantwoorde variant. Wel zal van de partij waaraan wordt uitbesteed worden geëist dat zij kan aantonen te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen omtrent kritische massa, opleiding en ervaring .

4.5 Burgerparticipatie

Hiervoor is een aantal uitgangspunten vastgelegd voor de taakuitvoering. Met name bij het gebiedstoezicht zijn risico’s gedefinieerd en gewogen. In deze gebieden leven uiteraard mensen die zelf ook een opvatting hebben over hun leefomgeving. In de voorbereiding op deze visie is bij de ruimtelijke opgaven een relatie gelegd met de uitgangspunten van het Samenlevingsprogramma.

Nadat de werkprocessen goed zijn ingeregeld, zal in de jaarprogramma’s worden bezien hoe deze uitgangspunten verder hun beslag moeten krijgen.

Idealiter zou de bevolking ook moeten kunnen meebeslissen over zaken die geen prioriteit zouden moeten hebben. Op dit moment is dat nog juridisch lastig te realiseren omdat elke individuele burger van de gemeente handhaving kan eisen. Als een beroep wordt gedaan op het handhaven van landelijke of provinciale regelgeving, moet de gemeente daaraan gehoor geven.

Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de beleidsruimte van de gemeente waarschijnlijk aanzienlijk ruimer worden. De informatie die de komende tijd in het kader van de burgerparticipatie wordt verzameld kan dan worden benut om de regels en de behoeften met elkaar in balans te brengen.

Bestuurlijke uitgangspunten en risico-inventarisatie voor vergunningverlening, toezicht en handhaving 2020-2024 Molenlanden Januari 2020 Versie: 0.4

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 juli 2020,

Het college van Burgemeester en Wethouders van Molenlanden,

De secretaris,

Drs. F. Jonker

De burgemeester,

Drs. T.C. Segers, mba

Bijlage 1 Matrix taken en opgaven

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Risico-inventarisatie

Doel van de risico-inventarisatie is om een objectieve weging te maken van de bedreigingen op het gemeentelijk grondgebied.

Daartoe is het grondgebied opgedeeld in deelgebieden met gelijke kenmerken. Dat zijn:

  • 1.

    Dorpskernen woongebieden

  • 2.

    Dorpskernen beschermde dorpsgezichten (Nieuwpoort, Noordeloos, Kinderdijk)

  • 3.

    Dijklinten dorpsgebied (b.v. Voorstraat/Sluis)

  • 4.

    Dijklinten(b.v. Lekdijk, Bergstoep) en Polderlinten (b.v. Graafland, Zuidzijde, Heulenslag) landelijk gebied

  • 5.

    Ruilverkavelingslinten

  • 6.

    Onbebouwd agrarisch gebied

  • 7.

    Natura 2000-gebieden (Donkse Laagten, Boezems Kinderdijk) en omgeving

  • 8.

    Bedrijventerreinen - industrie (b.v. Gelkenes, Schelluinen, Arkel)

  • 9.

    Recreatieparken (Bilderhof, Giessenburg, De Put

Vervolgens is een aantal risico-categorieën gedefinieerd. Welke waarden zijn in Molenlanden aanwezig. De ernst van de gevolgen van aantasting zijn vervolgens gedefinieerd in een risicogetal.

Risicogetal:

  •  Veiligheid 20

  •  Gezondheid 16

  •  Schade 8

  •  Natuurwaarden10

  •  Cultuurhistorische waarden10

  •  Hinder en overlast 6

  •  Overige recreatieve waarden 4

Daarna is voor elk gebiedsdeel geïnventariseerd welke overtredingen met een zekere regelmaat zijn voorgekomen. Voor elk van die mogelijke overtredingen is beoordeeld welke waarden erdoor worden aangetast. Daarbij is een indicatieve waardering van 0-5 gegeven. De definitie van "risico" die daarbij is gehanteerd is de kans dat een overtreding wordt gemaakt verrekend met de ernst van de gevolgen voor de betreffende waarde (Risico = Kans x Ernst).

  •  0 = geen risico

  •  1 = kleine kans en de gevolgen zijn beperkt

  •  2 = grotere kans, de gevolgen zijn beperkt

  •  3 = kleine kans, maar gevolgen kunnen ernstiger of moeilijk te herstellen zijn.

  •  4 = grotere kans, maar gevolgen kunnen ernstiger of moeilijker te herstellen zijn.

  •  5 = grote kans met ernstige gevolgen.

  •  De uiteindelijke integrale risicoscore is de optelsom van alle deelscores.

In de systematiek is een kolom opgenomen voor een correctiefactor om aan een overtreding bestuurlijke prioriteit te geven. Dat kan als bijvoorbeeld een specifieke overtreding veel ophef veroorzaakt.

Ook is een correctiefactor grote risicokans opgenomen. Soms noodzaakt een situatie tot een tijdelijke extra inspanning om weer in een beheersituatie te komen.

Gebieden, terreinen en activiteiten waar een grotere kans is op criminele ondermijning zijn in een afzonderlijke kolom aangegeven.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Risico-inventarisatie vergunningverlening en toezicht Wabo 2016

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling