Regeling vervallen per 16-12-2016

Ontheffingenbeleid Molenwaard 2014

Geldend van 12-12-2014 t/m 15-12-2016

Intitulé

Beleid voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtbinnen het grondgebied van de gemeente Molenwaard

1. Inleiding en uitgangspunten

1.1Doel van het ontheffingenbeleid

Met deze nota wordt beoogd inzicht te geven in welke gevallen en onder welke voorwaarden de gemeente in beginsel bereid is om medewerking te verlenen aan een afwijkingsprocedure zoals bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen Wabo) voor een (bouw)plan dat niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Door het formuleren van beleid wordt vooraf inzicht gegeven in de toetsing- en afwegingskaders die bij de afweging voor de verlening van een vergunning een rol spelen. Er is bewust gekozen voor het opstellen van beleidsregels voor de meest voorkomende (bouw-)activiteiten. Dit betekent dat niet alle afwijkingsmogelijkheden uit artikel 4, bijlage II Besluit Omgevingsrecht (hierna te noemen BOR) zijn uitgewerkt in algemene regels. In situaties die niet zijn voorzien in deze beleidsregel dient door middel van het afwegen van belangen bepaald te worden of medewerking in de rede ligt.

De woorden in beginsel betekenen dat niet zonder meer vaststaat dat in het concrete geval altijd medewerking zal worden verleend. Aan een vergunning ligt altijd een belangenafweging ten grondslag. Het kan dus zijn dat op basis van deze nota de bereidheid om mee te werken aanwezig is, maar in een specifiek geval er een zwaarwegend argument is om dat in dat concrete geval juist niet te doen.

Op grond van de Wabo is een specifieke voorbereidingsprocedure van toepassing op de voorbereiding van besluiten tot vergunningverlening. In die procedure kunnen er argumenten van zwaarwegende aard naar voren komen, die het college kunnen doen besluiten tot het weigeren van de vergunning. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien blijkt dat privaatrechtelijke belemmeringen een rol spelen.

Aanvragen Omgevingsvergunning moeten binnen een periode van acht weken worden verleend. Bij niet tijdig besluiten ontstaat een vergunning van rechtswege (Lex silencio positivo). In dat kader is het van belang om een helder en duidelijk beleid te hebben zodat adequaat gereageerd kan op verzoeken om omgevingsvergunning.

1.2Kader

De grondslag voor het ruimtelijk beleid ligt in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit beleid wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, waarin de bestemming en het gebruik van de gronden worden geregeld. Echter, een bestemmingsplan kan nooit zodanig actueel zijn, dat aan ieder gewenst (bouw)plan op basis van het bestemmingsplan medewerking kan worden verleend.

In artikel 2.12 Wabo is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waardoor onder bepaalde voorwaarden (uitgewerkt in artikel 4 bijlage II BOR) kan worden afgeweken van geldende bestemmingsplannen. In deze nota zijn voor artikel 2.12 Wabo beleidsregels neergelegd die bij ieder omgevingvergunningsverzoek, gebaseerd op artikel 2.12 Wabo, betrokken moeten worden. Daartoe zijn in de vorm van percentages, afmetingen en oppervlakten concrete maxima aangegeven.

1.2.1Artikel 2.12Wabo

De Wabo biedt door middel van artikel 2.12 aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om omgevingsvergunning voor afwijking van de bepalingen uit een bestemmingsplan te verlenen. In artikel 4 bijlage II BRO is aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik mogen maken.

Om planologisch ongewenste situaties te voorkomen c.q. tegen te gaan verdient het aanbeveling om deze vergunningsbevoegdheid in de vorm van beleidsregels in te kaderen. Bovendien wordt door middel van het stellen van een kader inzichtelijk in welke gevallen de gemeente meestal bereid is mee te werken aan het verlenen aan de benodigde omgevingsvergunning.

Doordat het kader wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en vervolgens bekend wordt gemaakt zoals bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Awb verkrijgt het kader de status van beleidsregels. Dit betekent dat de gemeente in eventueel latere juridische procedures zich zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Bij een eventuele afwijzing kunnen burgemeester en wethouders volstaan met de motivering dat het verzoek niet past binnen het beleid en dat er geen zwaarwegende redenen zijn om van deze beleidsregels af te wijken.

1.2.2Artikel 6.1 Wro

In dit artikel is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders aan degene die in de vorm van inkomstenderving of waardevermindering van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van onder andere een ontheffing als bedoeld in artikel 2.12 Wabo een schadevergoeding toe. Deze schadevergoeding dient vergoed te worden door de veroorzaker van de schade, te weten de initiatiefnemer/aanvrager van de ontheffing. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de procedure voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12 Wro wordt met de initiatiefnemer/aanvrager een overeenkomst afgesloten waarbij is bepaald dat de schade zal worden vergoed aan de gemeente.

De Omgevingsvergunning voor het bouwdeel voor wat betreft de reguliere vergunning valt onder de zogeheten Lex Silencio Positivo, met andere woorden: “indien niet binnen de wettelijk vastgelegde termijn een besluit wordt genomen is de vergunning van rechtswege verleend. Voor de reguliere procedure geldt een termijn van 8 weken die nog eens verdaagd kan worden met 6 weken. De af te sluiten overeenkomst maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de belangenafweging voor de besluitvorming over de vergunningverlening. Immers, aangetoond moet worden dat de voorgenomen bouw- en of gebruiksactiviteit, uit het oogpunt van de gemeente, economisch uitvoerbaar is. Kortom, de gemeente moet niet opdraaien voor eventuele nadelige financiële consequenties als gevolg van de activiteit. In het kader van de beoordeling van de volledigheid van een aanvraag (zijn alle stukken aanwezig om een goed oordeel te kunnen vellen) moet de af te sluiten planschadeovereenkomst een duidelijk plaats hebben. Indien de planschadeovereenkomst niet direct bij een aanvraag wordt gevoegd dient deze alsnog te worden opgevraagd in het kader van het volledigheidsvraagstuk. Het kan voorkomen dat een aanvrager een dergelijke overeenkomst niet wenst af te sluiten. Het gevolg van het niet-afsluiten van de overeenkomst zal dan ook zijn een weigering van de ontheffing (en in het verlengde hiervan de bouwvergunning) om reden dat de economische uitvoerbaarheid van de activiteit niet is verzekerd.

Het sluiten van een planschade overeenkomst is niet vereist wanneer het gaat om de activiteit bouwen op een gedeelte van het erf waar geen directe zichtlijnen lopen van percelen van derden waarvan de zichtlijn langer is dan 100 meter.

2. Algemeen

De onderstaande begripsbepalingen zijn aanvullend bedoeld op de in de bestemmingsplannen opgenomen begripsbepalingen. De bepalingen in het bestemmingsplan zijn leidend.

2.1 Begripsbepalingen

aanbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw en waarmee een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw wordt toegevoegd die toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;

aan-huis-gebonden beroep: het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend.

achtererf: de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

afhaalzaak: een detailhandelsvestiging waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie elders dan ter plaatse.

antenne-installatie: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie, met een apparatuurkast.

archeologische waarde: de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bedrijfsvloeroppervlak (bvo): de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

bedrijfswoning / dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

Bedrijfsmatige activiteiten aan huis : het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het

uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging geheel of

overwegend door handwerk die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte

ruimtelijke uitstraling in een woning en de daarbijbehorende gebouwen kunnen worden

uitgeoefend.

bestaande bouwwerken: bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze regeling zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

bijgebouw: een bij een hoofdgebouw behorend, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

bouwlaag / verdieping: het tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf van mensen geschikt deel van een gebouw.

bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel.

bouwvlak: een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

bouwwerk, geen gebouw zijnde: elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

dakkapel: een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een hellend dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

dakopbouw: een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst.

detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

dienstverlening: het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes.

gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

horeca-activiteiten: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

het exploiteren van zaalaccommodatie;

het verstrekken van nachtverblijf.

horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.

kantoor(ruimte): een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend.

maatschappelijke voorzieningen: (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

MIP-panden: een in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project geselecteerd pand.

nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

overkapping:een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

peil: voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang binnen een afstand van 10 m uit de as van de dijk is gelegen: de kruin van die dijk;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

perceel: zie ‘bouwperceel’

praktijkruimte: een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

straatmeubilair: de op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri’s.

uitbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw en waarmee een bestaande ruimte in het hoofdgebouw wordt vergroot;

verkoopvloeroppervlak (vvo): de voor het publiek toegankelijke winkelruimte.

voorgevel: de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

voorgevellijn: de lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de naar de openbare weg gerichte gevel, alwaar zich tevens de hoofdingang bevindt. De definitie zoals opgenomen in artikel 2.5.5 van de gemeentelijke bouwverordening heeft geen aanvullende werking.

zendmast: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

zijerf: de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn tussen de voorgevel- en de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

2.2 Wijze van meten

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3 . Beleidsregels

3 . 1 Aan - en uitbouwen , bijgebouwen en overkappingen (artikel 4.1.1 l i d 1 sub a, b en d Bro )

Bij aanvragen om bouwvergunning voor deze bouwwerken welke strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan, dienen de volgende voorschriften in acht te worden genomen.

1.De gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedragen met een maximum overeenkomstig tabel 1;

tabel 1

Oppervlakte perceel

Totaal toegestane oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

tot 150 m2

50 m2

150 tot 200 m2

60 m2

200 tot 250 m2

68 m2

250 tot 500 m2

75 m2

Meer dan 500 m2

100 m2

  • 2.

    Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van tenminste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  • 3.

    De diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw;

  • 4.

    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  • 5.

    De nokhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  • 6.

    De afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw mag maximaal 25 meter bedragen;

  • 7.

    Indien twee zijden van een hoekwoning zijn gekeerd naar en het perceel direct grenst aan de openbare weg, dient een afstand van ten minste 1 meter tot aan de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen;

  • 8.

    Bij vrijstaande of half-vrijstaande woningen moet bij bebouwing aan de zijgevel een onderlinge afstand van minimaal 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens in acht worden genomen;

  • 9.

    Indien er parkeergelegenheid is op eigen terrein voor of naast de woning, mag het bouwplan niet tot gevolg hebben dat deze parkeergelegenheid vervalt.

3.2 Dak - kapellen , - opbouw en /nokverhoging en (artikel 4.1.1 lid 1 sub e Bro )

Algemene voorwaarden dakkapellen

  • 1.

    De zijkant van een dakkapel dient op minimaal 0,50 meter afstand van de zijkant van het dak te zijn gesitueerd;

  • 2.

    De onderzijde van de dakkapel ligt minimaal 0,50 meter of 3 dakpannen uit de dakvoet;

  • 3.

    De hoogte van een dakkapel is niet meer dan 2,00 meter;

  • 4.

    Een dakkapel is aan alle zijden omsloten door het dakvlak;

  • 5.

    Een dakkapel strekt zich maximaal uit over één verdieping;

  • 6.

    Een dakkapel bevindt zich niet boven een andere dakkapel;

  • 7.

    Een dakvlak mag niet voor meer dan 75% van de breedte van dit dakvlak in beslag worden genomen door dakramen en dakkapellen;

  • 8.

    De aanvrager dient zich qua uitvoering, detaillering, kleur, materiaalgebruik, plaatsing en afmetingen van de dakkapel te conformeren naar de reeds bestaande architectuur van het betreffende gebouw;

  • 9.

    Een dakkapel op een bouwblok waarop reeds meer dakkapellen aanwezig zijn, dient qua uitvoering, detaillering, kleur, materiaalgebruik, plaatsing en afmetingen te conformeren naar de reeds bestaande dakkapellen op het betreffende bouwblok;

  • 10.

    Op het voor-, of achterdakvlak dat grenst aan een zijgevel die direct grenst aan de weg of het openbaar groen of direct grenst aan een zijerf dat grenst aan de weg of het openbaar groen, mag een dakkapel op niet minder dan 1,50 meter van die zijgevel worden gebouwd;

Aanvullende voorwaarden voor dakkapellen op het voorste dakvlak

11.Het voorste dakvlak mag niet voor meer dan 50% van de breedte van dit dakvlak in beslag worden genomen door dakramen en dakkapellen;

Aanvullende voorwaarden voor dakkapellen op het zijdakvlak

12.Voor een dakkapel op een zijdakvlak waarvan de gevel of het erf direct grenzen aan de weg of het openbaar groen gelden dezelfde voorwaarden als voor een dakkapel op het voorste dakvlak;

Nadere eisen

13.Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen nadere eisen stellen m.b.t. de plaatsing van een dakkapel op het dakvlak. Zij winnen hieromtrent advies in bij de gemeentelijke welstandscommissie.

Algemene voorwaarden dakopbouwen en nokverhogingen.

“Onder de volgende voorwaarden kan medewerking worden verleend aan een ontheffing van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van een dakopbouw:

  • a.

    dakopbouwen zijn uitsluitend toegestaan op kappen waar de dakhelling gelijk of minder dan 30 graden bedraagt. In andere gevallen biedt het plaatsen van een dakkapel voldoende mogelijkheden;

  • b.

    de minimale vrije hoogte onder de nok in de bestaande situatie is 2 meter;

  • c.

    dakopbouwen mogen uitsluitend worden uitgevoerd bij rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen;

  • d.

    bij tussenwoningen moet de nokverhoging van bouwmuur tot bouwmuur lopen (dus gehele woningbreedte);

  • e.

    dakopbouwen mogen uitsluitend worden uitgevoerd aan de achterzijde van de naar de weg gekeerde gevel van de woning;

  • f.

    dakopbouwen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;

  • g.

    de dakhelling van de dakvlakken van de dakopbouw is gelijk aan die van de woning;

  • h.

    de afstand tussen de onderkant van de dakopbouw en de dakvoet van de woning is ten minste1 m;

  • i.

    de hoogte gemeten vanaf de onderzijde van de dakopbouw tot aan de dakvoet van het dakvlak van de dakopbouw bedraagt maximaal 1,5 m;

  • j.

    een dakopbouw op een bouwblok waarop reeds opbouwen aanwezig zijn, dient qua uitvoering, detaillering, kleur, materiaalgebruik, plaatsing en afmetingen te conformeren naar de reeds bestaande dakopbouwen op het betreffende bouwblok;

  • k.

    materiaal en kleur van het dakvlak van de dakopbouw dienen gelijk te zijn aan die van het bestaande dakvlak van de woning.

B edrijfsmatige activiteiten aan huis (artikel 4.1.1 lid 1 sub i Bro )

3 . 5 Wijziging gebruik woning

Een wijziging van het gebruik van woningen in de bebouwde kom, ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, is toegestaan mits:

  • a.

    het aantal woningen gelijk blijft;

  • b.

    het gebruik niet meer dan 25% van het bebouwde bruto vloeroppervlak omvat met een maximum van 60m2;

  • c.

    het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor de directe woonomgeving en geen ernstige afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt en de woning;

  • d.

    de woonfunctie van het desbetreffende perceel de hoofdfunctie blijft;

  • e.

    degene die de bedrijfs- c.q. beroepsactiviteit uitoefent permanent de woning bewoont;

  • f.

    er geen sprake is van detailhandel;

  • g.

    de activiteit niet maakt dat er een inrichting ontstaat waarvoor een vergunning nodig is op grond van de Wet milieubeheer;

  • h.

    de voor de activiteit benodigde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. In bijzondere omstandigheden kan op grond van artikel 2.5.30 van de bouwverordening ontheffing worden verleend van deze verplichting indien in de directe omgeving voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;

  • i.

    Bij een aanvraag moet inzichtelijk worden gemaakt of de voorgenomen ontwikkeling gevolgenvoor het parkeren en/of de verkeersbelasting heeft. In geval van onduidelijkheden zal er overlegworden gepleegd met de verkeerskundig medewerker. Bij het beoordelen van de aanvraag zullen de richtlijnen van het CROW zoals omschreven in de ASVV uitgangspunt zijn.

Onderstaand is een lijst opgenomen met activiteiten welke in ieder geval worden gerekend onder bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Deze lijst is niet limitatief van aard.

Onder bedrijfsmatige activiteiten aan huis wordt in ieder geval verstaan:

  • -

    fotograaf

  • -

    autorijschool

  • -

    bloemschikker

  • -

    decorateur

  • -

    fietsenreparateur

  • -

    goud- en zilversmid

  • -

    kledingatelier

  • -

    hondentrimmer

  • -

    pottenbakker

  • -

    (muziek)instrumentenmaker

  • -

    kaarsenmaker

  • -

    lijstenmaker

  • -

    loodgieter

  • -

    meubelmaker

  • -

    computerservice

  • -

    schoonheidsspecialist/ kapsalon

  • -

    traiteur

  • -

    nagelstudio

  • -

    kleinschalige reisorganisatie

  • -

    kleinschalig reclamebureau

  • -

    koeriersdienst

  • -

    reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/ tv’s/ radio’s horloges etc.)

  • -

    glazenwasser.

Bij een bedrijfsmatige activiteit is in hoofdzaak sprake van het produceren van goederen of producten.

Aan-huis-verbonden beroepen

Aan-huis-verbonden beroepsuitoefening is het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de daarbijbehorende gebouwen kunnen worden uitgeoefend. Ook wel de vrije en beroepsmatige activiteiten genoemd. Uit jurisprudentie is gebleken dat medische, administratieve of paramedische beroepen zoals fysiotherapeuten of pedicures aan huis gebonden beroepen zijn. Ook vrije beroepen zijn in overeenstemming met de woonfunctie. Onder aan-huisverbonden beroepen wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten. Onderstaand is een lijst opgenomen met activiteiten welke in ieder geval worden gerekend tot aan-huis-verbonden beroepen. Deze lijst is niet limitatief van aard.

Het uitoefenen van deze beroepen in een woning door de betrokken bewoner is een gebruik dat past binnen de bestemming wonen. Hiervoor hoeft geen ontheffing te worden verkregen, mits wordt voldaan aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden en de criteria op grond van jurisprudentie. Indien niet aan deze criteria wordt voldaan, is de activiteit niet ondergeschikt aan de woonfunctie en daarmee in strijd met de bestemming.

Onder aan-huis-verbonden beroepen wordt in ieder geval verstaan:

  • -

    architect

  • -

    advocaat

  • -

    acupuncturist

  • -

    beeldhouwer

  • -

    belastingadviseur

  • -

    dierenarts

  • -

    fysiotherapeut

  • -

    grafisch ontwerper

  • -

    huisarts

  • -

    hypotheekadviseur

  • -

    juridisch adviseur

  • -

    kunstschilder

  • -

    logopedie

  • -

    makelaar

  • -

    notaris

  • -

    psycholoog

  • -

    tandarts

  • -

    verloskundigenpraktijk

  • -

    zakelijke dienstverlening

  • -

    podoloog

  • -

    osteopaat

  • -

    chiropractor.

Bij een aan-huis-verbonden-beroep is in hoofdzaak sprake van het leveren van diensten.

3.6 Bed and breakfast

Het realiseren van een bed and breakfast binnen de bebouwde kom is mogelijk bij een woning onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de woonfunctie blijft de hoofdfunctie en beslaat meer dan 50% van het totale bebouwde oppervlak op het perceel;

  • b.

    de benodigde parkeerplaatsen, te bepalen op grond van de richtlijnen van het CROW zoals omschreven in de ASVV, worden gerealiseerd op eigen terrein;

  • c.

    de verkeersbelasting mag niet onevenredig toenemen;

  • d.

    het aantal slaapplaatsen bedraagt niet meer dan 4;

  • e.

    de functie wordt uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd;

  • f.

    er is geen sprake van detailhandel;

  • g.

    het gebruik levert geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor de directe woonomgeving en doet geen ernstige afbreuk aan het (woon)karakter van de buurt en de woning;

  • h.

    voldaan moet worden aan de geldende geurnormen en afstanden;

  • i.

    de bed en breakfast wordt gerund door de permanente bewoner van de woning.

4.1 Hardheidsclausule

In overeenstemming met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelen burgemeesteren wethouders overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor eenof meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandighedenonevenredig zijn in verhouding tot het met de beleidsregel te dienen doel. Inbijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders derhalve afwijken vande beleidsregel.

4.1B Gelijkheidsbeginsel

Wanneer op grond van een redelijke motivering in een eerdere, soortgelijke situatie vergunning is verleend, zal met verwijzing naar deze motivering vergunning worden verleend voor het verzoek.

4.2 In werkingtreding en overgangsrecht

Het beleid “Beleid voor de toepassing van ontheffingen op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht binnen het grondgebied van de gemeente Molenwaard” treedt in werking de dag na bekendmaking. Op omgevingsvergunningen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van dit beleid blijft het oude recht van toepassing tenzij dit nieuwe beleid gunstiger is voor de aanvrager.

Zaaknummer 185849

Vastgesteld 2 december 2014

Burgemeester en wethouders van Molenwaard

de secretaris de burgemeester

N.van Ameijde-Poortman MBA D.R. van der Borg