Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Molenwaard 2016

Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Molenwaard 2016

De raad van de gemeente Molenwaard;

gelezen het voorstel van het college;

gelezen de inspraakreacties op de concept verordening en de reactie van het college hierop in het raadsvoorstel en in de nota waarop wordt ingegaan op de inspraakreacties;

overwegende:

  • -

    dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • -

    dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • -

    dat van de gemeente verwacht mag worden dat zij burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, ondersteuning biedt, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • -

    dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2. van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

gelet op de artikelen 2.1.3 t/m 2.1.7, artikel 2.6.6 en artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Molenwaard.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.1 van de wet verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die normaal in de reguliere handel verkrijgbaar is, ook door mensen zonder beperkingen wordt aangeschaft en gebruikt en die niet aanzienlijk duurder is dan voorzieningen met vergelijkbare functies;

  • b.

    algemene voorziening: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt (aangevraagd en) verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt;

  • d.

    Begeleiding: hieronder wordt verstaan: individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, dagbesteding met of zonder vervoer en kortdurend verblijf.

  • e.

    bezoekbaar maken: toegankelijk maken van de woning en toegankelijk en bruikbaar maken van maximaal één woonkamer en één toilet;

  • f.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; voorheen bekend als eigen bijdrage;

  • g.

    cliënt: onder cliënt wordt verstaan degene die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet en onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger bevoegdelijk optreedt;

  • h.

    cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • i.

    de gemeente: gemeente Molenwaard;

  • j.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders/verzorgers, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • k.

    maatwerkvoorziening: een voorziening die door het college op basis van de wet wordt verstrekt;

  • l.

    mantelzorg: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

  • m.

    melding: verzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, om onderzoek naar de behoefte van maatschappelijke ondersteuning;

  • n.

    ondersteuningsplan: de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die in samenspraak met de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding, alsmede de beoogde resultaten en de evaluatie daarvan;

  • o.

    participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

  • p.

    persoonlijk plan: een door de cliënt aan het college overhandigd plan waarin cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a t/m g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • q.

    persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • r.

    ritbijdrage: een door het college vast te stellen bedrag dat een persoon met beperkingen bijdraagt aan het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer;

  • s.

    uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (bepaling inzake bijdragen Wmo);

  • t.

    verslag: een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;

  • u.

    voorliggende voorziening: voorziening waarmee een vergelijkbaar compenserend resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de wet;

  • v.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • w.

    zelfredzaamheid: zelfredzaamheid is de eigen vaardigheid en kennis om taken ten aanzien van zelfverzorging, zelfsturing en het onderhouden van sociale contacten te verrichten.

Artikel 1.2 Doelgroep van de verordening

  • 1. Deze verordening richt zich op personen:

    • a.

      die ingezetene zijn van gemeente Molenwaard en;

    • b.

      die ondersteuning nodig hebben bij hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie, of;

    • c.

      die, al dan niet woonachtig in gemeente Molenwaard, als mantelzorger ondersteuning aan een ingezetene van de gemeente Molenwaard bieden.

  • 2. Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige domein overstijgende problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet draagt het college zorg voor een goede afstemming van de ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1 Melding en onderzoek

  • 1. Een melding van een ondersteuningsbehoefte kan bij het college schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch worden gedaan;

  • 2. Het college bevordert maximale toegankelijkheid voor alle ingezetenen die een melding willen doen van een ondersteuningsbehoefte. Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te kunnen maken van gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning;

  • 3. De melding wordt geregistreerd en de ontvangst van de melding wordt bevestigd. De cliënt wordt geïnformeerd over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure. Naar aanleiding van de melding wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitgevoerd overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede tot en met achtste lid van de wet;

  • 4. Het college wijst degenen die zich met een ondersteuningsvraag melden nadrukkelijk erop dat zij zich bij het gesprek kunnen laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een cliëntondersteuner;

  • 5. Het college zal naar aanleiding van de melding nagaan waar de behoefte aan ondersteuning van de cliënt en diens mantelzorger uit bestaat;

  • 6. Als een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet nodig is, of de cliënt geeft aan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening te willen doen, zal de cliënt of zijn vertegenwoordiger alle gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, moeten overleggen of anderszins verschaffen;

  • 7. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviseur om advies vragen;

  • 8. Indien de cliënt of de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan het college in afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg en met instemming van de cliënt volstaan met een kort onderzoek en afzien van een uitgebreid onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, lid 4 van de wet;

  • 9. Bij het onderzoek wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget en de gevolgen daarvan;

  • 10. Het college kan de mogelijkheid instellen van een herbeoordeling van de melding als bedoeld in het vijfde lid door een andere medewerker voor de gevallen dat de cliënt en de medewerker niet tot overeenstemming komen over een ondersteuningsplan;

  • 11. Het college kan nadere regels stellen omtrent de toegangsbeoordeling als bedoeld in dit hoofdstuk.

Artikel 2.2 Inhoud onderzoek

Het college bespreekt met de cliënt na de melding zo spoedig mogelijk, met inachtneming van diens persoonlijk plan indien aanwezig en voor zover nodig:

  • 1.

    de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

  • 2.

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te ondersteunen;

  • 3.

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk of met behulp van vrijwillige inzet te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

  • 4.

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • 5.

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;

  • 6.

    de verplichtingen gerelateerd aan een maatwerkvoorziening

  • 7.

    de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

  • 8.

    informatie over bijdragen in de kosten die de cliënt verschuldigd zal zijn.

Artikel 2.3 Verslag onderzoek

  • 1. De cliënt ontvangt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij er overwegende bezwaren bestaan dit verslag te verstrekken. Indien er een ondersteuningsplan wordt opgesteld geldt dat als verslag van het onderzoek.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over dit verslag dienen op verzoek van de cliënt als bijlage te worden toegevoegd.

Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door een cliënt schriftelijk ingediend nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet en artikel 2.1., derde lid bedoelde termijn.

  • 2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Bij de voorkeur voor een persoonsgebonden budget dient de aanvrager aan te geven wat de voorgenomen uitvoering daarvan is en wat de kwalificaties zijn van de uitvoering.

Artikel 2.5 Inhoud beschikking

  • 1. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is, voor zover dit door het college wordt bepaald;

    • c.

      hoe de voorziening in natura wordt verstrekt;

    • d.

      welke verplichtingen zijn verbonden aan de te verstrekken maatwerkvoorziening.

  • 2. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke maatwerkvoorziening het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

    • b.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld, voor zover dit door het college wordt bepaald, en

    • d.

      welke verplichtingen zijn verbonden aan het persoonsgebonden budget en

    • e.

      welke regels gelden ten aanzien van facturering en verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 3. Als er sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt dit in de beschikking opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Algemeen

  • 1. Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van gemeente Molenwaard of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2. Het college bevordert en treft eventueel de algemene voorzieningen die naar zijn oordeel bijdragen aan de zelfredzaamheid en de participatie van ingezetenen en aan de inzet van mantelzorg en vrijwilligerswerk daarvoor.

  • 3. Algemene voorzieningen sluiten zoveel mogelijk aan op eigen initiatieven van burgers.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen over de vorm van algemene voorzieningen, de algemene en specifieke doelgroep, gebruiksvoorwaarden en het nakomen van de gebruiksvoorwaarden.

Artikel 3.2 Ambulante ondersteuning

Het college draagt zorg voor niet- geïndiceerde ambulante ondersteuning. Deze ondersteuning omvat waar nodig:

  • a.

    informatie, advies;

  • b.

    vraagverheldering;

  • c.

    kortdurende ondersteuning;

  • d.

    langdurende ondersteuning.

Artikel 3.3 Dagactiviteiten met lichte ondersteuning

Het college draagt zorg voor niet-geïndiceerde dagactiviteiten met lichte ondersteuning met het oog op het aangaan van sociale contacten, het bieden van enige structuur alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers.

Artikel 3.4 Collectief vraagafhankelijk vervoer

Het college draagt zorg voor collectief vraagafhankelijk vervoer.

Artikel 3.5 Mantelzorgwaardering

Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college stelt nadere regels vast op welke wijze deze blijk van waardering inhoud en vorm wordt gegeven.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Algemene criteria maatwerkvoorzieningen

  • 1. Het college neemt het onderzoeksverslag als uitgangspunt bij de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening indien er sprake is van een noodzaak tot compensatie en de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemene voorzieningen en/of;

    • f.

      voorliggende voorzieningen.

  • 3. Indien meerdere maatwerkvoorzieningen als passend aan te merken zijn, verstrekt het college de voorziening die voldoende compenseert en het goedkoopst is.

Artikel 4.2 Algemene weigeringsgronden

Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:

  • 1.

    indien de aanvraag om een maatwerkvoorziening betrekking heeft op een algemeen gebruikelijke voorziening of indien er sprake is van normale maatschappelijke kosten;

  • 2.

    indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Molenwaard;

  • 3.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt;

  • 4.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt, waarbij er sprake is van een afschrijvingstermijn en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • 5.

    voor zover de cliënt een beroep kan doen op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de cliënt toereikend en passend te zijn;

  • 6.

    indien de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet.

  • 7.

    indien de maatwerkvoorziening of de noodzaak daarvan voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

  • 8.

    indien de maatwerkvoorziening voorzienbaar was, tenzij van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de maatwerkvoorziening overbodig hadden gemaakt;

  • 9.

    indien de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.

Artikel 4.3 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget

  • 1. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

    • a.

      de cliënt naar het oordeel van het college voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren op eigen kracht, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger;

    • b.

      de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 2. Het college kent geen persoonsgebonden budget toe als:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • c.

      daardoor de instandhouding van het collectief vraagafhankelijk vervoer in gevaar komt;

    • d.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • e.

      de kosten betrekking hebben op de administratie en het beheer van het persoonsgebonden budget en dit geen deel uitmaakt van het ondersteuningsplan.

  • 3. Het college kan nadere regels opstellen waarin met betrekking tot een persoonsgebonden budget, voorwaarden en voorschriften staan, het tarief en de kwaliteit van de gevraagde diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van de maatwerkvoorziening in de vorm van dit persoonsgebonden budget, waarbij geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget toereikend moet zijn.

  • 4. Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociaal netwerk als wordt voldaan aan noodzakelijke kwaliteitseisen, waaronder mede wordt verstaan opleidingseisen. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor Individuele begeleiding

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding als

  • a.

    bij cliënt sprake is van een complexe ondersteuningsvraag, blijkend uit de noodzaak tot inzet van individuele ondersteuning, of;

  • b.

    er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving, of;

  • c.

    toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor dagbesteding

  • 1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor dagbesteding als:

    • a.

      de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren, en;

    • b.

      er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of;

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

  • 2. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt, indien hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, in aanmerking komen voor arbeidsmatige dagbesteding met zo mogelijk als doel de cliënt voor te bereiden op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk als

    • a.

      de aanvrager onvoldoende vaardigheden heeft inzake het aanbrengen van structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, en;

    • b.

      de aanvrager geen of zeer geringe loonvormende arbeidsprestatie kan leveren door het ontbreken van werkvaardigheden als gevolg van beperkingen en daaruit voortvloeiend een ondersteunings- en/of toezichtsvraag heeft, of;

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

  • 3. In afwijking van artikel 4.5 lid 2 kan het college ten behoeve van een cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, besluiten op grond van zijn ondersteuningsplan, artikel 4.5 lid 2 overeenkomstig toe te passen.

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor kortdurend verblijf:

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt met een maximum van 50 etmalen per jaar in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als daarmee overbelasting van de mantelzorger kan worden voorkomen of als de mantelzorger tijdelijk afwezig is, en;

  • a.

    de cliënt langdurig is aangewezen op meer dan gebruikelijke hulp en ondersteuning met intensief toezicht, en;

  • b.

    dagbesteding en individuele begeleiding niet voldoende oplossing bieden, en;

  • c.

    voor zover de cliënt geen aanspraak kan maken op zijn zorgverzekering of de Wet langdurige zorg.

Artikel 4.7 Aanvullende criteria voor persoonlijke verzorging

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor persoonlijke verzorging als dit in overwegende mate voortkomt uit een verstandelijke, zintuiglijke of psychiatrische beperking en een bijdrage levert aan de zelfredzaamheid. De behoefte aan persoonlijke verzorging hangt niet samen met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop.

Artikel 4.8 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

  • 1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor een woonvoorziening als hij

    • a.

      aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en;

    • b.

      in redelijke mate inspanning heeft gedaan om een geschikte woning te vinden en te bewonen, en/of;

    • c.

      een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis heeft met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.

  • 2. Een cliënt kan alleen voor een woonruimteaanpassing in aanmerking komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en de voorziening de compenserende voorziening is die het goedkoopst is. Bij deze overweging worden ook voorzienbare kosten in de toekomst meegewogen.

  • 3. Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen, dan wel voor het bezoekbaar maken van een andere woonruimte dan waar de cliënt met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft als het hoofdverblijf van de cliënt in een erkende zorginstelling is.

Artikel 4.9 Aanvullende criteria voor huishoudelijke ondersteuning

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning ingeval:

  • 1.

    er aantoonbare beperkingen bij het voeren van een huishouden aanwezig zijn, en;

  • 2.

    er sprake is van problemen bij gebruikelijke hulp en mantelzorg.

Artikel 4.10 Aanvullende criteria voor vervoersvoorziening

  • 1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor collectief vervoer als deze langdurig noodzakelijk is wanneer de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

  • 2. In aanvulling op artikel 4.1 en het voorgaande lid kan een cliënt eerst in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening als deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet afdoende is.

  • 3. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 5. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen tot maximaal een omvang per jaar van 2000 kilometer mogelijk maken.

  • 6. Indien meer kilometers nodig zijn dan 2000 kilometer per jaar, kan een gemotiveerde aanvraag worden ingediend voor ophoging van de kilometers en wordt deze individueel beoordeeld.

Artikel 4.11 Aanvullende criteria voor rolstoelvoorziening

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening als het voor hem langdurig noodzakelijk is om zich hiermee te verplaatsen.

Artikel 4.12 Financiële tegemoetkoming meerkosten

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2. van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het college kan nadere regels stellen inzake de inhoud, beoogde doelgroep en hoogte van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 5 Bijdragen

Artikel 5.1 Algemeen: Compensatie gebruikskosten

  • 1. De aanbieder van een algemene of maatwerkvoorziening vraagt aan de cliënt een bijdrage voor de kosten die de cliënt uitspaart doordat deze onderdeel uitmaken van de voorziening, voor zover dat tussen het college en de aanbieder is afgesproken. Het gaat hierbij in elk geval om kosten:

    • a.

      voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij dag- en nachtopvang en;

    • b.

      voor het doen van een was.

  • 2. De hoogte van de bijdrage is kostendekkend. De aanbieder maakt de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage zichtbaar voor de cliënten die de voorziening van hem betrekken.

Artikel 5.2 Bijdrageplicht algemene voorzieningen

  • 1. De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor het gebruik van een algemene voorziening.

  • 2. De bijdrage is inkomensonafhankelijk. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het geven van korting aan door het college aan te wijzen groepen.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de aard, inhoud en hoogte van de bijdrage, zoals bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid.

Artikel 5.3 Ritbijdrage collectief vraagafhankelijk vervoer

  • 1. De cliënt is een ritbijdrage verschuldigd voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer. De ritbijdrage is inkomensonafhankelijk.

  • 2. Het college stelt nadere regels stellen waarin de hoogte van de ritbijdrage wordt bepaald;

Artikel 5.4 Bijdrageplicht Maatwerkvoorzieningen

  • 1. De cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd, zoals bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid onder b, van de wet, voor het gebruik van een maatwerkvoorziening zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt.

  • 2. De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 5.4 eerste lid is inkomensafhankelijk.

  • 3. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt berekend op basis van:

    • a.

      als begeleiding wordt geleverd, de laagst gecontracteerde prijs per geleverde tijdseenheid;

    • b.

      voor woon- en vervoersvoorzieningen, de prijs die de gemeente betaalt voor de voorziening;

    • c.

      voor overige gevallen per periode en op basis van de vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening over die periode verschuldigd is.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen bijdrage gevraagd voor het collectief vraagafhankelijk vervoer, de verhuiskostenvergoeding en een sportvoorziening.

  • 5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is ten hoogste gelijk aan de maximale bijdrage die mogelijk is op grond van het uitvoeringsbesluit en de nadere regels, waarbij geldt dat zij nooit hoger is dan de kostprijs van de voorziening.

  • 6. De bijdrage inzake toekenning van een voorziening voor een minderjarige cliënt is met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.1.5 van de wet verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 7. Het college brengt de bijdrage voor de volgende periode in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in een periode ondersteuning is geboden;

    • b.

      voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening, en waar van toepassing tot maximaal de kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;

    • c.

      bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden budget: over iedere periode waarover een persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 8. Als een persoon over een periode voor meerdere voorzieningen een bijdrage is verschuldigd, dan komt de betaalde bijdrage allereerst ten goede van de voorziening die eenmalig is verstrekt en waarvoor het college geen huur verschuldigd is.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten of omstandigheden, herziening en intrekking

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit als bedoeld In artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

Artikel 6.2 Terugvordering

  • 1. Als het college een besluit op grond van artikel 6.1, tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 2. Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op het persoonsgebonden budget is ingetrokken op de grond dat het persoonsgebonden budget niet is aangewend voor de bekostiging van een voorziening, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 3. Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 4. Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 7 Kwaliteit en klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. De aanbieder van een voorziening zorgt voor een goede kwaliteit van de voorziening, wat in ieder geval betekent dat:

    • a.

      de voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is;

    • b.

      de voorziening is afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • c.

      de voorziening is afgestemd op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt;

    • d.

      de beroepskracht die een voorziening levert, handelt in overeenstemming met de professionele standaard;

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Het college houdt bij het leveren van diensten door derden en het vaststellen van de tarieven daarvan in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken en/of de te leveren voorzieningen;

    • b.

      de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de beroepskrachten;

    • c.

      de arbeidsvoorwaarden passend bij de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de beroepskrachten en de zwaarte van de functie;

    • d.

      de kwaliteitseisen van de diensten;

    • e.

      de reële marktprijs van de diensten.

    • f.

      verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams).

  • 2. Het college houdt bij het leveren van hulpmiddelen en woningaanpassingen en het vaststellen van de tarieven daarvan, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te leveren hulpmiddelen of woningaanpassingen;

    • b.

      de kwaliteitseisen van het hulpmiddel of de woningaanpassing

    • c.

      de reële marktprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing, en

    • d.

      de eventuele extra taken die in verband met het hulpmiddel of de woningaanpassing van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, levering en plaatsing van het hulpmiddel of de woningaanpassing;

      • ii.

        instructie over het gebruik van het hulpmiddel of de woningaanpassing;

      • iii.

        onderhoud van het hulpmiddel of de woningaanpassing.

Artikel 7.3 Regeling voor klachtenafhandeling

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.

Artikel 7.4 Regeling voor medezeggenschap

  • 1 Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschap van aanbieders.

Artikel 7.5 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en iedere vorm van geweld en/of discriminatie bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en iedere vorm van geweld en/of discriminatie die zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld en/of discriminatie.

  • 4. Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld en/of discriminatie bij de verstrekking van een voorziening.

Hoofdstuk 8 Inspraak

Artikel 8 Inspraak

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening.

  • 2. Het college stelt ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, en gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen genoemd in de voorgaande leden.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Evaluatie verordening

Het college evalueert jaarlijks voor 1 juli de werking van deze verordening.

Artikel 9.2 Verhouding met Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Molenwaard

Deze verordening is niet van toepassing op beschermd wonen en opvang en andere onderwerpen die zijn geregeld in de Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Molenwaard.

Artikel 9.3 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt met een vastgestelde ondersteuningsbehoefte afwijken van de regels bij of krachtens deze verordening, als toepassing van de regels bij of krachtens deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.4 Indexering

  • 1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de door het college vastgestelde bedragen voortvloeiend uit deze verordening verhogen of verlagen.

  • 2. Het college kan per voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.

Artikel 9.5 Intrekken Verordening maatschappelijke ondersteuning Molenwaard 2015

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Molenwaard 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 9.6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2016.

Artikel 9.7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Molenwaard.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2016
De griffier, De voorzitter,
B.J. Nootenboom D.R. van der Borg