Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland 2013

Geldend van 01-07-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland 2013

De raad van de gemeente Montferland,

gezien het voorstel van het college van B&W;

gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

BESLUIT:

vast te stellen:

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland 2013

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

  • b.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als belanghebbende behorend.

  • c.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • d.

    Algemene Wmo voorziening : een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • e.

    Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een melding of aanvraag doet of laat doen.

  • f.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.

  • g.

    Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland : de door het college op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringsregels en bedragen.

h. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • i.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • j.

    College : college van burgemeester en wethoudersvan de gemeente Montferland.

  • k.

    Compensatiebeginsel: de plicht van het College aan personen met een beperking, een chronische psychisch of psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie ten einde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • l.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.

  • m.

    Eigen verantwoordelijkheid: de inspanning die in redelijkheid van de ondersteuningsvrager of zijn directe omgeving kan worden verlangd om zelf een alternatief te vinden voor (de kosten van) het opheffen of verminderen van zijn beperkingen.

  • n.

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • o.

    Forfaitaire vergoeding: een vergoeding in de vorm van een vast bedrag dat ineens enlos van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

  • p.

    Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

q. Gesprek: het eerste contact na een melding of aanvraag waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijngehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijke) voorliggende en individuele voorzieningen.

  • r.

    Goedkoopst-compenserende voorziening: de algemene of individuele voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte alternatieven het meest goedkope alternatief biedt voor het opheffen of verminderen van de beperkingen van de persoon.

  • s.

    Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

  • t.

    Individuele Wmo voorziening : een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de wet wordt verstrekt.

  • u.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • v.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

  • w.

    Melding: de mededeling van belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

  • x.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische problemen aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

y. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

z.Psychosociaal probleem:een situatie van verlies van zelfstandigheid en, vooral, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

aa. Voorliggende voorziening:een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

bb. Voorziening in natura:een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

cc.Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

dd. Wettelijke voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

ee.Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

een schoon en leefbaar huis;

wonen in een geschikt huis;

beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

zich verplaatsen in en om de woning;

zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Artikel 3. Individueel maatwerk

1.Het college gaat in gesprek met belanghebbende die het niet alleen redt en gaat samen op zoek naar een vorm van ondersteuning die recht doet aan de situatie waarin deze zich bevindt.

Bij het compenseren van beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn (= ook haar) maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met zijn persoonskenmerken en behoeften, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, zijn financiële omstandigheden en de keuzes die hij maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat belanghebbende geschikte keuzes maakt rekening houdend met de beperkingen die horen bij zijn individuele omstandigheden.

Artikel 4. Zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie

Belanghebbende is zelfredzaam en in staat tot maatschappelijke participatie wanneer in een gesprek blijkt dat deze zelf of met behulp van zijn eigen netwerk (omgeving) in staat is de nodige voorzieningen te regelen c.q. te laten regelen en/of te financieren om daarmee te (kunnen blijven) participeren in de maatschappij.

Artikel 5. Beperkingen compensatieplicht

1.Een individuele voorziening wordt pas dan toegekend zodra blijkt dat een aanwezige voorliggende, algemeen gebruikelijke en/of algemene Wmo voorziening niet of niet voldoende de ondervonden beperkingen compenseert en/of een algemene Wmo voorziening niet in alle redelijkheid toegankelijk of bruikbaar is voor belanghebbende.

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

  • b.

    deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt;

  • c.

    deze in overwegende mate op belanghebbende is gericht.

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    voor zover bij of krachtens enige andere wettelijke regeling aanspraak bestaat op de gevraagde voorziening waarmee kan worden voorzien in een oplossing voor het participatieprobleem;

  • b.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is dan wel voor belanghebbende algemeen gebruikelijk is;

  • c.

    indien belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Montferland;

  • d.

    de voorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen; uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • f.

    indien belanghebbende zelf een alternatief kan (laten) regelen of geacht wordt dat te doen omdat het tot de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende behoort om een alternatief voor de beperking te vinden;

  • g.

    indien er geen sprake is van een participatieprobleem dat in het kader van de Wmo gecompenseerd dient te worden;

  • h.

    voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • i.

    voor zover er aan de zijde van belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • j.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt;

  • k.

    indien deze als gevolg van de beperkingen van de aanvrager voor de aanvrager zelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico’s met zich meebrengt;

  • l.

    indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder krachtens deze c.q. voorafgaande versies van deze verordening is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 3. Melding, gesprek en aanvraag

Artikel 6. Scheiding melding en aanvraag

  • 1.

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 1, lid 1 en onder g. sub 6 van de wet, gaat een melding voor een gesprek vooraf indien:

    • a.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd, maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c.

      belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7. Melding voor het gesprek

Een melding voor een gesprek kan schriftelijk, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ter bevordering van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 8. Het gesprek

1.Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health (ICF) als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

Als belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 9. Het verslag

1.Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier, als bedoeld in artikel 10 lid 1, dienen.

Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek, dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g. sub 6 van de wet.

Artikel 10. De aanvraag

1.Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd.

De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend door middel van een daarvoor vastgesteld formulier, tenzij sprake is van de situatie als bedoeld in lid 1.

Hoofdstuk 4. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 11. Het maken van een afweging

1.Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen dienen te worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het onderzoek richt zich op de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat. Het college gaat daarbij uit van de behoeften en persoonskenmerken van belanghebbende en houdt tevens rekening met de capaciteit van belanghebbende om zelf in de kosten van maatregelen te kunnen voorzien.

Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene Wmo voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn en de mogelijkheden binnen het eigen netwerk (omgeving) van belanghebbende, worden, als ze niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 12. Wonen in een geschikt huis

1.Het voeren van een huishouden vereist het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, sanitaire ruimte(n), berging, tuin en/of balkon.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Voor zover belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en deze verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding en/of benodigde aanpassingen in de nieuwe woning kunnen dan wel verstrekt worden.

Bij het te bereiken resultaat van het normaal gebruik kunnen maken van de woning worden geen individuele voorzieningen getroffen indien:

  • a.

    het verzoek om een voorziening kosten met zich meebrengt welke het bedrag zoals vastgelegd in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland te boven gaan;

  • b.

    er geen direct oorzakelijk verband is tussen de beperkingen van de ondersteuningsvrager en de bouwkundige of woontechnische staat van de woning, waaronder ook de toegankelijkheid van de woning;

  • c.

    vraag is naar voorzieningen in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;

  • d.

    de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere reden aanwezig was;

  • e.

    de belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • f.

    het voorzieningen betreffen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren en een opstelplaats voor een rolstoel c.q. scootmobiel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

  • g.

    de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud aan de woning;

  • h.

    de voorziening slechts verstrekt wordt ter renovatie of ter aanpassing aan de eisen van de tijd;

  • i.

    de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden of verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • j.

    in de te verlaten woning geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • k.

    blijkt dat de ondervonden aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming heeft ontvangen van meer dan € 10.000, -, ten behoeve van het normaal gebruik van de woning, dient bij verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening:

  • a.

    de verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden, en

  • b.

    de kosten van de verstrekte woonvoorziening boven het bedrag van € 10.000, -volgens het in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland vastgelegde afschrijvingsschema aan het college terug te betalen.

Bij vertrek van belanghebbende, die het noodzakelijk maakte in een aangepaste huurwoning te wonen, de overige gezinsleden stimuleren de huurwoning te verlaten door het bieden van een verhuisbonus van € 7.500, -.

Artikel 13. Een schoon en leefbaar huis

1.Het voeren van een huishouden vereist het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het licht en/of zware huishoudelijke werk. De omvang van deze hulp bij het huishouden kan uitgedrukt worden in uren en minuten per week.

Indien belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en redelijkerwijs in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Bij het te bereiken resultaat van een schoon en leefbaar huis worden geen individuele voorzieningen getroffen indien er sprake is van:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, klooster, tweede woningen, vakantie woningen, recreatiewoningen, kamerverhuur;

  • b.

    beschikbare en redelijkerwijs bruikbare gebruikelijke zorg die het verzoek om een voorziening voldoende invult.

Artikel 14. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Het voeren van een huishouden vereist het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden. De omvang van deze hulp bij het huishouden kan uitgedrukt worden in uren en minuten per week.

Indien belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en redelijkerwijs in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover hij in het kader van gebruikelijke zorg gebruik kan maken van een aanwezige bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

1.Het voeren van een huishouden vereist het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen toestand.

Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was. De omvang van deze hulp bij het huishouden kan uitgedrukt worden in uren en minuten per week.

Indien belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en redelijkerwijs in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voorliggende voorziening (bijv. een wasserette) die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Voor zover de in lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

1.Het voeren van een huishouden vereist de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt. De omvang van deze hulp bij het huishouden kan uitgedrukt worden in uren en minuten per week.

Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor–, tussen-, en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van hem kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 17. Het verplaatsen in en om de woning

1.Het zich verplaatsen in en om de woning vereist het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin en/of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar is, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 18. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

1.Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel vereist het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Met het oog op het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen op korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand in het kader van het leven van alledag binnen de directe woon- en leefomgeving.

Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of rolstoelpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen andere individuele voorzieningen verstrekt.

De te verstrekken vervoersvoorziening compenseert het gebrek aan maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een omvang van maximaal 2000 kilometers per jaar.

Artikel 19. De mogelijkheid om contact te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten

1.De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten vereist het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen in de vorm van een sportvoorziening en/of in de vorm van het vervoer naar gewenste bestemmingen.

Voor zover belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 5. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 20. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

1.De algemeen gebruikelijke voorzieningen, niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komend, zijn opgesomd (niet limitatief) in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland.

Wanneer belanghebbende op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn en zijn zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 4 ontbreekt, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 21. Vormen van individuele voorzieningen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorzieningen in natura, als persoonsgebonden budget, als financiële tegemoetkoming of als forfaitaire vergoeding worden verstrekt.

Artikel 22. Voorziening in natura

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt, indien nodig, in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Het college legt in de ‘Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland’ de mogelijke voorzieningen in natura (niet limitatief) vast.

Artikel 23. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 lid 1d van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget is vergelijkbaar aan een voorziening in natura en toereikend;

    • b.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen vertrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • c.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor het vergoeden van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964, de tegenwaarde van de in betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura. Een persoonsgebonden budget wordt, indien nodig, aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten. Het college legt in de ‘Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland’ nadere richtlijnen ten aanzien van de hoogte van het persoonsgebonden budget vast;

    • d.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en uitbetaald wordt door het college vastgelegd in de ‘Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland’.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • b.

    wat de omvang van het persoongebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

  • c.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Het college gaat jaarlijks in alle gevallen na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke bescheiden op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden, wordt door het college beoordeeld of aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen, te verrekenen en/of te beëindigen.

Artikel 24. Overwegende bezwaren persoonsgebonden budget

Het college legt in de ‘Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland’ vast in welke situatie sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 25. Financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding wordt, indien nodig, in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat de tegemoetkoming of vergoeding bestemd is;

  • b.

    wat de duur van de verstrekking;

  • c.

    of er sprake is van een overeenstemming waarin deze verstrekking is geregeld;

  • d.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding is.

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen

Het college legt in de ‘Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland’ de geldende tegemoetkomingen en vergoedingen vast.

Artikel 26. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond wet is belanghebbende een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor het gebruikmaken van de voorzieningen. De hoogte van de eigen bijdrage of eigen aandeel is afgestemd op het inkomen en vermogen. Het college legt in het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Montferland’ de omvang van de eigen bijdrage of eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 6. Procedurele bepalingen

Artikel 27. Algemene Wmo voorziening

Een algemene Wmo voorziening wordt niet aan een belanghebbende ‘verstrekt’, maar geadviseerd.

Artikel 28. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Bij het beoordelen van aanvragen voor voorzieningen inzake de wet wordt waar nodig een relatie gelegd met voorzieningen in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel 29. Inlichtingen, onderzoek en advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip ten behoeve van een nader onderzoek;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen ten behoeve van een ander onderzoek.

Het college kan een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • a.

    Het handelt om een aanvraag van een belanghebbende die nog niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd;

  • b.

    het handelt om een aanvraag van een belanghebbende (die eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 6 heeft gevoerd) waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

  • c.

    Het college dat om overige reden van belang acht.

Een belanghebbende is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie, die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 30. Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 31. Intrekking

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      Op grond van gegevens beschikt is waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de correcte gegevens bekend geweest, het college een andere beslissing zou hebben genomen;

    • b.

      Wijzigingen in de omstandigheden van belanghebbende, als ten gevolge daarvan de noodzaak als bedoeld in artikel 5 lid 2 onder a is komen te vervallen, dan wel als ten gevolge daarvan belanghebbende in aanmerking dient te worden gebracht voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 5 lid 2 onder b;

    • c.

      Achteraf blijkt dat een aanspraak als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder a ten gelde wordt of kan worden gemaakt;

    • d.

      Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

Een besluit tot het verlenen van een voorziening wordt ingetrokken als blijkt dat de belanghebbende zijn hoofdverblijf als bedoeld in artikel 1 onder s niet meer in de gemeente heeft.

Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Een besluit tot verstrekking van een voorziening kan worden ingetrokken wanneer niet langer voldaan wordt aan het gestelde in de overeenkomst.

Artikel 32. Terugvordering

1.Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming, persoonsgebonden budget of een verstrekte voorziening in natura worden teruggevorderd.

Ingeval het recht op een verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien deze is verleend op basis van onjuist of onvolledig verstrekte gegevens.

Artikel 33. Heronderzoeken

Het college kan een heronderzoek ten aanzien van de rechtmatigheid van verstrekte voorzieningen verrichten.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 34. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

1.In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 35. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en op deze verordening berustende ‘Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland’ geldende bedragen aanpassen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 36. Evaluatie

Het college brengt minstens eenmaal per vier jaar verslag uit aan de gemeenteraad betreffende de uitvoering van deze verordening. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.

Artikel 37. Citeertitel en inwerkingtreding

1.Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland 2013”.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2013

De “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland 2011” wordt met ingang van 1 juli 2013 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Montferland,

’s-Heerenberg, 27 juni 2013

De raad van de gemeente Montferland,

De griffier, D.Berends

De voorzitter, C.C. Leppink-Schuitema

Toelichting verordening WMO 2013