Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening Jeugdhulp Montferland 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Montferland 2015

De raad van de gemeente Montferland

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 september 2014;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, vierde lid,] van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

  • 1.

    de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

  • 2.

    de voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren daarbij;

  • 3.

    de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • 4.

    de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

  • 5.

    onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

  • 6.

    de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • 7.

    regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Verordening jeugdhulp gemeente Montferland 2015

HOOFDSTUK 1: Algemene bepalingen:

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 1. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 2.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • 3.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • 4.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4;

  • 5.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • 6.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • 7.

    wet: Jeugdwet.

8. Centrum Jeugd en Gezin c.q. Sociaal team (hierna CJG): een gebiedsgericht multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen en hun ouders oppakt en afhandelt;

  • 9.

    college: college van burgemeester en wethouders of een door het college gemandateerd orgaan;

  • 10.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid

    van de wet en zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening;

  • 11.

    jeugdhulp: jeugdhulp, zoals bedoeld in art 1.1. van de Jeugdwet;

Artikel 2: Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige (vrij-toegankelijke) voorzieningen zijn beschikbaar: * Preventie/basiszorg, bestaande uit de functies: • informatie- en (opgroei) advies / opvoed- en opgroeiondersteuning; • signalering; • toeleiding naar vrij toegankelijke hulp • licht pedagogische hulpverlening: • coördinatie van zorg bij lichte, enkelvoudige problematiek; * Basisdiagnostiek; * Toegangsfunctie (voor individuele voorzieningen); * Meldpunt Spoedeisende Zorg; * Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK);

  • 2. De volgende vormen van individuele (niet vrij toegankelijke) voorzieningen zijn beschikbaar: Specialistische hulp: * Voortgezette diagnositiek; * Begeleiding/ambulante hulp; * Crisishulp/crisisopvang; * Dag- en deeltijdbehandeling (zonder verblijf) * Pleegzorg;; * Verblijf 24-uurs zorg; * Verblijf deeltijd; * Jeugdzorg Plus; * Coördinatie van zorg bij complexere problematiek; * Jeugdbescherming; * Jeugdreclassering: * Forensische jeugdzorg * Dyslexiezorg

  • 3. Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK 2: Toegang

Artikel 3a Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Alleen als de jeugdige of zijn ouders na verwijzing, als bedoeld in het derde lid, hierom verzoeken, of als de gemeente niet instemt met het oordeel over benodigde hulpverlening van de jeugdhulpaanbieder na verwijzing, legt het college de te verlenen individuele voorziening, respectievelijk het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 6;

  • 3. Het college kan nadere afspraken maken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de verwijzing, zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 3b. Toegang jeugdhulp via kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering;

Artikel 3c. Toegang jeugdhulp in spoedeisende gevallen

In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp bij de rechter als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

Artikel 4 Procedure toegang jeugdhulp via gemeente

Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de procedure van en de voorwaarden voor toekenning, gebruik van het gezinsplan de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een melding of een hulpvraag voor een individuele voorziening bij het CJG. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

HOOFDSTUK 3: Afweging bij en voorwaarden voor toekennen aanvraag individuele

voorziening

Artikel 5a: Toekenning individuele voorzieningen

Het college kent een individuele voorziening toe voor zover volgens de procedure, op basis van artikel 4, is vastgesteld dat de jeugdige: a. op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden; b. geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te kunnen maken van een overige voorziening; c. geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening;

Artikel 5b: Toekenning individuele voorziening via Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college verstrekt een Persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 8.1.1.van de wet.

  • 2. Het tarief voor een Persoonsgebonden budget:

    • a.

      is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het persoonsgebonden budget gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen; en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budgetvoor een voorziening wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de voorziening technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 4. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 5. Een persoonsgebonden budget dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen over de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Artikel 6: Inhoud beschikking

1.In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval

aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt;

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.

  • 3.

    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage wordt hierover informatie in de beschikking opgenomen..

HOOFDSTUK 4: Overige bepalingen

Artikel 7: Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

1.Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of

onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en

omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding

kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele

voorziening.

2.Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een

individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het

pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de

    individuele voorziening of het pgb, of

  • e.

    de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor

    een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • 3.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, dient het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde te vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

    • 4.

      Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb

binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 8:. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 9. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon;

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 10. Klachtregeling

  • 1. Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig het bepaalde in Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en/of een nog nader vast te stellen regeling.

  • 2. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van hun cliënten.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders.

Artikel 11. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval de Sociale Raad, bij de voorbereiding en evaluatie van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 12: Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college overige nadere regels stellen.

Artikel 13: Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 14: Overgangsrecht

  • 1. Voor jeugdigen en/of hun ouders die op het moment van inwerkingtreding van de Jeugdwet en deze Verordening Jeugdhulp al een verwijzing in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of een indicatiebesluit in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) hebben, is het overgangsrecht van toepassing zoals bedoeld in artikel 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet.

  • 2. Wanneer sprake is van overgangsrecht is het college er voor verantwoordelijk dat de jeugdige de jeugdhulp kan voortzetten bij dezelfde aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Daarbij geldt dat deze verwijzingen en indicatiebesluiten maximaal een jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet blijven gelden;

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt in geval er sprake is van een indicatiebesluit waarin is vastgesteld dat de jeugdige aangewezen is op pleegzorg geen einddatum voor de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan dit besluit jegens het college.

Artikel 15: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 16: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Montferland 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2014.
De griffier,…………. De voorzitter,……………

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

Hoofdstuk 2: Toegang

Artikel 3a Toegang jeugdhulp via huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Artikel 3b Toegang jeugdhulp via kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

Artikel 3c Toegang jeugdhulp in spoedeisende gevallen

Artikel 4 Procedure toegang jeugdhulp via gemeente

Hoofdstuk 3: Afweging bij en voorwaarden voor toekennen aanvraag individuele voorziening

Artikel 5a Toekenning individuele voorzieningen

Artikel 5 b Toekennen individuele voorziening via pgb

Artikel 6 Inhoud beschikking

Hoofdstuk 4: Overige bepalingen

Artikel 7 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Artikel 8 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Artikel 9 Vertrouwenspersoon

Artikel 10 Klachtenregeling

Artikel 11 Inspraak en medezeggenschap

Artikel 12 Nadere regels

Artikel 13 Hardheidsclausule