Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit bij jeugdverordening gemeente Montfoort

Geldend van 24-11-2015 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Besluit bij jeugdverordening gemeente Montfoort

Het college van burgemeester en wethouders van Montfoort;

gelet op artikel 2, artikel 4, artikel 7, artikel 12, van de Jeugdverordening gemeente Montfoort 2015;

besluit vast te stellen

Besluit bij jeugdverordening gemeente Montfoort;

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    participatie: het betrekken van ouders van jeugdigen, jeugdigen en jeugdhulpcliënten bij de vormgeving en de evaluatie van de gemeentelijke taken op het gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning;

  • b.

    professionele coördinatie van zorg: van uit het perspectief één kind, één gezin, één plan een procesmatige en inhoudelijke afstemming van het oplossen van hulpvragen van een gezin door een jeugdhulpverlener, in het geval dat meerdere hulpinstanties bij het gezin betrokken zijn en de jeugdige en het gezin niet zelf voor afstemming kunnen zorg dragen alsmede noodzakelijke coördinatie door een jeugdhulpverlener om de ontwikkeling en de veiligheid van de kinderen te kunnen borgen;

  • c.

    expertise functie: een groep van personen met specialistische inhoudelijke kennis over opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van jeugdigen.

Artikel 2 Overige voorzieningen

De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    voorzieningen ter voorkoming van jeugdhulp:

    • 1◦.

      voorlichting;

    • 2◦.

      advies;

    • 3◦.

      informatie.

  • b.

    participatie

  • c.

    signaleren van problemen

  • d.

    kortdurende ondersteuning jeugdhulp

  • e.

    professionele coördinatie van zorg.

Artikel 3 Individuele voorzieningen

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    de ondersteuning, hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen of gedragsproblemen van de jeugdige, of opvoedingsproblemen;

  • b.

    het ondersteunen van jeugdigen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en bevorderen van het zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer;

  • c.

    persoonlijke verzorging, die voor jeugdigen tot 18 jaar naar de jeugdwet wordt gedecentraliseerd vanuit de AWBZ;

  • d.

    jeugdzorg plus;

  • e.

    jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Artikel 4. Voorwaarden toekenning individuele voorziening

  • 1. Bij de toekenning van een individuele voorziening voldoet een jeugdige in ieder geval aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ouders of de jeugdige hebben in voldoende mate aangetoond dat zij niet de hulpvraag van de jeugdige zelf op eigen kracht of met hulp van het eigen sociale netwerk kunnen oplossen;

    • b.

      de ouders of de jeugdige voldoende hebben aangetoond dat de aangeboden overige voorziening niet behulpzaam dan wel niet passend is gebleken;

    • c.

      uit het hulpverleningsplan blijkt dat de jeugdige uitsluitend baat heeft bij de toepassing van een of meer individuele voorzieningen;

    • d.

      er heeft voldoende raadpleging plaatsgehad in het jeugdteam met de ouders of jeugdigen;

  • 2. De ouders of jeugdigen kunnen ter onderbouwing van hun motivatie als bedoeld in het eerste lid, onder b, een tweede mening vragen via hun huisarts, of via een onafhankelijke jeugdhulpverlener.

Artikel 5. Afwegingsfactoren individuele voorziening

  • 1. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening worden de volgende afwegingsfactoren gehanteerd:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • g.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening kunnen de volgende afwegingsfactoren worden gehanteerd:

    • a.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      beschikbaarheid van de voorziening.

    • c.

      de duur van de voorziening;

  • 3. Indien voor de toekenning van een individuele voorziening een specialistische diagnose vereist wordt kan het college expertise vragen bij de expertise functie.

Artikel 6 Toegang jeugdhulp

  • 1. Er is een laagdrempelige, herkenbare, integrale toegang voor jeugd en/of ouders verzorgers georganiseerd, waar signalen, vragen over en verzoeken om hulp snel en adequaat wordt geboden of wordt doorgeleidt. Zowel deskundigheid als mandaten van de professionals zijn geregeld.

  • 2. Hiertoe behoort ook crisiszorg.

Artikel 7 Toegang tot jeugdhulp via de gemeente:

  • 1. De gemeente organiseert dat alle benodigde expertise beschikbaar is. De volgende elementen maken onderdeel uit van deze route:

    • a.

      Vooronderzoek

    • b.

      Gesprek

    • c.

      Gezinsplan

Artikel 8 Vooronderzoek

  • 1. Het college – in de praktijk gemandateerd aan deskundigen - verzamelt alle voor het onderzoek, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 9 Gesprek

  • 1. Het college – in de praktijk gemandateerd aan deskundigen - onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 10. Gezinsplan

Het college – in de praktijk gemandateerd aan deskundigen – en de jeugdige of zijn ouders zorgen voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en het gesprek, het zogenoemde gezinsplan. In dit gezinsplan staat in ieder geval opgenomen:

  • a.

    Opname van de BSN-gegevens of identificatiedocument

  • b.

    Doelen van de ondersteuning

  • c.

    Inzet eigen kracht en sociale netwerk

  • d.

    Hulpverlening vanuit algemene voorzieningen en/of individuele voorzieningen

  • e.

    Traject en duur Gezinsplan

Artikel 11. Regels voor pgb

De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a.

    dat deze persoon maximaal een door het college bij nadere regel vastgesteld tarief betaald krijgt voor zijn diensten.

  • b.

    dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt, en

  • c.

    dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald

Artikel 12. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Indien het college beleidsvoornemens heeft met betrekking tot jeugdhulp worden ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen, eerst uitgenodigd voor een interactieve beleidsvormingssessie of andere vorm van uitwisseling, om voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen. De termijnen waarbinnen ingebrachte ideeën of concrete voorstellen kunnen voorstellen wordt in onderling overleg met elkaar afgestemd.

  • 2. De cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen kunnen op verzoek van het college advies uitbrengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp.

  • 3. Het college overlegt periodiek met de cliënten en de vertegenwoordigers van cliëntengroepen over de uitvoering van het jeugdbeleid. De agenda van het periodiek overleg wordt in onderling overleg met elkaar afgestemd.

  • 4. Het college draagt er zorg voor dat de cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen kunnen beschikken over de informatie en documentatie die voor de overleggen met het college noodzakelijk zijn.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt op 1 januari 2015.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bij jeugdverordening gemeente Montfoort;