Regeling vervallen per 01-01-2020

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2018

Geldend van 28-03-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-12-2017

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2018

Het college van burgemeester en wethouders van Montfoort;

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gelet op artikel 12, 13, 14, 16, 17, 20, 21 en 26 van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2018;

BESLUIT

vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    Verordening: verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2018.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Artikel 2 Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1. Het is niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan administratiekosten of een éénmalige uitkering.

  • 2. Het is niet toegestaan om tussenpersonen of belangbehartigers uit het persoonsgebonden budget

    te betalen.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor het tarief voor een zelfstandige zonder personeel gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de zelfstandige zonder personeel is ingeschreven in het Handelsregister als onderneming zoals bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van jeugdhulp;

    • b.

      de zelfstandige zonder personeel beschikt over een relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een tarief tot maximaal het inkooptarief voor diensten, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de dienst wordt verleend door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een aanbieder;

    • b.

      de aanbieder is ingeschreven in het Handelsregister als onderneming zoals bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van een dienst zoals bedoeld in de Wmo 2015;

    • c.

      de aanbieder kan aantonen dat de dienstverlener een arbeidsovereenkomst heeft waaruit blijkt dat een voor de betreffende sector relevante cao wordt toegepast. Het dient daarbij te gaan om een voor de betreffende sector relevante cao die aangemeld is bij de directie UAW van het Ministerie van SZW.

Artikel 3. Bekwaamheidseisen budgethouder

  • 1. Het college beoordeelt of de cliënt of diens vertegenwoordiger kan voldoen aan de voorwaarden en taken die zijn verbonden aan een persoonsgebonden budget.

  • 2. De cliënt of diens vertegenwoordiger moet:

    • a.

      handelingsbekwaam zijn en voldoende inzicht in zijn situatie/situatie van de cliënt hebben;

    • b.

      in staat zijn een werkgevers- of opdrachtgeversfunctie te vervullen.

  • 3. Het persoonsgebonden budget wordt geweigerd als cliënt eerder misbruik heeft gemaakt van of fraude heeft gepleegd met een persoonsgebonden budget.

  • 4. Indien een andere situatie zich voordoet, waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is, kan het college het persoonsgebonden budget gemotiveerd weigeren.

Artikel 4. Budgetperiode hulpmiddelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.

  • 2. Het verstreken zijn van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk hierbij is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder.

Artikel 5. Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1. De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het collegeafgegeven beschikking (inclusief ondersteuningsplan). Indien het college van mening is dat dezorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling over te kunnen gaan. Zonder eengoedgekeurde zorgovereenkomst vindt geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

  • 2. De budgethouder dient voor het overige te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die door de Sociale Verzekeringsbank, bij of krachtens artikel 2.6.2 Wmo 2015, worden gesteld.

  • 3. Er wordt geen vrij besteedbaar bedrag toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4. Het is niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan tussenpersonen, belangenbehartigers, vertegenwoordigers of bemiddelaars. Ook is het niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan administratiekosten of een éénmalige uitkering.

  • 5. De hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget is gebaseerd op een maximumtarief. Bij de besteding van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening moet in beginsel het aantaltoegekende uren worden ingekocht, al of niet tegen het maximumtarief. Het is niet toegestaan om meer uren (tegen een lager tarief) in te kopen door middel van het toegekende persoonsgebonden budget. Indien een lager tarief dan het toegekende maximumtarief wordt betaald dan wordt het restant van het persoonsgebonden budget bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval indien minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht. Dit laatste kan overigens aanleiding zijn om tot herziening van het besluit over te gaan.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.6 tweede en vijfde lid van de wet kan een persoonsgebonden budget worden toegekend indien de maatwerkvoorziening, die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft of ingekocht, voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen en de doelen die beschreven staan in het ondersteuningsplan.

  • 2. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing en diensten dient te worden voldaan aan de door het college gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Het primaat van verhuizen is van toepassing als de kosten van de woningaanpassing hoger zijn dan de vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. Voorwaarde voor het toepassen van primaat van verhuizen is dat in het onderzoek de volgende aspecten worden afgewogen:

    • a.

      op welke termijn kan het woonprobleem worden opgelost;

    • b.

      sociale factoren zoals aanwezigheid van mantelzorg, sociale binding en belangrijke voorzieningen in de leefomgeving;

    • c.

      woonlasten en financiële draagkracht;

    • d.

      vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woning;

    • e.

      mogelijke gebruiksduur van de aanpassing.

  • 2. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het besluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 3. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer door het college te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 4. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 6. De cliënt aan wie de persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

  • 7. Het persoonsgebonden budget voor verhuiskosten bedraagt maximaal:

    • a.

      € 1.000,- voor de kosten van verhuizing;

    • b.

      afhankelijk van de gezinsgrootte voor de kosten van stoffering en verven/behangen van de nieuwe woning:

      • -

        eenpersoonshuishouden € 934,-

      • -

        meerpersoonshuishouden € 1.500,-

    Het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 8. Om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van een woning dient de cliënt te verblijven in een Wlz instelling en komt hij regelmatig op bezoek bij de aanvrager, die zelfstandig woont in de gemeente.

  • 9. Het bezoekbaar maken van een woning houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, het toilet en één verblijfsruimte.

Artikel 8. Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening

  • 1.

    • Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

      • a.

        de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen volgens de door het college daaraan gestelde eisen;

      • b.

        de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijdkosten en arbeidsloon), 24-uurs service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring.

  • 2. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening dient de cliënt een wettelijk aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 3. De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 3.000,- voor een periode van 3 jaar. Indien de sportrolstoel na 3 jaar nog bruikbaar is, kan een vergoeding worden toegekend van maximaal € 557,- voor het onderhoud

    voor de duur van 3 jaar.

  • 5. Om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel moet cliënt aantonen dat er sprake is van een actieve en regelmatige sportbeoefening, waarvoor de sportrolstoel noodzakelijk is.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel, hulpmiddel of vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte.

  • 5. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel, hulpmiddel of vervoersvoorziening vindt plaats na indiening van de aanschafnota.

Artikel 9. Controle op besteding persoonsgebonden budget

  • 1. Het college kan ten aanzien van cliënten die een persoonsgebonden budget ontvangen:

    • a.

      tussentijds een rapportage over de besteding eisen;

    • b.

      steekproefsgewijs informatie van de besteding van het persoonsgebonden budget opvragen;

    • c.

      de besteding van het persoonsgebonden budget inhoudelijk laten beoordelen door een medewerker van het sociaal team of met een door het college in te schakelen derde.

  • 1. De cliënt is eraan gehouden volledige medewerking te verlenen aan verzoeken van het college genoemd in het eerste lid.

  • 2. In geval van weigering van medewerking kan het college op grond van artikel 14 lid 4 en 15 lid 1 van de verordening overgaan tot herziening of intrekking van het besluit en terugvordering van het ten onrechte ontvangen persoonsgebonden budget.

Artikel 10. Ritbijdrage regiotaxi

  • 1. Voor het gebruik van het collectief vervoer in de vorm van de regiotaxi als maatwerkvoorziening is een eigen ritbijdrage verschuldigd van € 0,65 per zone en een opstaptarief van € 0,65 per rit.

  • 2. De in het eerste lid vermelde ritbijdrage geldt voor maximaal 5 OV zones.

Artikel 11. Kostprijs en bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

  • 1. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening; dit zijn de kosten die het college voor de voorziening maakt, inclusief kosten voor onderhoud, service en reparatie.

  • 2. De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde persoonsgebonden budget;

    • b.

      de huurprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • d.

      voor diensten geldt het tarief welke het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • e.

      voor huishoudelijke ondersteuning het tarief welke het college verschuldigd is aan de aanbieder dan wel een daarop gebaseerd aantal uren.

  • 3. De eigen bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf wordt opgelegd per ingangsdatum van toekenning en zolang de voorziening wordt verstrekt.

Artikel 12. Bijdrage voor algemene voorzieningen

  • 1. Voor de volgende algemene voorzieningen is cliënt een bijdrage verschuldigd:

    • a.

      maaltijdvoorziening;

    • b.

      klussendienst;

    • c.

      SWOM auto;

    • d.

      sociale alarmering

  • 2. De hoogte van de bijdrage is:

    • a.

      maaltijdvoorziening: € 8,50 per maaltijd;

    • b.

      klussendienst: de reis- en materiaalkosten;

    • c.

      SWOM auto: € 2,- per maand abonnementskosten plus ritbijdrage:

      • -

        binnen Montfoort € 1,30 enkele reis;

      • -

        buiten Montfoort € 0,35 per kilometer.

    • d.

      sociale alarmering: aansluitkosten € 25,- en € 11,- per maand abonnement.

  • 3. De SWOM zorgt voor de inning van de bijdrage voor de algemene voorzieningen.

Artikel 13. Tegemoetkoming in de meerkosten

  • 1. 1.Het college verstrekt op aanvraag aan cliënten, die voldoen aan de voorwaarden, een tegemoetkoming ter hoogte van € 260,- per jaar. Dit is een tegemoetkoming in de meerkosten die zij hebben vanwege hun beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming, bedoeld in lid 1, gelden de volgende

    voorwaarden:

    • a.

      het inkomen van de cliënt is niet hoger dan 140% van het sociaal minimum;

    • b.

      het vermogen van de cliënt is niet hoger dan de vermogensgrens huurtoeslag;

    • c.

      cliënt is ingezetene en 18 jaar of ouder;

    • d.

      cliënt is het volledige eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet verschuldigd.

  • 3. Cliënt moet kunnen aantonen dat het volledige eigen risico verschuldigd is.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in lid 1, wordt door cliënt uiterlijk op 31 december van het jaar, waarin de kosten zijn gemaakt, ingediend bij het college.

  • 5. Het college toetst het inkomen en vermogen van cliënt en laat het sociaal team een doelgroepcheck uitvoeren.

  • 6. Het college onderzoekt of cliënt voldoet aan het bepaalde in lid 2 sub c en d en lid 3.

  • 7. Het college beschikt op de aanvraag met inachtneming van de doelgroepverklaring van de SWOM en zorgt voor uitbetaling van de tegemoetkoming.

Artikel 14. Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp wordt verleend door de echtgenoot/partner, ouders, inwonende kinderen en/ofandere huisgenoten, die tot de leefeenheid van de cliënt behoren.

  • 2. Gebruikelijke hulp vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden, het zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving en het behoud van maatschappelijke participatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de leefeenheid met zich brengt.

  • 3. Gebruikelijke hulp heeft een afdwingbaar karakter. Zowel van volwassen huisgenoten als van jonge huisgenoten kan een bijdrage worden verlangd.

  • 4. Bij het beoordelen of de huisgenoot gebruikelijke hulp kan leveren wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

    • b.

      de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt;

    • c.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • d.

      de leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd.

  • 5. Onder gebruikelijke hulp valt onder meer:

    • a.

      het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie;

    • b.

      het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals onder meer familiebezoek, huisartsenbezoek, brengen en halen van kinderen naar school, sport en dergelijke ;

    • c.

      het bieden van hulp of het overnemen van taken, die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie;

    • d.

      het leren omgaan van derden (o.a. familie, vrienden, leerkracht) met de cliënt;

    • e.

      het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen. Dit is ten minste tot een leeftijd tot en met 17 jaar zowel in kortdurende als in langdurige situaties gebruikelijk.

Artikel 15. Mantelzorg

  • 1. Er is sprake van mantelzorg als deze intensief en langdurig wordt verleend door personen uit de directe omgeving van de cliënt, het verlenen van mantelzorg rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit overstijgt.

  • 2. Onder het intensief en langdurig verlenen van mantelzorg wordt verstaan dat in principe gemiddeld 8 uur per week en minimaal 3 maanden aaneengesloten mantelzorg wordt verleend.

  • 3. De ondersteuning door de mantelzorger heeft geen verplichtend karakter.

  • 4. De mate van belastbaarheid van de mantelzorger maakt onderdeel uit van het onderzoek.

Artikel 16. Kortdurend verblijf

  • 1. Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg en wordt ingezet voor het ontlasten van de mantelzorger. Dit met als resultaat dat de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor kortdurend verblijf moet de cliënt van de mantelzorger ten gevolge van het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorg zijn aangewezen op ondersteuning welke gepaard gaat met permanent toezicht.

  • 3. Kortdurend verblijf kan voor maximaal 3 etmalen per week worden verleend. Bij meer dan 3 etmalen per week verblijf in een instelling is er sprake van een opname en is de Wlz van toepassing.

  • 4. Kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, of in een accommodatie van een door het college gecontracteerde aanbieder.

  • 5. Cliënt is zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de instelling.

Artikel 17. Intrekken besluit en beleidsregels

Met de inwerkingtreding van deze nadere regels worden het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2015 en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2015 ingetrokken met dien verstande dat besluiten die zijn genomen op grond van dit besluit of deze beleidsregels met de daarbij behorende rechten en plichten in stand blijven.

Artikel 18 Overgangsrecht

Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze nadere regels en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden hiervan worden afgehandeld krachtens deze nadere regels.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze nadere regels treden in werking een dag na bekendmaking en werken terug tot en met1 januari 2018.

  • 2. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Montfoort 2018.

    Bijlage 1 Richtlijn normuren hulp bij het huishouden

Bijlage 1 Richtlijn normuren hulp bij het huishouden

Activiteiten

1 persoons huishouden

Twee- en

meerpersoons

huishouden

Boodschappen(alleen bij afwezigheid van een voorliggende voorziening zoals een boodschappenservice

1.0

1.0

Bij 4 of meer personen of kinderen < 12 jaar

Alinea 

2.0

Broodmaaltijden

0.10 per dag(1.10 per week)

0.10 per dag(1.10 per week)

Kinderen < 12 jaar

Alinea 

0.10 per dag(1.10 per week)

Warme maaltijdenOpwarmen

0.10 per dag(1.10 per week)

0.10 per dag(1.10 per week)

Koken

0.30 per dag(3.30 per week)

0.30 per dag(3.30 per week)

Lichte werkzaamheden

1.0

1.30

Stof afnemen

+/- 0.30

+/- 0.45

Opruimen

+/- 0.30

+/- 0.45

Afwasmachine in- en uitruimen

+/- 0.10

+/- 0.10

Kleine woningen met woonoppervlak van 50- 54 m2

-0.15

-0.30

Zwaar

1.30

2.0 bij 2

persoonshuishouden

Stofzuigen, dweilen en periodieke werkzaamheden

+/- 0.30

+/- 0.45

Badkamer, toilet, keuken

+/- 0.30

+/- 0.45

Trap, woon- en slaapkamers

+/- 0.30

+/- 0.30

Allergie huismijtstof/COPD (mits woning gesaneerd is)

+/- 1.00

+/- 1.00

Kleine woningen met woonoppervlak van 50- 54 m2

+/- 0.30

+/- 0.30

Extra tijd per persoon in huishouden

Alinea 

+ 1.00

Wasverzorging

1.0

1.30

Wasmachine/droger vullen en legen

+/-0.15

+/- 0.15

Ophangen

+/-0.15

+/- 0.30

Strijken/opruimen

+/-0.15

+/- 0.30