Regeling vervallen per 09-07-2014

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR

Geldend van 25-09-2013 t/m 08-07-2014

Intitulé

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR

De raad der gemeente Mook en Middelaar;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gezien het advies van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in de provincie Limburg d.d. 14 december 1995 en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noord-Limburg d.d. 14 december 1995;

gelet op de Algemene Wet Bestuursrecht, de Drank- en Horecawet en de de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR.

HOOFDSTUK 1. Algemene Bepalingen.

Artikel 1.1

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Drank- en Horecawet;

    • b.

      horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de wet;

    • c.

      cafébedrijf en restaurantbedrijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in respectievelijk de artikelen 3 en 6 van het Besluit vestigingseisen Drank- en Horecawet;

    • d.

      horecawerkzaamheid: een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van de wet;

    • e.

      lokaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet;

    • f.

      alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van vijftien graden celsius voor anderhalf of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat;

    • g.

      sterke drank: de drank die bij een temperatuur van meer dan 15 graden celsius voor 15 of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat;

    • h.

      inrichting: de besloten ruimte, waarin een in artikel 3, eerste lid, onder a van de Drank en Horecawet bedoeld bedrijf wordt uitgeoefend, met - voor zover zij tezamen daarmee tot dat doel in gebruik zijn - de open aangehorigheden daarvan en de in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen gedeelten van de openbare weg;

    • i.

      rechtspersoon: een organisatie die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

Met rechtspersoon wordt in deze verordening in ieder geval niet bedoeld:

1naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;

2rechtspersonen die gehouden zijn uitvoering te geven aan een regeling, betrekking hebbend op een of meer van de in artikel 3a, tweede lid van de wet bedoelde onderwerpen, die door deze rechtspersonen of organisaties waarbij deze zijn aangesloten, schriftelijk is overeengekomen met het Bedrijfschap voor het Hotel-, het Restaurant-, het Café en het Pension- en Kamerverhuurbedrijf en aanverwante bedrijven.

2.Artikel 1 van de Drank- en Horecawet is van overeenkomstige toepassing op de niet op die wet steunende bepalingen van deze verordening.

Artikel 1.2

De artikelen 1 t/m 4 van de Algemene termijnenwet zijn op deze verordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 2 Bepalingen ter voorkoming van ongewenste mededinging.

Algemene bepalingen

Artikel 2.1

Aan de vergunning van een rechtspersoon, verleend op grond van artikel 3, eerste lid onder a van de wet, verbinden burgemeester en wethouders voorschriften of beperkingen die nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende dranken die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.

Artikel 2.2

Burgemeester en wethouders trekken aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 2.1 op verzoek van de vergunninghouder in, indien voor deze een verplichting is ontstaan als bedoeld in artikel 1.1., lid 1, sub k. ten tweede.

Artikel 2.3

  • 1. Aan de vergunning die, op grond van artikel 3, eerste lid onder a van de wet is of wordt verleend, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 2.4, het voorschrift verbonden, dat bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen, begrafenismaaltijden, particuliere recepties, jubilea en bedrijfsfeesten, die geen direkt verband houden met de doelstelling van de rechtspersoon niet zijn toegestaan. De doelstelling van de rechtspersoon dient te blijken uit de statuten.

  • 2. Aan de in lid 1 bedoelde vergunning worden voorschriften verbonden omtrent de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

Artikel 2.4

  • 1. Alvorens voorschriften of beperkingen, als bedoeld in artikel 2.3 lid 1 aan de vergunning te verbinden onderzoeken burgemeester en wethouders of het, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig is om voorschriften of beperkingen aan de vergunning te verbinden.

  • 2. Aan een vergunning van een rechtspersoon, waaraan geen voorschriftin de zin van artikel 2.3 lid 1 worden verbonden, wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat de prijzen van consumpties die in de betrokken inrichting voor gebruik ter plaatse worden verstrekt op een niveau dienen te liggen dat minstens gelijk is aan het laagste prijsniveau in de plaatselijk beroepsmatig geëxploiteerde horecabedrijven.

Artikel 2.5

Het is verboden bijeenkomsten van persoonlijke aard die geen verband houden met de doelstelling van de rechtspersoon openlijk aan te prijzen, hiermee te adverteren of reclame te maken. Het verbod is niet van toepassing op publikaties die bestemd zijn voor een beperkte kring van leden, donateurs of vaste deelnemers van de rechtspersoon.

Artikel 2.6

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard ontheffing verlenen van de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen als bedoeld in hoofdstuk 2.

Artikel 2.7

Alvorens burgemeester en wethouders een vergunning ex artikel 3, eerste lid onder a, van de wet aan een rechtspersoon verlenen, danwel in een bestaande vergunning van een rechtspersoon wijzigingen aanbrengen in de zin van hoofdstuk 2, maken zij hun voornemen daartoe in de vorm van een concept-beschikking bekend in een of meer plaatselijke of regionale bladen, onder gelijktijdige toezending van die ontwerp-beschikking aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken en stellen zij belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen.

Artikel 2.8

Overtreding van genoemde voorschriften of beperkingen kan leiden tot intrekking van bedoelde vergunning door burgemeester en wethouders.

Bepalingen met betrekking tot tijden waarop alcoholhoudende drank mag worden verstrekt ten aanzien van specifieke instellingen

Artikel 2.9

Recreatieve instellingen, in bezit van een geldige vergunning, kunnen alcoholhoudende drank verstrekken voor gebruik ter plaatse tijdens en anderhalf uur na evenementen met een recreatief, sociaal of cultureel karakter, in verenigingsverband georganiseerd, of in het kader van activiteiten van de instelling zelf.

Artikel 2.10

Sportinstellingen, die in bezit zijn van een geldige vergunning, kunnen alcoholhoudende drank verstrekken voor gebruik ter plaatse een uur voor, tijdens en anderhalf uur na het sportgebeuren, waaronder verstaan wordt wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede tijdens clubavonden.

Artikel 2.11

Sociaal-culturele instellingen, die in bezit zijn van een geldige vergunning, kunnen alcoholhoudende drank verstrekken voor gebruik ter plaatse tijdens en anderhalf uur na in verenigingsverband georganiseerde bijeenkomsten met een sociale of culturele strekking, of in het kader van activiteiten van de instelling zelf.

Artikel 2.12

Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, die in bezit zijn van een geldige vergunning, kunnen alcoholhoudende drank verstrekken voor gebruik ter plaatse voor bijeenkomsten met een levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter, bijeenkomsten welke voortvloeien uit de kerkelijke zorg, alsmede anderhalf uur na afloop van deze bijeenkomsten.

Artikel 2.13

Instellingen in de zin van artikel 2.9 tot en met 2.12 kunnen voorts drank verstrekken gedurende bijeenkomsten van persoonlijke aard, voor zover aan de vergunning geen beperking in de zin van artikel 2.3 zijn verbonden.

HOOFDSTUK 3. Aanvullende inrichtingseisen.

Artikel 3.1

Indien zich publiek in een lokaliteit of een open aangehorigheid bevindt, moet de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1,5 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte van die lokaliteit ten minste 5 lux bedragen.

Artikel 3.2

Indien zich publiek in een inrichting bevindt dienen de ruimten waarin zich de toiletten bevinden, de direkte toegang tot deze ruimten, alsmede de entreeruimten voorzien te zijn van een zodanige verlichting dat de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op ongeveer 2 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte tenminste 10 lux bedraagt.

Artikel 3.3

De houder van een inrichting is verplicht ervoor zorg te dragen dat de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8, 10 en 11 van het Besluit inrichtingseisen Drank en Horecawet, bruikbaar zijn en in zindelijke staat verkeren.

Artikel 3.4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de aanvullende inrichtingseisen, gesteld in artikel 3.1 en 3.2.

  • 2. Een aanvraag om ontheffing wordt schriftelijk ingediend. Het kan zijn vervat in een aanvraag om een vergunning.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen drie maanden nadat de aanvraag om ontheffing is ingekomen. Deze beslissing kan zijn vervat in hun beschikking op de aanvraag om de vergunning.

  • 4. Een ontheffing kan worden geweigerd dan wel onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden, een ontheffing kan worden ingetrokken en gewijzigd.

Artikel 3.5

  • 1. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3.4, lid 4, kunnen belanghebbenden beroep instellen bij Gedeputeerde Staten van Limburg.

  • 2. Het beroep kan zijn vervat in een beroepschrift tegen het weigeren of intrekken van een vergunning.

Artikel 3.6

Het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2 is niet van toepassing op inrichtingen, waarvoor op 31 oktober 1967 een vergunning of een verlof A ingevolge de Drank en Horecawet 1931, Stb. 476, gold (al dan niet met toepassing van de Wet van 14 april 1960, Stb. 155).

HOOFDSTUK 4. Beperking verstrekking alcolholhoudende drank.

Artikel 4.1

Het is verboden anders dan om niet, in welke vorm dan ook, sterke drank voor gebruik ter plaatse of bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting:

  • a.

    die uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • b.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdverenigingen, -organisaties of -instellingen;

  • c.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meerdere sportverenigingen, -organisaties of -instellingen;

  • d.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij organisaties of instellingen met een sociaal-cultureel doel;

  • e.

    die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is voor het verstrekken van geringe eetwaren, zoals een friture, broodjes-zaak, koffieshop en dergelijke;

  • f.

    die is gelegen op een terrein waarop een kermis of een soortgelijke vermakelijkheid wordt gehouden, gedurende de tijd dat deze vermakelijkheid plaatsvindt.

Artikel 4.2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op schriftelijke aanvraag ontheffing verlenen van de verboden, gesteld in artikel 4.1.

  • 2. Een ontheffing kan worden geweigerd of onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 4.3

  • 1. Tegen een besluit als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, kunnen belanghebbenden schriftelijk beroep instellen bij de gemeenteraad.

  • 2. Het beroepschrift wordt binnen zes weken na de dag waarop het besluit is verzonden, ingediend bij burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1

  • 1. Overtreding van de aanvullende inrichtingseisen genoemd in hoofdstuk 3 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden. Artikel 70 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.2

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van de in deze verordening geregelde onderwerpen.

  • 2. Ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet en deze verordening dienen ten allen tijde in de inrichting te worden toegelaten.

Artikel 5.3

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Drank- en Horecawet gemeente Mook en Middelaar".

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de achtste dag na die, waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 5.4

  • 1. de Drank- en Horecaverordening welke is vastgesteld op 4 december 1968 en gewijzigd op 1 maart 1978 wordt met ingang van de dag waarop de in artikel 5.2 bedoelde "Verordening Drank- en Horecawet gemeente Mook en Middelaar" in werking treedt, ingetrokken voorzover deze niet reeds van rechtswege is vervallen.

  • 2. met ingang van de dag dat de in artikel 5.2 bedoelde verordening in werking treedt, worden de Richtlijnen behorende bij de Drank- en Horecaverordening, zoals die zijn vastgesteld op 20 augustus 1979 ingetrokken voorzover deze niet reeds van rechtswege zijn vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18-12-1996
De raad voornoemd,
De secretaris, De voorzitter,