VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING IN VERBAND MET DE AANLEG VAN EEN RIOLERING IN HET KORENDAL

Geldend van 25-09-2013 t/m heden

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING IN VERBAND MET DE AANLEG VAN EEN RIOLERING IN HET KORENDAL

De raad der gemeente Mook en Middelaar;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 219 en 222 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING IN VERBAND MET DE AANLEG VAN EEN RIOLERING IN HET KORENDAL.

Artikel 1. Aard en voorwerp van de belasting

  • 1. Onder de naam "baatbelasting Korendal" wordt in de vorm van een jaar­lijkse belasting van de op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart met rood omlijnde onroerende zaken, die gebaat zijn door het van gemeentewege aanleggen van een riolering in het Korendal een directe belasting geheven ter verkrijging van een billijke bijdrage in de ten laste van de gemeente gebleven kosten van aanleg van deze riolering.

  • 2. Een onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid is gebaat, wanneer het is aangesloten of redelijkerwijs kan worden aangesloten op de riolering in dat lid genoemd.

Artikel 2. Heffingsduur

De belasting wordt geheven gedurende de belastingjaren 1994 t/m 2023.

Artikel 3. Belastingjaar:

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene, die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op 1 januari van het belastingjaar als zodanig, in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens voor­noemd recht was.

  • 3. Indien met betrekking tot eenzelfde onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan worden aangewezen wordt de aanslag gesteld ten name van een van hen met toevoeging van de afkorting "c.s.".

Artikel 5. Maatstaf van heffing:

  • 1. De maatstaf waarnaar de belasting wordt geheven is de omgerekende oppervlakte van de onroerende zaak.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder omgerekende opper­vlakte verstaan het aantal m² van de onroerende zaak, vermenigvuldigd met een bestem­mingsfactor als bedoeld in artikel 6 en een liggingsfactor als bedoeld in artikel 7.

Artikel 6. Bestemmingsfactor:

  • 1. Voor de bepaling van de bestemmingsfactor wordt verwezen naar de bestemming van de onroerende zaak volgens het op 1 januari 1993 geldende bestemmingsplan van het in artikel 1, lid 1, aangegeven gebied.

    0,5

  • 2. Als bestemmingsfactor wordt gehanteerd:

    • -

      bij de bestemming bedrijventerrein: 4

    • -

      bij de bestemming sportterrein: 0,5

    • -

      Bij de overige bestemmingen: 0,5

Artikel 7. Liggingsfactor:

De liggingsfactor voor de onroerende zaken als bedoeld in artikel 1, lid 1, is:

Voor het perceelgedeelte dat ligt binnen 200 meter van de gerealiseerde voorziening:

4

Voor het perceelgedeelte dat ligt tussen 200 en 500 meter van de gerealiseerde voorziening

2

Voor het perceelgedeelte dat meer dan 500 meter van de gerealiseerde voorziening ligt

1

Artikel 8. Tarief:

  • 1. De belasting bedraagt voor elke volle vierkante meter van de heffings­grondslag als bedoeld in artikel 5: € 0,0264858.

  • 2. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele Euro.

  • 3. Belastingaanslagen van minder van € 11,00 worden niet opgelegd.

  • 4. Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen baatbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9. Heffing ineens:

  • 1. Op aanvraag van de belastingplichtige wordt voor de op het tijdstip van indiening van de aanvraag nog niet aangevangen belastingjaren de belas­ting ineens geheven.

  • 2. De heffing ineens geschiedt naar de omstandigheden op het tijdstip van indiening van de aanvraag en wordt bepaald op de contante waarde van de belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren berekend naar een rentevoet van 8% per jaar.

Artikel 10.

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11. Termijn van belasting:

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede op de laatste dag van de vierde maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 8 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.”

Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 14. Inwerkingtreding:

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening Baatbelas­ting Korendal.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 april 1993.
De secretaris, De voorzitter,