Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en invordering van Landtoeristenbelasting 2014

Geldend van 31-12-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Landtoeristenbelasting 2014

Intitulé

Verordening Landtoeristenbelasting 2014

De raad van de gemeente Mook en Middelaar;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 november en 10 december 2013;

Gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

Gezien het advies van de raadscommissie d.d. 28 november 2013;

Besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van Landtoeristenbelasting 2014.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • Deze verordening verstaat onder:

  • a vakantie-onderkomens:

    1. woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

    2. hotels, motels, herbergen, pensions en overige logies verstrekkende bedrijven niet behorende tot lid 1.

  • b. mobiele kampeeronderkomens:

    1. tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

    2. stacaravans en chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden.

  • c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten:

    woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d. toeristische plaats:

    plaats die beschikbaar is voor een mobiel kampeeronderkomen voor een periode van ten hoogste drie maanden;

  • e. seizoenplaats:

    plaats die beschikbaar is voor een mobiel kampeeronderkomen voor een periode van ten minste drie maanden en ten hoogste acht maanden;

  • f. vaste plaats:

    een plaats die is ingericht om gedurende het gehele jaar een mobiel kampeeronderkomen te plaatsen.

  • g. seizoen:

    Het tijdvak van 1 april tot 1 oktober.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'landtoeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente in vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatige verhuurde ruimten, op toeristische plaatsen, seizoenplaatsen en op vaste plaatsen tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de basisregistratie personen van de gemeente.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 4. op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    a. vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    b. mobiele kampeeronderkomens, stacaravans en chalets op vaste plaatsen en seizoenplaatsen bepaald op 2,3 personen;

    c. mobiele kampeeronderkomens op toeristische plaatsen bepaald op 2,3 personen.

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:

    a. ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten dan wel mobiele kampeeronderkomens, stacaravans en chalets op vaste standplaatsen, bepaald op 55;

    b. ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen, bepaald op 50;

    c. ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet vaste plaatsen bepaald op 365.

  • 3. Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 0,98.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de landtoeristenbelasting.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 15 Overgangsrecht

De 'Verordening landtoeristenbelasting 2013' van 6 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening landtoeristenbelasting 2014'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2013.
De raad voornoemd,
Ondertekeningkiezer
De griffier, De voorzitter
Drs. C.M. de Heus mr. drs. W. Gradisen