Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsnota re-integratie Gemeente Neder-Betuwe 2012 - 2015

Geldend van 16-02-2012 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsnota re-integratie Gemeente Neder-Betuwe 2012 - 2015

De gemeenteraad heeft op 26 januari 2012 op basis van het bepaalde in de Wet Werk en Bijstand (Wwb) vastgesteld: de Beleidsnota re-integratie Gemeente Neder-Betuwe 2012 - 2015 De nota biedt een algemene visie en leidraad voor het re-integratiebeleid Wwb en een uitvoeringsprogramma dat aanpassing aan beschikbaar budget mogelijk maakt.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In deze nota is het beleidskader beschreven over de periode van 2012 tot 2015 voor de opdracht die de gemeente heeft met betrekking tot re-integratie en maatschappelijke participatie.

Het is van belang om een beleidskader voor meerdere jaren vast te stellen. Re-integratie en maatschappelijke participatie zijn immers geen korte termijnacties. Deze kadernota moet worden gezien als een kapstok. De contouren en uiterste grenzen zijn daarmee vast-gesteld. In de loop van de periode zullen aan deze kapstok op onderdelen nadere uitwerkingen worden gehangen. Met name de bijdrage die vanuit andere beleidsterreinen aan het re-integratieproces geleverd moet worden, moet nader uitgewerkt worden. Daar ligt een belangrijke opdracht voor de gemeente in de aangegeven periode. Zowel de arbeidsmarkt als de politieke omgeving (landelijk) zijn momenteel sterkaan het veranderen. Dat brengt een aantal onzekerheden en uitdagingen met zich mee. Veranderingen van het rijksbeleid, de geld-stromen vanuit het ministerie en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Wij gaan er van uit dat het hier beschreven beleidskader eerder dan in 2014 op onderdelen opnieuw geformuleerd moet worden,aangezien naar verwachting in 2012 pas duidelijkheid komt over de Wet Werken naar Vermogen. Wet werken naar vermogen en ombuigingen vanaf 2013.

In de nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt: Wet werken naar vermogen worden de bij-stand, sociale werkplaatsen en de Wajong voor mensen die van jongs af aan gehandicapt zijn, samenge-voegd.

Het idee is om vanaf 2013 gemeenten de mogelijkheid te bieden om mensen die bijvoorbeeld wegens een verstandelijke, lichamelijke of psychische beperking niet in staat zijn zelfstandig 100 procent van het mini-mumloon te verdienen met een loondispensatie en aanvullende uitkering aan werk te helpen. Werkgevers hoeven dan alleen loon te betalen voor dat deel dat deze personen wel productie kunnen leveren.

Het kabinet wil in 2012 al 400 miljoen euro van de geplande bezuinigingen op de re-integratie- middelen voor het aan het werk helpen van werklozen realiseren. Deze beleidsplannen zijn onderdeel van het totaal bestuursakkoord 2011-2015, welke overigens is afgewezen door de gemeenten. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat het Rijk de ingezette weg zal voortzetten. Deze ontwikkelingen zullen aanleiding zijn het re-integratiebeleid te herzien vóór 2014. Mogelijk gebeurt dat binnen regionale samenwerking omdat vanuit de Programmaraad Participerend van de Regio opdracht is gegeven om te zoeken naar een samenwerkingsvorm welke in staat is de door het rijk beoogde stelselherziening te kunnen uitvoeren Regionale infrastructuur Werk = RIW). Het re-integratiebeleid dat hier wordt vastgelegd is daardoor in ieder geval voor 2012 en biedt daarnaast aanknopingspunten om noodzakelijke beleidswijzigingen in het kader van werken naar vermogen te kunnen overzien en aanpakken.

Hoofdstuk 2 Visie op re-integratie en maatschappelijke participatie

In dit hoofdstuk is de visie van de gemeente Neder Betuwe op re-integratie en maatschappelijke participatie beschreven. Het re-integratiebeleid Neder Betuwe staat niet op zichzelf. Het maakt deel uit van een breed participatiebeleid. Onze doelstelling is dat alle inwoners van Neder Betuwe op enige wijze maatschappelijk actief kunnen participeren. Ons re-integratiebeleid richt zich op participeren door middel van arbeid. Het re-integratiebeleid richt zich daarom op het toe leiden van burgers naar duurzame arbeidsinschakeling. Dit beleid richt zich dan ook op mensen met (enig) perspectief op arbeidsinschakeling. "Werk boven uitkering" door het verkrijgen van (regulier) werk geldt als belangrijkste doelstelling. Ons re-integratiebeleid zien we in samenhang en integraliteit met Educatie, Inburgering, Wsw en

Wmo. Binnen het kader van ons re-integratiebeleid bieden wij ook ondersteuning aan mensen zonder arbeids-marktperspectief. Maatschappelijk participatie op andere wijze dan arbeid is daarbij het doel.

Vanuit ons re-integratiebeleid omvat deze ondersteuning vooral initiëren, voorwaarden scheppen en active-ring, stimulering, verwijzing en begeleiding. Het aanbieden van (individuele) voorzieningen voor maatschap-pelijke participatie is niet een taak binnen het re-integratiebeleid.

Ons re-integratiebeleid sluit hier aan bij de kantelinggedachte vanuit de wet maatschappelijke ondersteu-ning. Inzet op algemene voorzieningen en pas bij echte noodzaak een individueel aanbod. De gemeente Neder Betuwe wil zijn re-integratie-inzet sturen vanuit en het resultaat afzetten tegen de Participatieladder. Deze participatieladder kent zes treden:

1. geïsoleerd bestaan

2. sociale contacten buitenshuis

3. deelname georganiseerde activiteiten

4. onbetaald werk

5. betaald werk met ondersteuning

6. betaald werk (regulier). De participatieladder is de rode draad voor onze re-integratie aanpak. De trede waar een cliënt zich op be-vindt is niet statisch. Het doel is dat mensen zich met de re-integratie-instrumenten ontwikkelen liefst tot en met trede 6. De participatieladder kan op persoonsniveau de ontwikkeling weergeven en op collectief nivo een beeld geven van het arbeidspotentieel. Hierin zien wij een bijdrage aan een goede vraag/aanbod vergelijking en match van beide.

Om dit sluitend te maken hechten wij groot belang aan een gerichte samenwerking met de vraagkant van de arbeidsmarkt, de werkgeversbenadering. Werken naar vermogen

Re-integratie en maatschappelijke participatie hebben tot doel om mensen zoveel als mogelijk actief aan onze samenleving deel te laten nemen. De beste manier om aan onze maatschappij deel te nemen, vinden wij werken. Werken geeft structuur en een doel. Werken zet je midden in de samenleving, waardoor je zaken die van belang zijn om maatschappelijk te kunnen functioneren, al doende leert. Daarbij heeft betaald werken voorrang boven werken met behoud van uitkering. Het onafhankelijk zijn van een in-komensvoorziening van overheidswege vinden we erg belangrijk. Voor zover dat niet volledig haalbaar is, moet die afhankelijkheid zo klein mogelijk zijn. Maatschappelijk actief zijn

Toch zullen er altijd mensen afhankelijk zijn van een uitkering. Een aanzienlijk aantal mensen zal dat  zelfs levenslang zijn. Veel van deze mensen kunnen wel werken maar zullen nooit een positie op de reguliere arbeidsmarkt verwerven. Voor hen dient re-integratie te leiden tot het bijdragen aan het algemeen maatschappelijk belang (vrijwilligerswerk). Voor het beschikbaar stellen van een bijdrage in het levensonderhoud mag de samenleving iets terug verlangen, in de vorm van onbetaald werk. Voor zover mogelijk, dus ook hier "naar vermogen".

Belangrijker vinden wij echter dat ook deze vorm van werken structuur aan en doelen in het leven van de mensen brengt. Het re-integratiebeleid vanuit werk en inkomen richt zich op toeleiding naar betaalde arbeid. Uitvoering van onbetaalde arbeid, vrijwilligerswerk, en flankerende voorzieningen zien wij niet als re-integratie activiteit maar moet worden gerealiseerd in een (keten-) samenwerking door andere instellingen. afbeelding binnen de regeling Preventie

Hoe kleiner iemands afstand tot de arbeidsmarkt is, hoe groter de kans is op een succesvolle re-integratie en hoe korter de tijd die daarvoor nodig is. Helaas zijn er groeperingen binnen onze bevolking bij wie bij wijze van spreken al vanaf de geboorte de afstand tot de arbeidsmarkt steeds groter wordt. Het is van groot belang deze mensen zo vroeg mogelijk vast te pakken en niet te wachten totdat zij, onvermijdelijk en voorspelbaar, een uitkering aanvragen (pre-integratie).

Aan de (letterlijk) andere kant dreigen mensen sluipenderwijs op steeds grotere afstand van de arbeidsmarkt te komen doordat het hen niet lukt, door uiteenlopende oorzaken, om snel opnieuw werk te vinden. Na verloop van tijd verwateren hun eerder verworven kennis en vaardigheden. Het is van essentieel belang dat een dergelijke kapitaalsvernietiging wordt voorkomen (werkfit houden). Duurzaam resultaat

Re-integratie moet een duurzaam resultaat hebben. Wij bedoelen daarmee dat de mensen ofwel door middel van werk in hun eigen inkomen voorzien ofwel een bijdrage leveren aan het maatschappelijke leven. Het accepteren van tijdelijk werk past uitstekend hierbinnen. Een tijdelijke baan is vaak een belangrijke opstap naar een arbeidsplaats voor lange duur.

Een duurzaam resultaat wordt alleen bereikt als de re-integratietrajecten aansluiten op dat wat de arbeids-markt vraagt en in de komende jaren zal gaan vragen. Duurzaam resultaat betekent investeren. Investeren in mensen. Investeren in de arbeidsmarkt. Vanuit de Wwb is algemeen geaccepteerde arbeid daarbij het uitgangspunt. Re-integreren naar mogelijkheid

De mogelijkheden die iemand heeft om met succes een re-integratie- of een participatietraject te doorlopen, hangen af van zowel diens persoonlijke (intrinsieke) kwaliteiten als de bereidheid van de ar-beidsmarkt. Als van iemand wordt in geschat dat hij of zij na het traject geen betaald werk zal kunnen vinden, kunnen we het traject beter richten op maatschappelijk actief zijn. Als iemand in deze positie toch beslist een traject wil dat is gericht op betaald werk, dan kijken we daar serieus naar. In alle gevallen moeten trajecten realistisch zijn. Trajecten die gericht zijn op reguliere arbeid, moeten arbeidsmarktrelevant zijn. Trajecten die zich richten op het maatschappelijk actief zijn, moeten gericht zijn op de behoeften van de directe omgeving: gemeente Neder Betuwe en omliggend gebied. Zorg voor wie het nodig heeft

Mensen voor wie het niet (meer) haalbaar is dat zij gaan werken, betaald of met behoud van uitkering, moeten niet meer voor re-integratie of participatie worden benaderd. De basisvoorzieningen van de Wwb/WIJ blijven uiteraard voor hen beschikbaar. Daarnaast zijn voor hen de (gemeentelijke) voorzieningen beschikbaar die voortkomen uit andere wet- en regelgeving.

De doelgroep welke hier wordt beoogd wordt bepaald door de persoonlijke factoren van de mensen, maar ook door de financiële en beleidsmatige mogelijkheden van de gemeente. Inzet gevraagd

Welke kant de re-integratie ook op gaat, voor elke individuele mens geldt: ‘Wat heeft de klant nodig om (weer) aan het werk te komen?’

Wie het nodig heeft, kan een beroep doen op een uitkering. Het ontvangen van een uitkering is niet vrijblij-vend. Wij vragen ook iets van mensen die een uitkering ontvangen:

1. Onze eerste inzet is het vinden van werk. Als er werk voor je is, dan ga je aan het werk.

2. We helpen graag om goed beslagen ten ijs te komen. Als er een passende opleiding voor je is, die je kan helpen om werk te vinden, dan ga je die opleiding met volle inzet volgen.

3. Wij vinden sociale deelname van groot belang. Als je bent aangewezen op maatschappelijke participatie, ga je daarom, met behoud van uitkering, nuttige activiteiten ten behoeve van de samenleving uitvoeren. Ontwikkeling van het Werkplein

Het Werkplein is de poort bij het verwezenlijken van ons re-integratie- en participatiebeleid. In Tiel is Beurs-plein Rivierenland ontwikkeld, waarin de gemeente (werk,inkomen&zorg), het UWV werkbedrijf, Lander, Werkgeversadviespunt en andere partijen vanuit één locatie opereren.

Het gaat om verzorgen van de uitkeringen en inkomensondersteuning, waaronder schuldhulp. Voor re-integratie naar betaald werk betreft het basisdienstverlening (vacatures en bemiddeling), poortwachtersfunctie, intake onderzoek en initiëren van trajecten. De ontwikkeling en toekomstige positie van het werkplein is afhankelijk van de ingrijpende wijzigingen in de sociale zekerheid de komende jaren. Ontwikkeling Werkcentrum.

Het Werkcentrum concept is een hulpmiddel om mensen te ondersteunen naar werk. Met name de sterke verbinding met werkgevers vergroten de uitstroomkansen naar werk voor cliënten die een steun in de rug kunnen gebruiken. Het Werkcentrum geeft met zijn werkgeverspartnerships een extra impuls. Het Werkcentrum levert ook voor werkgevers die zich eraan verbinden een voordeel op: gemotiveerd personeel dat zorgvuldig is geselecteerd en voorbereid. Uit de evaluatie, die plaats vond in het najaar 2011, is gebleken dat het Werkcentrum Tiel te grootschalig en te duur is om toekomstbestendig te kunnen zijn. Dit leidt er toe dat de positieve ervaringen met het Werkcentrum worden meegenomen en vertaald naar een toekomstig re-integratie aanbod in de regio Rivierenland (regionale infrastructuur werk). De eerst aanzet hiertoe wordt gemaakt in een businesscase uitwerking van een werkportaal door Lander en gemeente Tiel, afdeling WIZ.

afbeelding binnen de regeling

 

Hoofdstuk 3 Ambities

Onze fundamentele ambitie is dat meer inwoners van onze gemeente opklimmen op de maatschappelijke ladder. Het liefst zien we dat iedereen actief deel uitmaakt van onze samenleving.  De grondslag voor onze ambities:

- iedereen die op de reguliere arbeidsmarkt terecht kan, vindt daar daadwerkelijk zijn plek.

- iedereen voor wie geen plek is op de reguliere arbeidsmarkt, levert via additioneel werk of vrijwilligers-werk een bijdrage aan onze samenleving.

- iedereen die geen plek weet te vinden op de additionele arbeidsmarkt en de onbetaalde arbeidsmarkt, neemt op een andere wijze deel aan onze samenleving.

- Belangrijk vinden we vooral ook dat kinderen, die in een achterstandssituatie opgroeien, een beter toekomstperspectief krijgen. Wij willen bereiken dat het niet meer vanzelfsprekend is dat werkloosheid en armoede van generatie op generatie worden doorgegeven.

Hoofdstuk 4 Beleidskeuzes

Het re-integratiebeleid van Neder Betuwe wordt gebaseerd op een aantal keuzes, welke richtinggevend zijn voor de ontwikkelingen in de jaren tot en met 2014. - Preventie is van groot belang.

Snel aandacht geven aan mensen die (nog) dicht bij de arbeidsmarkt staan, vergroot hun kansen om (weer) aan de slag te komen. Door volle inzet op sollicitatieondersteuning en bemiddeling is het doel: < 1 maand weer aan het werk. - Wij gaan uit van het vermogen van de klant om zichzelf te redden op de arbeidsmarkt.

Klanten dichtbij de arbeidsmarkt met een goede zelfredzaamheid komen in aanmerking voor de basisdien-sten van het Werkplein, zoals bemiddeling naar werk, vacature informatie, sollicitatietraining en voor zover van toepassing het verstrekken van een uitkering.  Het doel is weer aan het werk < 3 maanden. - Mensen met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt krijgen voorrang.

Klanten met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt en onvoldoende zelfredzaamheid komen, naast de basisdiensten van het Werkplein, in aanmerking voor een re-integratie aanbod.

Zo nodig wordt in een kort traject van maximaal zes maanden gewerkt aan het verhelpen van kleine ‘tekortkomingen’ die een remmende werking hebben op het vinden van betaald werk.

Zo’n traject gaat parallel lopen met de bemiddelingsinspanningen. De mogelijkheid van een ‘startsubsidie’ (dat is een kortlopende loonkostensubsidie) is beschikbaar als hulpmiddel. Het aanvaarden van tijdelijk werk helpt eveneens bij het verwerven van een duurzame positie op de arbeidsmarkt.

Zolang iemand nog niet succesvol is uitgestroomd, moet hij of zij deelnemen aan werkactiviteiten die de eigen kwaliteiten op peil houden. Op deze manier wordt een terugval (het groter worden van de afstand tot de arbeidsmarkt) voorkomen (werkfit houden). Het doel is arbeidsplaatsing < 6 maanden. - Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die wel mogelijkheden hebben voor het vinden van betaalde arbeid, krijgen een traject dat is gericht op uitstroom naar werk.

Deze groep is zeer divers. Voor hen dient een traject van maximaal 1 jaar tot resultaat te leiden. Dus is het doel een (gesubsidieerde) arbeidsplaatsing < 12 maanden.

Te verwachten is dat hier nadere keuzes gemaakt moeten worden. Hoe die eventuele keuzes zullen zijn, hangt af van de situatie op de regionale arbeidsmarkt. Bovendien kan nieuw rijksbeleid het maken van dergelijke keuzes beïnvloeden en bespoedigen. - Mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt die (vrijwel) geen perspectief hebben op betaald werk maar wel op onbetaald werk/vrijwilligerswerk, krijgen informatie en verwijzing welke zijn gericht op het leveren van een bijdrage aan het algemeen maatschappelijk belang.

In de meeste gevallen zal het gaan om additionele arbeid met behoud van uitkering. Daarbij zal structureel vrijwilligerswerk een belangrijk (eind)resultaat zijn. Deze onbetaalde arbeid, vrijwilligerswerk, moet bij de persoon passen. Passend werk leidt tot motivatie en voldoening. Naast informatie en verwijzing naar het adviespunt Neder-Betuwe, vindt ook zo nodig doorgeleiding naar de voorzieningen van de zorginstellingen en het welzijnswerk plaats. Doel is een activerende plaatsing < 3 maanden. Vervolgens worden deze mensen niet meer benaderd voor re-integratie.

 

Hoofdstuk 5 Beleidsdoelen

Onze beleidsdoelen zijn gericht op re-integratie naar de reguliere arbeidsmarkt (betaald werk). 1. De reguliere arbeidsmarkt

De 'Basisset regionale arbeidsmarktinformatie' (maandelijks) van het  UWV werkbedrijf is uitgangspunt voor ons beeld van de arbeidsmarkt t.b.v. onze re-integratie inzet. Daar wordt aan toe gevoegd het beeld en de kennis via het Werkgeversadviespunt Rivierenland.

Van belang vinden wij ook samenwerking met uitzendbureaus voor het bemiddelen en plaatsen op de arbeidsmarkt. 2. Maatschappelijke participatie

Van de categorie mensen die wel werk kunnen verrichten maar die geen betaald werk zullen kunnen vinden is het doel dat 50% van hen ultimo 2014 maatschappelijk actief is. 

Voor de realisatie van dit doel zijn additionele arbeidplekken bij het bedrijfsleven en vrijwilligersplekken elders nodig. Hiertoe wordt ook van andere beleidsdisciplines een bijdrage  verlangd; (gezondheids-)zorg, welzijn, vrijwilligerswerk. 3. Onderliggende doelen.

• Op basis van een totaal volume doelstelling kan jaarlijks een kengetal van meldingen en aanvragen worden gegeven. Op basis van de meldingen, aanvragen en toekenningen kan een beeld worden ge-geven van het poortwachterresultaat.

• Aan de andere kant kan een jaarlijks kengetal voor de uitstroom = beëindigingen worden gegeven. Dit laatste kengetal kan nader worden gespecificeerd in de uitstroom naar werk.

• Een beeld van het bestand kan worden gegeven aan de hand van de duur van de uitkering.

Doordat wordt gewerkt met de participatieladder kan een beeld worden gegeven van het aantal klanten per trede.

Dit kan worden uitgewerkt in een separaat document. 

 

Hoofdstuk 6 Onderbouwing van de beleidskeuzes

Als leidraad voor het proces van re-integratie en participatie hanteren wij de landelijke Participatieladder (bijlage 2). Met behulp van dit instrument kunnen we de uitgangspositie van de klant aangeven. Tevens willen we met dit instrument een redelijk goede inschatting maken van het te doorlopen re-integratie- of participatietraject  om het persoonsgerichte doel te bereiken en de daarvoor benodigde tijd. Een traject dat langer duurt dan 1 (á 2) jaar is naar onze mening niet zinvol en (financieel) niet haalbaar. Voorkomen is net zo belangrijk als herstellen (preventie)

De afstand die iemand heeft tot de arbeidsmarkt wordt door meerdere factoren bepaald: leeftijd,

opleiding, arbeidservaring en werkloosheidsduur zijn de voornaamste factoren. Deze zijn deels wel en deels niet te beïnvloeden. De werkloosheidsduur is een belangrijke maar negatieve factor. Naarmate iemand langer werkloos is, wordt zijn afstand tot de arbeidsmarkt groter. Er is bijna sprake van een exponentiële ontwikkeling. Het is dan ook van essentieel belang dat mensen zo kort mogelijk werkloos zijn. Zeker wanneer iemand al een arbeidzame periode achter zich heeft, betekent een langere werkloosheidsduur pure kapitaalsvernietiging.

Los van wat men heeft te bieden aan opleiding en werkervaring, gaan wij er vanuit dat een werkloosheids-duur van zes maanden of meer een grotere afstand tot de arbeidsmarkt betekent.

Mensen die aansluitend op een periode van WW afhankelijk worden van de Wwb, hebben vrijwel per definitie op dat moment een grotere afstand tot de arbeidsmarkt opgelopen. In afstemming met het UWV Werkbedrijf moeten de WW-ers preventief worden benaderd (pre-integratie). Dat zal in een aantal gevallen re-integratie-trajecten in de Wwb-periode onnodig maken en in andere gevallen leiden tot kortere trajecten. Het is aannemelijk dat dan een aantal WW-ers niet of maar voor heel korte duur een beroep op de Wwb hoeft te doen. Ook op de lange termijn is preventie van groot belang. Wij denken daarbij op de schaal van generaties. De zogenoemde overerving van werkloosheid en armoede willen wij doorbreken.

Mede in het licht van de sociaal-economische gezondheidsverschillen heeft de maatschappelijke positie van een persoon een indirect effect op de gezondheid van zowel de persoon zelf als het gezin. Indeling van het bestand naar afstand tot de arbeidsmarkt Mensen die geen of een korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben kunnen zich in principe zelf redden. Het is niet nodig om veel geld en tijd in hen te investeren. Voor deze mensen staan de basisvoorzieningen van het Werkplein ter beschikking. Vanuit preventie oogmerk is het van belang vooral deze doelgroep een goed advies en handreiking te bieden.

Mensen die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben, krijgen een op hun persoonlijke situatie toegesneden traject. Van iemand die tenminste zes maanden werkloos is, wordt aangenomen dat die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt heeft.afbeelding binnen de regeling Voor onze aanpak is leidend de mate van iemands vermogen om zichzelf op de arbeidsmarkt te redden (of juist niet). Het feit dat iemand tot een bepaalde bevolkingsgroep of leeftijdscategorie behoort, speelt geen werkelijke rol. Immers, binnen elke separate groep of categorie zitten mensen die zichzelf wel en mensen die zichzelf niet weten te redden.

Voor onze aanpak is verder leidend het resultaat en effect dat bereikbaar is met het re-integratiebeleid. Verhogen van de arbeidsparticipatie dus arbeidsplaatsing is daarbij het hoofddoel. Vanuit het kader van de participatieladder is hierbij leidend het groeipotentieel van mensen. Dat bepaalt welke inzet verantwoord en zinvol is. Uitvoeringsprogramma.

De beschreven ambitie, doelen en beleidskeuzen krijgen hun vertaling naar de uitvoering in de vorm van een uitvoeringsprogramma. Dat uitvoeringsprogramma wordt frequenter aangepast dan deze totale nota. Om deze reden en voor de overzichtelijkheid is dit Uitvoeringsprogramma 2012-2015 opgenomen in Bijlage  4 van deze nota.

 

Hoofdstuk 7 Relatie re-integratie met taken/verantwoordelijkheden gemeente.

Re-integratie en participatie hebben als primair doel de mensen (weer) midden in de samenleving te zetten en dat door middel van reguliere arbeid en anders door middel van onbetaalde arbeid. Re-integratie en participatie hebben dus verbindingen met allerlei aspecten van onze samenleving en daarmee met meerdere beleidsterreinen van de gemeente. Talentontwikkeling

Een goede opleiding helpt bij het vinden van een baan. Het is daarom van groot belang dat werkzoekenden beschikken over een startkwalificatie of een vakgerichte opleiding. Het scholen van volwassenen die wellicht al heel lang geen scholing meer hebben gehad en vooral praktisch zijn ingesteld, vereist een aangepaste methodiek en organisatie.

Voor het programma Educatie ligt hier een taak om met het onderwijsveld een voor deze doelgroep bruik-baar aanbod te ontwikkelen. Elementen uit de volwasseneneducatie passen uitstekend in een re-integratie- of participatietraject (zie bijlage 3). Re-integratie en educatie zijn dan ook complementair aan elkaar.

Ook willen wij het aantal voortijdige schoolverlaters en jongeren zonder startkwalificatie aanmerkelijk verla-gen. Op dit punt is de taak van leerplicht en RMC Rivierenland van belang.

Bij het opstellen van een werkleeraanbod voor WIJ-jongeren is samenwerking met het ROC Rivor en het Leerwerkloket essentieel Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) heeft met betrekking tot persoonlijke problematiek een signale-rende en adviserende functie, zowel naar onze uitvoeringsorganisatie als naar ouders. Het CJG heeft een belangrijk aandeel in het verwezenlijken van de ambities die wij hebben in het kader van preventie in de zin van voorkomen van belemmeringen om arbeid te verrichten, bijvoorbeeld in de vorm van voorkomen van generatieoverdracht van bijstandsafhankelijkheid. Meedoen

Met het oog op het oplossen van persoonlijke problematiek bij mensen, welke het re-integratie- of participatieproces verstoort of belemmert, moeten we met het beleidsterrein Wmo, de zorgsector en het welzijnswerk en flankerende instellingen  een goed en sluitend aanbod  ontwikkelen. Een goed functionerende bemiddeling voor vrijwilligerswerk is van groot belang. Bij door de gemeente gesubsidieerde organisaties kan het gewenste aanbod via opdrachtformulering worden bereikt. Bijv. de sportsector is een mogelijkheid voor wat betreft klussen en vrijwilligerswerk, zowel structureel als incidenteel. In dat sluitende (keten) aanbod kunnen wij als gemeente zeker inbrengen schuldhulpverlening en bijzondere bijstandverlening. Ondernemen en werken

Werk is erg belangrijk; niet alleen het uitstromen naar een baan maar ook werkervaring als onderdeel van het re-integratietraject. Werk geeft structuur. ‘Werken leer je door te werken’.

Werkervaringsplaatsen, leerwerkplekken, stageplaatsen, klussen en opdrachten zijn er nooit genoeg. Voor het WAPR (Werkgeversadviespunt) ligt hier een taak om het Neder Betuwese bedrijfsleven mee te krijgen. Afstemming met het team Economische Zaken levert hieraan een bijdrage. Wij zullen ons inspannen om, in het verlengde van het op 17 november 2011 gesloten Regionaal Sociaal Akkoord, voor 1 januari 2013 met de werkgevers in Neder-Betuwe een Lokaal Sociaal Akkoord te sluiten. De gemeentelijke organisatie

De gemeentelijke organisatie heeft een rol als voorbeeld voor de samenleving als het gaat om handelingen die het succes van het re-integratiebeleid bevorderen. Binnen de gemeentelijke organisatie moeten stage- en leerwerkplaatsen voor re-integratieklanten gecreëerd worden. Bij vacatures moeten geschikte kandidaten uit het bestand van de re-integratieklanten een mogelijkheid  krijgen serieus deel te nemen in de selectieprocedure.

De afdelingen van de gemeentelijke organisatie nemen diensten af van en gunnen werkopdrachten aan door de gemeente ingeschakelde bedrijven. Deze bedrijven kunnen re-integratieklanten werkervaring laten opdoen. Natuurlijk gaat het dan om diensten en opdrachten die passen bij het niveau van de te re-integreren personen. Het invoeren van social return bij inkoop is daarvoor een goede mogelijkheid en zal nog verder uitgewerkt worden in 2012. Handhaving.

Gelet op de schaarse middelen moet de re-integratie inzet alleen worden ingezet voor mensen die dat nodig hebben. Handhaving is een flankerend instrument dat hier bij hoort. Actieve inzet op goede informatie en voorlichting, workfirst benadering, handhaven van verplichtingen en toepassen van financiële maatregelen, risicogestuurde fraude behandeling en thematische onderzoeken zijn onderdelen van deze handhaving.

Hoofdstuk 8 Financiën.

De re-integratie- en participatietrajecten worden betaald uit de middelen van het Participatiebudget, het werkdeel. Aan de klanten die zich op de bovenste treden van de Participatieladder bevinden, kan naar verhouding een klein deel van het beschikbare Participatiebudget worden besteed. Het grootste deel, zal worden besteed aan de klanten die een langer re-integratie- of participatietraject nodig hebben. Aan klanten, waarvan is vastgesteld dat een traject niet (meer) zinvol is, wordt geen geld uit het Participatiebudget besteed. Per saldo gaat het er om dat het beperkte budget zo effectief mogelijk wordt ingezet. Dat gebeurt met de treden van de participatieladder als richtsnoer. Voor Inburgering en Volwasseneneducatie zijn binnen het Participatiebudget ook middelen beschikbaar. Deze worden ook deels ingezet voor re-integratie omdat inburgering en volwasseneneducatie een logisch onderdeel zijn van het gehele (re-)integratietraject (zie bijlage 3). De jaren tot en met 2014 staan in het teken van de stelselwijziging in de sociale zekerheid in combinatie met forse financiële bezuinigingen op het Participatiebudget dus ook op het werkdeel. Niet uit te sluiten is dat het budget na 2014 nog 30% bedraagt van het nivo van 2010.

Dat betekent dat we de komende beleidswijzigingen van het rijk moeten doorvertalen ook in dit re-integratiebeleid. Daarbij zijn ingrijpende beperkende keuzes onontkoombaar. Voor de keuzes die gemaakt moeten worden wordt onderstaande tabel aangereikt. Deze tabel met priorite-ring, vanuit het re-integratiebeleid, kan als leidraad worden gebruikt bij de beleidsontwikkeling in de periode 2011-2015. afbeelding binnen de regeling Deze tabel gaat over de besteding van financiële middelen uit het participatiebudget. Het impliceert niet dat mensen met perspectief op werk die het op eigen kracht kunnen redden, geen aandacht krijgen van klantmanagers van WIZ. Integendeel, gegeven de doelstelling gericht op uitstroom naar betaald werk zal juist deze groep ook gestimuleerd worden om op eigen kracht de stap naar betaald werk te zetten. “We ven de hoogste

Daarom staan in aanvulling op bovenstaande tabel hieronder een aantal uitspraken die inzicht geven in de relatieve prioriteiten redenerend vanuit de beleidsdoelstellingen. afbeelding binnen de regeling De geldende WWB- en WIJ- re-integratieverordeningen kennen de mogelijkheid om een budget- of subsidie-plafond te bepalen. Het College kan voor bepaalde voorzieningen een maximaal te besteden budget of maximum aantal voorzieningen bepalen.

Een variant is het aanbieden van een re-integratievoorziening met een begrensde looptijd van bijvoorbeeld 1 jaar. Deze budgetbeheersende maatregelen dienen serieus in overweging genomen te worden in de periode 2012 tot 2015.

 

Hoofdstuk 9 Afbouw gesubsidieerde banen.

Sinds het stopzetten van de regelingen Instroom-Doorstroombanen en Wet inschakeling werkzoekenden bouwen gemeenten het aantal gesubsidieerde banen af. Voor de inwerkingtreding van de Wet Werk en Bijstand (WWB) was de gesubsidieerde baan een belangrijk instrument dat gemeenten konden inzetten ter bestrijding van de langdurige werkloosheid. Deze banen werden gefinancierd uit middelen die beschikbaar kwamen via het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) en de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW).

Per 1 januari 2004 zijn met de inwerkingtreding van de WWB de ID- en de WIW-regelingen komen te verval-len. De bestaande banen worden sinds 2004 gefinancierd met het WWB-werkdeel (participatiebudget). De gemeente Neder Betuwe werkt sindsdien aan afbouw van het aantal ID- en WIW banen.

Dit afbouw beleid gebeurt o.a. in samenwerking met de uitvoerende organisatie Lander. Onze gemeente is genoodzaakt de uitvoering van het ID beleid nogmaals te bezien. De vraag is of de uitvoering van de ID regeling kan worden voortgezet. Aanleiding is het aanstaande stelsel van de wet Werken naar vermogen. Dit stelsel brengt een ander systeem van gesubsidieerd werken met zich mee.

Hoofd oorzaak van de herbezinning op de ID subsidies is echter de grove reductie van het beschikbare bud-get, het werkdeel van het participatiebudget. Het beslag van de ID en WIW wordt daardoor steeds groter. Dit noodzaakt tot beleidskeuzen.

Deze noodzakelijke beleidskeuzen hebben ook betrekking op de WIW banen. Lander is voor deze werkne-mers zelf werkgever, maar detacheert hen bij andere bedrijven (werkgevers). Het volledig afbouwen van de huidige ID-baan zou een noodgedwongen en ingrijpende maatregel zijn. De kans dat deze persoon kan doorstromen naar regulier werk is zeer gering, zodat instroom in de WW en later mogelijk in de WWB voor de hand ligt. Bovendien verricht deze persoon nuttige activiteiten voor de instelling waar deze is geplaatst. Probleem bij de afbouw van de ID-regeling is dat de ID-subsidie wordt ingezet om arbeidsovereenkomsten te betalen van werknemers bij werkgevers. Bij de ID regeling is het zo dat de werknemer in dienst is bij een reguliere werkgever. De werkgever ontvangt een bedrag per werknemer waarmee de werkgever de loonkosten deels kan betalen. Het afbouwen en intrekken van de subsidie moet zorgvuldig gebeuren (AWB).

In Neder Betuwe gaat het om een subsidie voor 1 werknemer . Het eind van de lopende (nieuwe) subsidie-termijn ligt in 2014. Door het voorstel is 2012 een bezinningsjaar en 2013 het afbouwjaar.

Voor de WIW banen gaat het ook om 1 persoon. Het vorenstaande leidt tot het volgende voorstel:

1. Voor de nog bestaande ID-banen een afbouwbeleid van de subsidie invoeren, als volgt:

- uitgangspunt is de actuele loonwaardemeting en subsidiebepaling conform het huidige beleid

- op de uitkomst daarvan per 1 januari 2013 50% van die berekende subsidie verstrekken, per 1 juli 2013  25% van die subsidie verstrekken en per 1 januari 2014  die subsidie beëindigen.

- Lander, uitvoeringsorganisatie van de ID subsidie, de betreffende werkgevers vóór 1 januari 2012 schriftelijk hiervan in kennis doen stellen.

2. Voor de nog bestaande WIW baan (werknemer bij Lander) als uitgangspunt bepalen dat het dienstver-band eindigt bij de implementatie van de wet Werken naar Vermogen (2013) en  dat voor deze persoon binnen de wet Werken naar Vermogen wordt gezocht naar een maatwerkoplossing.

 

Hoofdstuk 10 Evaluatie.

Het hiervoor opgenomen beleid zal zowel inhoudelijk als financieel, jaarlijks worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 januari 2012 de griffier,
mr. J.C. Bouwman
de voorzitter
ir. C.W. Veerhoek
 

Bijlage

Bijlage 1 Lijst van gebruikte afkortingen afbeelding binnen de regeling Bijlage 2. De Participatieladder

Om een passend aanbod te kunnen doen aan een burger is het belangrijk om iemands positie in de maat-schappij vast te stellen. Bij deze indeling van burgers naar mate van en mogelijkheden van participatie, oriënteert de gemeente Neder Betuwe zich op de zogenoemde participatieladder.

De ladder is geen normatief instrument, maar een instrument dat de huidige positie van een burger in de maatschappij en diens ontwikkelingsmogelijkheden kan aanduiden. Door middel van individuele benadering en maatwerk, aangeboden in de vorm van participatievoorzieningen, kan iedere Neder Betuwenaar zich verder ontwikkelen en één of meerdere plaatsen opschuiven op de ladder.

De gemeente Neder Betuwe koppelt het te ontwikkelen (participatie) aanbod aan de treden van de participatieladder.

De ladder kan inzicht geven in verschuivingen op de ladder. Inzicht bieden of personen daadwerkelijk één of meer treden verder komen door de ondersteuning. Dat gaat dan over de effecten van het participatiebeleid. afbeelding binnen de regeling Bijlage 3 Logische samenhang van trajecten Het komt voor dat klanten op grond van verschillende wetten en regels een traject aangeboden krijgen. Zo’n situatie kan gemakkelijk leiden tot elkaar tegenwerkende of vertragende acties. Door te zorgen voor een goede onderlinge samenhang tot één compleet traject gaan de verschillende acties elkaar daarentegen versterken. afbeelding binnen de regeling

Hierbij dient te worden opgemerkt dat zowel Volwasseneneducatie als Inburgering tot het Participatiebudget behoren. Ook op deze onderdelen wordt flink bezuinigd, zo zal het budget voor Inburgering per 1 januari 2014 zelfs in zijn  geheel verdwenen zijn en worden nieuwkomers geacht de kosten zelf te dragen.

Het budget educatie zal de komende jaren voor de gemeenten eveneens flink lager uitvallen omdat de financiering van de VAVO zal worden overgenomen door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten-schap.

Overigens heeft dat de afgelopen jaren ook al plaatsgevonden, waardoor er voor gekozen is cursussen op het gebied van maatschappelijke participatie en breed maatschappelijk functioneren (bijv. cursussen voor vrijwilligerswerk) en basiscursussen Engels af te schaffen. Daarnaast geldt er tot 1 januari 2013 een verplichte inkoop bij het ROC. Bijlage 4  Uitvoeringsprogramma re-integratie Neder Betuwe 2012 – 2015 (onder voorbehoud wet werken naar vermogen) De uitvoering van het re-integratiebeleid Neder Betuwe wordt vormgegeven aan de hand van de participatieladder treden en het groeipotentieel vanuit het overzicht dat hier volgt. "Doelgroep naar trede" moet zo worden gelezen dat de klanten per trede eigenlijk op dat nivo kunnen functioneren. afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling