Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Neder Betuwe , gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 september 2012 gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, gelet op de wet Stap dd. 29 december 2008 Staatsblad 590,

en de wet Verbetering Arbeidsmarktpositie Alleenstaande Ouders dd. 29 december 2008, staatsblad 595, gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimis-steun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordening -en in het kader van de Wet werk en bijstand, gelet op de inwerkingtreding van de wijziging van de wet werk en bijstand (32815) per 1 januari 2012, welke aanleiding is de re-integratieverordening tekstueel te actualiseren, b e s l u i t vast te stellen de  Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: Wet werk en bijstand (WWB);

b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

c. IOAZ:Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

d. Awb:  Algemene wet bestuursrecht;

e. uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

f. Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV);

g. Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet;

h. WSW: Wet sociale werkvoorziening;

i. ondersteuning: het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling van personen als bedoeld in artikel 7 van de wet en artikel 34 lid 1 van de IOAW en IOAZ;

j. voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet; een instrument binnen een plan van aanpak bedoeld in artikel 44 of 44a van de wet;

k. algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid niet zijnde werk in het kader van de WSW,  met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk;

l. gesubsidieerde arbeid: werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat met de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht;

m. werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet.

n. het college:  het college van burgemeester en wethouders van de Neder Betuwe;

o. de raad: de gemeenteraad van de gemeente  Neder Betuwe;

 

Hoofdstuk 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht College

1. Het college biedt aan de personen als bedoeld in artikel 7 en 10 lid 2 van de wet en artikel 34 lid 1 van de IOAW en IOAZ ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40 lid 1 van de wet en artikel 11 van de IOAW en IOAZ is overeenkomstig van toepassing.

2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid en/of maatschappelijke participatie.

3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen en zorgt voor een evenwichtige aanpak binnen de verschillende doelgroepen.

4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke-, economische- en conjuncturele ontwikkelingen.

5. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

 

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

1. Het college doet een aanbod dat past binnen de regels die gesteld zijn in de wet, IOAW en IOAZ, deze verordening, de beleidsregels re-integratie en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten.

2. Voor de Nugger en Anw-er geldt, dat slechts eenmalig een beroep op ondersteuning en een noodzakelijk geachte voorziening kan worden gedaan, voor zover het partner inkomen niet meer bedraagt dan 130% van het netto Wettelijk Minimum Loon als bedoeld in artikel 37 WWB.

3. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien er sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

 

Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende

1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, IOAW en IOAZ, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en de IOAZ.

4. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt plan van aanpak en/of geschikte voorziening.

 

Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting

1. Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid en artikel 9a, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a en 38 van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4, eerste lid en tweede lid, van deze verordening genoemde verplichtingen. 

2. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt verleend voor een door het college vast te stellen periode.

3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

 

Artikel 6 Sluitende aanpak

1. Personen die op grond van artikel 2 en 3 van deze verordening aanspraak kunnen maken op ondersteuning zullen, voor zover dit door het college noodzakelijk wordt geacht, een aanbod van een voorziening worden gedaan gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

2. Het college kan een prioriteit toekennen aan bepaalde doelgroepen met in achtneming van artikel 8, 2e lid onder a van de wet.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

 

Artikel 7 Budget- en subsidieplafond

1. Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor door hen aan te wijzen voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt ook een weigeringsgrond voor de aanspraak op die voorziening.

2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking kan worden gebracht voor een bepaalde voorziening.

 

Hoofdstuk 3 VOORZIENINGEN

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

1. Het college bepaalt welke voorzieningen kunnen worden aangeboden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

3. Het college kan een voorziening beëindigen:

a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

4. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, als bedoeld in dit artikel, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

a. het aanbod van voorzieningen;

b. het aanbod van scholing of opleiding als bedoeld in artikel 9 en artikel 10a van de wet;

c. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

d. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

e. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

f. de aanvraag van- en de besluitvorming over subsidies;

g. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

h. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

i. de hoogte van het premiebedrag als bedoeld in artikel 10a van de wet.

 

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen voor de uitvoering van deze verordening.

Artikel 11 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 12 Verantwoording

Het college brengt eenmaal per jaar verslag uit aan de raad over de doeltreffendheid en de effecten van het re-integratiebeleid. 

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan. 

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Re-integratieverordening WWB 2012”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2012   de griffier,     de voorzitter,   mr. J.C. Bouwman    ir. C.W. Veerhoek  

Nota-toelichting

Algemene toelichting: De Wet werk en bijstand (WWB) geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg te dragen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onder a, en tweede lid en artikel 10, eerste en tweede lid, van de WWB. Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden. Deze zaken zijn:

• de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

• het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

• het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

• de beschikbaarheid van financiële middelen. In de gemeente Neder Betuwe wordt het beleid op een aantal niveaus geregeld:

• In de verordening zelf. 

Gekozen is voor een procedurele vorm. Uitgangspunt hierbij is dat de contouren van het beleid voor langere tijd worden vastgelegd. Een procedureel ingerichte verordening heeft als voordeel flexibiliteit. Beleid kan verder ontwikkeld of bijgesteld worden nadat de verordening is vastgesteld zonder dat deze steeds moet worden aangepast.

• In beleidsregels/uitvoeringsbesluiten.

Deze geven aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om ten behoeve van een adequate uitvoering van het re-integratiebeleid flexibel te kunnen handelen. In deze verordening wordt  onder andere vastgelegd: de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op ondersteuning, de verplichtingen van belanghebbende,  de sluitende aanpak en de inzet van voorzieningen. Staatssteun

Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het re-integratiebeleid, worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001). De Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor het gemeentelijke re-integratiebeleid opleveren. Van belang is om na gaan, in hoeverre de gemeentelijke verordening voldoet aan de voorwaarden uit de Europese verordeningen. Indien in de gemeentelijke verordening sprake is van een generieke regeling, dan worden de subsidies niet aangemerkt als staatssteun. De bepalingen uit de EG-verordeningen zijn dan niet van toepassing. Generiek wil zeggen, dat niet op voorhand bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven of sectoren expliciet in de verordening worden uitgesloten van subsidiëring. Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden –

beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand.”

De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als gemeenten een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opnemen in hun re-integratieverordening. In deze verordening is ervoor gekozen deze verwijzing op te nemen in de aanhef van de verordening (gelet op …). Hiermee wordt aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in overeenstemming zijn met deze beleidsaanbeveling. Overigens wordt er in de beleidsaanbeveling van uitgegaan dat de gemeentelijke verordening voldoet aan de EG-verordeningen ter zake. Daarom is er in deze verordening voor gekozen om ook deze EG-verordeningen in de aanhef op te nemen. Relatie met de maatregelverordening:

De op grond van de WWB (en IOAW en IOAZ) opgestelde maatregelenverordening regelt het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt.

De re-integratieverordening en de maatregelenverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de maatregelenverordening.

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven, die meer dan eens voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de WWB.

Onder college en raad worden verstaan de betreffende organen van de gemeente Neder Betuwe. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de verordening alleen op de gemeente Neder Betuwe van toepassing is. Artikel 2 Opdracht college

De WWB geeft aan burgemeester en wethouders de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel cliënten aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de cliënt dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen. De vraag naar ondersteuning zal afhankelijk zijn van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Met dit artikel wordt ook aansluiting gezocht bij artikel 8 lid 2 onder a van de wet. Evenwichtige aandacht voor diverse groepen. Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld plan van aanpak met één of meerdere voorzieningen. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties. Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid en/of maatschappelijke participatie niet mogelijk is. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek is gebleken dat door de inzet van die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Re-integratie moet bovendien de kortste weg naar (duurzame) arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding en/of participatie bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost omdat doel te bereiken. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het plan van aanpak ligt bij burgemeester en wethouders, die immers ook verantwoordelijk zijn voor de effectieve en doelmatige inzet van de middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de cliënt. Voor het slagen van het plan van aanpak is de motivatie van de cliënt belangrijk. Voordat tot het inzetten van het traject wordt besloten, wordt de inhoud hiervan met cliënt besproken, waarna het plan van aanpak door alle partijen wordt ondertekend. In het tweede lid zijn bepalingen opgenomen om het recht op ondersteuning te beperken voor Nuggers en Anw-ers,  waarmede een relatie wordt gelegd naar de eigen verantwoordelijkheid en eigen (financiële) mogelijkheden. Het partner inkomen is als uitgangspunt genomen omdat het beoogde beleid zich richt op gezinnen met een zwakke economische positie.

Voorts beoordeelt het college of en welke voorziening noodzakelijk is. Overigens kan ook de hardheidsclausule van artikel 9 worden overwogen als daar aanleiding toe is. De in het derde lid genoemde voorliggende voorziening kan bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het  UWV werkbedrijf of algemene voorzieningen die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen of andere worden aangeboden. Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet en andere regelgeving geformuleerd. Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden.

Voor diegene zonder uitkering moeten daarom in deze verordening voorwaarden aan het re-integratieplan worden gekoppeld. Deze gelden dan vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigde. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een plan van aanpak af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek.  Het is dan ook van belang dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.

Natuurlijk heeft de cliënt ook rechten. Deze rechten zijn elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Awb. Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het derde lid verbindt deze re-integratieverordening met de maatregelenverordeningen. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.

Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting

De in het eerste lid opgenomen mogelijkheid om ontheffing van de re-integratie- en/of arbeidsplicht te verlenen is rechtstreeks gekoppeld aan de regelgeving in de wet. De belastbaarheid van de persoon en het gezin wordt in eerste instantie beoordeeld door de casemanager van de gemeente. Bij verschil van mening over de mate van belastbaarheid dient gekozen te worden voor een advies van een onafhankelijke externe deskundige. In artikel 9 lid 2 van de wet is bepaald dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, een ontheffing slechts tijdelijk kan worden verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan. In het derde lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn. Bij het bepalen van de periode worden de wettelijke bepalingen, zoals genoemd in artikel 9a WWB resp. 38 IOAW/IOAZ in acht genomen. Artikel 6 Sluitende aanpak

In de WWB is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in facto een sluitende aanpak ontstaat.

Personen die op grond van artikel 2 en 3 aanspraak kunnen maken op een voorziening, doet het college een aanbod voor een voorziening voor zover het college dit noodzakelijk acht.

Hierbij kan prioriteit gegeven worden aan door het college nader te bepalen doelgroepen. Niet onder alle omstandigheden is immers een aanbod aan iedere belanghebbende te garanderen. Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Indien het voor de financiële beheersbaarheid noodzakelijk wordt geacht, kan het college besluiten met betrekking tot te benoemen voorzieningen, budget- en subsidieplafonds in te stellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken. Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

Dit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met de voorzieningen die in het kader van deze verordening worden bedoeld.

Zoals bij de toelichting op artikel 3 reeds is beschreven gaat het om instrumenten die kunnen worden ingezet om re-integratie naar algemeen geaccepteerde arbeid te bevorderen, zoals bemiddeling, scholing, activering,  leerwerkplekken, activiteiten met behoud van uitkering, gesubsidieerd werk, sociale activering, premies, zorg- en hulpverlening etc.  Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dit kan doen. Onder beëindigingen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan de werkgever. Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor het re-integratiebeleid en de voorzieningen nadere regels te stellen.

Naar aanleiding van de wet Stap  en de wet Verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders dd. 29 december 2008 zijn de onderdelen b en i aan lid 4 toegevoegd. Deze bepalingen bieden het college de mogelijkheid regels te stellen betreffende scholing en een premie. Artikel 9 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 10 Nadere regels

Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen. Artikel 11 Uitvoering

Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college. Artikel 12 Verantwoording

Dit artikel biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.