Regeling vervallen per 01-08-2017

Beleidsregels bijzondere bijstand Neder-Betuwe 2015

Geldend van 03-03-2015 t/m 31-07-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Neder-Betuwe 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe,

gelet op artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 7 lid 1 onder b en artikel 35 van de Participatiewet,

Besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels bijzondere bijstand Neder-Betuwe 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze beleidsregels worden verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Participatiewet;

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe.

  • c.

    De bijstandsnorm: de bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 5 onder c van de wet;

Hoofdstuk 2. Vorm en voorwaarden

Artikel 2. Bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand is een uitkering voor extra of hoge kosten. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als de kosten voor de aanvrager bijzonder en noodzakelijk zijn en de kosten niet (geheel) zelf kunnen worden betaald uit een andere uitkering of regeling of uit het inkomen en vermogen.

  • 2. Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijk kosten, worden kosten die voor een ieder algemeen noodzakelijk zijn, in mindering gebracht.

Artikel 3. Hoogte bijstand

  • 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de Nibud-prijzengids, tenzij anders is bepaald in deze beleidsregels.

  • 2. Wanneer meerkosten ten opzichte van de richtprijzen aantoonbaar noodzakelijk zijn, kunnen deze alsnog vergoed worden.

  • 3. In gevallen waarin de prijzengids niet voorziet, wordt uitgegaan van de goedkoopste, adequate voorziening.

Artikel 4. Vorm van de bijstand

  • 1. De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetalingsverplichting), tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.

  • 3. In geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan bijstand verleend worden in de vorm van een geldlening.

  • 4. Indien er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wat te wijten is aan het onverantwoord interen van vermogen, dan zullen de kosten uit het eventueel resterende vermogen voldaan moeten worden.

Artikel 5. Bestedingsverplichting

  • 1. De bijzondere bijstand dient besteed te worden aan het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2. De besteding van alle verstrekte bijzondere bijstand kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

  • 3. Bewijzen van de besteding van de bijzondere bijstand dienen minimaal 1 jaar bewaard te worden.

Artikel 6. Voorliggende voorziening

  • 1. Bijzondere bijstand wordt niet toegekend wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening.

  • 2. Tot een voorliggende voorziening worden in ieder geval beschouwd:

    • a.

      De kredietbank voor de kosten van (duurzame) gebruiksgoederen, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

    • b.

      De Wet langdurige zorg (Wlz).

    • c.

      De Zorgverzekeringswet (Zvw).

    • d.

      De Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (WMO 2015).

    • e.

      De Participatiewet voor de kosten van re-integratie.

  • 3. Een aanvullende zorgverzekering en tandartsverzekering naast de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is een verplichte voorliggende voorziening voor een bijdrage in medische kosten.

    • a.

      Waarbij de kosten voor de premie van een aanvullende verzekering worden aangemerkt als algemene bestaansmiddelen en uit eigen middelen voldaan dienen te worden

    • b.

      Waarbij het eigen risico niet wordt aangemerkt als bijzondere omstandigheden en dus geen bijzondere bijstand wordt verstrekt.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan, wanneer een voorliggende voorziening niet de gehele kosten dekt, wel aanvullend bijzondere bijstand worden toegekend.

Artikel 7. Aflossing bijstand in de vorm van een renteloze geldlening

  • 1. Bijstand in de vorm van een renteloze geldlening dient binnen maximaal 36 maanden terugbetaald te worden.

  • 2. Terugbetaling dient met ingang van de eerste maand na toekenning van de bijstand plaats te gaan vinden.

  • 3. Terugbetaling dient maandelijks maximaal 5% van de relevante bijstandsnorm te bedragen.

  • 4. Als de terugbetaling met 5% binnen de 36 maanden niet gerealiseerd is en gedurende de 36 maanden volledige en regelmatige betalingen hebben plaatsgevonden, wordt het resterende bedrag in de vorm van een geldlening omgezet in bijstand om niet.

  • 5. Als bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verleend wordt als gevolg van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, geldt de maximale betalingstermijn van 36 maanden niet.

  • 6. In de situatie zoals gesteld in lid 5, wordt het bedrag van de terugbetaling gesteld op 10% van de relevante bijstandsnorm met inachtneming van de beslagvrije voet. De volledige bijstand dient dan terugbetaald te worden.

Hoofdstuk 3. Aanvraag

Artikel 8. Te verstrekken informatie

Bij de aanvraag worden die gegevens overgelegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen.

Artikel 9. Moment indiening aanvraag

  • 1. De aanvraag moet worden ingediend vóór de kosten zijn gemaakt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      De aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen.

    • b.

      De noodzakelijkheid van de te maken kosten nog kan worden vastgesteld.

    • c.

      Er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verlenen.

  • 3. Bij de uitzonderingen zoals genoemd in het tweede lid, kan een aanvraag worden ingediend tot 12 maanden nadat de kosten zijn gemaakt.

Artikel 10. In aanmerking te nemen inkomen

  • 1. Bij de vaststelling van het inkomen worden inkomensbestanddelen die bij de verlening van algemene bijstand niet tot de middelen worden gerekend, ook niet tot het inkomen gerekend bij de bijzondere bijstand.

  • 2. Het in aanmerking te nemen inkomen wordt verlaagd met zogenaamde buitengewone uitgaven die ten laste van de belanghebbende komen, zoals:

    • a.

      Blijvende noodzakelijke extra uitgaven in verband met de uitoefening van bedrijf of beroep.

    • b.

      De inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wlz.

    • c.

      Het huurtoeslagnadeel, zijnde het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag en de huurtoeslag die zou zijn ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau.

    • d.

      Het zorgtoeslagnadeel, zijnde het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen zorgtoeslag en de zorgtoeslag die zou zij ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau.

    • e.

      Kosten voor alimentatie of onderhoudsverplichtingen, welke werkelijk zijn voldaan.

    • f.

      Kosten in verband met studie of opleiding.

    • g.

      Overige buitengewone uitgaven.

  • 3. Personen die niet feitelijk de beschikking hebben over hun inkomen door beslag of doordat ze onder bewind staan, worden in beginsel geacht géén draagkracht te hebben.

Artikel 11. In aanmerking te nemen vermogen

  • 1. Het volgens artikel 34 van de wet in aanmerking te nemen vermogen wordt geheel als draagkracht beschouwd.

  • 2. Bij het bepalen van het in aanmerking te nemen vermogen wordt niet meegenomen:

    • a.

      Saldo op lopende betaalrekening ter hoogte van eenmaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm in verband met lopende uitgaven.

    • b.

      Het vermogen in de vorm van een eigen woning, mits de woning door belanghebbende zelf bewoond wordt en in aanmerking te nemen tegoeden op bank- of girorekeningen ontbreken, voor zover de te verstrekken bijzondere bijstand over de draagkrachtperiode niet meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

    • c.

      Een gereserveerd bedrag voor uitvaartkosten wanneer;

      • i.

        belanghebbende aantoonbaar niet of niet voldoende verzekerd is voor deze kosten;

      • ii.

        het bedrag (alsnog) aantoonbaar wordt gestort in een depositofonds van een uitvaartvereniging of het op een bankrekening staat waarvan aantoonbaar is dat het vermogen alleen beschikbaar komt voor betaling van uitvaartkosten;

      • iii.

        uit gegevens van de bestaande uitvaarverzekering blijkt dat er sprake is van onderverzekering en het verschil tussen de bestaande verzekering en het bedrag in een depositofonds of bankrekening zoals genoemd in voorgaand lid wordt gestort.

  • 3. Bij het bepalen van het in aanmerking te nemen vermogen wordt wel specifiek meegenomen:

    • a.

      Een negatieve schuld op de lopende rekening.

    • b.

      Saldi op spaarrekeningen.

    • c.

      De waarde van een auto, motor of caravan conform de koerslijsten van de ANWB (inkoopprijs) wanneer:

      • i.

        Het voertuig niet ouder is dan 7 jaar of;

      • ii.

        Er sprake is van een voertuig uit een duurdere prijsklasse of;

      • iii.

        Er sprake is van een oldtimer.

Artikel 12. Draagkracht

  • 1. 0% van het in aanmerking te nemen inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2. 50% van het in aanmerking te nemen inkomen voor zover dat meer is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. 100% van het in aanmerking te nemen inkomen indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor de algemene kosten van levensonderhoud.

  • 4. 100% van het in aanmerking te nemen vermogen dat de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet overschrijdt, indien en zover er sprake is van vermogen dat direct ter beschikking is.

  • 5. 100% van het in aanmerking te nemen vermogen, indien bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de algemene kosten van levensonderhoud.

  • 6. 100% van het in aanmerking te nemen vermogen indien aannemelijk is dat de te verlenen bijzondere bijstand over de periode gelijk aan het draagkrachtjaar naar verwachting meer bedraagt dan het bedrag gelijk aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 13. Toepassing kostendelersnorm

  • 1. De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand.

  • 2. Bij het vaststellen van betalingen wordt rekening gehouden met de werkelijke bijstandsnorm inclusief de kostendelersnorm.

Artikel 14. Draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend.

  • 2. Van het eerste lid wordt afgeweken indien:

    • a.

      De kosten zijn gemaakt tot 12 maanden vóór de bijstandsaanvraag. In dat geval wordt de draagkrachtperiode vastgesteld op de periode van één jaar, aanvangend op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt waarop de bijstandsverlening betrekking heeft.

    • b.

      De draagkracht voor kosten van levensonderhoud en verwervingskosten worden vastgesteld over de maand waarop de bijzondere bijstand betrekking heeft.

Artikel 15. Wijzigingen draagkracht tijden draagkrachtperiode

De draagkracht wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag overeenkomstig de daarvoor geldende regels. Wijzigingen die zich daarna voordoen worden in beginsel niet meegenomen. De vastgestelde draagkracht wordt slechts gewijzigd indien een wijziging van de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.

Artikel 16. Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 17. Advies inwinnen

Het college kan advies inwinnen bij derden om de noodzaak van de bijzondere bijstand te bepalen. Hieronder valt ook het opvragen van een medisch advies.

Hoofdstuk 4. Toeslagen

Artikel 18. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar

  • 1. Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

    • a.

      De middelen van de ouders niet toereikend zijn of;

    • b.

      Ouders van belanghebbende bevinden zich in het (verre) buitenland en zijn daar onbereikbaar of;

    • c.

      De ouders van belanghebbende zijn overleden of;

    • d.

      De belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet ten gelde kan maken.

  • 2. Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn als:

    • a.

      De belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is, of;

    • b.

      De belanghebbende in een instelling verblijft en niet wordt voorzien door de instelling zelf.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar bedraagt maximaal een aanvulling tot de geldende norm voor een alleenstaande ingevolge artikel 21 van de Participatiewet.

  • 4. In deze gevallen wordt geen verhaal van de bijstand op de onderhoudsplichtige ouders gezocht.

Artikel 19. Woonkostentoeslag

  • 1. Bijzondere bijstand in woonkosten verlenen indien sprake is van een niet verwachte aantoonbaar noodzakelijke kosten voor huur of relevante kosten eigen huis.

  • 2. Verhuisplicht beoordelen en indien van toepassing, expliciet vermelden in de toekenningsbeschikking.

  • 3. Bijzondere bijstand om niet verlenen gedurende maximaal 12 maanden.

  • 4. Als belanghebbende naar vermogen heeft getracht een goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet gelukt is, dan wordt de woonkostentoeslag met maximaal één jaar verlengd.

  • 5. In afwijking van artikel 13 dient de aanwezige draagkracht vanaf de relevante bijstandsnorm volledig ingezet te worden.

Hoofdstuk 5. Individuele verstrekking

Artikel 20. Medische kosten

  • 1. Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

    • a.

      Brillen of contactlenzen

    • b.

      Tandartskosten

    • c.

      Hoortoestellen en batterijen voor hoortoestellen

    • d.

      Alarmeringsapparatuur, aanschaf en abonnementskosten

    • e.

      Meerkosten dieet en voedingssupplementen

    • f.

      Meerkosten voor warme maaltijdvoorziening indien de aanvrager over een indicatie beschikt

    • g.

      Orthopedisch schoeisel/steunzolen

    • h.

      Bewassing/kledingslijtage

    • i.

      Medische behandelingen/ingrepen

    • j.

      Eigen bijdragen voor Wlz-voorzieningen, WMO-voorzieningen, woonvoorzieningen of vervoersvoorzieningen

    • k.

      Meerkosten bij stookkosten

  • 2. Alternatieve geneeswijze komen in aanmerking mits:

    • a.

      De behandeling via de reguliere geneeswijze geen genezing biedt.

    • b.

      De behandeling plaatsvindt door een geregistreerde arts.

  • 3. Een ooglaserbehandeling is in principe uitgesloten van bijzondere bijstand.

Artikel 21. Woonkosten

Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende woonkosten in aanmerking:

  • 1.

    Eerste maand huur en administratiekosten wanneer sprake is van een noodzakelijk geachte verhuizing.

  • 2.

    Verhuiskosten in uitzonderlijke situaties.

    • a.

      Bijstand is alleen mogelijk als:

      • i.

        Het een niet voorzienbare verhuizing op grond van medische of sociale noodzaak betreft of;

      • ii.

        De verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten of;

      • iii.

        Het een vrijwillige verhuizing betreft van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens (WHT) naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen van de kortingsgrens.

    • b.

      De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan:

      • i.

        De noodzakelijk te maken transportkosten (niet voor transportkosten vanuit een andere gemeente)

      • ii.

        De woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 3 weken indien sprake is van dubbele lasten (niet voor woonkosten bij verhuizing naar andere gemeente toe)

      • iii.

        De te betalen waarborgsom

    • c.

      De bijstand wordt in principe in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt.

  • 3.

    Dubbele huur, maximaal 3 weken voor de huur van de nieuwe woning in de periode dat voor 2 woningen huur moet worden betaald, waarbij rekening wordt gehouden met eventueel recht op huurtoeslag.

  • 4.

    Vaste lasten bij opname alleenstaande in een inrichting, mits de opname langer duurt dan de lopende en 2 opvolgende maanden, doch (naar verwachting) korter dan een jaar, voor huur, vastrecht energie, abonnement kabeltelevisie en telefoon en inboedelverzekering.

  • 5.

    Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

    • a.

      Bijzondere bijstand alleen toe te kennen als er geen lening bij een voorliggende voorziening verkregen kan worden, waarbij de navolgende volgorde wordt aangehouden:

      • i.

        Lening bij kredietverlenende instantie.

      • ii.

        Borgstelling voor lening bij kredietverlenende instantie.

      • iii.

        Bijzondere bijstand als geldlening

      • iv.

        In geval van individueel zeer bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand verstrekken om niet.

    • b.

      Bijstand voor overige inrichtingskosten om niet te verstrekken.

    • c.

      Voor het in redelijkheid bepalen van de hoogte van de noodzakelijke kosten bij complete woninginrichting uitgaan van maximaal 75% van de in de Nibud-prijzengids genoemde bedragen.

  • 6.

    Eerste inrichting nieuwkomers.

    • a.

      De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening.

    • b.

      Voor het in redelijkheid bepalen van de hoogte van de noodzakelijke kosten bij complete woninginrichting uitgaan van maximaal 75% van de in de Nibud-prijzengids genoemde bedragen.

    • c.

      De aflossing dient zoveel mogelijk plaats te vinden door middel van inhouding op de uitkering Participatiewet (machtiging).

    • d.

      Uitbetaling vindt plaats in 2 termijnen: € 2.000,- zo snel mogelijk, het resterende bedrag nadat een verantwoording over de eerste betaling heeft plaatsgevonden.

    • e.

      Over de resterende betaling wordt een steekproefsgewijze controle gehouden, waarbij nota’s tot 1 jaar voor inzage bewaard moeten worden.

Artikel 22. Reiskosten

  • 1. In beginsel zijn reiskosten algemene kosten van bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2. Reiskosten kunnen bij bijzondere omstandigheden worden vergoed voor:

    • a.

      Bezoek aan uit huis geplaatst kind maximaal tweemaal per maand bij verblijf buiten de woongemeente.

    • b.

      Bezoek aan ziek gezinslid behorende tot het gezin van belanghebbende, voor maximaal twee gezinsleden per bezoekdag.

    • c.

      Bezoek aan gedetineerde behorende tot het gezin in een gesloten inrichting voor maximaal 2 keer per maand voor maximaal 2 gezinsleden per bezoekdag.

    • d.

      Les aan onderwijsinstelling voor inburgeringsplichtigen.

  • 3. De vergoeding betreft:

    • a.

      De kosten voor reizen binnen Nederland, maar buiten de gemeente.

    • b.

      De kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer.

    • c.

      Als gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk is een kilometervergoeding, conform de belastingvrije kilometervergoeding, voor eigen vervoer.

    • d.

      Als het reizen met eigen vervoer in individuele geval goedkoper blijkt dan reizen met openbaar vervoer, kan de vergoeding op het reizen met eigen vervoer worden afgestemd.

  • 4. Hogere reiskosten in verband met scholing (voortgezet onderwijs) mits aangetoond kan worden dat het noodzakelijk is een school op grotere afstand te bezoeken.

    a.Waarbij kosten binnen een straal van 15 kilometer of 5 OV-zones uit eigen middelen dienen te worden betaald.

Artikel 23. Kosten ivm kinderen

  • 1. Kosten voor een babyuitzet zijn algemene bestaanskosten, slechts in heel bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand verleend worden in de vorm van een renteloze geldlening.

  • 2. LBIO- ouderbijdrage voor het vooraf voldoen van de in het betreffende kwartaal te betalen onderhoudskosten, om aanspraak te kunnen maken op kinderbijslag.

Artikel 24. Kosten voor bewindvoering en rechtsbijstand

  • 1. Kosten van door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde eigen bijdrage voor rechtshulp voor de laagste eigen bijdrage en kosten griffierecht.

  • 2. Kosten voor vrijwillig budgetbeheer of schuldhulpverlening, mits aannemelijk is dat belanghebbende zijn budget niet zelfstandig kan beheren of zijn schulden zelfstandig kan saneren.

  • 3. De kosten van beschermingsbewind of curatele, indien door de kantonrechter een beschikking is afgegeven.

Artikel 25. Overige kostensoorten

Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende overige kosten in aanmerking:

  • 1.

    Overbruggingsuitkering wanneer sprake is van liquiditeitsproblemen voor het voldoen aan noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Voor kosten kinderopvang als sprake is van een sociaal-medische indicatie.

  • 3.

    Uitvaartkosten aan erfgenamen en bloed- of aanverwanten die krachtens de artikel 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledenen verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-aanverwant niet over toereikende middelen beschikt om (een deel van) de uitvaartkosten te voldoen.

  • 4.

    Leges voor de verlenging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en verblijfsvergunning eerste aanvraag voor een in Nederland geboren kind, mits sprake is van een rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling conform de Vreemdelingenwet.

  • 5.

    Bijzondere bijstand kan verder worden toegekend in alle gevallen waarin sprake is van:

    • a.

      Aantoonbare noodzakelijke kosten van bestaan.

    • b.

      Er niet op een andere wijze in de kosten kan worden voorzien.

    • c.

      Er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval.

    • d.

      Kosten niet kunnen worden voldaan uit aanwezige middelen.

Artikel 26. Kosten in principe uitgesloten van bijzondere bijstand

Uitgesloten van bijzondere bijstand zijn:

  • 1.

    Een overbrugging bij scherpe terugval in inkomen

  • 2.

    Scholing en opleiding

  • 3.

    Reiskosten woon-werkverkeer

  • 4.

    Doorbetaling vaste lasten bij detentie

  • 5.

    Kosten van naturalisatie

Hoofdstuk 6. Groepskenmerken en categoriale verstrekkingen

Artikel 27. Computerregeling

  • 1. Alle ouders met een inkomen tot maximaal 110% van de relevante bijstandsnorm met minderjarige, schoolgaande kinderen kunnen aanspraak maken op deze regeling.

  • 2. Het recht op de vergoeding ontstaat op het moment dat het eerste kind uit het gezin/ huishouden groep 8 van de basisschool bezoekt.

  • 3. Naast bijzondere bijstand voor de aanschafkosten van de computer, wordt ook een vergoeding verstrekt voor de noodzakelijke kosten van de basiscursus voor computergebruik van ouder(s) en kind.

  • 4. De maximale aanschafprijs van de computer betreft € 600,-.

  • 5. De gebruiksduur van een via deze regeling gekochte computer is minimaal 6 jaar.

  • 6. Niet voor vergoeding komen in aanmerking 'bijkomende' kosten voor bijv. pc tafel, stoel, inktcartridges, internetaansluiting enz.

Artikel 28. Kosten voor sociaal-culturele en sportieve activiteiten en maatschappelijke participatie

  • 1. Iedere inwoner welke in het kalenderjaar een inkomen heeft tot maximaal 110% van de relevante bijstandsnorm kan aanspraak maken op deze regeling.

  • 2. Kosten voor participatie in de vorm van sociaal-culturele, sportieve of maatschappelijke activiteiten in groeps- of verenigingsverband.

    • a.

      Waarbij de maximale bijdrage per kalenderjaar € 100,- bedraagt en overdraagbaar is binnen het gezin.

    • b.

      Deze bijzondere bijstand tot het maximumbedrag per rechthebbende in een keer betaalbaar te stellen.

  • 3. Kosten voor diplomazwemmen om het Nationaal Zwemdiploma A te behalen.

    • a.

      Waarbij de werkelijke kosten voor het behalen van het zwemdiploma A en inschrijvingskosten worden vergoed bij zwembad De Leygraaf te Zetten, ’t Gastland te Rhenen of SportPlaza te Tiel.

    • b.

      Geen vergoeding voor reiskosten van en naar het zwembad te verstrekken.

Artikel 29. Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

  • 1. Alle ouders met een inkomen tot maximaal 110% van de relevante bijstandsnorm met minderjarige, schoolgaande kinderen kunnen aanspraak maken op deze regeling.

  • 2. Het betreft een vergoeding voor de kosten van sociaal-culturele, educatieve, sportieve of maatschappelijke activiteiten van de schoolgaande kinderen.

  • 3. In afwijking van artikel 28 lid 2 is de vergoeding voor deze schoolgaande kinderen hoger, namelijk;

    • a.

      € 200,- per kind in het basisonderwijs per jaar.

    • b.

      € 350,- per kind in het voortgezet of beroepsonderwijs per jaar.

Artikel 30. Witgoedregeling langdurige minima

  • 1. Iedere inwoner welke in de 4 jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum een periode van 3 jaar of langer een inkomen heeft van maximaal 110% van de relevante bijstandsnorm, maakt aanspraak op deze regeling.

  • 2. Eenmaal per 3 jaar een normbedrag van € 500,- vaststellen als vergoeding voor deze kosten.

  • 3. Bijstand toekennen in de vorm van een declaratiebudget.

Artikel 31.Collectieve zorgverzekering

  • 1. Iedere inwoner met een inkomen tot maximaal 110% van de relevante bijstandsnormkomt in aanmerking voor de collectieve ziektekostenverzekering.

Hoofdstuk 7. Overige bepalingen

Artikel 32. Overige en slotbepalingen

  • 1. Het college kan nadere invulling geven aan de in deze beleidsregels gegeven regels.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand 2015.

  • 3. Deze beleidsregels treden op 1 januari 2015 in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van B&W van de gemeente Neder-Betuwe op 10 februari 2015.

Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Algemene toelichting

De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet. In artikel 35 van deze wet is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijk kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer verdraagt dan de bijstandsnorm.

Bij de bijzondere bijstand is niet de aard van de kosten bepalend, maar de omstandigheden van belanghebbende. De beoordeling van de noodzaak van kosten en van bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders.

Het college stelt deze beleidsregels bijzondere bijstand vast als richtlijn voor de uitvoering van de bijzondere bijstand. De beleidsregels dragen daarmee bij aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en zijn ook van belang voor de doelmatigheid van de uitvoering. Wel is de bijzondere bijstand met de wetswijziging per 1 januari 2015 nog meer een individuele beoordeling geworden. Deze beleidsregels bieden daarom ook de ruimte voor noodzakelijk maatwerk.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel worden de begrippen toegelicht.

Artikel 2. Bijzondere bijstand

In principe wordt ervan uitgegaan dat algemene kosten van bestaan kunnen worden bekostigd vanuit de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bijzondere bijstand wordt daarom alleen toegekend voor bijzondere en noodzakelijke kosten die de aanvrager zelf niet kan bekostigen. Hierop kan aanspraak worden gemaakt voor allerlei kostensoorten.

Artikel 3. Hoogte bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen.

Als richtlijn wordt hierbij gebruik gemaakt van de Nibud-prijzengids. Gezien de individuele afweging die gemaakt moet worden, kan hier beargumenteerd van worden afgeweken. Wanneer de te maken kosten hoger zijn mogen deze vergoed worden, tenzij de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een luxere, duurdere versie wordt gewenst, maar ook kan worden volstaan met een goedkopere basisuitvoering.

Daar waar in de beleidsregels maximumbedragen worden genoemd, zijn doorgaans goedkopere oplossingen beschikbaar of betreft het een budget voor minimaregelingen. In dat laatste geval is het maximale bedrag een harde grens.

Artikel 4. Vorm van de bijstand

De bijstand wordt in principe om niet verleend. Dat betekent dat er geen terugbetalingsverplichting is voor de verstrekte bijstand. Maar er zijn ook uitzonderingen waarin gekozen kan worden voor een renteloze geldlening, een borgstelling of verstrekking in natura.

De wet heeft in ieder gepaald dat voor duurzame gebruiksgoederen allereerst wordt getracht een lening te krijgen bij een kredietverlenende instantie, desnoods met borgstelling. Pas daarna wordt gekeken naar de mogelijkheid van leenbijstand en tot slot pas bijstand om niet.

De beleidsregels bepalen tot slot dat bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden afgeweken van het verstrekken om niet. We gaan er daarbij vanuit dat mensen alles doen of nalaten om een beroep op bijzondere bijstand te voorkomen. De bijstand is immers het vangnet voor diegene die dat echt nodig hebben. Als men zich onvoldoende inspant om aanspraak op bijzondere bijstand te voorkomen, is sprake van een onnodig beroep en van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 5. Bestedingsverplichting

Bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor noodzakelijke kosten, dienen ook aan die kosten besteed te worden. Dit is vooral van belang bij de bijzondere bijstand die voor specifieke kosten wordt verstrekt.

De gemeente moet de besteding van de bijstand controleren. In deze beleidsregels is ervoor gekozen dat in principe middels een steekproef te doen. Dat betekent wel dat alle aanvragers na toekenning minimaal 1 jaar de bewijzen van de besteding moeten bewaren. De gemeente kan verzoeken om deze te overleggen als bewijs van juiste besteding van de bijzondere bijstand.

Artikel 6. Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand is een vangnet. Dat betekent dat eerst moet worden gekeken of kosten niet op een andere wijze vergoed kunnen worden. Dan is er sprake van een voorliggende voorziening, waar eerst aanspraak op gemaakt moet worden. In dit artikel worden diverse voorliggende voorzieningen opgesomd. Deze opsomming is niet limitatief. Bij elke aanvraag wordt opnieuw gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn.

Specifiek wordt in lid 3 de aanvullende zorgverzekering en tandartsverzekering genoemd. Bij een aanvraag van bijzondere bijstand voor medische kosten wordt verplicht gesteld dat aanvrager aanvullend verzekerd is. Uitzondering hierop vormen situaties waarin personen vanwege bijvoorbeeld een WSNP-traject of betalingsachterstand niet in staat zijn zich aanvullend te verzekeren.

Tot slot wordt in het laatste lid toegelicht dat bijzondere bijstand aanvullend op de voorliggende voorziening kan worden ingezet. Hiervan is sprake als de voorliggende voorziening slechts een gedeelte van de kosten vergoed en de resterende kosten niet uit eigen middelen betaald kunnen worden.

Artikel 7. Aflossing bijstand in de vorm van een renteloze geldlening

Dit artikel ligt de voorwaarden voor de bijzondere bijstand toe, wanneer de bijstand wordt toegekend als een renteloze geldlening. Daarbij wordt in principe uitgegaan van een terugbetalingsperiode van 36 maanden, waarbij maandelijks maximaal 5% van de relevante bijstandsnorm wordt betaald. Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zoals toegelicht in artikel 6 wordt afgeweken van de maximale periode en is de maandelijkse aflossing 10% van de relevante bijstandsnorm. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de beslagvrije voet.

Artikel 8. Te verstrekken informatie

Dit artikel bepaald dat het college alle informatie kan opvragen van de aanvrager die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen.

Artikel 9. Moment indiening aanvraag

In principe dient eerst een aanvraag ingediend en goedgekeurd te worden, voordat kosten gemaakt worden. Dit artikel beschrijft echter ook de handelswijze bij omstandigheden waarbij dat redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 10. In aanmerking te nemen inkomen

In dit artikel is beschreven welke inkomsten meegerekend moeten worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.

In lid 2 worden enkele specifieke kosten genoemd waarmee het inkomen in de berekening verlaagd mag worden.

Artikel 11. In aanmerking te nemen vermogen

In dit artikel is beschreven welk vermogen meegerekend moet worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.

Artikel 12. Draagkracht

Dit artikel bepaald wanneer draagkracht vanuit inkomsten en/of vermogen moet worden ingezet om (een deel van) de kosten te betalen waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd. In bepaalde gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels kan van deze algemene bepalingen worden afgeweken.

Artikel 13. Toepassing kostendelersnorm

In het eerste lid wordt bepaald dat de kostendelersnorm is uitgesloten van het bepalen van het recht op bijzondere bijstand. Waar in deze beleidsregels wordt verwezen naar de relevante bijstandsnorm, wordt dan ook de bijstandsnorm voor die persoon zonder toepassing van de kostendelersnorm bedoeld. De kostendelersnorm is ingevoerd om waar mensen gezamenlijk kosten voor bijvoorbeeld huur en eten kunnen delen de algemene bijstand daarop aan te passen. De bijzondere bijstand is echter niet bedoeld voor algemene bestaansmiddelen, maar voor bijzondere omstandigheden. Er is hierbij sprake van een individuele beoordeling. Daarom wordt er bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen geen rekening gehouden met de kostendelersnorm.

Wanneer bijvoorbeeld een betalingsregeling getroffen wordt, wordt vanzelfsprekend wel uitgegaan van het daadwerkelijke inkomen. Dat betekent dat bij de bijstandsnorm dan wel rekening wordt gehouden met een eventuele kostendelersnorm, omdat dan het daadwerkelijke inkomen lager is.

Artikel 14. Draagkrachtperiode

Het college bepaald het begin en eindpunt van de periode waarover draagkracht wordt gemeten. In principe is deze periode vastgesteld op 12 maanden. Voor uitgaven die met grotere regelmaat terugkomen zoals maandelijkse kosten kan deze periode korter zijn. In lid 2 is deze uitzondering opgenomen. Daarnaast wordt in lid 2 ook vastgesteld hoe de draagkrachtperiode is voor reeds gemaakte kosten.

Artikel 15. Wijzigingen draagkracht tijden draagkrachtperiode

De draagkracht wordt beoordeeld op het moment van aanvraag, zoals vastgelegd in artikel 14. Daarna wordt er niet gerekend met een andere draagkrachtperiode, tenzij de situatie van aanvrager in negatieve zin veranderd.

Artikel 16. Drempelbedrag

De gemeente mag bepalen dat de aanvrager de kosten moet opsparen totdat deze in totaal meer bedragen dan een drempelbedrag. In deze beleidsregels is ervoor gekozen geen drempelbedrag te hanteren.

Artikel 17. Advies inwinnen

Dit artikel legt vast dat het college de mogelijkheid heeft om extern advies in te winnen om te bepalen of kosten daadwerkelijk noodzakelijk en bijzonder zijn. Specifiek worden hierbij medische kosten genoemd, omdat in die gevallen vaker een bewijs van een deskundige gevraagd wordt.

Artikel 18. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar

Jongeren tot 21 jaar hebben een lagere bijstandsnorm. In bepaalde situaties kan het echter noodzakelijk zijn om deze bijstandsnorm aan te vullen tot het niveau van iemand van 21 tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dit artikel voorziet in deze mogelijkheid wanneer een jongere zelfstandig woont of in een instelling woont en geen aanspraak kan maken op ouders.

Artikel 19. Woonkostentoeslag

Als men (tijdelijk) geen huurtoeslag ontvangt of de woonkosten om een andere reden te hoog zijn, dan kan men recht hebben op een woonkostentoeslag. Dit kan zowel van toepassing zijn voor huurders als voor woningbezitters.

Bij het toekennen van een woonkostentoeslag wordt vastgesteld of een verhuisplicht wordt opgelegd. Na 12 maanden moet opnieuw worden beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor woonkostentoeslag. Daarbij wordt onder andere getoetst of men zich voldoende heeft ingespannen om aan de opgelegde verhuisverplichting te voldoen. De toekenning kan meermaals opnieuw beoordeeld en toegekend worden, maar elke keer maximaal voor 12 maanden.

Bij de woonkostentoeslag dient de draagkracht volledig te worden ingezet. Dat betekent dat alle inkomsten boven de relevante bijstandsnorm benut dienen te worden.

Artikel 20. Medische kosten

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse medische kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden. In lid 2 worden daaraan expliciete voorwaarden verbonden voor alternatieve geneeswijzen. In lid 3 wordt een ooglaserbehandeling in principe uitgesloten, omdat het verstrekken van een bril of lenzen daarbij als voorliggende voorziening wordt gezien.

Artikel 21. Woonkosten

Dit artikel beschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden bijzondere bijstand kan worden toegekend voor woonkosten.

Artikel 22. Reiskosten

Reiskosten vallen in principe onder algemene bestaanskosten. Dit artikel beschrijft diverse gevallen waarin desondanks aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand.

In lid 4 worden specifiek de hogere reiskosten in verband met scholing genoemd. Hiervoor is in principe de WTOS en vanaf 1 augustus 2015 het kindgebonden budget een passende en toereikende voorliggende voorziening. Wanneer dit toch onvoldoende blijkt te zijn, kan aanspraak worden gemaakt op een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand.

Artikel 23. Kosten ivm kinderen

In bijzondere gevallen kan bijzondere bijstand worden aangevraagd voor kosten in verband met kinderen. In lid 1 wordt aangegeven dat dit mogelijk is voor de babyuitzet. Omdat dit eigenlijk wordt gezien als algemene bestaanskosten is dan sprake van een renteloze geldlening.

In lid 2 is vastgelegd dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de ouderbijdrage zoals wordt geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, tot aanspraak gemaakt kan worden op kinderbijslag.

Artikel 24. Kosten voor bewindvoering en rechtsbijstand

In bepaalde gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor bewindsvoering en rechtsbijstand.

In lid 1 is vastgelegd dat aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand. Daarvoor dient wel een bewijs van het Juridisch Loket te worden overhandigd om de noodzaak van de rechtsbijstand aan te tonen, tenzij het Juridisch Loket geen diagnosedocument hoeft af te geven. Dat is het geval wanneer sprake is van een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie. Ook geldt dit bij de gang naar een hogere instantie in een civiele of bestuursrechtelijke zaak.

Artikel 25. Overige kostensoorten

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden, naast de genoemde kosten in artikel 20 tot en met 25.

Het 5e lid van dit artikel geeft nogmaals aan bij toekenning van bijzondere bijstand een individuele afweging gemaakt moet worden.

Artikel 26. Kosten in principe uitgesloten van bijzondere bijstand

Dit artikel noemt enkele specifieke kosten die in principe zijn uitgesloten van bijzondere bijstand.

Lid 1 sluit uit dat bij elke grote inkomensterugval aanspraak kan worden gemaakt. Zoals in artikel 26 is beschreven kan wel bijzondere bijstand worden toegekend als er sprake is van liquiditeitsproblemen.

Lid 2 en 3 zijn uitgesloten, omdat scholing en opleiding evenals woon-werkverkeer mogelijk wel als re-integratie activiteit vergoed kunnen worden, maar niet als noodzakelijke kosten bijzondere bijstand gelden. Re-integratiemiddelen zijn hierbij een voorliggende voorziening.

Lid 4 sluit doorbetaling van kosten bij detentie uit.

Lid 5 sluit kosten van naturalisatie uit, aangezien dit niet als noodzakelijke kosten wordt gezien.

Artikel 27. Computerregeling

Voor de groep met de genoemde kenmerken uit lid 1 is het mogelijk om een computer vergoed te krijgen. Dit is van belang omdat in het onderwijs gebruik wordt gemaakt van computers en schoolgaande kinderen voor hun ontwikkeling ook thuis gebruik moeten kunnen maken van een computer. Hierbij wordt met een computer ook het beeldscherm, toetsenbord en printer bedoeld. Overige kosten zijn uitgesloten in lid 6.

Omdat het van belang is dat zowel het kind als de ouder(s) ook gebruik kunnen maken van de computer wordt hierbij ook een basiscursus aangeboden in het 3e lid.

Artikel 28. Kosten voor sociaal-culturele en sportieve activiteiten en maatschappelijke participatie

Om te stimuleren dat iedereen kan participeren, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor sociaal-culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten. Daarvoor wordt jaarlijks per gezinslid € 100,- beschikbaar gesteld. Dit bedrag is overdraagbaar binnen het gezin, omdat het ene gezinslid meer kosten kan hebben dan het andere gezinslid. Deze vergoeding geldt nadrukkelijk alleen voor kosten die ook daadwerkelijk worden gemaakt. Voor schoolgaande kinderen kan een hogere bijdrage worden gegeven zoals bepaald in artikel 29, als vervanging van het bepaalde in dit artikel lid 2.

Naast algemene sociaal-culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten, kan nog specifiek bijzondere bijstand worden verstrekt voor het behalen van een zwemdiploma A. Deze bijstand is nadrukkelijk niet gelimiteerd tot kinderen. Ook volwassenen zonder zwemdiploma kunnen hier aanspraak op maken.

Artikel 29. Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

Voor schoolgaande kinderen wordt in dit artikel op basis van groepskenmerken zoals genoemd in lid 1 een vergoeding voor sociaal-culturele, educatieve, sportieve of maatschappelijke activiteiten verstrekt. Deze vergoeding is hoger dan de algemene regeling zoals vastgelegd in artikel 28. Juist voor kinderen in deze leeftijdsgroep wordt het van belang geacht dat ze kunnen deelnemen aan activiteiten, ongeacht de inkomenssituatie van de ouder(s). Ook zijn hierin meerkosten voor indirecte schoolkostenopgenomen.

Artikel 30. Witgoedregeling langdurige minima

Wanneer men langdurig een laag inkomen heeft, zijn de mogelijkheden om te sparen voor tegenvallers beperkt. Op basis van dit groepskenmerk zoals vastgelegd in lid 1, wordt ervan uitgegaan dat men niet kan sparen voor vervangingskosten van wit- (en bruin-) goed, zoals bijvoorbeeld wasmachines. Gemiddelde vervangingskosten per 3 jaar zijn vastgesteld op € 500,-. Voor toekenning van de bijstand dient eerst de noodzaak van de vervanging vastgesteld te worden. Het gevraagde bedrag wordt na vaststelling van de noodzaak verstrekt op basis van een pro forma nota. In de periode van 3 jaar kan het totaal aan kosten niet de bepaalde € 500,- overschrijden.

Artikel 31. Collectieve zorgverzekering

Dit artikel bepaald dat elke inwoner met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm kan aansluiten bij de collectieve ziektekostenverzekering waarover de gemeente afspraken heeft gemaakt. Collectiviteit levert hierbij een financieel voordeel op.

Artikel 32. Overige en slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.