Regeling vervallen per 01-05-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening Jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 30-04-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2018

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 van de Jeugdwet;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2018

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • b.

      gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6;

    • c.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • d.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • e.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

    • f.

      ondersteuningsplan: gezamenlijke inventarisatie van de hulpvraag van de jeugdige en/of het gezin.

    • g.

      onderzoeksverslag: een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek;

    • h.

      overige voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en is gericht op jeugdhulp;

    • i.

      pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet;

    • j.

      wet: Jeugdwet;

    • k.

      Zzp’er :een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

      • zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

      • het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

      • het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

      • bekendmaking van het ondernemerschap;

      • het streven naar meerdere opdrachtgevers.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Welzijnswerk/sociaal cultureel werk jeugd;

    • b.

      Schoolmaatschappelijk werk;

    • c.

      Opvoedondersteuning en opvoedadvies;

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Dagbesteding, dagbehandeling, kortdurend verblijf jeugd inclusief vervoer

    • b.

      Ambulante trajecten jeugd –begeleiding en jeugd- en opvoedhulp;

    • c.

      Ambulante trajecten jeugd –behandeling (basis en specialistische jeugd GGZ);

    • d.

      Ambulante trajecten jeugd –observatie en diagnostiek;

    • e.

      Pleegzorg;

    • f.

      (Semi-) residentiële jeugdhulp

  • 3. Het college stelt bij nadere regels vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 2 Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag, vooronderzoek

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college. Het college regelt de wijze waarop deze melding kan plaatsvinden in nadere regels.

  • 2. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 3. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3. De jeugdige of zijn ouders verstrekken indien het college dit gewenst acht een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. Het college stelt nadere regels vast voor de verdere invulling en uitvoering van het vooronderzoek.

Artikel 5. Gesprek en onderzoek

  • 1. Het onderzoek bestaat uit een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders, tenzij het college dit niet noodzakelijk vindt.

  • 2. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6. Onderzoeksverslag

  • 1. Het college zorgt voor het onderzoeksverslag, waarbij de bevindingen van zowel het college als de jeugdige en ouders, alsmede het ondersteuningsplan worden weergegeven.

  • 2. Het college verstrekt aan de jeugdige of zijn ouders het onderzoeksverslag.

Artikel 7. Aanvraag en afwikkeling individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag voor een individuele voorziening schriftelijk of elektronische indienen bij het college.

  • 2. Het college kan bepalen dat een onderzoek als bedoeld in artikel 5 achterwege blijft. In dat geval vindt het onderzoek telefonisch plaats.

Hoofdstuk 3 Individuele voorziening

Artikel 8. Criteria voor toekenning van een individuele voorziening

Het college neemt het onderzoeksverslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening.

Artikel 9. Beschikking

  • 1. In de beschikking ter verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 10. Algemene regels voor het persoonsgebonden budget

  • 1. De jeugdige of zijn ouders die een pgb wensen, geven zo mogelijk schriftelijk in een pgb-plan aan hoe zij het pgb gaan besteden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. De jeugdige of ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp alleen betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk indien dat aantoonbaar tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

  • 4. De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, te weten: salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 5. Het tarief voor het pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan als bedoeld in het eerste lid

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen

    • c.

      wordt afgestemd op de verschillende vormen van ondersteuning en de verschillende typen hulpverleners, en

    • d.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 6. De besteding van een pgb dient binnen zes maanden na toekenning te zijn gestart ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 7. Tussenpersonen en belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald.

Artikel 11. Pgb voor dienstverlening

  • 1. De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 2. De hoogte van een pgb wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:

    • a.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een ander dan een jeugdhulpaanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een jeugdhulpaanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;

    • b.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp’er betreft het tarief per uur of per resultaat, maximaal 85% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;

    • c.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk dan bedraagt het tarief:

      • -

        Voor kortdurend verblijf: € 30,- per etmaal;

      • -

        Voor overige diensten: 50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,- per uur.

Artikel 12. Vrij besteedbaar bedrag

In het pgb is een vrij besteedbaar bedrag opgenomen van 2% van het totale pgb op jaarbasis, met een minimum van € 50,- en een maximum van € 500,-.

Artikel 13. Persoonlijk plan bij pgb aanvraag

  • 1. De aanvrager van een pgb heeft de mogelijkheid een pgb- plan in te dienen bij de aanvraag. Het pgb-plan wordt in het onderzoeksdossier gevoegd en gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.

  • 2. De aanvrager geeft - al dan niet tezamen met het sociaal netwerk - in het pgb-plan zo mogelijk de volgende onderdelen aan:

    • Wat de motivatie is om een aanvraag voor een pgb in te dienen;

    • Hoe men de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;

    • Welke ondersteuning men zou willen inkopen met het budget;

    • het gewenste resultaat van het verzoek om het pgb;

    • Hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • Hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd.

Artikel 14. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Het college kan een vordering op grond van ten onrechte genoten pgb verrekenen met een te verstrekken pgb.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit

Artikel 15. Kwaliteitseisen jeugdhulp

  • 1. Jeugdhulpaanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de jeugdige en ouders;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de jeugdhulpaanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de jeugdige en ouders ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 17. Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 5 Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 18. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van of krachtens deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 20. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het

college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 21. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Op de datum genoemd in het vorige lid wordt de Verordening Jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2016 ingetrokken, met dien verstande dat deze zijn werking behoudt voor alle meldingen die zijn gedaan en aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2018.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Neder-Betuwe 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 december 2017
de griffier, de voorzitter,
E. van der Neut A.J. Kottelenberg