Regeling vervallen per 14-01-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent het Beleidsplan VVE 2019-2022

Geldend van 15-02-2019 t/m 13-01-2023

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent het Beleidsplan VVE 2019-2022
  • 1.

    Het college besluit in te stemmen met het beleidsplan Voor- en vroegschoolse educatie 2019-2022.

  • 2.

    Het college besluit in te stemmen met de uitwerking van de ambities VVE, conform het overzicht uitwerking ambities.

  • 3.

    Het college besluit de beleidsnotitie Voor- en vroegschoolse Educatie (VVE) in een geharmoniseerd stelsel, vastgesteld op 13-12-2012, in te trekken.

  • 4.

    Het college besluit om per augustus 2019 een pilot te starten, waarbij een VVE aanbod van 16 uur per week gerealiseerd kan worden.

  • 5.

    Het college besluit om de verhoogde doeluitkering onderwijsachterstandenbeleid bij de 1e bestuursrapportage 2019 te verwerken in de begroting 2019 en meerjarenraming 2020-2022.

  • 6.

    Het college besluit om de structurele middelen van € 110.000,- die in de kadernota 2017 beschikbaar zijn gesteld voor het budget VVE vrij te laten vallen ten gunste van de algemene middelen.

  • 7.

    Het college besluit in te stemmen met de offerte van Innovatie Nul13, d.d. 18-12-2018, voor ondersteuning bij de uitwerking van het VVE beleid in 2019.

Voor- en vroegschoolse educatie in Neder-Betuwe

Voorwoord

Ieder kind verdient optimale omstandigheden om zijn of haar talenten te ontplooien. Soms hebben kinderen door een ongunstige thuissituatie minder kans op een succesvolle schoolloopbaan. Ze hebben als ze twee jaar zijn al een achterstand in hun ontwikkeling. Niet alle ouders zijn in staat om hun kind goed te ondersteunen en te stimuleren in hun ontwikkeling. Zonder extra steun beginnen deze kinderen dan ook met een achterstand aan het onderwijs in groep 3. Een achterstand die ze dan vaak niet meer inlopen en waar ze hun hele leven nadeel van ondervinden.

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) beoogt onderwijsachterstand van deze kinderen te voorkomen of te verminderen zodat ze meer en betere kansen hebben in het onderwijs.

In Neder-Betuwe zijn de betrokken partijen -gemeente, kinderopvang, onderwijs, GGD, bibliotheek- al jaren samen aan het werk om de kinderen een zo goed mogelijke start van hun school- en maatschappelijke loopbaan te geven.

Recente ontwikkelingen wat betreft de financiering van onderwijsachterstanden en nieuwe kwaliteitseisen binnen de VVE maken dat het bestaande beleid herzien moet worden.

Samen met de genoemde partners is hier in de werkgroep VVE de voorzet voor gegeven. Vanuit het motto ‘behoud het goede en verbeter daar waar nodig en mogelijk’ is deze beleidsnotitie in gezamenlijkheid opgesteld.

Samen zal ook de komende beleidsperiode 2019-2022 gewerkt worden om kinderen in de gemeente Neder-Betuwe optimale kansen voor ontwikkeling te geven!

J.W. Keuken

wethouder gemeente Neder-Betuwe 

1. Inleiding

In het onderwijs leggen leerlingen een basis voor hun verdere (school)loopbaan en participatie in de maatschappij. Door verschillende redenen kunnen leerlingen achterstanden hebben of opbouwen, bijvoorbeeld doordat zij opgroeien in een taalarme omgeving of door persoonlijke omstandigheden die (tijdelijk) alle aandacht van een kind kunnen opeisen. Deze achterstanden kunnen het voorspoedig doorlopen van de schoolloopbaan bemoeilijken en daarmee mogelijk ook de participatie. De gemeente wil in samenwerking met betrokken partijen eraan bijdragen dat kinderen met een achterstand deze inhalen of verminderen. De inzet die de gemeente hiervoor wil doen is opgenomen in dit voorliggend beleidsplan VVE 2019-2022.

De gemeente ontvangt van het Rijk onderwijsachterstandsmiddelen met de verplichting om hiervoor een – in kwantiteit en kwaliteit- voldoende aanbod van voor- en vroegschoolse educatie te organiseren voor kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand of een risico daarop.

Dit beleidsplan richt zich op een kwaliteitsstandaard in Neder-Betuwe voor peuteropvang en voorschoolse educatie, met aandacht voor:

  • -

    Duidelijkheid naar alle betrokkenen over de wijze waarop peuteropvang en voorschoolse educatie in Neder-Betuwe is georganiseerd;

  • -

    Duidelijke kwaliteitseisen voor aanbieders om voor gemeentelijke subsidie in aanmerking te kunnen komen.

Het beleidsplan is in samenwerking met de aanbieders van peuteropvang, het basisonderwijs en de jeugdgezondheidszorg opgesteld vanuit de werkgroep VVE. Ook voor het uitwerken van de ambities, die door de tekst heen zijn opgenomen, is het belangrijk dat genoemde partners, maar ook de bibliotheek, blijven samenwerken om het beleid verder vorm en inhoud te geven.

De gemeente is verantwoordelijk voor een aanbod van voorschoolse educatie voor 2-3 jarigen die een (dreigende) taal- of ontwikkelingsachterstand hebben. Dit wordt de voorschoolse periode genoemd.

De 4-6 jarigen gaan naar de groepen 1 en 2 van de basisschool. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een VVE-aanbod in deze fase. Dit wordt de vroegschoolse periode genoemd.

In het voorliggende beleidsplan wordt inhoudelijk niet ingegaan op vroegschoolse educatie.

Looptijd

Dit beleidsplan geldt vanaf 1-1-2019 tot 31-12-2022. Ieder jaar vindt een evaluatie plaats en worden de hieronder beschreven voorwaarden zo nodig aangepast op basis van gewijzigde wetgeving en/of andere ontwikkelingen.

Subsidieregeling

Dit beleidsplan is gekoppeld aan de subsidieregeling voor peuteropvang en VVE in Neder-Betuwe. De regeling is een kindgebonden gemeentelijke financiering voor peuters die gebruik maken van een door de gemeente Neder-Betuwe erkende voorschoolse voorziening, uitgevoerd onder de Wet kinderopvang.

Toetsing

De GGD houdt toezicht op de uitvoering van peuteropvang op basis van de Wet kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en adviseert de gemeente Neder-Betuwe over het al dan niet handhaven bij geconstateerde afwijkingen.

Verantwoording

Jaarlijks legt de gemeente verantwoording af aan de Inspectie van het onderwijs over het uitgevoerde VVE beleid.

2. Aanleiding en doel nieuw beleidsplan VVE, wettelijk kader en visie op VVE

2.1 Aanleiding

Recente ontwikkelingen en nieuwe kwaliteitseisen binnen de VVE, vragen om een actueel en duidelijk kwaliteitskader met doelen en afspraken. Het huidige beleidsplan VVE, Voor- en Vroegschoolse Educatie in een geharmoniseerd stelsel, is vastgesteld in 2013 en door gewijzigde wet- en regelgeving niet meer actueel.

Landelijke ontwikkelingen VVE

Een besluit van het Kabinet in 2017 om extra te investeren in VVE inclusief een nieuwe verdeelsystematiek voor de onderwijsachterstandsmiddelen, betekenen een forse toename van de rijksbijdrage voor de gemeente Neder-Betuwe. De extra middelen zijn onder meer bedoeld om het aantal uren voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters uit te breiden en de kwaliteit hiervan op een hoger niveau te brengen.

Uitbreiding uren en verhoging kwaliteit

De uitbreiding van het aantal uren voorschoolse educatie voor peuters met het risico op een taal- of ontwikkelingsachterstand gaat op basis van nieuw Rijksbeleid vanaf 2020 van 10 uur naar 16 uur per week. De inzet van meer HBO geschoold personeel binnen de peuteropvang moet daarnaast leiden tot een kwaliteitsverhoging van de voorschoolse educatie.

Wijziging gewichtenregeling

De rijksbijdrage die de gemeenten en de basisscholen ontvangen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden, is gebaseerd op het aantal leerlingen van wie de ouders een laag opleidingsniveau heeft. Deze zogenaamde gewichtenregeling verandert in 2019, omdat naast opleiding van de ouders ook andere elementen invloed hebben op de kans op onderwijsachterstand.

Met behulp van een indicator, ontwikkeld door het CBS, is een nieuwe verdeelsystematiek voor de onderwijsachterstandenmiddelen ingevoerd. Zo wordt het geld beter verdeeld over het land, waardoor het terechtkomt op de plekken waar de achterstanden het grootst zijn.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), heeft nieuwe criteria opgesteld. Deze nieuwe criteria zijn:

  • Opleidingsniveau van de moeder en de vader

  • Het land van herkomst van de ouders

  • De verblijfsduur van de moeder in Nederland

  • Of gezinnen gebruik maken van schuldsanering

De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek bepalen de omvang van de doelgroep per gemeente en daarmee de hoogte van de specifieke uitkering.

2.2 Doel beleidsplan VVE

Het doel van voorliggend beleidsplan VVE is dat de kwaliteitseisen duidelijk, zo concreet mogelijk en implementeerbaar zijn en dat ze uitnodigen tot verdere ontwikkeling van de kwaliteit in de voorzieningen in Neder-Betuwe. Het is de basis voor de toetsings- en waarderingskaders van de gemeente en de zelfevaluaties van de betrokken partijen. Daarnaast zijn in het beleidsplan VVE de strategische doelen en kaders vertaald naar concrete afspraken: wat gaan we in Neder-Betuwe de komende jaren doen om VVE naar een nog hoger niveau te brengen, rekening houdend met (nieuwe) wettelijke eisen en eigen ambities. Met het beleidsplan VVE is daarmee een ‘groeimodel’ neergelegd. Er is onderscheid gemaakt in (wettelijke) eisen en (gemeentelijke) ambities. Op basis van die ambities zijn afspraken gemaakt waar deze beleidsperiode gezamenlijk aan gewerkt wordt. Deze ambities zijn in dit beleidsplan schuingedrukt en in blauw kader weergegeven.

Kortom, het doel van het beleidsplan VVE 2019-2022 is het beschrijven, bewaken, beheersen én verbeteren van VVE-kwaliteit in de gemeente Neder-Betuwe.

2.3 Wettelijk kader

De uitvoering van VVE is gebaseerd op de volgende wetten:

  • Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE);

  • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • Wet Kinderopvang;

  • Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang;

  • Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • Wet op het primair onderwijs;

  • Wet op het onderwijstoezicht.

De wettelijke kwaliteitseisen zijn onverkort van kracht voor alle aanbieders van voorschoolse educatie en zijn op landelijk niveau uitgewerkt in de inspectie- en waarderingskaders vanuit de Wet kinderopvang en de Inspectie van het Onderwijs.

2.4 Visie op VVE

Ieder kind verdient de beste kansen op een optimale ontwikkeling. Stimuleren van het jonge kind vormt de kern van het onderwijsachterstandenbeleid. Immers jong beginnen loont. Door gerichte en speelse stimulering van de ontwikkeling op jonge leeftijd in te zetten, kunnen we de kinderen een stevige basis meegeven voor hun verdere schoolloopbaan en het functioneren in onze maatschappij.

Vooral jonge kinderen met een risico op een leerachterstand in de Nederlandse taal hebben die goede voorbereiding nodig, voordat ze de stap maken naar de basisschool. Juist dán is extra aandacht nodig.

Het uiteindelijke doel van VVE is er voor te zorgen dat alle kinderen in Neder-Betuwe optimale ontplooiingskansen wordt geboden zodat ze:

  • -

    als peuters succesvol kunnen starten in groep 1 en

  • -

    als kleuters succesvol kunnen starten in groep 3.

Alle kinderen moeten hun schoolloopbaan passend kunnen doorlopen. Voor kinderen waar dit door achterstanden moeilijker gaat, bieden peuteropvang- en basisscholen ondersteuning die door de gemeente (mede) wordt gefaciliteerd. Maatwerk staat hierbij voorop: (voor)scholen weten zelf het beste wat goed is voor hun kinderen.

3. Samenwerken binnen VVE

3.1 Partners VVE

In Neder-Betuwe werken verschillende partners samen bij VVE, ieder vanuit zijn eigen rol. Betrokken partners zijn: de gemeente, de peuteropvangvoorzieningen, de basisscholen, de Jeugdgezondheidszorg (GGD), de ouders en de bibliotheek.

  • -

    Gemeente Neder-Betuwe

De gemeente is in de eerste plaats regievoerder en procesbegeleider. Zij is wettelijk verplicht te zorgen voor een voldoende kwalitatief en dekkend aanbod van voorschoolse educatie voor 2- en 3 jarigen met een (risico op een) taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Daarnaast spant de gemeente zich in om deze kinderen daadwerkelijk te bereiken en werkt daarvoor samen met de verschillende VVE-aanbieders. Tot slot verstrekt de gemeente subsidie aan de peuteropvangvoorzieningen en maakt ze met het onderwijs zogenaamde resultaatafspraken.

  • -

    Kinderopvangvoorzieningen

De kinderopvangvoorzieningen bieden binnen hun peuteropvang voorschoolse educatie aan conform het kwaliteitskader dat daarvoor geldt. Het gaat hierbij om het wettelijk kader als ook de bovenwettelijk gestelde voorwaarden door de gemeente. Kinderopvangvoorzieningen ontvangen daarvoor subsidie van de gemeente.

  • -

    Basisscholen

De basisscholen verzorgen vroegschoolse educatie in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Samen met de gemeente maken zij zogenaamde resultaatafspraken. Daarbij gaat het om de resultaten voor vroegschoolse educatie. Het gaat hier niet om afspraken over de kwaliteit van het onderwijs. Daar gaan de scholen zelf over en zij worden hiervoor al beoordeeld door de Onderwijsinspectie. Scholen hebben veel vrijheid bij het inrichten van hun vroegschoolse educatie aan 4- en 5-jarigen. De resultaatafspraken betreffen daarom alleen de opbrengsten van de VVE en niet de weg ernaartoe.

  • -

    GGD

De GGD is de indicatiesteller en de toezichthouder. De GGD (consultatiebureau) heeft de taak om te signaleren of een kind een (risico op een) taal- en/of ontwikkelingsachterstand heeft als gevolg van onvoldoende (taal) ontwikkelingsaanbod in de eigen omgeving. Vervolgens verwijzen de consultatiebureaus ouders naar een VVE-voorziening. In de gemeente Neder-Betuwe wordt gewerkt volgens de Neder-Betuwse Overdrachts- en Verwijsprocedure (NBOV).

  • -

    Ouders

Ouders hebben de mogelijkheid gebruik te maken van het aanbod VVE en betalen voor het voorschoolse aanbod een inkomensafhankelijke bijdrage. Daarnaast zijn zij in het kader van ouderbetrokkenheid de gesprekspartner van de professionals.

  • -

    Bibliotheek

De bibliotheek speelt een belangrijke rol bij taalstimuleringsprojecten in samenwerking met de peuteropvang en de basisschool.

Samenwerking partners

De gemeente, de basisscholen, de peuteropvangvoorzieningen en de GGD hebben de verplichting om gezamenlijk afspraken te maken over:

  • de doelgroep VVE;

  • de wijze waarop kinderen worden toegeleid naar VVE-voorzieningen;

  • de organisatie van de doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie.

3.2 Ontwikkeling (Integrale) Kindcentra

Zoals eerder aangegeven is dit beleidsplan VVE een document waarin de kwaliteitseisen voor VVE vermeld staan, maar waarin nadrukkelijk ook ambities zijn opgenomen. Een van de ambities is om, daar waar mogelijk en wenselijk, te werken aan de ontwikkeling van kindcentra. Bij de meest vergaande samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs kan de uitkomst een Integraal Kind Centrum (IKC) zijn. Hierbij wordt gewerkt met één team vanuit één pedagogische en educatieve visie. Kinderen van 0 tot 13 jaar worden in staat gesteld om hun talenten optimaal te ontwikkelen. Doorlopende ontwikkelingslijnen, dagarrangementen en kind nabije zorg zijn inherent aan deze voorziening.

Bij het werken in een IKC kan ook verbinding worden gezocht met opvoed- en ontwikkelondersteuning voor ouders en met jeugdhulp. Er zijn diverse vormen van samenwerking mogelijk en een blauwdruk voor het IKC bestaat er eigenlijk niet. Het is aan de kinderopvang en het onderwijs om hier samen inhoudelijk een visie voor te formuleren, passend bij de lokale situatie. De gemeente kan de samenwerking faciliteren en daarin de regie pakken vanuit de verantwoordelijkheid voor welzijn en jeugd.

Het ideaal is dat kinderen (0-13 jaar) en hun ouders op één locatie gebruik maken van een kwalitatief goed ‘ontwikkelarrangement’, waarbij zij geen schotten ervaren tussen instellingen, maar er doorgaande lijnen zijn op pedagogisch-didactisch gebied en er ‘warme’ overdracht plaatsvindt van het kind, van de ene functie / beroepskracht naar de andere.

  • Samen met onderwijs en de kinderopvangaanbieders wordt verkend wat de wensen en mogelijkheden bij de partners zijn voor de ontwikkeling van (integrale) kind centra, in relatie tot het raadsbesluit over de uitvoering van het Integraal Huisvestingsplan.

4. VVE in de gemeente Neder-Betuwe

Sinds 2013 is de peuteropvang in Neder-Betuwe geharmoniseerd. Dat wil zeggen dat de peuteropvang gelijke kwaliteitseisen kent als de dagopvang. Daarbij is besloten dat alle peuteropvang voldoet aan VVE-kwaliteitseisen.

De VVE-peuteropvang wordt anno 2018 in Neder-Betuwe uitgevoerd door Kindcentrum Betuwe met vijf locaties en Stichting tot het verstrekken van Voorschoolse Educatie op Reformatorische Grondslag (SVEG) met drie locaties. Stichting Peuterspeelzalen Gemeente Geldermalsen biedt eveneens peuteropvang met één locatie in IJzendoorn, maar heeft (nog) geen VVE-aanbod.

Afgelopen jaren is er in de gemeente Neder-Betuwe al een stevig fundament gelegd om onderwijsachterstanden te verminderen met de inzet van VVE. Hierop wordt de komende jaren voortgeborduurd met het accent op de doorontwikkeling. Deze doorontwikkeling richt zich onder andere op het aanbod van 16 uur VVE voor doelgroeppeuters in 2020, de inzet van HBO’ers in de voorschoolse voorzieningen, de toeleiding van peuters naar de peuteropvang, intensivering en verbetering van de doorgaande lijn en verdere samenwerking tussen alle partijen. In dit beleidsplan zijn de ambities, schuingedrukt en in een blauw kader, nader verwoord.

  • Voorschoolse educatie is geen school, maar spelenderwijs leren

Voorschoolse educatie wordt aangeboden in een kindercentrum (dagopvang, peuteropvang of voorschool). In Neder-Betuwe wordt anno 2018 alleen voorschoolse educatie aangeboden in de peuteropvang en de voorschool. Gemeentelijke subsidie voor een aanbod voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters binnen de dagopvang wordt vanaf 2019 mogelijk, mits er voldaan wordt aan de wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen, waaronder de registratie in het LRK als VVE-voorziening.

Pedagogisch medewerkers in de voorschoolse periode besteden systematisch en structureel extra aandacht aan de taal- en rekenvaardigheid, de sociaal-emotionele en de motorische ontwikkeling van peuters. Hiervoor wordt een erkend programma gebruikt vanuit de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi. Peuters worden, zowel individueel als in groepsverband, in hun ontwikkeling gestimuleerd door middel van spel en gerichte activiteiten (spelen, ontmoeten, ontwikkelen). De aanbieder van peuteropvang wisselt ervaringen uit met ouders over hun kinderen en biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen.

Voorschoolse educatie vindt plaats in horizontale groepen (2-4 jarigen). Er is zoveel mogelijk sprake van gemengde groepen: kinderen met en zonder VVE indicatie en wel of niet vallend onder de criteria van de kinderopvangtoeslag. Alle kinderen krijgen hetzelfde educatieve aanbod en spelen en ontwikkelen zich gezamenlijk in een groep.

4.1 Definitie VVE doelgroepkinderen

De verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen is vanaf 2019 gebaseerd op een nieuwe systematiek en nieuwe indicatoren. Voor de bepaling van de doelgroep en de daarmee samenhangende financiering wordt, naast het opleidingsniveau van de ouder(s), dan ook gekeken naar het land van herkomst van de ouder(s), de verblijfsduur in Nederland en of er sprake is van schuldsanering. De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek bepalen de omvang van de doelgroep per gemeente en daarmee de hoogte van de specifieke uitkering.

Gemeenten zijn vrij om hun eigen doelgroep te bepalen. Neder-Betuwe kent een brede doelgroepdefinitie waar reeds gekeken wordt naar de indicatoren zoals hierboven genoemd en waar ook risicofactoren zoals een achterstand in de motorische ontwikkeling, het ontbreken van een sociaal netwerk en gezins- en gedragsaspecten meegewogen worden.

In de Neder-Betuwe Overdracht en Verwijsprocedure (NBOV) wordt aangegeven dat een VVE-indicatie afgegeven wordt op basis van (één van) de volgende criteria:

  • Verzorgende ouder spreekt geen Nederlands

  • Alleen een buitenlandse taal sprekend

  • Spraaktaalstoornis en/of achterstand in de Nederlandse taal

  • Achterstand in ontwikkelingsveld communicatie

  • Achterstand in ontwikkelingsveld fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid, sociaal; gedrag

  • Ontbreken van sociaal netwerk

  • Achterstand in ontwikkelingsveld grove motoriek

  • Asielzoekerkind

  • Illegaal kind

  • Levend van minimum inkomen

  • Moeder of vader alcohol verslaafd

  • Moeder of vader drugs verslaafd

  • Moeder of vader heeft psychische problemen

  • Opvoedingsprobleem

  • Zorgtekort

De GGD (consultatiebureau) kan een indicatie al vroeg inschatten omdat zij de kinderen volgt vanaf de eerste levensweken. Soms blijkt echter pas op de peuteropvang dat een kind tot de doelgroep behoort. In dat geval vraagt de peuteropvangvoorziening aan de GGD om het kind alsnog te indiceren. 

5. Kwaliteit VVE in Neder-Betuwe

De kwaliteit van de Neder-Betuwse voorzieningen voor peuteropvang wordt gedefinieerd in de volgende hoofditems:

  • Alle kinderen bereiken (aanbod, bereik en toeleiding)

  • Professionele begeleiders (opleiding en taalniveau)

  • Samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid)

  • Aansluiten op de basisschool (doorgaande lijn)

  • Aansluiting jeugdhulp

  • Doelgericht werken aan resultaten (resultaatafspraken)

  • Goede kwaliteit bieden (kwaliteitszorg)

  • De juiste dingen goed doen (toezicht)

Per item wordt hieronder kort geschetst wat de inhoud is en welke ambities er met betrekking tot dat item zijn.

5.1 Aanbod, bereik en toeleiding

De landelijk overheid wil dat alle peuters die het risico lopen op een taal- en/of ontwikkelingsachterstand meedoen aan voorschoolse educatie. Gemeenten moeten daarom zorgen voor voldoende en kwalitatief goede 'VVE kindplaatsen' in een voorschoolse voorziening. Alle peuters die voldoen aan de landelijke en gemeentelijke definitie moeten zodoende gebruik kunnen en gaan maken van dit aanbod. Dat betekent per definitie dat de ambitie voor het bereik van doelgroeppeuters 100% moet zijn. Ouders zijn niet verplicht hun kind deel te laten nemen aan voorschoolse educatie.

Kwalitatief aanbod

Het voorschools educatieve aanbod kent anno 2018 wettelijk gezien een aantal duidelijke kwaliteitseisen:

  • Het aanbod vindt plaats in een kindercentrum (dagopvang, peuteropvang of voorschool);

  • Voor doelgroeppeuters omvat het aanbod per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen;

  • Er wordt een erkend programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Aanbod voorschoolse educatie per week

Voor alle peuters van 2,5 – 4 jaar is er in Neder-Betuwe een aanbod van tenminste twee dagdelen van in totaal 5 uur per week, gedurende 40 weken per jaar. Alle peuters (reguliere en VVE-geïndiceerde) krijgen hierbij een zelfde kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie.

Voor de doelgroeppeuters is er een aanvullend aanbod van 5 uur per week (in totaal 10 uur verdeeld over 4 dagdelen), gedurende 40 weken. Vanaf 2020 is een aanbod voor doelgroeppeuters verplicht van totaal 16 uur per week. Hiervoor komen vanaf 2019 extra financiële middelen beschikbaar via de onderwijsachterstandsmiddelen.

De werkgroep VVE onderzoekt de mogelijkheden hoe naar een VVE aanbod van 16 uur per week voor doelgroeppeuters toe te groeien. Bekeken wordt of dit op elke locatie haalbaar is en in welke vorm dit kan en wat dit betekent voor het aanbod aan de reguliere peuters. Nadere richtlijnen en kaders hiervoor worden begin 2019 vanuit de overheid verwacht. Op basis hiervan worden voor de situatie in Neder-Betuwe scenario’s opgesteld met een financiële vertaling in relatie tot de middelen die hiervoor beschikbaar zijn.

  • De werkgroep VVE onderzoekt de mogelijkheden hoe naar een VVE aanbod van 16 uur per week voor doelgroeppeuters toe te groeien.

Gerealiseerd bereik

Om te weten hoeveel doelgroeppeuters nu daadwerkelijk gebruik maken van een VVE kindplaats in de voorschoolse voorziening is in 2018 is gestart met de implementatie van de Peutermonitor. Deze monitor vergelijkt gegevens van gemeente, GGD en peuteropvangvoorzieningen, waardoor bereik en non-bereik valide berekend kunnen worden. Door het bereik te meten met de Peutermonitor, kunnen eventuele knelpunten hierin snel gesignaleerd worden. Tevens wordt met de Peutermonitor de financiële verantwoording van de subsidie geregeld.

  • Voor de beleidsperiode 2019-2022 is de ambitie een gerealiseerd bereik van 100% van de doelgroeppeuters in een VVE gecertificeerde voorziening en 90% van de reguliere peuters in een voorschoolse voorziening 1 .

Om dat bereik te kunnen halen, is het belangrijk dat peuteropvangvoorzieningen een goede bereikbaarheid hebben voor alle peuters in Neder-Betuwe. Dat impliceert dat, voor zover mogelijk, in alle kernen van Neder-Betuwe er een VVE gecertificeerde voorziening is. Vanzelfsprekend moet het aanbod van kinderen van dien aard zijn, dat er een gezonde bedrijfsvoering door de kinderopvangaanbieder mogelijk is.

In het kader van IKC ontwikkeling wordt de mogelijkheid onderzocht om peuteropvang zoveel mogelijk nabij of in basisscholen te realiseren.

Toeleiding

De toeleiding is in Neder-Betuwe belegd bij de GGD Gelderland-Zuid. Zij werken vanuit de Neder-Betuwe Overdracht- en Verwijsprocedure (NBOV). Deze procedure, opgesteld in 2013, wordt aangepast aan de huidige wet- en regelgeving en als bijlage opgenomen bij dit beleidsplan VVE.

De afgelopen periode heeft de NBOV naar behoren gefunctioneerd. De communicatie tussen de medewerkers van het consultatiebureau en de medewerkers van de voorschoolse voorzieningen is goed en kent korte lijnen. Men vindt elkaar snel bij vragen en signalen over zorg bij peuters.

Zonder dat er op dit moment een sluitend en valide beeld is van het bereik van peuters op een voorschoolse voorziening, wordt breed onderkend dat zeker niet alle peuters een voorschoolse voorziening bezoeken. Om de voorgenoemde ambitie van 100% van VVE-peuters en 90% van de reguliere peuters te bereiken, zal ingezet moeten worden op extra toeleidingsactiviteiten.

  • Om het belang van voorschoolse educatie te promoten en ouders te stimuleren hiervan gebruik te maken, zal naast het standaard advies van het consultatiebureau, ingezet worden op extra toeleidingsactiviteiten. Dat kunnen zijn een felicitatiedienst, wijk- en ouderactiviteiten, gerichte mailings, huisbezoeken door peuterconsulent etc.).

5.2 Professionele begeleiders (opleiding en taalniveau)

Pedagogisch medewerkers die in de voorschoolse educatie werken, moeten vanuit wet- en regelgeving, naast de basiskwalificaties voor de dagopvang, een specifieke scholing voorschoolse educatie hebben gevolgd. Vanaf 1 augustus 2019 moeten ook alle pedagogisch medewerkers in de voorschoolse educatie aan de 3F-taaleis voldoen. In Neder-Betuwe zijn in 2017 en 2018 taaltoetsen afgenomen en opleidingstrajecten gevolgd om aan deze eis te kunnen voldoen.

De houder van een kinderopvangvoorziening waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, moet ook een opleidingsplan hebben. Dit opleidingsplan moet in ieder geval aansluiten bij de wettelijke VVE specifieke kennis en vaardigheden.

In Neder-Betuwe worden de wettelijk eisen gevolgd voor de professionele begeleiding in de voorschoolse opvang. Deze worden getoetst door de GGD.

Een nieuwe wettelijke eis is meer inzet van HBO geschoold personeel in de voorschoolse educatie. De gemeente ontvangt hiervoor extra onderwijsachterstandsmiddelen. Begin 2019 worden hier nadere richtlijnen en kaders vanuit de overheid voor verwacht.

  • Onderzocht wordt hoe de kwaliteit van de voorschoolse educatie een impuls te geven met de inzet van HBO geschoold personeel.

5.3 Samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid)

Er is wanneer het gaat om de samenwerking met ouders een verschil tussen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie.

Ouderbetrokkenheid kan zowel thuis als op de opvang/school plaatsvinden. Het gaat om thuis voorlezen, gesprekjes voeren over de opvang/school maar ook het bezoeken van ouderavonden en voortgangsgesprekken.

Ouderparticipatie gaat om actieve deelname van ouders aan activiteiten op de opvang of school. Bijvoorbeeld het leveren van hand- en spandiensten zoals klussen en schoonmaken, maar ook zitting hebben in oudercommissie, medezeggenschapsraad of schoolbestuur.

In de context van dit beleidsplan VVE gaat het om ouderbetrokkenheid met als doel de vergroting van het effect van VVE op de kinderen. Uit onderzoek blijkt dat ouderbetrokkenheid thuis het meeste effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. De kern hiervan is de interactie tussen ouders en kind. De kwaliteit van de ouder-kind interactie is een sterkere voorspeller van leerresultaten dan de mate waarin ouders op opvang of school actief zijn. Hand- en spandiensten die ouders aan de opvang of school leveren, hebben weinig tot geen invloed op de ontwikkeling van het kind.

Wettelijk is voorgeschreven dat in het pedagogisch beleid van het kindercentrum staat hoe ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Ouderbetrokkenheid is daarnaast ook niet voor niets een verplicht onderdeel van opleiding tot medewerker voorschoolse educatie.

Verschillende VVE-methoden hebben themabladen voor thuis en suggesties voor het organiseren van themabijeenkomsten. Om een stimulerend gezinsklimaat te creëren en te optimaliseren, is echter veel meer nodig dan losse themabijeenkomsten en 'lesjes' meegeven om thuis te doen. Veel laagopgeleide ouders zijn onvoldoende in staat dergelijke lesjes duidelijk en sensitief uit te voeren. Het is dan ook nodig om vaardigheden van ouders in het ondersteunen en stimuleren van hun kind te bevorderen (Mesman 2010). Er zijn verschillende methodes gericht op het bevorderen van een ondersteunend en stimulerend gezinsklimaat.

  • Samen met het onderwijs en de kinderopvang wordt gewerkt aan het ontwikkelen van manieren om ouderbetrokkenheid te vergroten. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken hoe onderzocht kan worden wat de achtergrond van de ouderpopulatie is om een zo goed mogelijke aansluiting te maken.

BoekStart

Naast de interactie tussen ouder en kind tijdens het eten, spelen en naar bed brengen, kan het voorlezen een stimulans zijn voor de taalontwikkeling. BoekStart is een veelgebruikte methode voor 0-4 jarigen en biedt pedagogisch medewerkers binnen de opvang trainingen om hun kennis op het gebied van voorlezen en kinderboeken uit te breiden. Dit leidt tot deskundigheidsbevordering en nieuwe inzichten.

  • De werkgroep VVE onderzoekt samen met de bibliotheek of en in welke mate BoekStart en/of andere programma’s positief bijdragen aan de taalstimulering van kinderen binnen de kinderopvang en het basisonderwijs in Neder-Betuwe.

5.4 Aansluiten op de basisschool (doorgaande lijn)

Een doorgaande lijn voor kinderen van de voorschool naar groep 1 van de basisschool draagt bij aan een ononderbroken ontwikkeling van kinderen. Het gaat dan onder meer om afstemming over het aanbod, het pedagogisch-educatief handelen, de omgang met ouders, de interne begeleiding en zorg.

Voor peuters met een VVE-indicatie is er een warme overdracht van voor- naar vroegschool waarbij het gaat over de ontwikkeling van het kind op de verschillende ontwikkelingsgebieden. Dit houdt in dat pedagogisch medewerker, leerkracht en ouder samen in een gesprek de ontwikkeling van het kind bespreken en zodoende een soepele overgang van voor- naar vroegschool stimuleren.

De doorgaande lijn in het beleidsplan VVE wordt door de partners als cruciaal gezien en behoeft verdere verbetering. Het gaat er dan met name om dat de knip tussen voor- en vroegschool er zoveel mogelijk uitgehaald wordt. Daarbij helpt het bijvoorbeeld wanneer voor- en vroegschool hetzelfde kindvolgsysteem gebruiken en dat er standaard overdrachtsformulieren zijn. Nog belangrijker is echter dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten in de onderbouw van het basisonderwijs aan elkaar verbonden worden. Dat zij, bijvoorbeeld als onderdeel van het beleidsplan VVE, elkaar structureel ontmoeten en samenwerken.

Voor peuteropvangvoorzieningen die gevestigd zijn in of direct bij het basisonderwijs is de doorgaande lijn vanzelfsprekend eenvoudiger te realiseren dan bij voorzieningen die hun peuters zien uitstromen naar verschillende basisscholen. Met name het werken met een zelfde VVE-programma is niet haalbaar wanneer basisscholen andere programma’s gebruiken. Mogelijk kan er, onafhankelijk van het programma, afstemming zijn in het werken met parallelle thema’s en of leerlijnen. Zo kan het aanbod samen ingevuld worden en kunnen er gezamenlijke activiteiten rond het thema georganiseerd worden.

  • Er worden mogelijkheden onderzocht om thema’s en activiteiten binnen de voor- en vroegschool op elkaar af te stemmen. Daarbij zal het stimuleren van het onderling contact tussen professionals meegenomen worden. Tevens worden vanuit de doorgaande lijn de te gebruiken overdrachtsformulieren en -afspraken herzien.

5.5 Aansluiting jeugdhulp

Net zoals bij het onderwijs is het in de voorschoolse periode belangrijk dat er een aansluiting is met jeugdhulp. Door tijdige signalering van problematiek en doorverwijzing kan voorkomen worden dat op latere leeftijd van het kind ernstiger problemen ontstaan. Regelmatig houdt de jeugdverpleegkundige inloopspreekuur op de peuteropvang locaties om vragen van ouders en pedagogisch medewerkers te beantwoorden. Ook de inzet van Integrale Vroeghulp is een van de instrumenten die ingezet kan worden wanneer er zorgen zijn over de ontwikkeling of het gedrag van een kind.

Peuterconsulent

In omringende gemeenten zoals Tiel en Culemborg wordt -als pilot- gewerkt met een zogenaamde peuterconsulent. Deze consulent vormt een belangrijke spil in het netwerk rondom het kind met een extra ondersteuningsbehoefte. De peuterconsulent observeert het kind, geeft advies aan de betrokken partijen en legt de nodige links met professionals die kunnen voorzien in de geconstateerde ondersteuningsbehoefte. Met het inzetten van de peuterconsulent investeert een gemeente in de overgang van voor- naar vroegschool.

Het inzetten van een peuterconsulent als schakelfunctie kan mogelijk ook een rol spelen in de verbetering van een (warme) overdracht. Onderbouwleerkrachten worden hierdoor beter voorbereid op de komst van de peuter en pedagogisch medewerkers kunnen hun kennis van en ervaring met de peuter beter overdragen, zodat die informatie niet verloren gaan. Daarnaast kan een peuterconsulent ook een belangrijke rol spelen bij de toeleiding van een peuter naar een voorschoolse voorziening.

Betrokken partijen bij de organisatie van een pilot peuterconsulent zijn de gemeente, de GGD, de samenwerkingsverbanden primair onderwijs, alle voorzieningen met peuteropvang die actief zijn in de gemeente, alle basisscholen in de gemeente en de lokale schoolbestuurders uit het primair onderwijs.

  • Onderzoek naar de meerwaarde van een integrale inzet van een peuterconsulent die actief is in verschillende omgevingen (voorschools, vroegschools, wijk en zorg) en met meerdere partijen samenwerkt met als doel de ontwikkeling van het kind in brede zin te ondersteunen.

Ondersteuningsteam basisschool

Met name wanneer er zorg is om een peuter zou de verbinding tussen voor- en vroegschool geïntensiveerd kunnen worden door het kind te bespreken in een ondersteuningsteam. Iedere basisschool in Neder-Betuwe beschikt over een ondersteuningsteam waarin ouders plaatsnemen, de intern begeleider van de school, een medewerker van het Kernpunt, Jeugdgezondheidszorg (jeugdarts of jeugdverpleegkundige) en een schoolconsulent van het samenwerkingsverband (passend onderwijs). Om de aansluiting tussen voor- en vroegschool soepel te laten verlopen, is het van meerwaarde om aan dit overleg de pedagogisch medewerker van de peuteropvang en/of de peuterconsulent aan het ondersteuningsteam te laten deelnemen. Ook de Jeugdgezondheidszorg (GGD) vervult in deze een schakelfunctie. Met elkaar wordt de ondersteuningsvraag van het kind besproken en wordt bedacht welk doel de ondersteuning moet hebben. Het kind ontvangt daarmee op de basisschool vanaf de start de (extra) ondersteuning die nodig is.

  • De werkgroep VVE onderzoekt de mogelijkheden om de overstap tussen de voor- en vroegschool voor een kind met zorg nog soepeler te laten verlopen.

Gegevensuitwisseling en privacy

Vanzelfsprekend dient bij de overdracht van gegevens de bescherming van de privacy van het kind goed geborgd te zijn, conform de geldende AVG. Dat betekent in ieder geval dat er gewerkt moet worden met een sluitend toestemmingskader vanuit de ouders en dat de digitale en fysieke gegevensoverdracht veilig dient te gebeuren.

5.6 Doelgericht werken aan resultaten

Het uitgangspunt van het onderwijsachterstandenbeleid is dat kinderen zonder of met zo min mogelijk achterstand starten in groep 3. VVE wordt ingezet om er voor te zorgen dat kinderen zoveel mogelijk achterstand inhalen. Bij de resultaatafspraken gaat het er met name om dat er afspraken worden gemaakt over de opbrengsten van VVE. Hiervoor is het nodig om de ontwikkeling van kinderen te volgen. Dit kan door observeren of toetsen.

In de afgelopen beleidsperiode is in de vroegschoolse periode gebruik gemaakt van CITO-toetsing. Echter, analoog aan de discussie en het recente besluit over het afschaffen van de kleutertoetsen, kan gesteld worden dat CITO-toetsing bij peuters eveneens niet meer verplicht gesteld wordt vanuit het VVE beleidskader. Dat betekent niet dat peuters en kleuters niet meer gevolgd worden in hun ontwikkeling. Hier zijn kindvolg- en observatiesystemen voor beschikbaar.

Daarnaast is er het leerplankader Jonge kind van de SLO. SLO is het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling en zij hebben voor het jonge kind bij ieder leergebied een inhoudskaart ontwikkeld met een overzicht van het mogelijke aanbod in de vorm van aanbodsdoelen. Deze doelen geven een richting waarin kinderen onderwerpen verkennen en ermee leren omgaan. Naast de aanbodsdoelen voor het jonge kind, zijn er ook aanbodsdoelen voor peuters geformuleerd. Bekeken zal worden in hoeverre deze aanbodsdoelen helpend zijn bij de te maken resultaatafspraken.

Wat betreft de resultaten die afgesproken dienen te worden tussen gemeente, voorschoolse aanbieders en schoolbesturen gaat het om:

  • Welke kinderen nemen deel aan VVE?

  • Welke inhoudelijke domeinen worden gestimuleerd?

  • Welke einddoelen en tussendoelen stellen we vast?

  • Hoe meten we de resultaten?

  • Hoe rapporteren we de resultaten?

Het gaat bij de resultaatafspraken nadrukkelijk niet over de kwaliteit van het onderwijs. Daar gaan de scholen zelf over en zij worden al beoordeeld door de Onderwijsinspectie.

  • In het bestuurlijk overleg Lokale Educatieve Agenda (LEA) worden de resultaatafspraken tussen gemeente, schoolbesturen en voorschoolse aanbieders specifiek gemaakt en deze worden vervolgens in de jaarlijkse kwaliteitscyclus gevolgd en zo nodig bijgesteld.

5.7 Goede kwaliteit bieden (kwaliteitszorg)

Kwaliteitszorg is het systematisch en cyclisch werken aan het meten, borgen en verbeteren van de kwaliteit van VVE. Bij kwaliteitszorg gaat het erom dat kinderen zoveel mogelijk profiteren van deelname aan VVE.

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het VVE-beleid en daarmee ook voor het verzorgen en bewaken van een goede kwaliteit. Om dit te kunnen doen is inzicht nodig in de uitvoering van dit beleid, zoals het bereik, de kwaliteit en de effecten.

Het uiteindelijke doel van VVE is kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun start in groep 3 van de basisschool en hun verdere school- en maatschappelijke loopbaan. Om dit doel te bereiken, is fors geïnvesteerd. Daarom is het van belang om het bereik en de uitvoering van voorschoolse educatie en de opbrengsten van VVE systematisch in kaart te brengen, conclusies te trekken, de afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren.

Kwaliteitszorg VVE wordt niet voorgeschreven vanuit wet-of regelgeving, het wordt wel beoordeeld door de inspectie. Vooral de ambitie van de gemeente bepaalt de inkleuring van de kwaliteitszorg. Daarbij gaat het om het totale VVE-beleid en de afspraken die er zijn gemaakt, van signalering en toeleiding (bereik) tot aan de resultaatafspraken en alles wat daartussen zit (kwaliteit van) uitvoering, subsidieverordening, verantwoordingsproces.

Dit vraagt om goede kwaliteitszorg: regelmatige evaluatie samen met de betrokken partners, opsporen van knelpunten, nagaan of het werkt en loopt zoals bedoeld en of de kwaliteit verbeterd kan worden. De evaluatie hoeft niet heel zwaar te zijn, maar kan met korte vragenlijstjes, checklists, evaluatiemomenten tijdens reguliere overleggen, en soms ook door een kleine audit.

Kwaliteitscyclus

Voor het inrichten van de kwaliteitscyclus wordt de Plan-Do-Check-Act cyclus gehanteerd.

Plan: afspraken maken

Do: ondersteunen door middel van middelen en informatie

Check: wordt er besteed volgens afspraak en welke resultaten worden behaald?

Act: hoe nu verder?

De uitvoering en de uitkomst van de kwaliteitscyclus worden jaarlijks in het bestuurlijk overleg van de LEA besproken.

Interne kwaliteitszorg op voorschoolse locaties

Het aspect interne kwaliteitszorg behoort tot de professionaliteit van de aanbieder en daar gaat de gemeente niet over. Tegelijkertijd is het evident dat de kwaliteit van de uitvoering van VVE bepalend is voor de effectiviteit van de VVE. De gemeente hecht belang aan een zekere waarborg dat de doelgroepkinderen bij elke aanbieder een vergelijkbaar aanbod krijgen van voldoende kwaliteit. De gemeente mag daarom van peuteropvangvoorzieningen verwachten dat zij een zelfevaluatie uitvoeren en daarvan verslag doen in een rapportage die voor de gemeente beschikbaar is.

  • De gemeente maakt afspraken met de peuteropvangvoorzieningen over de manier waarop zij hun eigen kwaliteit evalueren (interne kwaliteitszorg) en vervolgens hoe zij zich over de kwaliteit verantwoorden.

5.8 De juiste dingen goed doen (toezicht)

Er zijn twee organisaties als toezichthouder betrokken bij het toezicht op kinderopvang en VVE. Dat zijn de GGD, die verantwoordelijk is voor het directe en jaarlijkse toezicht, en de Inspectie van het Onderwijs, die wat betreft de VVE meer op de achtergrond opereert en zogeheten ‘risicogestuurd toezicht’ houdt.

De gemeente is eindverantwoordelijk voor het toezicht en handhaving van de kinderopvanglocaties en voor een correcte en actuele registratie daarvan in het Landelijk Register Kinderopvang register (LRK). De gemeente geeft de GGD opdracht tot het houden van inspecties. De GGD inspecteert verschillende kwaliteitsdomeinen, zoals administratie, pedagogisch klimaat, personeel en groepen, veiligheid en gezondheid, accommodatie en ouderrecht. De GGD schrijft na iedere inspectie een rapport en publiceert het op de website van het LRK. De ondernemer is verplicht het rapport met de oudercommissie te bespreken en ook (de link naar het LRK) op de eigen website van de opvang te plaatsen. In het inspectierapport geeft de GGD een advies aan de gemeente om al dan niet te handhaven. Wanneer een ondernemer niet voldoet aan de regels kan de gemeente besluiten tot het nemen van maatregelen.

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en op de uitvoering van de wettelijke taken van gemeenten voor de kinderopvang. Het toezicht is risicogestuurd. Dat wil zeggen dat de Inspectie afgaat op signalen die zij krijgt en op basis daarvan gericht onderzoek gaat doen.

6. Financiering VVE

De uitvoering van VVE wordt gefinancierd met onderwijsachterstandsmiddelen die de gemeente van het Rijk ontvangt. Met de nieuwe verdelingssystematiek van deze middelen neemt de specifieke uitkering voor gemeente Neder-Betuwe per 2019 fors toe. Op 1 januari 2019 start er een nieuwe periode voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en deze eindigt op 31 december 2022. De specifieke rijksmiddelen worden elk jaar verantwoord via SiSa. Niet bestede middelen moeten terugbetaald worden.

Er is dan wel meer geld beschikbaar voor VVE, maar de verplichting om het aanbod VVE uit te breiden van 10 naar 16 uur per week in combinatie met een kwaliteitsimpuls kan een behoorlijke financiële impact hebben.

  • Alle nog uit te werken ambities worden financieel doorgerekend en afgestemd op het beschikbare budget.

Het Ministerie van SZW en de VNG hebben in 2016 bestuurlijke afspraken gemaakt (“een aanbod voor alle peuters”) met als doel alle peuters de mogelijkheid te geven om naar een voorschoolse voorziening te gaan. Dus ook de peuters die niet bereikt worden door gemeenten en die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of voorschoolse educatie. Om gemeenten hiertoe in staat te stellen, ontvangen gemeenten sindsdien van het Rijk via een decentralisatie-uitkering hiervoor een budget peuteropvang.

Naast bovengenoemde geldstromen vanuit het ministerie investeert de gemeente zo nodig ook nog met eigen middelen de peuteropvang en VVE activiteiten.

De gemeente ondersteunt de verschillende VVE activiteiten met subsidie. Deze subsidie kan aangevraagd worden door alle opvangaanbieders die voldoen aan de voorwaarden. De specifieke subsidievoorwaarden zijn vastgesteld in de Subsidieverordening Kindgebonden financiering voorschoolse educatie Gemeente Neder-Betuwe 2017. Wanneer het ministerie met een nadere uitwerking komt voor de nieuwe wettelijke eisen VVE, wordt de subsidieverordening in de loop van 2019 vervangen door nieuw op te stellen nadere regels, gerelateerd aan de Algemene subsidieverordening.

Voor de taalstimuleringsactiviteiten op basisscholen en de kinderopvang worden de voorwaarden meegenomen in de subsidie- afspraken met de bibliotheek.

Ondertekening


Noot
1

Het bereik van de reguliere peuters is niet 100% meetbaar, omdat er ook peuters naar een dagopvang en gastouderopvang gaan en deze voorzieningen vooralsnog niet allemaal in de peutermonitor worden meegenomen.