Regeling vervallen per 01-04-2003

Subsidieverordening gemeente monumenten

Geldend van 17-01-2002 t/m 31-03-2003

Intitulé

Subsidieverordening gemeente monumenten

De raad van de gemeente Kesteren; gelet op het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en de Gemeentewet; BESLUIT: vast te stellen de volgende SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder:

1. Monument:

object welke krachtens de bepalingen in artikel 3 van de "Monumentenverordening gemeente Kesteren' 2002" is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument; 2. Archeologisch meldingsgebied:

terrein welke krachtens de bepalingen in artikel 14 van de "Monumentenverordening gemeente Kesteren' 2002" is aangewezen als gemeentelijk archeologisch meldingsgebied;

3. Monumentenwacht:

de Stichting Monumentenwacht Gelderland;

4. Monumentencommissie:

de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

5. Onderhoud:

periodieke werkzaamheden aan een monument welke dienen om het monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden en/of om toekomstig groot onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen;

6. Restauratie:

werkzaamheden aan een beschermd gemeentelijk monument, het normale onderhoud te boven gaand, die voor het herstel van het beschermd gemeentelijk monument noodzakelijk zijn;

7. Monumentenvoorzieninq:

voorziening ten behoeve van de instandhouding van gemeentelijke monumenten door het uitvoeren van onderhoud, zoals opgenomen in deze verordening;

8. Restauratievoorziening:

voorziening ten behoeve van de instandhouding van gemeentelijke monumenten door het uitvoeren van incidentele restauraties, zoals opgenomen in deze verordening.

9. Voorziening archeologie:

voorziening ten behoeve van archeologisch vooronderzoek, inspectie of basisbeschrijvingen, zoals opgenomen in deze verordening.

 

Artikel 2 Budget en bevoegdheid

1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks middels de begroting een bedrag beschikbaar ten behoeve van de Monumentenvoorziening, de Restauratievoorziening en de Voorziening archeologie.

2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze verordening, voorzover de in de Monumentenvoorziening, de Restauratievoorziening of de Voorziening Archeologie beschikbare middelen dit toelaten.

3. Indien de in lid 2 genoemde middelen zijn uitgeput kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag om subsidie afwijzen.

 

Artikel 3 Criteria verdeling subsidiegelden Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan

1. de natuurlijke- of rechtspersoon, al dan niet op winst gericht, die krachtens eigendom of beperkt recht het genot heeft van een monument;

2. de natuurlijke of rechtspersoon, al dan niet op winst gericht, die krachtens eigendom of beperkt recht het genot heeft van een archeologisch object, onder wiens opdracht een archeologisch vooronderzoek, archeologische noodopgraving en fysieke bescherming

van een archeologische vindplaats en/of terrein plaatsvindt.

 

Hoofdstuk 2 SUBSIDIE VOOR ONDERHOUD AAN MONUMENTEN

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 4 Subsidiabele onderhoudskosten

Subsidiabele onderhoudskosten zijn kosten die, naar het oordeel van burgemeester en wethouders jaarlijks noodzakelijk zijn om een monument, op sobere en doelmatige wijze, als zodanig in stand te houden.

 

Artikel 5 Voorbehoud

In de kosten van onderhoud wordt geen subsidie verstrekt voor zover deze kosten:

1. op grond van verzekeringsovereenkomsten gedekt zijn;

2. op grond van enige andere regeling worden gedekt door een bijdrage van overheidswege.

 

Artikel 6 Beperkingen subsidieverlening

De subsidie bedoeld in artikel 4 kan uitsluitend worden verleend in de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten van onderhoud die worden uitgevoerd binnen 1 kalenderjaar, welke kosten een bedrag van € 750 (f 1.652,78) te boven gaan, met dien verstande dat, indien het onderhoud geheel door zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, de subsidie slechts kan worden toegekend in materiaalkosten welke een bedrag van € 500 (f 1.101,86) te boven gaan.

 

Artikel 7 Richtlijnen bij subsidieverlening

1. De subsidie bedoeld in artikel 4 kan uitsluitend worden verleend en vastgesteld indien:

a. een aanvraag om subsidie is ingediend conform de bepalingen in artikel 13 van deze verordening;

b. de (onderhouds)werkzaamheden zijn uitgevoerd met inachtneming van de uitvoeringsvoorschriften en lijst van subsidiabele kosten van de Provincie Gelderland, zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende en hiervan deel uitmakende bijlage, met inachtneming van wijzigingen van deze richtlijnen, tenzij een andere wijze van onderhoud leidt tot een eenzelfde verduurzaming en het karakter van het monument hierdoor niet wordt verstoord;

2. Indien wordt afgeweken van de richtlijn dient overleg plaats te vinden met het college van burgemeester en wethouders.

3. Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende richtlijnen vaststellen.

Artikel 8 Doelmatig inzet subsidies

1. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen kan de subsidie in de kosten van onderhoud van monumenten uitsluitend worden verleend indien het monument, waaraan het onderhoud zal geschieden zich in een zodanige bouwkundige staat bevindt of bevond, dat burgemeester en wethouders de te subsidiëren activiteit(en) zinvol achten.

2. Indien een subsidie om redenen genoemd in lid 1 niet zinvol wordt geacht, wordt alvorens een beslissing te nemen de Monumentencommissie gehoord.

 

Artikel 9 Subsidiabele werkzaamheden

De subsidie kan worden verleend in de volgende onderhoudskosten:

1. Herstel en vernieuwen van rieten daken (met daklatten en beperkt herstel van sporen).

2. Herstel van dakvlakken gedekt met pannen, leien, lood, zink of koper, en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen.

3. Herstel van goten in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water.

4. Herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk.

5. Herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen.

6. Herstel van dak-/torenluiken, loopbruggen, het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast.

7. Inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels.

8. Beperkt vervangen of inboeten van natuursteen.

9. Behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters.

10. Herstel, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging.

11. Buitenschilderwerk en binnenschilderwerk wat betreft buitenramen, -kozijnen en - deuren.

12. Beperkt herstel van dragende constructies (ankerbalk-gebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen).

13. herstel van glas-in-lood, aanbrengen beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas.

14. Vervanging of herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde.

15. Het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken.

 

Artikel 10 Subsidiabele kosten

1. Als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van subsidiabel geachte onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in artikel 9, voor zover het betreft:

a. de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

b. de indirecte kosten, dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst;

c. de BTW;

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de arbeid van de aanvrager ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden niet subsidiabel en de met deze arbeid gemoeide materiaalkosten slechts subsidiabel indien deze kosten het bedrag van € 500 (f 1.101,86) te boven gaan, conform het gestelde in artikel 6.

3. Ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten hanteren burgemeester en wethouders criteria, maxima en normbedragen welke overeenkomen met de criteria, maxima en normbedragen zoals deze worden gehanteerd door Gedeputeerde Staten van Gelderland.

 

Artikel 11 Controlemogelijkheid

Degene ten behoeve van wie subsidie is aangevraagd dient een door Burgemeester en wethouders aangewezen deskundige desgewenst de gelegenheid te geven de wijze waarop het onderhoud wordt of is uitgevoerd te controleren.

 

Paragraaf 2 Subsidiebedrag/-percentage

Artikel 12 Percentage en maximum subsidiebedrag onderhoud

De subsidie in de subsidiabele onderhoudskosten, genoemd in artikel 4 bedraagt maximaal 25 % van het totaal van de werkelijk gemaakte door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten tot een bedrag van maximaal € 5.000 (f 11.108,55) per kalenderjaar.

 

Paragraaf 3 De procedure

Artikel 13 De subsidieaanvraag

1. De aanvraag om subsidie geschiedt door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier.

2. De aanvraag wordt door de aanvrager volledig ingevuld en ondertekend en voorzien van bijlagen, zoals aangegeven onder lid 5, ingediend bij Burgemeester en wethouders.

3. De aanvraag dient voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de werkzaamheden uitgevoerd zullen worden, te worden ingediend. Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder worden begonnen, dan nadat het college van Burgemeester en wethouders een subsidiebeschikking heeft afgegeven.

4. Indien na de behandeling van de aanvragen ingediend voor 1 december blijkt dat er nog budget beschikbaar is, kunnen later ingekomen aanvragen op volgorde van binnenkomst worden behandeld.

5. Naast het in het eerste lid genoemde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

a. een recent inspectierapport van de Monumentenwacht of van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders onafhankelijke ter zake van de monumentenzorg deskundige of deskundige instelling of een inspectierapport opgesteld door een deskundige gemeenteambtenaar;

b. een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek, een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting en voor zover van toepassing plan¬en detailtekeningen;

6. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de in het vijfde lid genoemde bescheiden (ook) andere bescheiden moeten worden overlegd.

7. Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste en vijfde lid, alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stellen Burgemeester en wethouders de aanvrager binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid om alsnog binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens te overleggen.

8. Indien toepassing is gegeven aan het zevende lid en de aanvrager niet binnen de in dat lid bedoelde termijn van twee weken de in dat lid bedoelde ontbrekende gegevens heeft overlegd, is de aanvrager niet-ontvankelijk in zijn aanvraag met ingang van de dag

volgend op de laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn.

9. Indien toepassing is gegeven aan het zevende lid en de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders de in het zevende lid bedoelde ontbrekende gegevens in onvoldoende mate heeft overlegd, verklaren zij de aanvrager binnen twee weken na de dag waarop hij die gegevens heeft overlegd niet-ontvankelijk.

10. Een aanvraag is in gediend op de dag waarop deze aanvraag inclusief alle in lid 1 en lid 5 genoemde bescheiden aan burgemeester en wethouders is overlegd.

 

Artikel 14 Advisering aan Burgemeester en wethouders

1. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Monumentencommissie voordat zij beschikken op de aanvraag om subsidie.

De Monumentencommissie kan in een regeling vastleggen over welke onderhoudsaanvragen burgemeester en wethouders kunnen beschikken zonder een advies van de Monumentencommissie. Van deze beschikkingen zal, na het nemen van een beschikking, in de eerstvolgende vergadering van de Monumentencommissie mededeling worden gedaan door de ambtelijk secretaris van de Monumentencommissie.

2. Aanvragen, die tijdig zijn ingediend en ook voor het overige voldoen aan het gestelde in artikel 13, worden behandeld op basis van bouwkundige prioriteit.

3. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen zes weken na ontvangst van het verzoek van Burgemeester en wethouders.

4. Burgemeester en wethouders nemen binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie een beschikking, maar in ieder geval binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

5. Burgemeester en wethouders kunnen hun beschikking eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij aan de aanvrager.

 

Artikel 15 Weigeringsgronden

1. Een verzoek om subsidie kan geweigerd worden op grond van de redenen genoemd in artikel 4:35 van de Awb en voorts ook als:

a. het verzoek niet tijdig is ingediend;

b. het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden van de verordening of de bij de verordening behorende uitvoeringsvoorschriften;

c. er niet voldoende financiële middelen in de Monumentenvoorziening beschikbaar zijn;

d. de kosten van de onderhoudswerkzaamheden niet geacht kunnen worden in een redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

e. met de onderhoudswerkzaamheden is begonnen voordat de eigenaar/bewoner bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

2. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

 

Artikel 16 Voorwaarden subsidieverlening

1. Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van subsidie voorwaarden verbinden.

2. De subsidie wordt in ieder geval verleend onder de voorwaarden dat:

a. binnen 12 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening met het treffen van de onderhoudswerkzaamheden een aanvang wordt gemaakt;

b. de onderhoudswerkzaamheden gereed worden gemeld binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening, maar uiterlijk 6 weken na de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden;

c. aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

- toegang wordt verleend tot het onroerend goed;

- inzage wordt verleend van de op de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

- de op de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

- gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op de onderhoudswerkzaamheden betrekking hebbende gegevens;

3. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij hiertoe een schriftelijk verzoek ontvangen, afwijkingen van de in het tweede lid onder a en b, genoemde termijn toestaan.

Artikel 17 Subsidievaststelling

1. Vaststelling van een op grond van deze verordening verleende subsidie vindt plaats, nadat de in de aanvraag opgenomen onderhoudswerkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld.

2. Bij de gereedmelding dienen de volgende bescheiden te worden overlegd:

a. een gespecificeerde financiële verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten, vergezeld van (afschriften van) rekeningen en betalingsbewijzen;

b. indien de betalingsbewijzen mede betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de aanvrager: een verklaring van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt hoeveel arbeidstijd door dat personeel aan die onderhoudswerkzaamheden is besteed;

3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de in lid 2 bedoelde bescheiden andere bescheiden moeten worden overlegd.

4. Burgemeester en wethouders stellen het subsidiebedrag vast met inachtneming van het gestelde in artikel 4:46 van de Awb.

5. Uitbetaling van het vastgestelde subsidiebedrag verloopt conform het gestelde in artikel 4:52 van de Awb.

 

Artikel 18 Voorschotten

1. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe een schriftelijk verzoek wordt ingediend een voorschot op de subsidie verstrekken.

2. Bij een verzoek om een voorschot dient een verklaring te worden overlegd, waarin de aanvrager verklaart, dat bij de berekening de teveel of ten onrechte ontvangen subsidie zal worden terugbetaald.

3. Het voorschot, dat in termijnen kan worden uitbetaald, zal niet meer bedragen dan 50 van de voorlopig toegekende onderhoudssubsidie.

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het voorschot op een hoger percentage vast te stellen, indien daarvoor naar hun oordeel gegronde redenen aanwezig zijn.

5. Burgemeester en wethouders beschikken binnen 8 weken op een verzoek om een voorschot; zij delen dit schriftelijk mede aan de aanvrager. De termijn kan ten hoogste met 8 weken worden verlengd.

Artikel 19 Intrekken en wijzigen verleende subsidie

Verleende subsidies kunnen conform het gestelde in de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Awb worden gewijzigd of ingetrokken.

 

Hoofdstuk 3 MONUMENTENWACHT

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 20 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn de kosten van:

a. het abonnement op de Monumentenwacht;

b. de jaarlijkse of tweejaarlijkse inspectie door de Monumentenwacht.

 

Artikel 21 Richtlijnen bij subsidieverlening

De subsidie bedoeld in artikel 20 kan alleen worden verleend en vastgesteld indien:

a. een aanvraag om subsidie is ingediend conform de bepalingen in artikel 23 van deze verordening;

b. het abonnement en de inspecties zoals genoemd in artikel 21 onder a en b betrekking hebben op een beschermd gemeentelijk monument.

 

Paragraaf 2 Subsidiebedrag

Artikel 22 Subsidiebedrag kosten Monumentenwacht

De subsidie in de subsidiabele kosten, genoemd in artikel 20 bedraagt 50 % van de genoemde kosten.

 

Paragraaf 3 De procedure

Artikel 23 De subsidieaanvraag

1. De aanvraag om subsidie geschiedt door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier.

2. De aanvraag wordt door de aanvrager volledig ingevuld en ondertekend en voorzien van bijlagen, zoals aangegeven onder lid 4, ingediend bij burgemeester en wethouders.

3. De aanvraag dient binnen 6 weken na ontvangst van de rekening door de eigenaar voor de bedoelde kosten in artikel 20 te worden ingediend.

4. Naast het in het eerste lid genoemde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten de (afschriften van) rekeningen en betalingsbewijzen van de werkelijk gemaakte kosten en bij een inspectie een kopie van het inspectierapport van de Monumentenwacht.

5. Voor het overige is het gestelde in artikel 13, onder lid 7, 8, 9 en 10 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 24 De beschikking

1. Aanvragen, die tijdig zijn ingediend en ook voor het overige voldoen aan het gestelde in artikel 23, worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

2. Burgemeester en wethouders nemen binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

 

Artikel 25 Weigeringsgronden

Het gestelde in artikel 15 is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 15, eerste lid onder e.

 

Artikel 26 Subsidievaststelling

1. Burgemeester en wethouders stellen het subsidiebedrag vast met inachtneming van het gestelde in artikel 4:46 van de Awb.

2. Uitbetaling van het vastgestelde subsidiebedrag verloopt conform het gestelde in artikel 4:52 van de Awb.

 

Hoofdstuk 4 RESTAURATIE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 27 Subsidiabele restauratiekosten Subsidiabele restauratiekosten zijn:

1. Kosten die, met inachtneming van het tweede tot en met zesde lid van artikel 16 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997, en Bijlage 2 bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregels onderhoud en restauratie monumenten (van Staatssecretaris van Onderwijs, cultuur en Wetenschappen), naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om de onderdelen van een beschermd gemeentelijk monument, die monumentale waarde bezitten ter herstellen of te conserveren; hierbij wordt voor 'Onze Minister' het college van burgemeester en wethouders' gelezen.

2. Kosten ten behoeve van een haalbaarheidsonderzoek ter voorbereiding van een mogelijke restauratie van een beschermd gemeentelijk monument.

 

Artikel 28 Voorbehoud

In de kosten van restauratie wordt geen subsidie verstrekt voor zover deze kosten:

1. Op grond van verzekeringsovereenkomsten gedekt zijn.

2. Op grond van enige andere regeling worden gedekt door een bijdrage van overheidswege.

 

Artikel 29 Beperkingen subsidieverlening

De subsidie bedoeld in artikel 27 kan slechts een keer per 50 jaar voor eenzelfde monument verstrekt worden.

 

Artikel 30 Richtlijnen bij subsidieverlening

Het gestelde in artikel 7 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op restauraties.

 

Artikel 31 Doelmatige inzet subsidies

Het gestelde in artikel 8 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op restauraties.

 

Artikel 32 Subsidiabele kosten

1. Als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van subsidiabel geachte restauratiekosten als bedoeld in artikel 27, voor zover het betreft:

a. de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

b. de indirecte kosten, dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst;

c. de BTW;

2. Ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten hanteren burgemeester en wethouders criteria, maxima en normbedragen welke overeenkomen met de criteria, maxima en normbedragen zoals deze worden gehanteerd door Gedeputeerde Staten van Gelderland.

 

Artikel 33 Controlemogelijkheid

Het gestelde in artikel 11 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op restauraties.

 

Paragraaf 2 Subsidiebedrag/percentage

Artikel 34 Percentage en maximum subsidiebedrag restauratie en haalbaarheidsonderzoek

1. De subsidie in de subsidiabele kosten van de restauratie, genoemd in artikel 27 eerste lid, bedraagt maximaal 25 % van de subsidiabel geachte kosten tot een maximum van € 25.000,-- (f 55.092,75) per monument.

2. De subsidie in de kosten van een haalbaarheidsonderzoek ten behoeve van een restauratie, genoemd in artikel 27 tweede lid, bedraagt maximaal 50 % van de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten tot een maximum van € 5.000,-- (f 11.018,55) per onderzoek.

 

Paragraaf 3 De procedure

Artikel 35 De procedure

Het gestelde in paragraaf 3 van Hoofdstuk 2 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op restauraties en haalbaarheidonderzoeken, met dien verstande dat voor Monumentenvoorziening Restauratievoorziening gelezen dient te worden en met uitzondering van artikel 14 lid 1a.

Paragraaf 4 Onderhoud

Artikel 36 Onderhoud

De eigenaar is verplicht na afloop van de restauratie het beschermd gemeentelijk monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de restauratie is gebracht.

Artikel 37 Overdracht monument

Indien de eigenaar zijn recht op het beschermd gemeentelijk monument ten behoeve waarvan restauratiesubsidie is verstrekt, overdraagt, is hij gehouden ten behoeve van het College van burgemeester en wethouders van zijn rechtsopvolger te bedingen dat deze de verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens deze verordening zal nakomen.

Hoofdstuk 5 ARCHEOLOGIE

Dit hoofdstuk zal later worden ingevoegd en vastgesteld.

Hoofdstuk 6 BIJZONDERE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 38 Bijzondere bepalingen

1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen en op schriftelijk verzoek:

a. ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze verordening;

b. bijzondere voorschriften stellen;

2. Burgemeester en wethouders doen dit niet dan nadat de Monumentencommissie hierover is gehoord.

Artikel 39 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de bekendmaking, tenzij er hierover een referendum zal worden gehouden.

2. Op dat tijdstip vervallen de volgende verordeningen:

a Verordening bijdragen in onderhoudskosten gemeentelijke monumenten, van de voormalige gemeenteraad van Dodewaard, d.d. 25 januari 1994;

b. Verordening subsidiëring onderhoud gemeentelijke monumenten gemeente Echteld 1997, van de voormalige gemeenteraad van Echteld, d.d. 30 oktober 1997;

c. Verordening subsidiëring onderhoud gemeentelijke monumenten gemeente Kesteren 1998, van de voormalige gemeenteraad van Kesteren, d.d. 25 juni 1998;

3. Aanvragen om subsidie als bedoeld in de in het tweede lid genoemde vervallen verordeningen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van de in het tweede lid genoemde verordeningen.

 

Artikel 40 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening gemeentelijke monumenten.

 

Ondertekening

Besloten in de raadsvergadering van 2 januari 2002, De secretaris, N.A. de Groot de voorzitter, H.L. van der Wende