Regeling vervallen per 01-05-2015

Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers gemeente Neder-Betuwe

Geldend van 01-05-2015 t/m 30-04-2015

Intitulé

Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers gemeente Neder-Betuwe

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

 

gezien het voorstel van het college;

 

gelet op artikel 18 van de Wet inburgering nieuwkomers;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende: Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet inburgering nieuwkomers (WIN);

b. WWB: de Wet werk en bijstand;

c. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe;

d. nieuwkomer: een persoon als genoemd in artikel 1, aanhef en onder a van de wet;

e. bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB;

f. boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet;

g. maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB.

Artikel 2 Het opleggen van een boete

1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college in strijd met de artikelen 2, 4, vierde lid, 8, eerste volzin, 9, eerste lid, 10, derde lid, of 12, eerste lid, van de wet handelt, legt het college ter zake van de overtreding aan de nieuwkomer een boete op.

2. Een boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de nieuwkomer verkeert.

Artikel 3 Horen van belanghebbende

1. Voordat een boete wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

c. belanghebbende eerder te kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op het geven van zijn zienswijze.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een boete

In het besluit tot het opleggen van een boete worden in ieder geval vermeld: de reden van de boete, de hoogte van de boete, de termijn waarbinnen de boete moet worden betaald, een aanduiding van de plaats waar en van het tijdstip waarop de overtreding is begaan en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardboete.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een boete

1. Het college ziet af van het opleggen van een boete indien:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

b. de overtreding meer dan twee jaar vóór constatering van die overtreding door het college heeft plaatsgevonden.

2. Het college kan afzien van het opleggen van een boete indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

3. Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Samenloop met een maatregel volgens de WWB

Het opleggen van een boete blijft achterwege, indien voor dezelfde gedraging de bijstand is verlaagd als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB.

Artikel 7 Hoogte van de boete

1. De boete bedraagt 20% van de bijstandsnorm die voor de nieuwkomer geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

2. Indien de nieuwkomer zich binnen twaalf maanden nadat hem ter zake van een overtreding een boete is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een overtreding, bedraagt de boete 40% van de in het eerste lid bedoelde bijstandsnorm.

Hoofdstuk 2 Slotbepalingen

Artikel 8 Interne richtlijnen

Over alle genoemde onderwerpen in deze verordening kan in interne richtlijnen een nader regeling plaatsvinden. Deze interne richtlijnen worden vastgesteld door het college.

Artikel 9 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

1. In geval van wetswijzigingen die gevolgen hebben voor deze verordening is het college bevoegd om vooruitlopend op de formele wijziging van de verordening te beslissen overeenkomstig de wetswijziging.

2. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers”.

3. Deze verordening treedt, met toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet, in werking na verloop van zes weken na de datum van bekendmaking, ofwel met ingang van 1 januari 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 oktober 2004.
De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,
A. J. D. Fukkink ir. A.P. Heidema Raadsbesluit Datum besluit: 28 oktober 2004 De raad van de gemeente Neder-Betuwe; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 21 september ’04; gelet op het bepaalde in: artikel 18 van de Wet inburgering nieuwkomers;
overwegende dat het noodzakelijk is het opleggen van een boete wegens een overtreding van de verplichtingen die voor Nieuwkomers zijn verbonden aan het volgen van een inburgeringstraject op grond van de WIN bij verordening te regelen; B E S L U I T : 1. vast te stellen de Verordening boete Wet inburgering nieuwkomers gemeente Neder-Betuwe Besloten in de raadsvergadering van 28 oktober 2004,
de griffier,
A.J.D. Fukkink
de voorzitter
ir. A.P. Heidema

Nota-toelichting Algemene toelichting

Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers

Op 1 januari 2004 zijn de Wet werk en bijstand (WWB) en de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Invoeringswet WWB) in werking getreden. Via artikel 47 van de invoeringswet WWB wordt artikel 18 van de WIN gewijzigd. Op grond van artikel 18, zevende lid WIN zijn gemeenten sinds de invoering van de WWB gehouden om een verordening op te stellen waarin nadere regels worden gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die wordt opgelegd aan nieuwkomers bij een overtreding van de verplichtingen op basis van de WIN. Deze verordening vervangt de algemene maatregel van bestuur met nadere regels over de hoogte van de boete bij overtreding van de verplichtingen die voor nieuwkomers zijn verbonden aan het volgen van een inburgeringstraject op grond van de WIN.

 

In het besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de WWB en de invoeringswet WWB is geregeld dat artikel 47 van de invoeringswet WWB in werking treedt op 1 januari 2005. Echter op grond van de invoeringsregeling WWB is het mogelijk de genoemde verordening op basis van de WIN eerder vast te stellen en in werking te laten treden. De huidige algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 18, zevende lid WIN blijft van kracht tot het moment dat de verordening boete Wet inburgering nieuwkomers in werking treedt.

 

Geen materiële wijziging

 

Deze verordening beoogt geen materiële wijziging ten opzichte van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 18, zevende lid WIN (het Boetebesluit WIN.) De boete blijft 20% van de bijstandsnorm. Alleen vormt, vanaf de datum van inwerkingtreding de verordening boete Wet inburgering nieuwkomers de formele grondslag voor de bepaling van de hoogte van de boete.

Dat betekent dat ook geen bijzondere overgangsregelingen getroffen behoeven te worden, omdat nieuwkomers als gevolg van deze verordening materieel niet in een nadeliger positie komen te verkeren.

 

Relatie met het maatregelenbeleid WWB

 

Deze verordening met nadere regels over de hoogte van de boete op grond van de WIN moet worden onderscheiden van de verordening met regels over het verlagen van de bijstand en de langdurigheidstoeslag die wordt voorgeschreven in artikel 8, eerste lid onder b van de WWB. De sancties op basis van de WIN verschillen tenslotte van karakter met de sancties die kunnen worden opgelegd op grond van de WWB (boete in plaats van een verlaging van de uitkering) en hebben betrekking op een gedeeltelijk andere doelgroep.

 

Voor zover het gaat om nieuwkomers die bijstand ontvangen, blijft een boete achterwege als voor dezelfde gedraging een maatregel, in de vorm van een verlaging van de bijstand, is opgelegd op grond van de maatregelenverordening op grond van de WWB (anti-cumulatiebeding). Daarbij is van belang dat het volgen van een inburgeringsprogramma als verplichting aan de bijstand is verbonden geïntegreerd in een traject. De rechtsgelijkheid blijkt hierbij uit het opleggen van een identieke sanctie (20% van de bijstandsnorm) bij het niet volgen van het (inburgerings)traject in zowel de maatregelenverordening WWB als deze verordening boete WIN.Artikelgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsomschrijving

De begrippen in deze verordening hebben dezelfde betekenis als in de WIN.

Het begrip bijstandsnorm, waaraan de hoogte van de boete is gerelateerd, is ontleend aan de WWB. Het is het normbedrag per maand waarop krachtens de WWB aanspraak gemaakt kan worden als men over onvoldoende middelen beschikt om te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De hoogte van het bedrag is onder meer afhankelijk van de woon- en leefsituatie.

 

Ook het begrip maatregel is aan de WWB ontleend. Een maatregel wordt toegepast als een bijstandsgerechtigde de aan de bijstand verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt. Een maatregel bestaat uit een tijdelijke verlaging van de bijstand. Het gemeentelijk maatregelenbeleid in het kader van de WWB is uitgewerkt in de maatregelenverordening.

In de verordening wordt het begrip ‘belanghebbende’ gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht omschreven als ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.

 

Artikel 2. Het opleggen van een boete

Eerste lid

In de WIN zijn de volgende verplichtingen voor de nieuwkomer vastgelegd:

1. Iedere nieuwkomer meldt zich op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen wijze bij een door dit college aangewezen instantie voor het houden van een inburgeringsonderzoek. Hij meldt zich met een door hem ingevuld aanmeldingsformulier binnen een periode van zes weken na vertrek uit het opvangcentrum, na ontvangst van de beschikking tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of na aangifte van verblijf en adres (afhankelijk van de situatie) (artikel 2);

2. De nieuwkomer verleent zijn medewerking aan het inburgeringsonderzoek. (artikel 4, vierde lid);

3. Binnen een door het college te bepalen termijn na de bekendmaking van het voor hem vastgestelde inburgeringsprogramma, laat de nieuwkomer zich voor het volgen van het educatieve programma inschrijven bij een instelling (artikel 8, eerste volzin);

4. De deelnemer is aanwezig bij alle onderdelen van het voor hem vastgestelde educatieve programma (artikel 9, eerste lid);

5. Indien de deelnemer daartoe de gelegenheid is gegeven, legt hij de toets af (artikel 10, derde lid);

6. De nieuwkomer verleent zijn medewerking aan de in artikel 6, eerste lid, onder b en c van de WIN bedoelde onderdelen van het voor hem vastgestelde inburgeringsprogramma (artikel 12, eerste lid).

Indien de nieuwkomer zich niet aan deze verplichtingen houdt, wordt een boete opgelegd.

 

Tweede lid

Het college dient een op te leggen boete af te stemmen op de individuele omstandigheden van de belanghebbende en de mate van verwijtbaarheid. Deze bepaling brengt met zich mee dat bij elke op te leggen boete zal moeten worden nagegaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken nieuwkomer afwijking van de hoogte van de standaardboete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen.

Dit betekent dat bij het beoordelen of een boete moet worden opgelegd, en zo ja welke, telkens de volgende drie stappen moeten worden doorlopen:

- Stap 1: vaststellen van de ernst van de overtreding;

- Stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid;

- Stap 3: vaststellen van de omstandigheden van de nieuwkomer.

 

De ernst van de overtreding komt tot uitdrukking in het standaardpercentage op basis waarvan de boete wordt berekend. Wat betreft de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5.

Matiging van de opgelegde boete wegens persoonlijke omstandigheden kan bijvoorbeeld in de volgende gevallen aan de orde zijn:

- bijzondere financiële omstandigheden van de nieuwkomer, zoals bijvoorbeeld hoge woonlasten of andere vaste lasten of uitgaven van bijzondere aard waarvoor geen financiële tegemoetkoming mogelijk is;

- sociale omstandigheden, gezinnen met kinderen bijvoorbeeld.

 

Artikel 3. Horen van belanghebbende

Op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht is in een aantal gevallen het horen van de belanghebbende bij de voorbereiding van beschikkingen verplicht. In dit artikel wordt het horen van de belanghebbende voordat tot een boete wordt besloten in beginsel voorgeschreven.

 

Het tweede lid bevat in de onderdelen a en b een aantal uitzonderingen in de hoorplicht dat ook is vernoemd in artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Met de uitzondering dat van horen kan worden afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet zal zeer terughoudend dienen te worden omgegaan.

In het tweede lid, onderdeel c, wordt benoemd dat van het horen kan worden afgezien in situaties waarin belanghebbende nadere informatie is gevraagd en hij die niet heeft gegeven. Ervan uitgegaan mag worden dat hij zijn zienswijze ook niet zal geven over de te besluiten verlaging.

 

Een nadrukkelijke opname in deze verordening beoogt te komen tot zorgvuldige besluitvorming waarvan een belangenafweging wordt gedaan tussen het belang van belanghebbende en het belang van de gemeente om naleving te verlangen van de opgelegde verplichtingen.

Horen impliceert niet automatisch dat een mondeling contact met belanghebbende plaatsvindt. In veel situaties kan het de voorkeur genieten om belanghebbende schriftelijk in de gelegenheid stellen zijn zienswijze op het voornemen tot verlaging van de uitkering kenbaar te laten maken. Deze voorkeur wordt ingegeven vanwege de vastlegging en de praktische invulling. Dat geldt vanzelfsprekend niet voor situaties waarin hierover al mondeling contact met belanghebbende is geweest. Tijdens dat mondelinge contact kan aan hem zijn zienswijze worden gevraagd over de te besluiten verlaging van de bijstand.

Zowel in de rapportage als in het besluit dient aandacht te worden besteed aan het feit of belanghebbende van de mogelijkheid zijn zienswijze kenbaar te maken gebruik heeft gemaakt en, zo ja, op welke wijze diens zienswijze in de besluitvorming is betrokken.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een boete

Indien wordt besloten tot het opleggen van een boete, dient een besluit aan de belanghebbende te worden gestuurd. In artikel 18, derde lid is opgenomen wat in ieder geval in deze beschikking moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dan met name uit het motiveringsbeginsel. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in dat een besluit kenbaar is gemaakt en van een deugdelijke motivering wordt voorzien.

Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel

Eerste lid

Indien de overtreding te lang geleden heeft plaatsgevonden is deze verjaard. In artikel 18, zesde lid, is geregeld dat de bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt twee jaar nadat de overtreding is begaan.

 

Tweede lid

Hierin wordt geregeld dat afgezien kan worden van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen zijn. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan dus niet op voorhand worden vastgelegd.

 

Derde lid

Het doen van een schriftelijke mededeling dat wordt afgezien van het opleggen van een boete wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.

 

Artikel 6. Samenloop met een maatregel volgens de WWB

Voor zover het gaat om nieuwkomers die bijstand ontvangen, blijft een boete achterwege als voor dezelfde gedraging een maatregel, in de vorm van een verlaging van de bijstand, is opgelegd op grond van de maatregelenverordening op grond van de WWB (anti-cumulatiebeding). Daarbij is van belang dat het volgen van een inburgeringsprogramma als verplichting aan de bijstand is verbonden geïntegreerd in een traject. Dit komt voort uit artikel 18, vijfde lid van de WIN.

 

Artikel 7. Hoogte van de boete

Zoals in het algemene deel van de toelichting is verwoord, beoogt deze verordening geen wijziging te brengen in het materiële recht. In deze bepaling is dan ook vastgelegd dat de hoogte van de boete, net als in het Boetebesluit WIN, 20% van de bijstandsnorm bedraagt.

In het tweede lid is geregeld dat bij recidive de boete 40% van de bijstandsnorm bedraagt. Dit is aan de orde als binnen een termijn van twaalf maanden nadat de nieuwkomer een eerste overtreding heeft begaan opnieuw een overtreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening wordt begaan. Dit hoeft dus niet dezelfde overtreding te zijn zodat ook sprake is van recidive indien eerst de nieuwkomer onvoldoende meewerkt aan het inburgeringsonderzoek en vervolgens binnen een termijn van 12 maanden verwijtbaar veelvuldig afwezig is tijdens het educatieve programma. Indien de eerste overtreding wegens dringende redenen niet is gesanctioneerd middels een boete en binnen 12 maanden opnieuw een overtreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening wordt gepleegd is eveneens sprake van recidive.

Op basis van deze bepaling kan een recidiveboete slechts één keer worden toegepast. Indien belanghebbende na een tweede overtreding wederom een overtreding pleegt, zal de hoogte en de duur van de boete individueel moeten worden vastgesteld, waarbij gekeken moet worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de betrokkene.